Benoeming-en, enz. Buitenland. Frankrijk. leden, die dezer dagen eene vergadering hielden. Aan de orde was een adres van A. Gerritsma, houdende aanvraag om een plek gronds op het Hingstepad.jj Omtrent de behandeling van dit punt wordt het volgende gemeld. /Adressant wenscht dien grond te bezigen tot het vergrooten zijner woning. Eenige discussie over de onregel matigheid, die de rigting der woningen daar aanneemt, waarbij de heer de Boer vraagt, of de plek voor woning of voor vergrooting zal dienen. De voorzitter zegt, dat de woning zal vergroot worden, waarop de heer de Boer antwoordt: 't Zal een mal figuur worden; insgelijks de heer de Kok: een rare bouwerij 't wordt nooit goed, 'tkomt mij voor dat 't geen mode is; de voorzitterer blijft ruimte genoeg over, er is toch geen regelmatigheid in het bouwen, waarop de heer de Kok repliceert: 't Is en blijft een rare winkel. Het verzoek wordt met algemeene stemmen toegestaan." Vóór eenige dagen ontving de arbeider L. te Uithuizer- meeden een brief uit Amerika, onderteekend door een daar vroeger welbekend emigrant, waarin zich aan Amerikaansch papier £500 zou bevinden. In den brief luidde het dat zekere heer verscheidene duizenden hectaren lands in Amerika had aangekocht en er een Ilollandsche kolonie wilde stichten. L. zou voor dat geld eenige met name genoemde familiën met zich naar Amerika nemen. Dit was een drukte van belang, te meer nog toen men ook hoorde, dat in het naburig 't Zand een dergelijke brief met evenveel geld overgekomen was bij zekeren arbeider. Men was de koning te rijk en begon al vast pleizier te maken, 't Is te begrijpen, welk een schrik het verwekte, toen het eindelijk na onderzoek te Groningen bleek, dat bedoelde papieren niets anders waren dan oude Amerikaansche loterijbriefjes. Een grappenmaker had zich ten koste van vroegere bekenden en dorpsgenooten eens vrolijk willen maken. Men schrijft uit Kollumerland (Friesland), dd. 19 dezer Als bijdrage tot 't bedrag der tractementen van sommige hoofdonderwijzers, deelen wij het volgende Raadsbesluit mede „De gemeenteraad van Kollumerland, Overwegende dat de hoofdonderwijzer te Augsbuurt of Lutkewoude, Teije van Teijens, verzocht heeft dat zijne jaarwedde even hoog gesteld worde als die van de hulp onderwijzers Overwegende dat het tegenwoordige tractement van dien onderwijzer 265 bedraagt en deze school eene buurt- school is (art. 20) Overwegende dat de onderwijzer den ouderdom van 75 jaren heeft bereikt en 55 dienstjaren telt; Overwegende dat die school en het onderwijs aldaar van weinig nut zijn, wijl er een gering getal kinderen onderwijs ontvangt Overwegende de duurte der levensmiddelen; Besluit: het tractement van den hoofdonderwijzer op 300 te bepalen." (N. Rott. Crt.) Door het Provinciaal Geregtshof in Groningen werd bij arrest van den 4 Dec. jl. C. A. L. schuldig verklaard aan moedwillige mishandeling en veroordeeld tot een gevan genisstraf van twee jaren, en tot betaling van een geldboete van 25. Het Hof nam als niet-bewezen aan den wil om te dooden, zoodat art. 295 en art. 304 C. P. geen toepassing konden vinden. Den veroordeelde was deze straf opgelegd voor de mishan deling, zijn vrouw aangedaan op den 15 Sept. jl. De beide echtgenooten bevonden zich te zamen in een voormalig varkenshok, doch thans als stookhut ingerigt. Na eenigen tijd daarin vertoefd te hebben, ontvlood de vrouw, om hulp te roepen, met een bloedende wonde onder het oog, die plaats. De buren namen de vrouw op en verleenden haar bijstand, gelijk men altijd plagt te doen bij dergelijke voorvallen meesten begonnen braakzuchtig te wordenbij eenigen, die bijzonder veel gedronken haddenvertoonden zich symptomen van zeer ernstigen aard. In het Oosten is men terstond met het vermoeden van vergiftiging gereeden zoo was het ook hier. Aba Kaissi liet alle Italianen gevangen nemen. De gevangenen, opdat zij gerechtvaardigd zouden worden, verzochten, dat het aangestoken vat stuk geslagen zou worden, dan zou de oorzaak van de werking van den brandewijn aan ieder wel duidelijk geopenbaard worden. De oorzaak, waardoor de brandewijn werkte gelijk hij werkte, kwam dan ook spoedig aan het licht, want het vat was bijna vol met slangen, scorpioenen, hagedissen en meer zulk ongedierte. Men had den spiritus gedronken, waarin een natuuronderzoeker zijn opgegaarde verzameling bewaarde. Wie denkt hierbij niet aan de anecdote van een keukenmeid, die een opgezette vogel ging braden! Deze roekelooze strijd is iutusschen de laatste geweest van het beruchte rooversleven van Aba Kaissi. Het geduld van Kassa was eindelijk ten einde en hij besloot de omstandigheid zich ten nutte te maken, dat de rebel ver van zijne eigene provincie ver wijderd was. Van alle zijden werd de weg tot terugkeeren afge sneden en alzoo werd hij in de engte gedreven. Niet minder dan drie gouverneurs van onderscheidene provinciën waren noodig om Aba Kaissi in te sluiten. Ten laatste restte hem nog maar twee duizend man, zijne tegenstanders hadden minstens het vier voudige van zijn macht en toch aanvaardde hij met heldenmoed den strijd, waarin hij den ganschen dag moedig vocht en zijne vijanden bloedige verliezen toebracht. Maar ten laatste moest hij den strijd opgeven. Het grootste gedeelte van zijne manschappen werd gevangen genomen, een schrikkelijke straf wachtte hen. Kassa liet hen handen en voeten afhouwen, de gewone straf'die roovers ondergaan. Hun aanvoerder had weten te ontkomen. Slechfs door dertig getrouwe aanhaugers geleid, gelukte het hem de bergen te bereiken. Maar deze bergen lagen zeer ver verwijderd van het gebied, waar hij zijne soldaten gewoonlijk aanwierf en waar hij na eiken nederlaag gewoon was zich weder snel op te heffen. Hier stroomden geen aanhangers naar hem toe. Hij bleef eenzaam en verlaten en was niet eens in staat het noodige proviand voor zich en de zijnen in de omliggende dorpen te bemachtigen, want de boeren hier hadden geen eerbied voor zijn nu tot schaduw geworden macht en verzetten zich gewapenderhand tegen hem. Midden onder panthers en luipaarden huisvestte hij een tijd lang in de wildernis, totdat het hem gelukte een meer bewoond oord te bereiken, waar hij zijn oud handwerk, maar nu op een veel kleiner schaal, weder opvatte. Een bekende schreef korten tijd geleden uit Massoua: „Aba Kaissi is een gemeeue roover geworden-" Zoo verdwijnt 's werelds roem! tusschen de echtelingen, welke mitsdien bij hen niet ongewoon waren. Den 17 daaraanvolgende werd L.'s echtgenoot bewusteloos in het vroegere varkenshok gevonden en weder met behulp van de buien te bed gelegd, waarna men geneeskundige hulp ging inroepen, welk eenigen tijd later verleend werd. Een dag daarna overleed de vrouw, volgens verklaring der doctoren aan een hersenvlies-ontsteking, ontstaan door het toebrengen van een stoot of stomp onder het oog. L. werd daarna gearresteerd; hij verklaarde zijn huis vrouw niet mishandeld te hebben, maar dat hij haar een duw had gegeven, zoodat zij was omgevallen, wijl zij in beschonken toestand verkeerde. Van dit arrest was de procureur-generaal bij boven genoemd Hof in cassatie gekomen bij den Hoogen Raad der Nederlanden, voor welk collegie die zaak jl. Dingsdag behandeld werd. Het eenige cassatie-middel, bij memorie ontwikkeld, betrof de kwalificatie van het misdrijf en de uitgesproken straf. De proc.-generaal meende, dat, indien de mishandelde overleden is aan de gevolgen van de verwonding, het feit als doodslag moet beschouwd en de beschuldigde als zoo danig behoort gestraft te worden. Dit feit werd door den adv. mr. Schaap, uit Groningen, bestreden. Met gerustheid geloofde de verdediger tot bevestiging van het arrest te kunnen concluderen, en het was dan ook onder den invloed dier overtuiging, dat hij van Groningen naar 's Hage was gekomen, om deze zaak te bepleiten. Spreker, zijn pleidooi resumerende, verklaarde de volgende drie punten voldoende uiteengezet te hebben: 1. dat de leer van den Hoogen Raad, waarop de eischer in cassatie zich beriep, is in strijd met den geest der wet; 2. in strijd met de letter der wet, en 3. in strijd met de litteratuur van art. 295 C. P. Het O. M. zal den 27 dezer conclusie nemen. (D. v. Zh.) Het gelukkig zeldzaam voorkomende, onaangenane geval dat tegen twee officieren (in deze de offic. van gez. 2de kl. C. W. W. van Walsum en de kapt. 3de kl. R. P. Verspeijck, beiden te Maastricht) eene aanklagt werd ingediend wegens het „door achteloosheid onwillig veroor zaken van den dood van een milicien" (den soldaat Meeu- wissen) wordt door den kapt. Verspeijck in de N. Rott. Ct. aldus toegelicht: „Iedereen te Maastricht wist, dat de vader van den milicien Meeuwissen zich had laten overreden een klagt. tegen ons in te brengen en dat die klagt der Justitie was aangeboden; men was dus overtuigd, dat er regt zou geschieden; maar hiermede was men niet tevreden. Tevoren reeds moesten de officieren, die in de zaak betrokken waren, prijs gegeven worden aan de minachting hunner medeburgers en de Courier de la Meuse ontzag zieh niet, in zijn nommer van 23 Aug. mede te deelenJVous ne pouvons assez fiéirir la conduite inhumaine de ces deux officiers en zoo vervolgens; men was van oordeel, dat men de zaak zoo afschuwelijk mogelijk moest voorstellen; men maakte er zich een genoegen van, het regt vooruit te loopen en zoodoende, vóórdat dat ■regt gesproken was, twee officieren van het in hunne hoofd plaats garnizoenhoudend regiment te schandvlekken, want dit zal toch wel de zachtste vertaling zijn van dat hate lijke woord. Geloof ook niet, mijnheer de redacteur, dat de genoemde couranten tot heden iets van het geschrevene hebben terug genomen. Het is als waren zij teleurgesteld en welligt dódrom zoeken zij het publiek nu wijs te maken, dat de vader van den micilien Meeuwissen in hooger beroep zal komen; alsof zij niet weten, dat dit onmogelijk is en dat het vonnis van den krijgsraad (waarbij beide heeren werden vrijgesproken) vóór de uitspraak door het hoogste militair regts-ligchaain moest worden goedgekeurd. Het aan mij en mijne bloedverwanten veroorzaakte kwaad is moeijelijk geheel te herstellen, te meer daar een ieder, die niet juist wordt ingelicht, huiverig is een zóó laat weêrsproken berigt te herroepen, maar daarom te meer ben ik verpligt al het mogelijke in het werk te stellen en doe ik, mijnheer de redacteur, een beroep op uwe publiciteit en op die van alle dagbladen, die indertijd het smadelijk artikel van den Ami hebben overgenomen, overtuigd dat het ware vonnis even gemakkelijk zijn weg tot uwe en hunne lezers zal vinden, als het onware, dat door den Ami du Limbourg in zijn nommer van 24 Dec. jl. is medegedeeld." In onderscheidene bladen is een polemiek ontstaan over de vraag waar Napoleon III geboren was; sommigen noemden zelfs Rotterdam, Amsterdam, enz. als de geboorte plaats. De nu overleden ex-Keizer was geboren te Parijs 20 April 1808, en eenige dagen geleden heeft de Moniteur Universel (zooals men weet niet meer het regeringsblad) den officiëlen tekst der geboorte-acte medegedeeld. Koningin Ilortense, gemalin van Lodewijk, Koning van Holland, was opzettelijk naar Parijs gegaan om ddar het kind ter wereld te brengen, ten einde dit kind een Fransche Prins of Prinses mogt zijn; te meer was er destijds reden toe, daar de jongge borene de regtstreeksche erfgenaam was van Napoleon I, die toen nog geen kinderen had. (Amst. Crt.) De wedstrijden van duiven bij maneschijn komen in de mode. Te Luik greep dezer dagen een tweede wedstrijd van dien aard plaats. De duiven werden te Flemalle opgelaten. De Engelsche dagbladen deelen de volgende aankon diging mede: De ondergeteekende, een jongeling die eene uitmuntende gezondheid bezit, te vergeefs een betrekking gezocht hebbende, brengt ter kennis der professoren van genees- en heelkunde, dat hij zich wil onderwerpen aan alle proefnemingen op zijn ligchaam, mits tegen redelijke schadeloosstelling. De Italiaansche dagbladen hebben reeds 80,000 fr. bijeen voor een monument voor Napoleon III, op te rigten te Milaan. In de archieven van de abtdij Hintersbach vond men een rekening-boek, waarin het jaar 1443 als een jaar van groote duurte stond aangeteekend, terwijl toen een vette os drie en een halven gulden kostte, eene koe twee gulden, een kalf een derde gulden, 23 schapen acht gulden, 25 kippen een gulden, 40 dozijn eijeren een halven gulden. Wegens grooten nood zond men een bode van het dorp Beijenburg met die duiteu naar Keulen, met welke som deze de reiskosten heen en weder en zijn vertering onderweg goedmaakte. Met betrekking tot de Internationale verneemt men nog dat zij sedert het Haagsche congres door verdeeldheid geteisterd wordteen burgeroorlog heerscht onder de leden dezer wereldvereeniging. Fransche, Zwitsersche, Belgische en andere gedelegeerden hebben te Saint-Imier (Zwitserland) een congres gehouden en een nieuw internationalistisch evangelie vastgesteld; doch door den algemeenen raad, die te New-York zetelt, is liet congres te Saint-Imier (genaamd dat van de Jura, congres jurassienniet erkend geworden en verklaard dat de deelnemers aan deze bijeenkomst scheur makers zijn; de raad heeft voorts het congres gelast zijne besluiten in te trekken; de gedelegeerden van de Jura hebben echter geweigerd te gehoorzamen en in een onlangs te Sonvilliers (Zwitserland) gehouden vergadering verklaard een beroep te zullen doen op al de afdeelingen der Inter nationale, in Europa zoowel als in Amerika. De twee partijen beschuldigen elkander dat zij verklikkers en spi onnen onder zich hebben en aan de politie verkocht zijn. Misschien hebben zij met het een en ander geen ongelijk. In Covent-garden wordt sinds tal van weken, zoo meldt men o. a. uit Londen dd. 20 dezer aan het Hld., een tooneel- stuk opgevoerd, genaamd „Babil et Bijou," dat in vele opzigten merkwaardig is. Ik weet niet regt (zegt de schrijver) hoe men een dergelijk stuk noemt. Het is een spektakelstuk in zooverre het op de meest oogverblindende wijze zich door een weêrgalooze weelde van kleur en licht in de eerste plaats tot de oogen der toeschouwers rigt. Het is een operette in zooverre er veel melodieuse, opwekkende liederen in gezongen worden. Het is een ballet, daar er veel in gedanst wordt, doch er wordt niet alleen in gedanst, maar ook in getooverd, gesproken, geschoten, gepolitiseerd, gecaricaturiseerd, enz. enz. Men heeft gepoogd eiken smaak te bevredigen; doch, gelijk ik zeide, is de meeste zorg besteed aan het streelen der oogen door liefelijke tinten en vonkelende kleuren. Nooit heb ik zulk een prachtige decoratie gezien, zulk een bewonderenswaardige toepassing van alles, wat door licht effect verkregen kan worden. Volgens de Times, heeft het monteeren van het stuk 45,000 p. st. 540,000) gekost, en hoe belagchelijk groot de som ook zij, verwondert mij dit niet. Gedurende de maand Julij geven zij eiken avond dit stuk in den grootsten schouwburg van Londen, die eiken avond zeer vol is. Dit geeft een denkbeeld van de groote van Londen's bevolking. In het stuk wordt door een 40tal kleine jongens, van 8 tot 13 jaren, herhaaldelijk in koor gezongen en iederen keer worden zij 4 of 5 maal teruggeroepen. Die kinderstemmen maken een alleraardigst effect. De inhoud van het stuk is niet voor mededeeling vatbaar. Het is onzin van A. tot Z. en aan den schrijver van dien onzin wordt er meer be taald dan uwe beste schrijvers in twintig jaren kunnen verdienen. Men herinnert zich niets bij het heengaan; geen blij venden indruk neemt men mede, en den volgenden morgen betreurt men van harte zoo veel geld te hebben gegeven voor het zien van dit spectakelstuk. In Babil et Bijou komt één scène voor, die mij echter bijzonder amuseerde. De afgod van het volk werd rond gereden op een kar, voorafgegaan door priesters en gevolgd door een schaar aanbidders. Het afgodsbeeld draagt den naam public opinion. De priesters zijn mannen met lange pennen achter het oor, en epauletten, die inktkokers zijn. Het beeld had een wit gewaad aan toen het op het tooneel werd gereden. Verschillende koorden hingen op zijn rug. De menigte knielde en gilde iets onverstaanbaars; de priester trok aan een koord en het gewaad werd eensklaps zwart. Weder ging gegil op; aan een ander koord werd getrokken en in het vurigst' scharlaken staarde de afgod de menigte wezenloos aan. Beurtelings werd hij groen, blaauw, geel, half rood en zwart; half groen en geel en steeds bleef de menigte gillen en het afgodsbeeld van kleur veranderen. Bij kon. besluit van 20 Jan. zijn benoemd bij de militieraden voor de ligting der Nationale Militie van 1S73, in de provincie Noordholland: in het 1ste militiedistrict: tot voorz. mr. A. de Vries, lid der Prov. Staten; tot zijnen plaatsverv. mr. S. A. Vening Meinesz, lid der Prov. Staten; tot lid mr. L. A. A. van Wensen, lid van den gemeenteraad van Amsterdam; tot zijnen plaatsverv. mr. 1'. W. H. van Sonsbeeek, lid van den gemeenteraad van Am sterdam; in het tweede militiedistrict: tot voorz. F. L. Kist, lid der Prov. Staten; tot zijnen plaatsverv. A. van Stralen, lid der Prov. Staten; tot lid J. de Breuk Jr., lid van den gemeenteraad van Haarlem; tot zijnen plaatsverv. J. W. M. van de Poll, lid van den gemeenteraad van Haarlem; in het 3de militiedistrict: tot voorz. mr. W. C. J. de Vicq, lid der Prov. Statentot zijnen plaats verv. jhr. mr. D. van Akerlaken, lid der Prov. Staten; tot lid mr. F. Booy, lid van den gemeenteraad van Hoorntot zijnen plaatsverv. T. Kroon, lid van den gemeenteraad van Hoorn. Bij beschikking van den minister van Koloniën, van 20 dezer, zijn A. van de Ven, commandeur op 's Bijks marinewerf te Amster dam en II. A. van Manen, werkzaam aan het etablissement te Fijenoord, gesteld ter beschikking van den gouv.-generaal van Ned. Indië, om te worden geplaatst bij de fabriek voor de marine en het stoomwezen te Soerabaija, eerstgenoemde als opziener belast met het opzigt over de ambachten en laatstgemelde als baas belast met het ineenzetten van ijzeren schepen. Aan een uitvoerige recapitulatie van de herinneringen van den verslaggever van den Figaro over de laatste oogen- blikken van Napoleon III, ontleent men het volgende relaas omtrent het bezoek van maarschalk Leboeuf aan het lijk van zijn vroegeren meester: „Niettegenstaande het lijk gebalsemd was, vorderde de ontbinding zoo snel, dat, toen maarschalk Leboeuf de lijkka- pel naderde, een der handen van den gestorvenen Keizer geheel zwart was.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 2