Benoeming-en, enz.
STATEN-GENERAAL.
Buitenland.
Frankrijk.
Engeland.
In het lokaal Musis Sacrum werd jl. Dingsdag avond
het vierde jaarfeest der sociëteit Mars gevierd. Een
aantal leden en geïnviteerden met [hunne dames vulden
de zaal, die op den achtergrond met groen versierd was,
waartusschen de naam der sociëteit in sierlijke letters prijkte.
Met het oog op den vastenavond, ontvingen de aanwezigen
van tijd tot tijd bezoek van gemaskerden, die de dames
kleine geschenken kwamen aanbieden. Door een twaalftal
leden werd vervolgens eene allegorische voorstelling gegeven
van de natiën van Europa, ieder getooid in de nationale
uniform en voorzien van de vlag der mogendheid wier
vertegenwoordiger hij was. Onder de leiding van den heer
Vuurpijl, volbragten de g»costumeerden, voorafgegaan door
een tamboer en gevolgd door een marketentster, die de
vaan des vredes voerde, een marsch door de zaal, kruisten
zij hunne wapens en defileerden voor de heeren officieren
der dd. artillerie-schutterij en van het artillerie-vrijkorps.
Als bewijs van vredelievende gezindheid ledigden ten slotte
allen den beker, onderwijl de muziek de verschillende
volksliederen der natiën van ons werelddeel uitvoerde.
Nog eenmaal werd een marsch door de gecostumeerden
uitgevoerd en eindelijk het inmiddels reeds aangevangen
bal voortgezet, dat afgewisseld werd met toespraken en 't
zingen van toepasselijke]feestliederen. Den ganschen avond
door heersehte onder de aanwezigen de aangenaamste
stemming en zeker heeft deze feestviering een allergunstigsten
indruk bij hare bezoekers achtergelaten.
Gisteren is op de Noorderhaaks gestrand het schip
Reward, van Snnderland met steenkolen naar hier bestemd.
Het volk is door de loodsboot No. 7, schipper Kok, gered.
De jongste oproerige bewegingen in Deli zijn, naar
't schijnt, zoo niet door den Sultan van Atchin veroorzaakt,
althans door hem ondersteund, terwijl hij den van wege 't
Nederl. Gouvernement naar hem afgevaardigde persoon
niet heeft willen ontvangen. Onze veiligheid op Sumatra
vordert dat die zoogenaamde bondgenoot meer eerbied krijgt
voor de Nederlandsche vlag, en bevestigen zich de daar
omtrent loopende geruchten, dan zou ons Gouvernement
voornemens zijn dat moordzuchtige volk den oorlog aan te
doen. Het zou een expeditie zijn op groote schaal, 't Va
derland spreekt van een aanvraag uit Indië van 3000 man
met kader en officieren.
Nog meerdere geruchten beroeren volgens genoemd blad
in de residentie de militaire wereld; er is van niets meer
en niets minder sprake dan van een verplaatsing van het
regiment grenadiers en jagers naar Amsterdam, en wel met
1 Nov. a. s. Zeker is het dat dit plan een punt van over
weging uitmaakt; de localiteiten in de hoofdstad zijn reeds
opgenomen. Blijkens latere berigten is van deze verplaatsing
wel sprake geweest, maar heeft men 't plan weder laten varen.
Nadat het Japansche gezantschap jl. Dingsdag middag
door den min. van Buitenl. Zaken aan zijn departement
was ontvangen, werden de gezanten ten 3 ure in hofrijtuigen,
waarvan 1 met 6 paarden bespannen, van het Hótel-Paulez
afgehaald voor de audiëntie bij den Koning. De leden van
het gezantschap waren gekleed in Europeesch gala-costuum
(goud geborduurde gala-rok, steek en degen); een peleton
huzaren opende en sloot den stoet. Bij het paleis des
Konings stond eene eerewacht van het regiment grenadiers
en jagers geschaard. Op de audiëntie stelde de heer de
Graeff van Polsbroek de gezanten aan Z. M. voor, die
omringd was vanHD. grootofficieren, kamerheeren en verdere
leden der hofhouding en van den min. van Buitenl. Zaken.
Des avonds was het gezantschap tegenwoordig op een
groote diplomatieke receptie, welke door den minister van
Buitenl. Zaken gegeven werd.
Dr. Prompe van Meerdervoort, van 's Hage, zal gedurende
het verblijf van het gezantschap in de residentie daarbij
als geneesheer fungeeren.
Beroepen bij de Christ. Ger. kerk te Broek op
Langedijk ds. M. van Minnen, pred. te Hazerswoude.
Bedankt voor het beroep naar Amsterdam door dr.
D. P. M. Huet, pred. te Dirksland.
In het Kerkelijk Weekblad bestrijdt ds. J. P. Non
hebei de draaiorgels, welke „onberekenbaar" veel kwaad
doen en vergif zaaijen in de harten der kinderen.
De Catholieke bladen behelzen de vasten-mandementen
van mgr. G. P. Wilmer, bisschop van Haarlem, mgr. J.
Zwijsen, aartsbisschop van 's Bosch, en mgr. A. I. Schaep-
man, aartsbisschop van Utrecht.
Mgr. Wilmer vestigt de aandacht inzonderheid op het
geloof aan Gods Voorzienigheid, die voor de kerk van
Christus waakt en haar behoedt, hoe hoog de nood ge
stegen moge zijn.
Ten slotte worden de geloovigen vermaand, zich onder
de magtige hand van God te vernederen, in dezen tijd van
rouw en boete naauwkeurig hun wegen en handelingen te
onderzoeken, vurig te bidden en zich te oefenen in alle
goede werken.
Mgr. Zwijsen wijst vooral op het hoog gewigt van de
opvoeding der jeugd, de verantwoording van ouders en op
voeders ten deze, en de misslagen, die het wèl gelukken
der opvoeding in gevaar brengen, zoo niet geheel onmoge
lijk maken. De opvoeding moet vóór alles en in allen deele
een godsdienstige zijn; alle inrigtingen of scholen moeten
geschuwd worden, waar de jeugd gevaar loopt van in geloof
of zeden schipbreuk te lijden.
Door mgr. Schaepman wordt inzonderheid gewag gemaakt
van het lijden en de vervolging der kerk, en den troost,
voor de geloovigen in en onder dat lijden te genieten. De
vrucht der vervolging moet zijn, dat de Christenen te
naauwer in de éénheid van geloof en liefde aan elkander
en aan Christus worden verbonden. De aartsbisschop beveelt
zijner geestelijkheid en geloofsgenooten aan, in den vasten
tijd inzonderheid het oog gevestigd te houden op het kruis
van den Zaligmaker, God te smeeken om Zijn magtigen
bijstand, en vooral te bidden voor den Paus, in diens ver
nedering en lijden, voor de vervolgde broeders en ook
voor de vijanden des geloofs, opdat zij tot inkeer mogen
komen.
Men schrijft ons van Texel, dd. 26 dezer:
„Zoo even ontvingen wij de treurige tijding dat heden
morgen achter Oost alhier is komen aandrijven eene onderste
boven liggende visscherschuit, toebehoorende aan schipper
Willem Drijver. Genoemde schipper heeft zeer waarschijnlijk,
met zijn twee knechts, Jacob Eelman en Cornelis Timmer
den dood in de golven gevonden. De schipper laat eene
vrouw en vier nog jeugdige kinderen achter."
Men schrijft uit Hoogwoud aan de Enkh. Crt.:
„De longziekte blijft in deze gemeente sporadisch heer-
schen, maar bepaalt zich tot nu toe tot ééne buurt, „het
Zuidend."
Ongeveer een twintigtal zieke runderen zijn te dier zake
onteigend en afgemaakt.
Toen de koeijen verleden herfst werden gestald, zijn ze
bij eenige landlieden door een rijks-veearts ingeënt geworden,
welke kunstbewerking tot heden naar het schijnt, zonder
eenige uitkomst is gebleven.
Bij den veehouder C. Eecen is, nadat ook bij hem de
longziekte was uitgebroken, het zieke vee onteigend en
afgemaakt en op de overige runderen de inenting toegepast.
Dat heeft echter niet verhinderd, dat ongeveer vier weken
na de gedane inënting de ziekte zich op nieuw onder zijn
vee heeft vertoond en weder eene koe is onteigend en
afgemaakt.
Tot lid der Prov. Staten van Gelderland is te Zut-
phen gekozen de heer mr. W. A. F. H. de Bas.
De heer Kalbfleiseh, burgemeester van Brooklyn, in
Noord-Amerika, die zooals men onlangs vernam, stervende
was en een groot vermogen zou nalaten, heeft in Middelburg
een eenigen en minder door de fortuin bedeelden broeder
wonen. Deze begeeft zich eerstdaags naar de Yereenigde
Staten om te onderzoeken in hoever het bedoelde berigt
waarheid behelst.
Te Sneek is gisteren de heer Moenz herkozen tot lid
der Tweede Kamer van de Staten-Generaal met 1450 van
de 2277 uitgebragte stemmen, De heer Keuchenius erlangde
796 stemmen.
Naar het Utr. D. verneemt is de loting voor de
Nationale Militie in de gemeente Wijmbritseradeel, uit
hoofde van de daarbij plaats gehad hebbende onjuistheden,
vernietigd en zal eene nieuwe loting moeten plaats hebben.
Terwijl vroeger, ook het vorige jaar, vele Hollandsche
kooplieden om dezen tijd in de stallen te Pingjum hunne
gading zochten, heeft zich tot nu toe niemand vertoond.
Men schrijft dit toe aan de hooge prijzen van het vee. De
heer E,. aldaar verkocht onlangs 22 koeijen, meest alle
2jarig, voor f 270 per stuk.
Naar men verneemt is in een stal bij Workum, waar
zich ruim 100 stuks hoornvee bevinden, de longziekte uit
gebroken. Van onderscheidene stallen in den omtrek is
het vee reeds afgemaakt.
In het Noorden van ons land worden nog steeds de
veulens tegen verbazend hooge prijzen opgekocht. Veulens
naauwelijks 5 maanden oud, brengen tot f 135 op.
Gisteren is de vasten weder ingetreden. Zoo zeer
velen getrouw de daaromtrent bestaande voorschriften in
acht nemen, dan komt hun daarvoor meer lof toe dan een
tiental eeuwen geleden. Karei de Groote toch sprak in 789
het doodvonnis uit over ieder die de vasten geschonden had.
De Japansche staatsschuld bedraagt nu reeds 204
millioen gulden.
De telegrammen tusschen New-York, Engeland en
Frankrijk zullen met 1 Mei in plaats van 1 dollar slechts
75 Amerikaansche centen kosten.
De heer Dekker, te Buvgerbrug, is benoemd tot hulponderwijzer
te Beverwijk.
Met ingang van 1 Maart a. s. zijn bevorderd: tot luit. ter zee
2de kl., de adelb. 1ste kl. J. F. N. van Oosterzee, D. Stolp,
J. A. P. van Dorth, M. F. F. J. de Nerée tot Babberich, L. G.
Krol, J. Wentholt, J. H. Strootman, P. F. H. Volcke, W. H.
Dittlof Tjassens, J. Lastdrager, J. A. H. Beek, B. J. G. Volck,
J. C. van Wessem en G. C. Otten; tot off. van adm. 2de kl., de
off. van adm. 3de kl. W. F. Margadant en tot off. van adm. 3de kl.,
de scheepskl. H. J. Knottenbelt, H. J. van der Meer en J. J. van Diemen.
De luit. ter zee 2de kl. H. vau der Sande, dienende aan boord
van den monitor Krokodil, wordt met den 15 Maart a. s. op non
activiteit gesteld, terwijl de benoemde luit. ter zee 2de kl. W. H.
Dittlof Tjassens en B. J. G. Volck, respectivelijk met den 1 en met
den 15 Maart a. s., worden geplaatst aan boord van het rader
stoomschip Valkj'en den monitor Krokodil.
De off. van gez. 2de kl. H. Moermans, dienende aan boord van
den monitor Tijger, wordt met den laatsten dezer op non-act. gesteld
en met 1 Maart vervangen door den off. van gez. 2de kl. B. Léon.
Tweede Kamer.
Zitting van Woensdag 26 Februarij. De Kamer heeft heden
hare werkzaamheden hervat. Verschillende reeds bekende wetsont
werpen zijn ingekomen, waaronder een wetsvoorstel van den heer
Nierstrasz, tot wijziging der wet op de bevordering en de pensionering
van de officieren der zeemagt. De heer Blussé heeft verlof gevraagd
en bekomen om heden tot den minister van Koloniën eenige vragen
te rigten betreffende de gebeurtenissen welke mogten hebben plaats
gehad op Sumatra.
Openhaarheid is thans gegeven aan het verslag der commissie
van rapporteurs voor het onderzoek in de afdeelingen van het wets
ontwerp tot wijziging der kieswet van 4 Julij 1850. Bij dat
onderzoek werden deze vragen gesteld: 1. Is census-verlaging
wenschelijk? 2. Is zij noodzakelijk? 3. In welke mate moet zij
plaats hebben? 't Plaats gehad hebbend onderzoek heeft de meer
derheid bepaald ongunstig jegens dit ontwerp gestemd. Behalve
dat door de groote meerderheid werd ontkend, dat census-herziening
van dringenden aard is, hield men, ook tegenover het gevoelen der
regering, vol, dat het voorstel, zooals het is ingediend, op zeer losse
en betwistbare' grondslagen rust. De commissie van rapporteurs eindigt
haar verslag met aandrang tot een in te stellen grondig onderzoek,
opdat voorkomen worde de optreding van geheel ongeschikte personen
als kiesgeregtigden voor de Kamer en de gemeenteraden.
De heer van Houten verklaart in eene bijgevoegde afzonderlijke
nota, dat de regering z. i. bij haar voorstel tot census-verlaging
niet ver genoeg gaat. Hij wenscht de eensus overal op f 20
gebragt te zien.
Volgens een berigt in een der dagbladen van Toulon zijn
van het aldaar gestationeerde eskader jl. Donderdag op
last van den minister van Marine twee korvetten naar
Valencia en naar Malaga vertrokken, ten einde in geval
van ongeregeldheden voor de belangen der in Spanje geves
tigde Fransche onderdanen te waken.
De bende der „ridders van de zwarte pet," te Parijs,
die verleden week in haar geheel is gearresteerd en een
veertienjarigen straatjongen tot kapitein had, moet niet
minder dan acht moorden op haar geweten hebben. Gellinier
wist veel oudere deugnieten dan bij is, o. a. twee ambte
naren aan het minsiterie van finantiën te temmen en tot
medepligtigen te maken van zijne misdaden door hen met
aangifte aan de politie te bedreigen. „Ik ben veertien
jaren en riskeer niets," riep hij „maar gij komt op
het schavot." Inbraak, nachtelijke aanvallen, messteken,
verwurging, valschheid in geschriften,- kortom geen misdaad
of de bende „van de zwarte pet" heeft ze bedreven. Eerst
in Mei zal die zaak voor het hof van assises kunnen dienen,
Omtrent de onlangs door 't Parlement aangenomen
motie van den heer Mundella, strekkende tot 't benoemen
van eene parlementaire commissie, die belast zal zijn met
't instellen van een onderzoek naar de oorzaken van de
duurte der steenkool, zegt de Times 't volgende
De prijs der steenkool is sinds verleden winter ver
dubbeld. In tweeërlei zin is dit een feit vau nationaal
belang: vooreerst, omdat 't op elk burger individueel
zich drukkend doet gevoelen; en ten tweede, omdat het
bestaan van Engeland als industrieële natie er mede
gemoeid is.
Goedkoope steenkool, toch, beteekent goedkoope arbeid.
De steenkoolmassa, sinds duizende eeuwen in Engeland's
onderaardsche schatkamers opgehoopt, bevat de beweeg
kracht, die Engeland's tallooze fabrieken in werking houdt.
Zoo deze ons gaat ontbreken, zijn we verloren.
Dit is duidelijk. Waarom wordt 't ruwe katoen uit
de zuidelijke staten van Noord-Amerika naar Engeland
gebragt, om in onze fabrieken geweven en daarna uitge
voerd te worden naar Indië, 't vaderland van de katoen-
plant? Waarom wordt de wol der Australische schapen
naar Engeland verscheept, om hier verwerkt te worden
tot 't laken, waarmeê de burgers van Sydney en Mel-
bourne zich kleeden? Waarom stroomen 't tin van Banka,
't koper van Chili, de suiker van Mauritius in ruwen
vorm naar Engeland, om 't in gezuiverden en verwerkten
toestand weêr te verlaten?
Is 't, omdat wij over een overvloed van arbeid beschik
ken? Neenandere landen, Ierland b. v., hebben meer
arbeid in voorraad dan wij.
Het is, omdat wij in ons bereik hebben wat andere
landen missende grondstoffen, die de levens-factoren zijn
van de tegenwoordige nijverheid: steenkool en ijzer.
Ontvallen ons die beide grondstoffen, dan kan 't niet
anders, of de nijverheid, waaraan we onze welvaart en
grootheid danken, zal naar elders verhuizen. Want steeds
wordt 't zwaartepunt van de industrieële wereld dóór ge
vonden, waar de arbeid tot 't dienstig maken van de
natuurlijke beweegkrachten 't geringst of 't goedkoopst is.
Men hoort drie theoriën aanvoeren tot verklaring van de
tegenwoordige duurte der steenkool.
De eerste, de meest optimistische, wijst op een zamen-
loop van louter toevallige en tijdelijke omstandigheden, nog
verergerd door eene paniek.
De tweede werpt de schuld op de vermindering der
waarde van 't goud. Is deze theorie juist, dan zouden we
ons mogen troosten met de gedachte, dat we thans slechts
een onaangename crisis doorworstelen. De prijzen zouden
hoog blijven; maar het evenwigt zou door den groo
teren toevoer van edel metaal moeten hersteld worden.
Volgens de derde theorie, eindelijk de meest hope-
looze, zouden onze kolenmijnen een definitieve periode
van uitputting zijn ingetreden.
Aan geene dier drie theoriën houdt de Times zich vast.
't Blad wil geduldig 't resultaat afwachten van een grondig
onderzoek, gelijk zich dat van de te benoemen commissie
laat te gemoet zien.
Dezer dagen is in het Engelsche parlement weder de
kwestie behandeld der vreemde ridderorden. Gelijk men
weet, is het aannemen van buitenlandsche ridderorden aan
de Engelschen niet geoorloofd, drie gevallen uitgezonderd.
Vooreerst wanneer een Engelschman zich onderscheiden
heeft in den oorlog te land of ter zee, ten tweede wanneer
hij in werkelijke dienst is van den vorst, die hem de decoratie
schenkt en eindelijk in het zeldzaam geval, dat hem door de
Koningin opgedragen wordt eene ridderorde te brengen
aan een buitenlandsch vorst; in welk geval hij zelf er ook
een mag aannemen. Lord Houghton nu wilde geen veran
dering in den regel, voor zooveel betrof het uitsluiten van
burgerlijke ambtenaren, maar hij meende dat burgers even
goed als militairen verlof moesten kunnen bekomen deco
raties aan te nemen voor burgerlijke diensten, inzonderheid
wanneer zij zorg hadden gedragen voor tentoonstellingen.
Lord Granville verdedigde de bepalingen der wet.
De Pall Mali Gazette, van dit incident gewag makende,
merkt op dat de zucht naar ridderorden en de gewoonte
om ze te geven in de laatste jaren zeer is toegenomen en
keurt dit af als eene dwaasheid.
De initialen K. G.; K. Th. (Knight of the Garter;
Knight of the Thistle, enz.) zijn slechts een paar letters,
maar niemand die ze achter een naam leest zal hooger
achting voor den naam gevoelen. Het dragen van een
lintje in het knoopsgat beteekent volgens de Pall Mali
Gazette: „zie mij aan; ik heb eens mijn pligt gedaan en
daarvoor ben ik beloond." „Doe liever altijd uw pligt
en vertel het ons niet," voegt het blad den gedecoreerde
toe. Het voeren van den titel van baron in Engeland