Benoeming-en, enz.
Buitenland.
Frankrijk.
Alle toespraken van het tooneel, en alle gesprekken tus-
schen hen, die zich in de zaal en hen, die zich op het
tooneel bevinden, zijn verboden. Dit verbod is evenwel
niet van toepassing op de directeurs van tooneelgezel-
schappen, op hunne regisseurs, of op anderen, die in naam
der directie het woord voeren tot het publiek. De over
tredingen van deze verordening worden gestraft met geld
boete of met gevangenisstraf van 1 tot 3 dagen."
Bij een paard van den landbouwer Oostindiër te
Stootshorn, gemeente Noordbroek, heeft zich een geval
van hondsdolheid voorgedaan. 'tPaardisjl. Vrijdag gestorven,
na een ander paard en vermoedelijk ook de eigenaar te
hebben gebeten. Op last van den districtsveearts is het
paard onder toezigt der politie begraven, nadat de huid en
het vleesch door petroleum onbruikbaar waren gemaakt.
Jl. Maandag is in den omtrek van Deelen een groote
hertenjagt gehouden. Talrijke gasten waren genoodigdmen
schoot 1 vos, 3 reeën en 1 hert.
Met het oog op den brief van den heer van
Herwerden, te Groningen, die zijn lidmaatschap van de
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen opgezegd heeft,
wegens de Uitgave van het godsdienstig lees- en school
boek van den heer Hugenholtz, ontraadt de Kerk. Crt.
diens voorbeeld te volgen. „Niet, zegt zij, omdat wij de
uitgave van het godsdienstig leesboek in bescherming nemen.
Het hoofdbestuur kon moeijelijk onhandiger doen dan het
gedaan heeft. Het heeft er aan de Maatschappij een slag
meê toegebragt, waar zij zich moeijelijk van zal herstellen
en het heeft er den werkelijk verdienstelijken schrijver meer
onaangenaamheid meê bezorgt dan ooit door al de loftuiting
op het werk vergoed kan worden. Toch meenen wij dat
men nog het lidmaatschap niet moet opgeven. De Maat
schappij is op een verkeerden weg, dat is zeker. Gaat zij
daarop verder voort, dan dient zij haren naam en hare
grondslagen te wijzigen, maar het is immers niet zeker, dat
zij voort zal gaan. Laat men afwachten wat de algemeene
vergadering besluiten zal naar aanleiding van het voorstel
van het departement Rotterdam. Neemt de algemeene ver
gadering dat voorstel niet aan en ontleent het hoofdbestuur
daaraan den moed, om een tweede reeks te voegen bij de
eerste, dan is het immers nog tijd om eene Maatschappij
vaarwel te zeggen, die niet is, wat zij naar hare grond
slagen wezen moest. Belangstelling in eene schoone en
gezegende inrigting, die zeer veel goeds heeft tot stand
gebragt, en in wier ondergang velen juichen zouden, geeft
ons de volle vrijmoedigheid om een ieder aan te raden nog
niet te bedanken, maar de algemeene vergadering van dezen
zomer af te wachten."
Werd er dezer dagen melding gemaakt van het
voortdurend heerschen der kwade droes onder de paarden
in de stallen der huzaren te Breda, men kan thans mede-
deelen, dat de desinfectie dier stallen met kracht geschiedt.
De heer van Driel, belast met het veeartsenijkundigstaats-
toezigt in Noord-Brabant, is tot dat einde naar Breda
gekomen en onder zijne leiding worden thans niet alleen de
stallen, maar tevens al de stalgereedschappen, paardendekken,
poets- en andere tuigen, zelfs eenige kleederen der manschap
pen zijn daaronder begrepen, gedesinfecteerd. (Amst. Crt.)
Te Nieuwerkerk aan den IJssel zijn jl. Maandag twee
meisjes in het kanaal van den Zuidplaspolder door het ijs
gezakt. Een 13jarige knaap, Jacobus van der Weijden,
ofschoon aan verlamming van een zijner beenen lijdende,
waagde zich op het ijs, reikte aan de drenkelingen, waarvan
er reeds een onder het ijs was geschoten, zijn kruk toe,
en redde daardoor beiden.
Sedert eenige dagen worden in den omtrek van Zwolle
voor Engeland veel hengstpaarden opgekocht. Men besteedt
prijzen van f 350 tot f 550 per stuk.
hoorde reeds gedurende den Amerikaanschen burgeroorlog tot den
staf van den Herald; in 1867 werd hij als berichtgever van den
bevrijdingsoorlog der Grieken naar Creta gezonden, begeleidde in
1868 het Engelsche leger naar Abessinië en trok vervolgens heen
en weer door Azië tot hij in Bombay kwam. Op zijn vraag, wat
hij nu doen moest, werd hem het laconisehe antwoord gegeven:
„ga naar het binnenland van Afrika en zoek Livingstone op."
Dadelijk ging hij op weg, het doel was duidelijk en klaar, de
onkosten waren slechts nevenzaken.
In het begin van Januari 1871 was Stanley reeds te Zanzibar
en nam er zijne voorbereidende maatregelen. Kort daarna stak hij
naar de havenplaats Bagamojo over, die tegenover liet eiland ligt
en het uitgangspunt is voor de naar het binnenland bestemde
karavanen. Het gelukte zijn groote geestkracht, vereenigd met
toereikende geldmiddelen, in weinige maanden voor de toe
standen daar ter plaatse in zeer korten tijd een weluitgeruste
expeditie te organiseeren en reeds op den Isten April vertrok hij
naar het binnenland. In het begin van Juli bereikte hij het
landschap Unvanyembe, ongeveer op twee derde van den afstand
van de kust naar het meer Tanganijika gelegen en een soort van
verzamelplaats voor alle komende en gaande karavanen. Van
daar uit zond hij zijn eerste bericht aan de Herald. Hoe verder
Stanley naar het Westen doordrong des te bepaalder werden de
tijdingen omtrent Livingstone, zoodat hij er vast op mocht hopen
hem nog levend te vinden.
Van Unijanijembe verder trekkende, stootte hij op zich opeen-
hoopende moeielijkheden. Benige van da kleine vorsten der inboor
lingen waren onder elkander en met de Arabische kooplieden in
oorlog geraakt en voerden dien oorlog op echt Afrikaansche wijze.
Hierdoor werd aan Stanley den weg versperd verder op te trekken.
Kort van besluit, verbond hij zich aan de eene partij .om de andere
spoedig ten onder te brengen en zoodoende op de eenvoudigste
manier vrede te stichten. Met zijne boudgenooten overrompelde
hij gelukkig eenige dorpen van den vijand en kon reeds hopen
zich spoedig een vrijen doortocht gebaand te zullen hebben, toen
een hevige aanval van koorts hem verhinderde in Afrika meer
krijgsroem te verwerven. Hij ging voor zijn herstel een eind
terug en gedurende dezen tijd keerde de kans van den oorlog en
werd zijn tegenstander overwinnaar, zoodat hem eindelijk niets
anders overbleef dan met de rest van zijn expeditie de streken,
waar de oorlog gevoerd werd, in een wijden kring om te trekken.
Ook dit was verre van gemakkelijk; openlijke en heimelijke onwil
der inboorlingen en ongehoorzaamheid onder zijne eigene tocht-
genooten, slecht weêr en ziekten vertraagden zijnen tocht. In het
begin van November bereikte hij eindelijk het meer Tanganijika
en trok den 3den November 1871 onder het in dat land gebruikelijke
verschrikkelijke geraas van trommen, trompetten en geweerschoten
het landschap Udschidscki binnen. (Slot volgt.)
Men schrijft uit Drenthe: Nog altijd spelen in onze
bosschen de vossen eene.zeer bedrijvige rol en de klopjagten,
die men er op houdt, hadden tot nu toe weinig effect.
Misschien ware het goed dat die jagten op grooter schaal
werden gehouden en de mannelijke bevolking van ettelijke
gemeenten er deel aannam. Behalve het amusante, hetwelk
zulk eene jagt op de geslepen Reintjes aanbiedt, heeft de
boer er toch ook belang bij, dat zijn kippenhok van vossen-
inspectie verschoond blijft. Kon de regering nog klopjagten
uitschrijven en de mannelijke sekse pressen om daarbij als
schreeuwers en drijvers dienst te doen, dan zouden er spoedig
vele vossen gesneuveld zijn, maar het terrein dat thans
wordt afgezet is te klein, en men zegt zelfs dat nu en dan
de langstaart, dien men zoekt, even buiten den kring zijner
belagers, heel bedaard de evolutiën aanschouwt, uitgevoerd
om hem te fusilleren.
De laatste groote klopjagt in Drenthe, nu ongeveer een
halve eeuw geleden, was die op een wild zwijn, hoogstwaar
schijnlijk uit het mager Hannover in onze weelderige lan
douwen overgesprongen. Dat beest zette een groot gedeelte
van het landschap in rep en roer, vloog als een razenden
Roeland met zijne verschrikkelijke slagtanden door bosch
en veld, en was dagen achtereen de schrik niet alleen van
kinderen en oude vrouwen, maar ook van de heeren der
schepping. Op bevel van de hoogste provinciale autoriteit
moest de burgemeester onmiddelijk naar Assen rapporteren,
als het ondier in zijne gemeente gezien was, en zoo kwamen
dan ook alle dagen missives in, dat het zich ergens had
vertoond. Het gebeurde zelfs dat men het op twee of drie
plaatsen, uren ver van elkander verwijderd, op hetzelfde
oogenblik had ontdekt! De benaauwdheid was groot en
als de schemering was gevallen en een schooljongen riep;
„daor is 't zwien!" dan was in een oogwenk alles wat
adem had, en beenen tevens, in huis en elke deur gegrendeld.
Eindelijk werd het ongure schepsel wezenlijk gezien en
met alle kracht vervolgd en gedood. Zijn kop werd, na
behoorlijk toilet, aan Z. M. Koning Willem I gezonden
het vleesch door nieuwsgierige lieden met de uiterste
spitste der lippen geproefd, was extra onsmakelijk en zelfs
hij, die een gedeelte er van in het zuur had gezet en dat
voor eene groote familie-visite opdischte, werd met al zijne
gasten volkomen misselijk.
Na dien tijd heeft men in Drenthe geen wild zwijn
meer gezien en er ook geen heimwee van gehad. (Arnh.C.)
De Gemeenteraad van Deutz (tegenover Keulen) heeft
besloten, de straatverlichting niet langer door gas, maar
door petroleum te doen geschieden, wegens de belangrijke
verhooging der gasprijzen, welke de gasfabriek aldaar heeft
aangekondigd.
De behandeling van paarden in Rusland is zeer af
wijkend van de onze. Daar worden ze nooit gebruikt vóór
ze volkomen ontwikkeld, dat is, 6 jaren oud zijn. Gedurende
dien tijd krijgen de paarden geen haver, maar gaan zomers
in de weide en worden in den winter met hooi en stroo
gevoederd. De Rus behandelt zijn paard wel altijd met
zachte en vriendelijke woorden en zelden met zweepslagen,
maar daarentegen reinigt hij het weinig, en legt het nooit
een warm dek op, opdat daardoor de huid minder prikkel
baar en meer aan alle weersgesteldheid gewoon worde. De
Russische voerman spant wel vroeg in, maar hij is zeer
gesteld op een langen voertijd des middags, waarbij zijne
paarden nooit minder dan 4 uren rust moeten hebben.
Niemand waagt het meer te ontkennen, zoo lezen wij
o. a. in eene Berlijnsche correspondentie, getiteld: „De
Roeping der Kunst," in de Arnh. Crt., dat de tooneelkunst
in eene crisis verkeert, waaruit evenzeer een geheel verval
als eene schitterende toekomst kan geboren worden, doch
mij komt het voor, met het oog op alle andere kunsttakken
die in meerdere of mindere mate aan dezelfde gevaren het
hoofd te bieden hebben, dat uit dien chaos van ideën en
raffinement, het natuurware ideaal gelouterd en veredeld
moet te voorschijn komen. Zoolang de menschen door een
hooger streven bezield zijn en op beschaving zich verheffen,
zal de kunst vormen vinden, waarin zij haar goddelijk
karakter uitdrukt. De tooneelkunst heeft een nadeel in
vergelijking met de andere kunsten en wel, zij mist de indi
viduele en scheppende zelfstandigheid; daarentegen verbindt
zij de schoonheden harer zusters tot een eigenaardig har
monisch ensemble, dat eens gevormd, wederom een eigen
karakter bezit. Er zou hier sprake kunnen zijn van eene
chemische en niet van eene physikale verbinding. Haar
materiaal is het woord des dichters, haar slagader de
mimiek, haar fondament het werkelijk leven. Zij werkt
plastisch en teekenachtig, beheerscht het oor, het oog, het
verstand en het gevoel, bevleugelt de dichtkunst, berust
op de fantasie en biedt een levend, bewogen en door het
gevoel geadeld beeld, waarin eene schoone gedachte besloten
ligt, die zoowel een ethisch als een aesthetisch karakter bezit.
Op welk gebied verzamelt de statistiek vreeselijker
cijfers dan op de oorlogsvelden! Met welk een ontzetting
wordt men vervuld, wanneer men die wetenschap met
geduchte gestrengheid hoort constateren, dat sedert den
oorsprong der menschelijke geschiedenis, sedert 3000 jaar,
het gemiddelde aantal door den oorlog neêrgevelde menschen
veertig millioen per eeuw bedraagt. Het cijfer van onze
eeuw en van de overige overschrijden dat bedrag nog aan
merkelijk. Sedert de tijden van den oorlog van Troje, van
David (die een permanent leger had,) van Semiramis,
Sesostris, Xerxes, Cyrus, Cambyses enz., constateert men
naar de chronologische orde, dat de oorlog voor elk der
dertig vervlogen eeuwen 40 millioen offers heeft geëischt;
zoodat het totaal-cijfer van de door de oorlogenreeksen,
sedert den oorsprong onzer Aziatisch-Europesche geschiedenis,
vernietigde menschenlevens, wettig begroot kan worden op
12000 millioen! Dit cijfer vertegenwoordigt het totaal-cijfer
van de tegenwoordige bevolking der geheele aarde.
Zoo heeft men dus, sedert 3000 jaren een droppel
in den oceaan der tijden, evenveel menschelijke wezens
gedood als er op 't oogenblik op den aardbodem leven.
Tot burgemeester der gemeenteVenhuizen is benoemd de heer W. Zee.
Bij kon. besluit is eene commissie benoemd tot onderzoek van
de moeijelijkheden, voortspruitende uit den aanleg van het Noord-
zee-kanaal en de gegrondheid van de bezwaren tegen de uitvoering
dier werken, met het oog op de scheepvaart en de watersehaps-
belangen. Zij bestaat uit de hh. jhr. van Tets, lid der Gedep.
Staten van Noordholland, president, Waldorp, Conrad, Michaelis,
Ortt en Dirks, hoofd-ingenieurs, en van Diezen en Wellan, ing,
van den Waterstaat.
De Assemblee Nationale verzekert, dat de voornaamste
leden der Commune Londen, Brussel en Genève hebben
verlaten en naar Madrid vertrokken zijn.
Het ontwerp van de commissie van dertigen luidt
thans als volgt
„De Nationale Vergadering, zich de constitueerende magt
in haar geheelen omvang voorbehoudende, die haar toekomt,
maar verbeteringen willende- brengen in de omschrijving
der openbare magten, besluit:
Art. 1. Art. 1 der wet van 31 Augustus 1871 is ge
wijzigd als volgt:
De president der republiek stelt zich in gemeenschap
met de vergadering door boodschappen, welke van de
tribune door een der ministers worden voorgelezen; niet
temin zal hij door de Vergadering bij de beraadslaging
óver wetsontwerpen gehoord worden wanneer hij het noodig
acht, en na van zijn voornemen om het woord te voeren
door middel van eene boodschap kennis te hebben gegeven.
„De discussie, naar aanleiding van welke de president
het woord verlangt te voeren, wordt na de ontvangst dezer
boodschap geschorst, en de president wordt den volgenden
dag gehoord, tenzij de Vergadering bij een afzonderlijk
besluit bepaalt, dat zulks den eigen dag zal geschieden.
Nadat de president het woord heeft gevoerd en de beraad
slaging over het onderwerp zijner rede gesloten is, wordt
de zitting opgeheven. De beslissing heeft plaats buiten de
tegenwoordigheid van den president."
Art. 2. De president kondigt de spoedeischende wetten
af binnen drie dagen en de andere wetten binnen eene
maand, nadat zij door de Nationale Vergadering zijn aan
genomen.
Voor de wetten, welke niet aan eene drievoudige lezing
onderworpen zijn, heeft de president het regt binnen drie
dagen bij eene gemotiveerde boodschap eene nieuwe be
handeling bij de Nationale Vergadering aan te vragen.
Voor de wetten welke driemaal behandeld moeten worden
heeft de president, na afloop der tweede behandeling, het
regt aan te vragen dat de derde behandeling eerst na ver
loop van twee maanden zal plaats hebben.
Art. 3. Wanneer tot de regering gerigte interpellatiën
of bij de Nationale Vergadering ingekomen verzoekschriften
betrekking hebben op het bestuur der buitenlandsche
betrekkingen van den staat, moet de president worden
gehoord.
Wanneer deze interpellatiën of verzoekschriften de binnen-
landsche politiek raken, zullen uitsluitend de ministers zich
hebben te verantwoorden over de door hen gepleegde
daden. Indien echter de ministerraad bij een speciaal
besluit, hetwelk aan de Nationale Vergadering is mede
gedeeld geworden, verklaart dat de zaak welke het geldt
in verband staat met het algemeene regeringsbeleid en dm
de verantwoordelijkheid van den president der republiek
raakt, zal de president het regt hebben om, met inacht
neming van de in het eerste artikel dezer wet voorge
schreven vormen, het woord te voeren.
Nadat de president is gehoord, stelt de Vergadering den
dag der discussie vast.
Art. 4. De commissie tot onderzoek der betrekkingen
tusschen de verschillende staatsmagten blijft belast met het
voorbereiden en ter bekwamer tijde aan de Nationale Ver
gadering indienen van een wetsontwerp tot instelling eener
Tweede Kamer, welke echter eerst zal optreden na de
ontbinding der tegenwoordige Nationale Vergadering.
Het wetsontwerp tot regeling van het kiesstelsel zal,
zoodra het door de daartoe benoemde speciale commissie
zal zijn vastgesteld, naar de in den aanhef dezes bedoelde
commissie worden verwezen, ten einde in verband te
worden gebragt met het wetsontwerp tot instelling eener
Tweede Kamer."
Het Fransche Genootschap tot bescherming der kin
deren heeft voor 1873 als prijsvraag uitgeschreven eene
verhandeling „over de middelen om het zogen door de
moeders algemeen te maken." De prijs, aan het meest
voldoende antwoord toegekend, bedraagt 500 frs. De in
het Fransch geschreven beantwoordingen moeten vóór den
1 Nov. a. s. worden irigezonden bij den secretaris van het
genootschap, dr. Alex. Mayer, Rue Béranger No. 17, te Parijs.
Te Parijs is door het omvallen van een petroleumlamp
een heel gezelschap heeren en dames in brand gevlogen;
zij hadden juist een diner gehad ter eere van den verjaardag
van een lief 18jarig meisje, dat ook erg gebrand is; de
lamp viel om door de onhandigheid van een der heeren,
die er zijn sigaar aan wilde aansteken.
Parijs wordt niet alleen door de Engelsche piek poc
kets bezocht; thans is er een Chinees gevat, op heeterdaad
betrapt en verdacht van een ontelbare menigte zakkerolle-
rijen. Hij heet Fo-Eng, maar had zijnen naam verfranscht
in: Foing. Doch meer dan zijnen naam en zijn nationaal
costuum had hij aan zijn „vak" ten offer gebragt; zijn staart
zelfs had hij doen verdwijnen. Het blijkt dat hij reeds
10 jaar, zoo in Engeland als in Frankrijk „werkzaam" was.
Toen hij voor den commissaris van politie verscheen, zeide
hij: „ik wil wedden, dat ge nog nooit een cliënt onder
handen hebt gehad, die 17,000 Chiueesche karakters kende."
Twee jongelui te Parijs die pas vijf weken waren
getrouwd en 's avonds kolen ter verwarming mede naar
hun kamer hadden genomen, vond men den anderen morgen