Binnenland. Benoeming-en, enz. onder het bereik der strafwet, ingevolge art. 423, 'twelk gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar, benevens boete en verbeurdverklaring bedreigt tegen bedrog in de soort van eenige waar of koopmanschap. Ons volk is, wij weten het, in zulke gevallen niet spoedig tot eene aanklacht gezind; maar ervaart men zulk bedrog, dan zal het wel voldoende zijn als men den verkooper de vraag stelt, of hij in zijn leverancier wel volkomen vertrouwen kan stellen. Zoodoende waarschuwt men zonder iemand te beleedigen. De werkkring van den Staat behoeft waarlijk niet uit gebreid, het aantal ambtenaren niet vermeerderd te worden. Veeleer moeten wij trachten beide te beperken. Alleen daar, waar de krachten der ingezetenen te kort schieten om het noodzakelijke te doen of het schadelijke te weren, mogen wij zijne tusschenkomst wenschelijk achten. Om de vervalsching van levensmiddelen te beletten is die tusschenkomst vooralsnog niet noodig, onze regeering heeft dringender zaken te behartigen. HELDEE en NIEUWEDIEP, 21 Januarij. Volgens een bij het departement van Marine ingekomen berigt is het schroefstoomschip Citadel van Antwerpen, onder bevel van den kapt.-luit. ter zee J. W. Binkes, na den 15 Oct. jl. deze reede te hebben verlaten, den 9 Dec. in de Tafelbaai (Kaap de Goede Hoop) aangekomen en zou den 27 Dec. vandaar de reis naar Batavia voortzetten. Aan boord was alles wel. Wij vestigen de aandacht onzer lezers op de weerkundige waarnemingen, hierachter voorkomende, waarin de barometer stand voorzeker opmerking verdient. Met genoegen vernemen wij, dat het stafmuziekcorps der Marine en eenige HH. artisten en dilettanten geheel belangeloos de voorstelling van Olympia op 5 Febr. met muziekuitvoeringen zullen opluisteren. De rederijkerskamer „Kunst kweekt Kennis," te Zijpe, gaf jl. Woensdag en Vrijdag avond ten huize van den logementhouder S. de Wit, aan de Schagerbrug, eene voorstelling ten voordeele van de wed. J. Visser en hare 7 kinderen, wier echtgenoot in den avond van den 5 Nov. 11. op eene noodlottige wijze is omgekomen, waarvan destijds in deze courant melding is gemaakt. Van het opgevoerde tooneelstuk „Henri Burton" werden alle rollen zeer verdienstelijk uitgevoerd. Ook het nastukje „Joost Uilenspiegel" voldeed uitmuntend. Blijkbaar hadden alle leden er zich op toegelegd, het publiek, dat zeer talrijk was opgekomen, genotrijke avonden te verschaffen, waarvoor hun dan ook bij monde van den heer burgemeester de dank der vergadering werd gebragt. Ook bedankte hij namens de wed. J. Visser, voor de gehoudene voorstellingen, waarvan de opbrengst haar in hare behoeftige omstandigheden zoo zeer te stade zal komen. De zuivere opbrengst nog niet bekend zijnde, zal later worden berigt. Eenige dagen geleden is de heer A. van Maurik, pred. te Alkmaar, namens een groot aantal predikanten en sommige ouderlingen eene fraaije marmeren pendule aan geboden door een daartoe benoemde commissie, bestaande uit de predikanten W. Jelgersma, A. C. Calkoen, en den ouderling E. C. Sloos, als blijk van waardeering der diensten, door den heer van Maurik aan de classis van Alkmaar bewezen gedurende de drie-en-twintig jaren, die hij als scriba der classis werkzaam geweest is, welke be trekking hij met 1 Jan. dezes jaars nedergelegd heeft. een provincie. Thans was hij een groot man geworden. Wave hij een even geslepen politicus geweest als een geschikt partijaauvoerdev, dan had hij slechts diplomatieke onderhandelingen met een van de vorsten, die de heerschappij over Habesch deelden, behoeven aan te knoopen, dien eenen behoeven te erkennen om wederkeerig erkend te worden en diens ganschen aanhang had hij zich als vrienden verworven, terwijl hij tegenover de andere vorsten gerust kou voort gaan als rebel te ageeren. Zoo hadden ook de andere rebellen gedaan en zoo waren zij regeerders geworden over. provinciën, waarin zij zich langer of korter, handhaafden. Maar Aba Kaissi was geen diplomaat. Hij was te veel bezield met den geest van Ismaël. Zijn hand was tegen ieder opgeheven en ieders hand tegen hem. Hij was zoowel de vijand van Kassa, den vorst van Eigré, als van Woronija, den beheerscher van Amhara. In plaats van schildknaap van den machtigen Kassa te worden, beoorloogde hij niet slechts dezen machtigen vorst, maar evenzeer zijne vijanden, waardoor hij zichzelve dan ook roekeloos in de gevaarlijke stelling bracht van beide partijen zich tot vijanden te maken. In een open veldslag werd hij steeds altijd verslagen. Maar in kleine gflerilla-oorlogeu verhief hij zich telkens weder door onverhoedsche nachtelijke aanvallen, door onverwacht in het land zijner vijanden te vallen, door verschalking, hinderlagen, verraad. Voor zulk een oorlogvoeren was hij geboren, maar niet voor een mannelijken, openlijken strijd. Bewonderingswaardig was zijn buitengewone veer kracht, waarmede hij zich na eiken geleden nederlaag weder wist te verheffen. Hij zou (altijd zooals men mij vertelde) wel achttien malen ver slagen zijn geweest, dat wil zeggen, dat zijn leger vernietigd en verstrooid zou zijn geworden, terwijl hij zelf met weinigen zijner getrouwen zich door de vlucht in de woestijn redde. Zijne vijanden verkeerden dan in den waan, dat Aba Kaissi nu geheel onderdrukt en machteloos was geworden. Maar nauwelijks was een maand voorbijgegaan of Aba Kaissi stond weer met een even machtig leger als vroeger gereed. Zoolang hij zijne provincie niet verloren had, vond hij steeds een toevluchtsoord, proviand, ammunitie, zelfs menschen, die hij in geval van noodzakelijkheid voor zijn leger preste. Hit was evenwel zelden noodig, want aan gelukzoekers ontbreekt het nimmer, die, aangelokt door het lustige rooversleven, dat men onder zijne aanvoering leidde, zich dan ook in menigte onder zijne vanen plaatsten. He boereu in de provincie, waarover hij het gebied voerde, hadden het zeer slecht; zij werden als citroenen uitgeperst. En nogthans waren zij hem getrouw. Zoo dikwijls een vijand de provincie indrong, vond hij niets te eten. Het vee was weggedreven, de zolder leeg, de meevaten beschimmeld, zoodat de honger hem weder spoedig deed optrekken. Het is natuurlijk dat vrees de eenige beweegreden was van deze schijnbare trouw. Bij sommigen ook eigenbelang, want de krachtige jongman Tusschen Zandpoort en Velzen is gisteren nacht eene groote hoeveelheid sneeuw gevallen. Te Leiden neemt de dronkenschap onder de vrouwen hand over hand toe; de vrouwen behooren niet tot de laagste klasse, maar tot de kleine burgerij. De bekende J. de Jong bevindt zich thans in gezelschap van twee gevangenen en schijnt daar bijzonder meê in zijn schik te zijn. Hij is echter niet tevreden met den kost, ofschoon die, naar men verneemt, betrekkelijk zeer goed is. Vroeger hield hij zich bezig met het plakken van papieren zakjes; thans brengt hij zijn tijd door met het snijden van tabak. Bij voortduring blijft hij de misdaad ontkennen;, aan ieder, die hem bezoekt, vertelt hij, dat hij onschuldig lijdt. (Vad.) In een tuin te 's Hage is een nest met jonge musschen ontdekt. De ouden waren dood op hun gemak bezig de diertjes te voeden. Jl. Vrijdagavond had bij IJsselstein een ongeluk plaats dat Utrecht van vele geachte stadgenooten had kunnen berooven, maar ten slotte toch nog beter afliep dan eerst te verwachten was. Een gedeelte van het symfonie-orkest, onder directie van den heer Coenen, zou te IJsselstein eene uitvoering geven. Men begaf zich daartoe in twee rijtuigen derwaarts. 't Zij door onvoorzigtigheid van den voerman, 't zij door andere oorzaken, raakte een dezer rijtuigen van den weg af, reed een tamelijk eind door het gras tot op den kant van het water, en kantelde daar om, zoodat het geheele gesloten rijtuig met de wielen omhoog in de rivier lag. Dat het benaauwd was onder de over elkander buitelende kunstenaars, kan men begrijpen; spoedig hadden echter, deze met een vioolkist, andereu met hunne handen, de ramen van de portieren stuk geslagen, en kwamen allen, met behulp van de in het tweede rijtuig zittenden, aan land. Maar aan de overzijde der rivier, was op verren afstand geen woning te zien en geen hulp te bekomen, ofschoon die zeer noodig was, daar 6 van de 10 in het rijtuig zittenden, verschillende meer of minder gevaarlijke wonden aan de handen hadden bekomen met het openslaan van de portieren en het grijpen aan de scherven, teneinde zich uit het rijtuig te werken. Doornat en bibberend van de koude, stond men daar. Er was niets op, dan de naaste boerenwoning op te zoeken, waar de bewoners met alle liefde deden wat ze konden, om althans wat te helpen. Er werd een groot vuur aangelegd, en een chirurgijn uit IJsselstein, inmiddels geroepen, verschafte de eerste noodige hulp. Dat van het concert geven niets kwam, spreekt van zelf, en zullen de IJsselsteiners, al was het hun eene teleur stelling, zeker zeer gaarne ten goede houden. In het rijtuig wilde niemand weer, en daarom begaf men zich met de IJsselsteinsche schuit naar Utrecht, vanwaar met rijtuigen, door de zorg van den heer Coenen, aan wiens welwillende ijverige hulpvaardigheid alle hulde wordt gebragt, ieder naar zijne respective woning werd gebragt, daar niemand zich op straat kon vertoonen, betnodderd en beslijkt als men was niet alleen, maar beroofd tevens van hoofddeksels, enz. Het ergste is, dat sommigen hunne instrumenten bij deze gelegenheid verloren hebben.' Naar men verneemt, is de toestand van allen, die in het ongeluk deelden, op 't oogenblik zeer bevredigend. (U.D.) Naar de Dortsche Crt. verzekert, zal het Nederlandsche hof geen rouw aannemen, wegens den dood van den ex-Keizer Napoleon III, met het oog op het feit, dat dit indertijd ook niet is geschied bij het overlijden van Koning Lodewijk Philips. ontdekte spoedig, dat het voor hem veel voordeeliger was met Aba Kaissi de bewoners van naburige gewesten uit te plunderen, dan door hem en de zijnen te huis hard werkende uitgeplunderd te worden. Velen verlieten huis en hof en werden rooversoldaten. Vele aneodoten worden van Aba Kaissi verhaald. He volgende is zeer karakteristiek wat de toestanden in Abessiuië betreft. Gelijk alle Abessiniërs zoo is ook Aba Kaissi een streng vormlijk geloovig Christen, zoodat hij soms behoefte schijnt te gevoelen zich vroom te toonen en de absolutie voor zijne vele zonden te gaan vragen. Op zekeren dag scheen deze behoefte zoo sterk bij hein geworden te zijn, dat hij zich midden ip het gebied van zijn vijand begaf, namelijk: naar Axum, de kerkelijke hoofdstad van Habesch, die voor het grootste gedeelte door geestelijken wordt bewoond, waar van sommigen in een zeer hoog, ja in een bijgeloovig aanzien staan. Bij zulk een geestelijke nu wilde hij absolutie van zijne vele zonden gaan halen. Met weinigen zijner getrouwe aanhangers en zoo goed en kwaad dit gaan kon, in het strengste incognito, komt hij te Axum aan. He weg derwaarts was natuurlijk voor hem een weg vol gevaren. Maar eenmaal te Axum aangekomen zijnde, waagde hij niets meer. Axum is een geheiligde vrijstad, alwaar niemand vervolgd mag worden. Hij verscheen bij den geestelijke en biechtte. Toen deze uit zijn mond het euorme zondenregister vernam, weigerde hij hem aanvankelijk de absolutie te verleenen. In de Koptiseh-Abessinjsche kerk intusschen heerscht het sckooue gebruik, dat inen de absolutie koopen kan. Hit heeft zich in die kerk als een recht van gewoonte gevestigd, zoodat dan ook iedere zonde haar bepaalden prijs heeft. Een moord is zeer duur. Voor diefstal betaalt men naar gelang van de gestolene som. In den regel neemt men het derde gedeelte als losprijs aan; en dan mag de dief het overige behouden zonder dat zijn geweten zich er bezwaard over behoeft te gevoelen. Be vrome dieven gaan daarom dan ook na volbrachten diefstal terstond naar den biechtvader en koopen zich het recht, twee derde van het gestolene als hun rechtmatig verkregen eigendom te kunnen be houden. Aba Kaissi nu had zooveel menschen beroofd en vermoord, dat de geestelijke volgens de stem van zijn geweten zich gedrongen gevoelde een zeer hooge som als prijs voor de absolutie te mogen eischen. Er werd gehandeld, er werd geknibbeld, zooals het altijd in zulke gevallen de gewoonte is. Eindelijk kwam men overeen en voor duizend Maria-Theresia-thalers zou Aba Kaissi de absolutie deelachtig worden. Een geringe som in vergelijking met de menigte van zonden, die door Aba Kaissi bedreven waren gewordenmaar toch een aardig sommetje voor den priester, wien het slechts een paar woorden behoefde te kosten. Be rebel had het geld niet bij zich, maar gaf een briefje voor die som en de priester ver trouwde de „eerlijkheid" van den bandiet. Ten slotte kwam Aba Kaissi nog met een kleine privaat-zonde voor den dag. (Slot volgt.) Een panische schrik vloog dezer dagen door de gemeente Ililvarenbeek bij het vernemen, dat bij den land bouwer G. Bekkers met krijt op de schuurdeur was geschreven: „Het zal wel branden; als u morgen voor twaalf uur geen vijftig gulden aan den molen legt, zal uw huis worden afgestookt." Door de ijverige bemoeijingen van den veld wachter bleek het, dat de schuldige een jongen van acht jaar was. De Arnli. Crt. wil de lijfstraffen voor het krijgsvolk te lande en te water afgeschaft hebben. Een strafcorps, gelijk dat ten onzent voor het krijgsvolk te lande bestaat, waarbij de stok als laatste middel op den onhandelbaren soldaat wordt aangewend, werkt onzedelijk. Militairen, die dit middel noodig hebben, behooren weggejaagd te worden. Stokslagen zijn het zekerste middel om iemand de achting voor zich zeiven te doen verliezen. Daarom is het zeer te betreuren, dat op onze vloot geen waarborg tegen lijfstraf bestaat. Alles hangt af van den willekeur des bevelhebber. De mogelijkheid van lijfstraf werkt reeds ongunstig. De ervaring bewijst, dat onze zeelieden te veel eergevoel hebben, dan dat zij niet iets zeer vernederends „in de afstraffing» zouden zien. Zware misdaden, zelfmoord komen somtijds voor, omdat zij lange gevangenisstraf of den dood boven die vernedering verkiezen. Te Wognum zijn twee personen gearresteerd, die zich dezer dagen schuldig hadden gemaakt aan het stelen van een schaap uit de weide. Zekere H. B., te Peize, had een pistool met kruid en hagel geladen én eenige keeren moeite gedaan om het af te schieten, doch vruchteloos. Hij legde daarop het pistool, waarschijnlijk met den haan overgehaald, in eene vensterbank neer, maar naauwelijks had hij het neergelegd, of het schot vloog af en trof zijne vrouw, die op dat oogenblik de hand voor het hoofd hield, in de hand, in het voorhoofd, in den neus, in de oogen en in de wangen, zoodat alles een en al bloed was, Men heeft dadelijk geneeskundige liulpifigeroepen, en men hoopt de vrouw nog te behouden. Men schrijft uit Drenthe o. a. aan het U. D. „Onze tuiniers doen, alsof wij in Maart waren en de spinazie kijkt al uit den grond. Dieren, die om dezen tijd in de diepte schuilen, laten zich gedurig zien, nieuwsgierig als ze zijn naar de dingen, die daar boven geschieden. Er zijn reeds aardappelen gepoot, maar wat die nog te verduren kunnen hebben, behoort tot de onbekende dingen. De verveeners en turfverkoopers knijpen de oogen digt, als zij een goudsbloem in bloei zien, of een knaap zien loopen met een meibloempje. Ér is in den afgeloopen zomer veel turf gemaakt en de afzet was tamelijk goed, maar de kans op veel vraag in het voorjaar, die zoo welkom zou wezen, kan wel niet eens aan de hoop beantwoorden." Op klaarlichten dag zijn dezer dagen te Meppel, bi een stalhouder, de staarten van éen zestal der schoonste paarden, aan bewoners van omliggende gemeenten toebe* hoorende, tijdens de markt in vollen gang was, totaal afgesneden, zoodat sommigen dezer dieren aan bloeding onderhevig waren. Berigten uit Batavia, dd. 12 dezer, luiden „De toestand der openbare gezondheid, welke hier ter stede en in de meeste plaatsen van Java op dit oogenblik voldoende is, boezemt te Samarang bezorgdheid in. Et heerscht daar ter plaatse eene epidemische koorts, veel overeenkomst hebbende met die, welke in den laatsten tijd Britsch-Indië teisterde. De ziekte heeft in de minste gevallen een doodelijken afloop, doch wordt door een gevoel van verlamming gevolgd. De chef der geneeskundige dienst te Samarang heeft verklaard, dat aan het nemen van voorzorg! maatregelen, niet te denken valt, de koortsen hoogst waar schijnlijk het gevolg van atmosferische invloeden en buiten gewone maatregelen niet noodig zijn. Volgens de laatste berigten, had de ziekte ook onder de Europeanen zulk eene uitbreiding bekomen, dat o. a, de raad van Justitie geene zitting kon houden." Onder de Varia van het Paleis van Justitie wordt het volgende voorbeeld aangehaald van: „Een goedkoop advocaat." „Burgemeester en regeerders der stadt Schoonhoven, hebben op voorgaande exempelen ter bevordering van de Saaken en processen, die de stadt heeft, ofte nog zoude mogen krijgen, tot stadtadvocaat aangesteld de heer en mr. Petrus Theodorus van Hamel, advocaat voor de respective hoven van justitie in 's-Hage, in plaatse van den heer en mr. Stephanus Arnoldus Westerhof, die overleeden is, omme des versogt zijnde, in de stadts saaken te adviseercn en besoigneerenende zal tot een jaarlijksche wedde genieten een gerookte salm, als van ouds. Actum bij de heeren Thomas van Kempen en Anthonie Boon, regeerende burgemeesteren, den lsten September 1770." (Amptenboek der stadt Schoonhoven.) Loisset geeft met zijn circus te Brussel tegenwoordig voorstellingen, waar de volgelingen van Darwins leer zich iederen avond kunnen vergasten aan een grooten aap, die, even juist als een groot mensch, boven op een groot paard hetzelfde verrigt als zijne met rede begaafde mede-kunste naars, ja die zelfs uiterst gracieus zijn linkervoet opligt) om op het paard geholpen te worden, en ten slotte een zijner niet verbasterde natuurgenoofen, een kleineren aap in den arm en op den schouder neèmt, om zijne eques- trische bekwaamheden in het schoonste daglicht te stellen, Be heer E. Alting Mees, president der Javasclie Bank, is benoemd tot president van het Hooggeregtshof van N.-Indië, alsmede tot de daaraan verbonden betrekking van president van het Hoog Militair Geregtshof. Be off. van gez. 2de kl. T. Abrahamsz wordt met den 1 Eebr. a. s. geplaatst aan boord van het wachtschip te Willemsoord. Oost-Indië. IngetrokkenBe detacheeriug bij het Departe ment der Marine in Nederl. Indië van den off. van adm. 2de kl H. L. E. Pisuisse. GedetacheerdBij het Departement van Ma rine in Nederl. Indië de off. van adm. 2de kl. J. A. H. Huart.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 2