1873. N°.26. Vrijdag 28 Februarij. 31 Jaargang. BEKENDMAKING. NATIONALE MILITIE. BEKENDMAKING. Weêr gouden tientjes? Binnenland. Uitgever A. A. BAKKER Cz. g IIELDERSCRE if EN NIËUWEDIEPER COURANT. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsgaq-, Donderdag- en Zatuedag namiddag. Abonnementsprijs per wartaal1.30. franco per post - 1.65. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS: Naar Öost-lndië: via Triest 4 Maart 'savonds 6 u. 25 m. „vu Marseilleld Maart 's avonds 6 u. 25 m. „na Brindisi6 Maart's avonds 6u. 25 m. „ut, per Prins van Oranje 4 Maart 's av. 11 u. h Curagao en Suriname, 1 Maart 's morg. 6 u. 25 m. Kaap de Goede Hoop. via Southampton: 3 Maart, 's morg. 6 u. 25 m. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER brengen ter openbare kennis, dat de Militieraad van het derde district in Noordholland, de eerste zitting zal houden te HOORN, en wel zoover deze gemeente betreft op WOENSDAG den TWAALFDEN MAART 1873, des voormiddags tien ure. Ia deze zitting wordt uitspraak gedaan omtrent: De versohenen Vrijwilligers voor de Militie; DeLotelingen die redenen tot vrijstelling hebben ingediend, De Lotelingen in de artt. 55 en 56 der wet op de Nationale Militie bedoeld; Alle overige Lotelingen. Volgens artikel 88,. in verband met artikel 91 der bedoelde wet, MOETEN voor die zitting verschijnen: 1.' De Vrijwilligers voor de Militie; De Loteling die vrijstelling verlangt wegens ziekelijke gesteld heid of gebreken, of gemis van de gevorderde lengte. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Helder, 8TAKMAN BOSSE, Burgemeester, den 25 Februarij 1873. L.' VERHEY, Secretaris. BURGEMEESTEE en WETHOUDERS der gemeente ANNA PAULOWNA brengen ter kennisse van de Inge zetenen, dat de lijsten, aanwijzende de personen, die bevoegd zijn tot het kiezen van Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, van de Provinciale Staten en van den Gemeenteraad,op heden zijn vastgesteld', aange plakt en gedurende de eerstvolgende veertien werkdagen, op de Secretarie der gemeente, van des morgens 9 tot 1 ure, voor een ieder ter inzage zijn nedergelegd. Bezwaren tegen gemelde lijsten moeten bij verzoekschrift, door de noodige bewijsstukken gestaafd, binnen 14 dagen na dato, aan den Gemeenteraad worden ingediend. Anna Paulowna, den 24 'Februarij 1873. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. E. PERK, Burgemeester. A. J. DE JONGH, Secretaris. Ieder kent het geld als bet algemeene ruilmiddel, waar door alle handelingen van koop en verkoop worden bewerk stelligd, als eene zaak van bepaalde waarde, tegenover de afwisselende waarde van alle andere zaken. Maar al wordt aan het geld eene bepaalde waarde toegekend, die waarde is er niet bestendig aan eigen; zij wisselt af, even als de waarde van alle andere voorwerpen, zij klimt bij vermeer derde vraag, zij daalt bij toenemend aanbod. Geld is een handelsartikel als elk ander, hoe meer edel metaal wordt aangevoerd des te meer daalt de waarde van het geld, des te hooger stijgt de prijs van alles wat voor geld te beko men is. Al bedraagt nu de vermeerdering of vermindering der waarde, van eiken gulden slechts eene kleinigheid, bij de aanzienlijke hoeveelheid munt, die aanwezig is, wordt die kleinigheid tot eene zeer belangrijke som vermenig vuldigd. Evenwel zou het bezwaar hiervan niets anders zijn. dan eene geringe prijsverandering van alle voorwerpen, indien er niet twee verschillende metalen als ruilmiddelen gebezigd werden, het zilver en het goud. Daardoor toch is éene standvastige waarde van het geld nog minder mo gelijk, dewijl de op een gegeven oogenblik aanwezige hoe veelheid van deze beide metalen er invloed op uitoefent, en bovenal, omdat de onderlinge waardeverhouding van beiden san afwisseling onderhevig is. Voor het tegenwoordige wordt het goud gerekend 15| maal meer waard te zijn dan bet zilver, maar deze verhouding kan door onevenredig meerderen aanvoer van een der beide metalen lichtelijk veranderen en mag volstrekt niet als blijvend beschouwd worden. Zoodra deze verhouding verbroken wordt, en het zilver b. v. stijgt en gevolgelijk het goud vermindert in prijs, zal ieder trachten zijne betalingen in goud te doen, liever goud dan zilver doen aanmunten, en het duurdere zilver zal als munt uit de circulatie verdwijnen. Aan den nieren kant zal ieder liever in zilver dan in goud betaald Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. worden en zulks waar hij kan bedingen. Immers men kan dan voor zijn zilvergeld goud koopen en dus eene grootere geldswaarde verkrijgen. Dergelijk bezwaar doet zich voor, waar in één Land gouden en zilveren munt te gelijk be staan, waar de dubbele standaard is aangenomen, maar het doet zich ook voor, indien verschillende Rijken, die in han delsbetrekkingen tot elkander staan, niet denzelfden munt standaard bezitten. Wij weten uit onze jeugd wat fraai en geliefd geld de gouden tientjes en vijfjes waren. Tot 1839 was hunne waarde in verhouding tot het zilver echter te gering, zoodat ieder voor zijne betalingen goud zocht te krijgen en niemand zilver liet aanmunten. Het zilver verdween zoodra het van de munt kwam, men kon door er goud voor te koopen grooter geldswaarde bekomen. Om hieraan te gemoet te komen, ging men er in 1839 toe over om het gehalte der zilveren munt te verminderen, en zoo moeilijk is de juiste verhouding te treffen en te bewaren weinige jaren later deden de tientjes eenig opgeld. Maar de ontdekking van goud in Californië, straks gevolgd door het vinden van hetzelfde metaal in Australië in hoe veelheden, die de stoutste verbeelding overtroffen, en de groote aanvoeren naar Europa brachten hierin weldra groote verandering. Eene aanzienlijke daling der waarde van het goud en eene daaraan evenredige stijging van het zilver kon met grond verwacht worden. Behield het Rijk nu als wettig betaalmiddel het goud, dan was het te vreezen, dat de ingezetenen, tot verlies der schatkist, hunne belastingen bij voorkeur in goud zouden betalen, dat vreemdelingen wat zij uit Nederland kochten in goud zouden voldoen, dat de zilveren munt zou uitgevoerd worden en uit den omloop verdwijnen, en dat het Rijk, tot zijne groote schade, maar gedurig het duurdere zilver zou moeten koopen en aan munten, om het telkens door het zooveel goedkoopere goud te zien vervangen. 't Mocht derhalve een zeer voorzichtige en wijze maat- regel genoemd worden, toen men in 1847 besloot tot den enkelen zilveren standaard over te gaan, en den gouden tientjes en vijfjes hunne uitgedrukte waarde te ontnemen, waardoor zij onderhevig werden aan den marktprijs van het goud en aanstonds tot p. m. f 9.75 daalden. De daar door noodige vermeerderde aanmunting van wichtig zilver geld kostte ons land een zeer aanzienlijk bedrag, maar men meende nu alle bezwaar te boven te zijn; immers, al werd Onverwacht eene groote hoeveelheid zilver gevonden, de gewinning daarvan, veel moeilijker en duurder dan van goud zijnde, zou eene belangrijke daling weerhouden en de mindere waarde van het zilver zou die daling minder gevoelig doen zijn dan die van goud. Wat bij het behoud van den gouden standaard gevreesd werd is intusschen niet geschied. Iri weerwil van den grooten toevloed van goud, is de prijs daarvan niet zoo gedaald als men reden had te verwachten, integendeel is die weder gestegen en het zilver dus in verhouding goed- kooper geworden, zoodat de stand van zaken thans deze is, dat men, om in de verhouding van 15| tot 1 te blij ven, f 10.13 in zilver zou moeten betalen om f 10 goud te koopen. De oorzaak hiervan is in de eerste plaats de in 1865 gesloten en in 1869 in werking gebrachte zooge naamde Latijnsche muntconventie, waarbij Frankrijk, België, Italië en Zwitserland een eenparig muntstelsel aannamen, wel met den dubbelen standaard, maar waarin de gouden munt de hoofdrol speelt. Het nieuwe Duitsche keizerrijk is sedert, als eersten stap tot een voor gansch Duitschland gelijk muntstelsel, begonnen een gouden Rijksmunt te slaan, en de Scandinavische Rijken Zweden, Noorwegen en Dene marken hebben almede eene overeenkomst getroffen om eene voor hen gelijke gouden munt in te voeren. Vandaar vermeerderde vraag, prijsverhooging van het goud, mindere behoefte, overvloed en prijsvermindering van het zilver; een overvloed, welke zich vooral naar ons, geen gouden munt bezittend, Land wendt, eene prijsvermindering, welke zich nog sterker zou doen gevoelen, indien uit het Oosten niet voortdurend een groote vraag naar zilver was blijven bestaan, maar welke voor ons bedenkelijk en ge vaarlijk wordt, omdat wij in onze uitgebreide handelsbe trekkingen met het buitenland reeds lja5 cent op eiken gulden verliezen, en omdat door de zeer belangrijke aan munting voor particuliere rekening onze hoeveelheid zilveren munt en het daarop te lijden verlies steeds toeneemt. Hetzelfde, wat in 1847 gevreesd werd, doet zich nu in omgekeerden zin voor; het doorgaans zoo lang wikkende en wegende Nederland is toenmaals te voorzichtig, te gauw geweest, en wat België, dat ons voorbeeld gevolgd had, in 1861 (tot zijn tijdelijk nadeel te spoedig) deed, de gouden munt weder invoeren, schijnt thans ook voor ons raadzaam. Maar zullen wij dan ook, als de Latijnsche unie en Duitsch land, den zilveren naast den gouden standaard behouden, of ons alleen tot den laatsten bepalen? Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent. elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naarplaatsrnimteberekend In October van het vorige jaar werd eene staatscommissie benoemd om deze kwestie te onderzoeken en maatregelen voortestellen, welke, met het oog op den toestand in naburige landen, ten aanzien van den muntstandaard bebooren genomen te worden, en dezer dagen is het verslag van genoemde commissie openbaar gemaakt. Volgens dit rapport acht de commissie dadelijke vervanging van den zilveren door den gouden standaard onnoodig. Drie gevallen kunnen zich voordoen. Indien Duitschland bij den dubbelen standaard blijft volharden en Frankrijk en Italië tot den omloop van metalen geld terugkeeren, zal de wettelijke verhouding van 15| 1, alsdan op een uitge strekt veld van kracht zijnde, eene grootere vastheid dan vroeger verkrijgen. Indien echter Duitschland den enkelen gouden standaard aanneemt en Frankrijk het papier door metaal vervangt, zal de Latijnsche unie, die den dubbelen standaard heeft, veel zilver opnemen, waardoor de demoné- tisatie van zilver in Duitschland zal worden opgewogen; maar het is twijfelachtig, of die invloed voldoende zal zijn. Ten derde is echter het geval mogelijk, dat Duitschland den enkelen gouden standaard invoert en in Frankrijk de papiercirculatie blijft bestaan. Met het oog op deze eventualiteiten acht de commissie voor het oogenblik de volgende maatregelen noodig: 1. In voering van den dubbelen standaard, zoodat goud naast zilver standaardmunt wordt tegen een verhouding van 15| 1. 2. Beperking van of voorloopig verbod van verdere aanmunting van zilveren standpenningen. Doet het eerste der genoemde gevallen zich voor, dan kan dat verbod worden opgeheven, omdat dan de dubbele standaard op een groot terrein zal werken. In het tweede geval zal wellicht de verhouding van 15| 1 nog voldoende zijn, om bij den dubbelen standaard te volharden. Maar in het derde geval moet Nederland onherroepelijk tot den enkelen gouden standaard overgaan, omdat ook de Latijnsche munt-unie wellicht alleen goud zal aannemen. De voorge stelde maatregelen leveren een geschikten overgang opde beperking der aanmunting van zilver zal den voorraad door uitvoer naar Indië allengs doen verminderen en het over blijfsel kan later voor zilveren pasmunt gebruikt woeden, die groot zal moeten zijn, als de enkele gouden standaard wordt aangenomen. De commissie zou liefst het ëerste feval dubbele standaard in een groot gedeelte van luropa verwezenlijkt zien en waagt de onderstelling dat ook Duitschland dien zal behouden. Geschiedt dit echter niet, dan zal omdat Scandinavië zal volgen en ook Enge land den gouden standaard bezit de invloed der Latijnsche unie, waar het papier niet zoo gemakkelijk door metaal kan vervangen worden, weinig tot handhaving der waarde van het zilver bijgedragen en voor Nederland niets overblijven dan invoering van den enkelen gouden standaard. De commissie stelt daarom voor, naast de muntwet van 1847 waarbij de enkele zilveren standaard is ingevoerd eene tweede wet af te kondigen, waarbij naast de zilveren standpenningen worden ingevoerd gouden 10- en 5 gulden stukken, van 0,900 gehalte en wegende 6,774 (3,387)' grammen, terwijl tevens de aanmunting voor particulieren van de 6,729 wichtjes wegende enkele, en van de dubbele en halve Willems wordt gestaakt; en den Konihg de macht worde gegeven om de aanmunting van de standaardsoorten te beperken of te schorsen voor den tijd van 6 maanden, met recht tot verlenging, welke verlenging bij de wet moet worden bekrachtigd. In hare toelichting van dat wetsvoorstel, dat in een zelfstandig muntstelsel volhardt, zegt de commissie, dat zij getracht heeft een stap te doen op den weg der internati onale munteenheid. Hare pogingen zijn echter afgestuit op de bezwaren, die vooral een klein land ondervindt, wanneer het zich, op het gebied van het muntwezen geheel of gedeeltelijk aan een machtigen nabuur heeft aangesloten. Verder gelooft de commissie, dat de voortdurende circulatie van muntbiljetten tot een bedrag van slechts 10 millioen, ongestoord kan voortduren, met wijziging in den tekst bij aanneming ook van gouden munt. Voor de Indische bezit tingen zal voorloopig de enkele zilveren standaard van kracht kunnen blijven. De definitieve regeling van het muntwezen door een derde wet de invoering van den enkelen gouden standaard, waartoe'wij wellicht eenmaal zullen moeten be sluiten acht de commissie alsnog onnoodig te bespreken. Over het meer of minder Wenschelijke van een zelfstandig muntstelsel zullen wij later wel eens gelegenheid vinden meer uitvoerig te spreken. HELDER en NIEUWEDIEP, 27 Februarij. Wij vernemen, dat Zr. Ms. stoomschepen Het Metalen Kruis en Zeeland, welke met den meesten spoed voor de dienst worden gereed gemaakt, de reis naar Oost-Indië door het Suez-Kanaal zullen maken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 1