Woensdag 19 Februarij. 31 Jaargang. 1873. N°. 22. Een Koning die heengaat. Uitgever A. A. BAKKER Cz. HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franoo per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent. elkè regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naarplaatsrnimteberekend VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS: Naar Oost-lndië: via Triest 4 Maart 'savonds 6 u. 25 m. Marseille 27 Febr. 's avonds 6 u. 25 m. „au Brindisi 2Q Febr. 's avonds 6u. 25 m. per Prins van Oranje 4 Maart 's av. 11 u. Curagao en Suriname, 1 Maart 's morg. 6 u. 25 m. Kaap de Goede Hoop. via Southampton: 23 Febr., 's morg. 6 u. 25 m. Terwijl de telegraaf ons in de laatste dagen geene andere berichten scheen te brengen dan omtrent de vervelende Fransche Commissie van Dertig, verraste zij ons met de tijding: „Koning Amadeus wil abdiceeren," straks: „de Koning heeft geabdiceerd," vervolgens: „de Koning en zijne gemalin zijn uit Madrid vertrokken," eindelijk „de Spaanscbe republiek is geproclameerd." Niet dat de omstandigheden in Spanje van dien aard waren, dat een vrijwillige troonsafstand des Konings ons bevreemdend moest voorkomen, maar wel,: dat alles zoo snel, zoo kalm, zoo weinig opzienbarend is geschied. Amadeus was bij zijne verkiezing tot constitutioneel Koning van Spanje niet de door het gansche volk of door de groote meerderheid er van gewenschte persoon, en het is hem gedurende zijne korte regeering niet gelukt, het te worden. Daartoe is het Spaansehe volk te zeer in partijen verdeeld, daartoe tellen de Republikeinsche en Bourbonsche te veel aanhangers; partijen, die geen vrede wilden nemen met een .gematigd en ordelijk bestuur van wien ook, indien niet de hare de bovendrijvende in de regeering was. Reeds toen, na meerdere vergeefscbe pogingen om Spanje een Koning te. bezorgen pogingen die Europa op een ver- schrikkelijken oorlog te staan kwamen de maarschalk Prim het voorstel deed om den toen 25jarigen hertog van Aosta, den tweeden zoon van Victor Emmanuel, de kroon aan te bieden, verklaarden zich 29 Madridsche bladen van allerlei richting tegen dit plan,- dat ook bij de Cortes nadrukkelijke af keuring,;en bestrijding vond. Den 17 Nov. 1870,: toen de stemming plaats had, verklaarden van de 345 tegenwoordige afgevaardigden zich 191 voor den hertog, 74 voor Prinsen der vorige koninglijke familie en 63 voor de republiek, terwijl 17 Carlisten blanco-biljetten inleverden. Hij verkreeg dus de gevorderde meerderheid, en de ver deeldheid der niet voor hem gestemd hebbenden deed hem waarschijnlijk de hoop voeden, dat hij, als de uitverkorene der meerderheid, genoegzame ondersteuning zou vinden om het bewind over Spanje te kunnen voeren. Brieven uit het Noorderkwartier. XTTT- Wat hebben de menschen in vroegere tijden toch wijs gedaan en wat hebben zij aan eene natuurlijke behoefte vervulling trachten te geven, toen zij zich tot maatschappijen hebben vereenigd. Een mensch op zich zelf staande, de hulp en ondersteuning van zijne medemenschen inietv genietende, moet hier op aarde een akelig leven voortslepen; maar door de hulp en ondersteuning, die hij van anderen erlangen kan, wordt het leven recht prettig en pleizierig. De geschiedenis onderwijst ons dan ook, dat niet slechts banden des bloeds, maar veel meer nog de prikkel der behoefte menschen tot menschen heeft gebracht en mensehen aan menschen houdt gebonden, en dat liét gevoel van behoefte niet alleen maatschap pijen, maar ook nuttige inrichtingen en stichtingen in de maat schappij geboren heeft doen worden. uEendracht maakt macht!" zegt een oud vaderlijk spreekwoord, ep hoe oud dit spreekwoord wezen moge (ik weet het op geen eenwen na te bepalen), nog is het even waar als vroeger. Maar dat gaat zoo met „waarheden," die verouderen nimmer. Eendracht maakt macht. Wat één mensch niet verrichten kan, wordt door eene vereenlging van menschen gemakkelijk verricht; wat één persoon niet dragen kan, houdt voor vele personen op een last te zijn wat voor één persoon een oorzaak van maatschappelijken ondergang tou zijn, wordt door een klein offer van vele personen de bron der instandhouding van zijn medemensch. Uit deze overtuiging zijn in onze maatschappij vele stichtingen, vereenigingen, maat schappijen ontstaan. Ik weet wel, het eigenbelang is niet buiten het spel, dat vervult ook eene rol, maar toch is het waarheid, dat door gezamenlijke krachten wordt daargesteld, wat voor enkelvou dige krachten onmogelijk is. Let slechts op spoorweg-, stoomboot-, kanaal-, brandwaarborg-maatschappijen en meer soortgelijke stich tingen in onze maatschappij. Wat zou één persoon kunnen doen nm zulke ondernemingen te verwerkelijken? Neen! om zoo iets in het leven te roepen en in stand te honden hebben wij de hulp en ondersteuning van anderen noodig. En waar zulke maatschap pijen door eene vereeniging van krachten worden daargesteld, daar mogen wij verwachten, dat zij tot welvaart en zegen van allen dienstbaar zullen wezen. Al deze maatschappijen zijn uit het be ginsel van behoefte ontstaan en zijn de vervulling van het spreek woord: uEendracht maakt macht!" Elke maatschappij, in onze burgerlijke maatschappij opgericht, Wij wenschen geen Prins van eergierigheid te beschul digen, die, geroepen tot het regeeren van een volk dat over zich zeiven beschikt, zoodanige taak aanvaardt met de be doeling om, zich boven de bestaande partijschappen stellende, dat volk door een mild en rechtvaardig bestuur tot meerder ontwikkeling en welvaart te voeren en tot den rang, waarop het wegens zijn zielental, zijne hoedanigheden en zijne geschiedenis aanspraak zou mogen maken. En naarmate de bezwaren, gevolgen van langdurig wanbestuur, van veel vuldige omwentelingen en van uitgeputte en verwarde geld middelen, te grooter waren, moest het de eerzucht van den hertog te meer prikkelen, zijn rustig en onbeduidend leven prijs te geven voor het wagen eener poging, tot het hergeven aan Spanje van een eertijds roemrijken en geëerbiedigden naam. Dat was een taak, misschien zijne krachten te boven gaande, het manlijk pogen was een koningszoon waardig, aan goeden wil ontbrak het hem niet. Maar toch meenen wij, dat Amadeus de kroon van het door en door Catholieke Spanje niet had moeten aanvaarden, wegens de rol door zijnen vader tegenover den Paus ge speeld. De zoon van den „roover-Koning" onzer clerikale bladen, de zoon van een geëxcommuniceerde kon geen goede onvangst genieten bij de Spaansehe geestelijkheid, van haar was geene ondersteuning zijner zaak te wachten. De hooge prelaten onthielden zich van zijn Hof, de oude adel deed het evenzeer, de maarschalk Serrano weigerde het zelfs om peet over zijn jonggeborene, diens gemalin om eeredame in het kraam vertrek der Koningin te zijn. Ja, verscheidene pastoors, gedachtig hoe zij gedurende de Napoleontische overheersching de natie tot opstand tegen den vreemden geweldenaar aangevuurd en haar daarin voorgegaan (en sedert bij menige volksbeweging het guerilla-bedrijf onder houden) hadden, stelden zich aan het hoofd van benden partijgangers in de beide Carlistische opstanden gedurende 's Konings regeering, waarvan de laatste reeds ongeveer een jaar geduurd en in de jongste tijden, naar het schijnt, belangrijke uitbreiding bekomen heeft. Daartoe gaf Amadeus, de wettig verkozen Koning, die zich aan niet één inconsti- tutioneele daad schuldig maakte, gewis geene aanleiding, de kwade reuk waarin het Huis van Savoye bij de streng- Catholieken staat des te meer. De Carlistische zaak vond dan ook de meeste ondersteuning bij de aan hunne geeste lijkheid gehechte landlieden, het minst in de groote steden, waar de republikeinsche beginselen zich meer deden gelden. Niet de imposante persoon van den Bourbonschen preten dent, wiens grootste bekwaamheid in het uitvaardigen van brommende proclamatiën bestaat en die liever zijne volge lingen dan zich zeiven aan den open strijd waagt, dreef tot den opstand, maar veeleer de afkeer van het voor zijn geloof ijverige volk van den „Italiaan," wiens vader het mag in beginsel goed genoemd worden. Wat sommigen later geworden zijn, daar spreek ik niet over; alles is voor misbruik vatbaar, en het nuttigste, dat het diepst het leven kan en behoort in te grijpen, is ook voor het meeste misbruik vatbaar en kan het meest aan de zelfzucht dienstbaar worden gemaakt. Maar moet het misbruik het gebruik opheffen? Omdat schijnheiligheid den gods dienst misbruikt, moet hij nu op non-activiteit worden gezet? Dat gaat niet op. Verder: als personen hun tijd en hun verstand in den dienst eener maatschappij besteden, zij daardoor een goed middel van bestaan hebben, ja, hoe uitgebreider hunne maatschap pijen worden, zij daarvan ook meerdere voordeelen genieten, nie mand, die niet de leer van het Communisme is toegedaan, zal dit een roof aan de maatschappij gepleegd noemenintegendeel, elk die redelijk denkt en niet van zedelijk gevoel ontbloot is, zal gaarne toegeven: hoe meer de werkzaamheden aangroeien, des te meer klimt de verantwoordelijkheid; hoe meer men zijn verstand moet inspannen om eenige zaak goed en deugdelijk te beheeren, des te noodzakelijker is het, dat het inkomen aan zulk eene be trekking verbonden stijgt. Wij, bewoners van het Noorderkwartier, hebben met verstand niet veel op; verstandelijke vermogens schatten wij gering en op het altaar van het verstand kunnen wij geene groote gaven offeren. Treden wij ons leven maar eens in. Als wij verlangen, dat het verstand van anderen ons dienen zal, wat zeggen wij dan meermalen? „Och, doe gij eens dit of dat, schrijf gij eens een brief, onderzoek gij eens die of die zaak, wij kunnen het niet doen, en gij schudt het uit den mouw; wij hebben geen tijd en gij hebt toch niets te doen en het kost u niets." Ik vraag u, is dit niet dikwijls ons spreken tegenover het verstand? En als wjj aan het verstand voor de diensten ons bewezen een honorarium geven, welk loon is het dan? Dikwijls nauwelijks een: „ik bedank u wel!" of een hondenloon. Waarlijk, het verstand zal er niet vet van worden. Het is dikwijls bij ons alsof het geen geld en in spanning heeft gekost, verstandelijke vermogens deelachtig te worden; 't is bij ons dikwijls net alsof wij in den waan verkeeren, dat het verstand aanwaait en boter, kaas, vleesch, spek, karnemelk en wei alleen geldswaarde bezitten't is net alsof de verstandige zijn schoorsteen laat rooken en zijn mond openhouden kan, zonder het algemeen railmiddel in de maatschappij geld. Die vlieger kan ook niet opgaan. Even goed als wijnboeren, al is het maar voor een potje karnemelk of een sootje wei betaling verlangen, zoo moeten wij ook gaarne aan het verstand onze offers brengen i en wij behooren te bedenken, dat, hoe duurder boter, kaas, vleesch j is, en hoe voordeeliger onze karnemelk en wei in vet kan worden I opperhoofd der Kerk eerst van eenige provinciën en nog kort geleden van diens zetelstad en laatste wereldlijk gebied had beroofd; een afkeer, welke behendig geprikkeld werd door de, van betuigingen van trouw aan de godsdienst over vloeiende, Carlistische manifesten. Misschien verwachtte Amadeus aanvankelijk, dat de Carlistische opstand, welke zich bovenal door geweldenarijen, plunderingen en aanhouding van spoortreinen, en dus van zeer lage zijde, deed kennen, zou bedwongen worden, gelijk de door den - onttroonden Koning Frans uit Rome gevoede rooverijen in het Napelsche. Maar in dat geval had liij met meer gestrengheid moeten te werk gaan en de roovers als roovers moeten behandelen, en geen pardon en nogmaals pardon verleenen als aan den pastoor van Alcabon. Zulk eene gestrengheid lag niet in zijn karakter, hij wenschte niemand een opgedrongen Vorst te zijn en andere staat kundige overtuigingen dan de zijne te eerbiedigen; hij wilde, zooals hij in zijne jongste boodschap aan de Cortes ver klaarde, niet de Koning eener partij zijn, niet op geweld dadige wijze woeden- tegen lieden, die geen vreemdelingen maar Spanjaarden warenhij had ernstig gewikt en ge wogen en zijn onherroepelijk besluit genomen om de kroon neder te leggen en dus van zijne zijde niet langer eene oorzaak van verdeeldheid te zijn in het land, waarvan hij gezworen had het welzijn te zullen bevorderen. Eere den Vorst, die dus kon besluiten, die zijnen troon niet wenschte te handhaven door bloed en geweld. O, men wijte hem niet, dat hij de waardigheid van het hem opge dragen koninglijk gezag niet krachtiger heeft doen gelden. Amadeus was geen absoluut Koning, hij zou de traditiën van zijn Huis verloocheud hebben als hij er naar gestreefd had het te worden, boe nuttig ook een tijdperk van tucht het Spaansehe volk ware. Hij wilde door geen tweeden December de redder der Spaansehe maatschappij worden, zooals Napoleon het van de Fransche getracht had te zijn, hoe gemakkelijk bij zich daarvoor ook van de hulp van het leger had kunnen verzekeren. Beurtelings had hij alles beproefd om Spanje tot rust te brengen, door voorkomen heid en liefdadigheid gepoogd het hart des volks te winnen; met alle ministers, welke de Cortes welgevallig schenen of door onophoudelijke kabalen en intrigues anderen wisten te verdringen, laatstelijk zelfs met een radicaal kabinet- Zorilla geregeerd niets mocht hem baten. Den wettigen weg wilde hij niet verlaten, wat bleef hem anders over dan een toestand te doen eindigen, welke hem niet tot eer, Spanje niet tot voordeel kon strekken? Wat ook de naaste aanleiding tot zijne aftreding, waar over de dagbladen nog verschillen, moge geweest zijn, de maat was reeds lang ten boorde gevuld, slechts één droppel was er noodig om haar te doen overvloeien. omgezet, des te duurder behoort in onze schatting ook het verstand te zijn. Want dat wij dit kunnen doen en dat onze producten zoo gemakkelijk de geheele wereld door vervoerd kunnen worden en wij dus zulke beste prijzen voor onze producten maken, dit hebben wij niet aan het geld, maar wel in de eerste plaats aan het verstand te danken. Dat dus bestuurders of directeuren van maatschappijen, die in onze burgerlijke maatschappij gezegende vruchten voor het leven geven, goede zaken maken, is wel; maar dat zij nu ook handelen in het bèlang der maatschappij in het algemeen en van ieder lid dier maatschappij in het bijzonder, dit mogen wij eischen. Maken zij daarentegen hunne betrekking alleen dienstbaar aan ziehzelven, volgen zij slechts hunne eigene eaprisen en maken zij sommige leden of een. enkel lid tot dupe hunner chicanen, dan handelen zij onverantwoordelijk. Onder de vele maatschappijen, die in onze burgerlijke maat schappij bestaan, bekleeden de brandwaarborg-maatschappijen eene voorname plaats. Heilzame inrichtingen in ons maatschappelijk leven! en naar mijne overtuiging is elk burger verplicht van zulk eene inrichting gebruik te maken. Het spreekwoord kennen wij allen: „een ongeluk is op een klein plaatsje gelegen," en de waarheid van dit zeggen bevestigt de ondervinding. Ons mensehen- verstand zegt: „geen gevolg zonder oorzaak" en brand zonder het ontstaan of aanbrengen van vuur is ondenkbaar. De meeste bran den, van de tien misschien zeven, ontstaan door onvoorzichtigheid. Een enkele maal steekt de bliksem onze woning of have in brand, in de meeste gevallen is het onvoorzichtigheid of onnadenkendheid. Denkt nu niet, dat ik met deze woorden zeggen wil, als ik van brand hoor of lees: het getal brandstichters is weer met één ver meerderd. Neen, zoo ontmenseht ben ik niet; maar wel durf ik beweren, dat de meeste branden door onvoorzichtigheid ontstaan. Als wij oorzaak en gevolg altijd maar saam wisten te knoopen, dan zouden wij allen het belijden. Maar vaak staan wij voor zaken, waarvan wij de oorzaak niet kunnen opsporen. Onze kennis is beperkt en bovendien wij ziju zoo vergeetachtig, soms zóó met bezigheden overladen, wij worden zóó voortgedreven, dat wij met de grootste nauwgezetheid toch wel eens achteloos kunnen zijn. Daarom behooren wij van zulke inrichtingen in de maatschappij gebruik te maken, dat, zoo ons een ongeluk overkomt, hetzij door eigen onbedachtzaamheid, hetzij door onze buren, hetzij door den bliksem, hetzij door eenige andere oorzaak, wij met het verbranden van onze bezitting niet bij de puinhoopen van onze welvaart staan, maar de hulp van anderen kunnen genieten, gelijk

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 1