1873. N°. 37. Woensdag 26 Maart. 31 Jaargang. BEKENDMAKING. Binnenland. Uitgever A. A. BAKKER Cz. EN HELDERSCHE iUWEDIEPER A V „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent. elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naai plaatsrnimteberekend De BURGEMEESTER der gemeente HELDER brengt, ter voor- toming van ongelukken, ter algemeene kennis, dat gedurende deze en in den loop der volgende maand, onder persoonlijke leiding van den beer Kommandant van Zr. Ms. oefeningsvaartuig VULKAAN, eenige ernst-proeven met het getrokken kanon van 5 centimeter op het straud bij Huisduinen zullen gedaan worden. Voor de veiligheid van schepen, vaartuigen en personen zal worden gezorgd door de daarvoor bestemde seinen (een roode vlag) en het uitzetten van posten. Helder, De Burgemeester voornoemd, den 26 Maart 1873. STAKMAN BOSSE. HELDER en NIEUWEDIEP, 25 Maart. In Spanje blijft de toestand nog altijd even verward. De radicalen hebben eene houding aangenomen, die niet veel goeds voorspelt. Op 't oogenblik waarop wij dit schrijven vernemen we echter berigten van geruststellen den aard. In 't Huis der Gemeenten in Engeland heeft den 22 dezer eene schermutseling plaats gegrepen, die met het intrekken eener voorgestelde motie ten einde liep. Een der leden, de heer Hardy, had voorgesteld den wensch uit te «preken, dat door de regering aan de mogendheden zou worden kennis gegeven, dat zij de beginselen afkeurt, waarop de Geneefsche vierschaar hare beslissing heeft gegrond. De heer Coleridge maakte daarop o. a. de aan merking, dat het weinig houding had over de scheids- regters, aan wie de natie haren dank betuigd heeft, een vonnis uit te spreken, zoo als in de voorgedragen motie vervat was. De zaak had geen verder gevolg. De Italiaansche Kamer heeft met 153 tegen 100 stemmen aangenomen eene motie, waarin zij verklaart, dat zij ver trouwt, dat de regering zal voortgaan met op afdoende wijze voor 's lands verdediging zorg te dragen. De regterzijde in de Fransche Nationale Vergadering HONDERD TWINTIG DUIZEND FRANCS. Een herinnering uit den Fbansch-Duitschen oorlog. (Slot.) Wendt had met een zwijgend lachj den schotel aardappelen naar hem toegeschoven en keek vervolgens droomerig voor zich. Ik zng hoe onze gast met een zekere schuwheid zijne oogen liet [aan over de schatten, die pas uit hun onderaardsch verblijf te voorschijn waren gehaald; Hardt bemerkte het eveneens en had een te goed karakter om hem niet dadelijk gerust te willen stellen omtrent het behoud van zijn eigendom. En daar zijne kennis van het Fransch slechts op enkele zeer zwakke herinneringen uit zijn «hooitijd berustte, geloofde hij zijn voornemen volkomen bereikt te hebben, wanneer hij met zijn hand wijzende op de in de rondte geplaatste meubelen tot den oude zeide Ce n' a rien a dire, monsieur" (lat beteekent niets, mijnheer), en deze woorden vergezeld deed gaan met een vriendelijk lachje, terwijl hij tevens met zijn hoofd ichudde. Deze geruststelling, hoe welgemeend ook, bereikte echter bij onzen gastheer volstrekt haar doel niethij zag verschrikt rond tn wischte met zijn zakdoek zich groote zweetdroppelen van het aangezicht, die van zijn voorhoofd afvielen. „Oui, monsieur, bien ud ici" (ja, mijnheer, het is hier zeer warm), zeide de hoofdman kwijl hij hem toeknikte. „Ja, mijne heeren," zeide hij zich tot wendende, „het is hier een tropische temperatuur. Wendt, Mes zoo goed en maak een venster open." Wendt verschrikte en zag den hoofdman vragend aan; toen leide hij plotseling: „Ja wel," en stond op om het venster open k maken. Hardt noodigde den oude nogmaals uit zijn glas ledig te drinken ken deze echter bedankte stampte hij driftig met zijn voet op den grond. De Franschman dacht zeker dat hij hem door zijne weigering Meedigd had en dronk verschrikt zijn glas tot op den bodem De hoofdman dacht daar echter in het geheel niet aan; hij slechts een teeken aan Kippke, die beneden ons woonde, om ««ar boven te komen en beval dezen, toen hij binnen kwam, de loffie gereed te maken. De oude had door den wijn moed gekregen en vroeg den hoofd- JM beleefd, of al die dingen, die hij in deze kamer zag, uit den «ider naar boven gebracht waren. «Oui, monsieur," zeide Hardt bedaard en bood hem een cigaar aan. Ondertusschen trad er een ordonnance-officier binnen om ons "t laatste bevel over te brengen. «Dacht ik het niet," zeide de hoofdman, „zoodra ons nest een «tje warm begint te worden en men wat levensgemak en genot '"i genieten, moeten wij er uit. Maar Kippke, „riep hij met derende stem, „de wijn moet medegenomen worden," aveo votre («'mission (met uw verlof) zeide hij, zich tot den oude wendende. De Franschman, die alles wat er voorviel met de grootste aan- ■"rt beschouwd had, zag hem vragend aan. »Nous miarchons demain," zeide de hoofdman, „et nous voulons, DOus voulo.us prendre avec nous, quelques choseB." (Morgen ver toont zich weinig geneigd, met het oog op de ontruiming van het grondgebied der republiek door de Duitsche troepen, voor goed naar huis te gaan. Zij vreest de nieuwe verkiezingen. Een harer leden heeft in de vorige week de vergadering met het oog op het groot aantal nog af te doene wetsontwerpen zoeken aan te toonen, dat de ontbinding niet vóór de lente van 1874 zou kunnen plaats hebben. De beraadslaging over het adres van Prins Napoleon is op verzoek der regering uitgesteld tot in 't laatst dezer week. Heden morgen is alhier een kind van ongeveer 10 maanden, dat in een wieg lag te slapen, verbrand. Door 't omvallen van den kagchel, gedurende de afwezigheid der moeder, geraakte de wieg in brand en toen men ter hulpe toesnelde was het te laat om 't kind in 't leven te behouden. Jl. Zondag hebben HH. officieren der dd. artillerie schutterij hunne opwachting gemaakt bij den nieuwbenoemden majoor mr. D. P. H. Aberson. Naar men ons mededeelt bestaat het plan in den loop van dezen zomer de artillerie-schutterij alhier met een derde compagnie te vermeerderen. Door Gedeputeerde Staten dezer provincie is het contingent dezer gemeente voor de ligting van dit jaar bepaald op 58 man, dat is 15 meer dan in 1872. Tengevolge hiervan zullen de nommers tot ruim 160 voor de dienst worden aangewezen. De aflevering der miliciens zal dit jaar voor deze en omliggende gemeenten weder in het lokaal Tivoli plaats hebben op Dingsdag 6 Mei e. k. Op dien dag zal 's morgens ten 9 ure 14 minuten, een extra-trein hier aankomen, om de miliciens uit de verschillende plaatsen van het Noorder kwartier aan te voeren. Op Zondag 6 April a. s. zal ds. D. Snijder het predikambt bij de Herst. Ev. Luthersche gemeente alhier aanvaarden. De minister van Marine heeft zijne bijzondere tevre denheid doen betuigen aan de bemanning der loodsschuit Vlieland No. 4, en der Terschellinger loodskotter No. 10, wegens het redden der bemanning van het Italiaansche trekken wij en eenige dingen willen wij medenemen). „O mon dieu," riep de Franschman verschrikt uit, terwijl hij zijne handen biddend in de hoogte hief, „o, monsieur ne me rendez pas malheureux." (O, mijn God, maak mij toch niet ongelukkig mijnheer). „Zoo," zeide Hardt gemelijk, „argent? tout bon (geld? wel goed) en hij maakte een gebaar als van het betalen van geld. De Franschman trok inderdaad een gezicht om er medelijden mede te krijgen en sprak zijn angst en bezorgdheid zoo levendig uit, dat Hardt hem ten hoogste verbaasd aanzag. „Wat wil hij dan toch?" zeide hij gemelijk tot mij. Ik antwoordde, dat hij vreesde dat wij alles zouden medenemen. „God bewaar ons," zeide Hardt zich tot hem wendende, „non, non monsieur, soyez tranquille pas ces choses," en hij wees met een op de kandelaars, „le vin, le vin" (neen, neen mijnheer, stel u gerust, niet al die dingen, maar de wijn, de wijn). De oude werd dadelijk veel geruster. „Ah, monsieur," zeide hij, „gij wilt den wijn medenemen; o, met het grootste genoegen, gij kunt er naar welgevallen over beschikkenmaar zult gij dan al mijn eigendom weder terug geven?" zeide hij aarzelend. „Dat spreekt van zelf," zeide Hardt, nadat hij zich zijne woorden had laten vertolken, „het blijft alles hier. Zeg hem dat we waarlijk niet met een wagen beladen met meubelen naar de voorposten zullen optrekken." De oude zag mij aaD, en ik deelde hem dit mede. „Mais monsieur," zeide hij, „er zullen anderen in uwe plaats komen en ik bid u mij het geld ten minste onverwijld ter hand te stellen." Ik meende dat er slechts van betaling sprake kon zijn en zeide dit den hoofdman. „Yraag den vrek hoeveel betaling hij verlangt," zeide Hardt toornig. Ik vraagde hem hoeveel geld hij eischte. „Mais monsieur," zeide de oude zeer verwonderd over mijn vraag, „cent vingt mille francs(Maar mijnheer, honderd twintig duizend francs). „Watl" riep Hardt, van zijn stoel opspringende, „is die kerel gek 1" Zelfs Wendt was opgestaan en zag den oude ver van vriendelijk aan, terwijl hij mompelde: „een infame troep, die Franschen!" „Dat moet een misverstand zijn," zeide ik en vraagde den Franschman lachend „honderd twintig duizend francs?" De oude was ook opgestaan en zeide met sidderende stem, klaar blijkelijk door onze drift zeer bevreesd geworden zijnde, dat hij ook met honderd duizend francs tevreden zoude zijn, maar hij smeekte om 's hemels wil die som toch aan hem te willen geven, daar de kelder zijn geheele vermogen bevatte en hij vader van een talrijk huisgezin was. „Maar mijuheer," zeide ik, wat wilt gij dan? Wij nemen uw geheelen wijnkelder niet mede, misschien ten hoogste twintig flesschen en wanneer we u nu twee francs voor de flesch geven, zult gij met veertig francs ruim betaald zijn." Nu zag de Franschman ons verbaasd aan. „Maar mijn God," z.ide hij, „ik sprak niet van die kleinigheid, ik verzoek u slechts mij mijn baar geld terug te geven.» barkschip Gabriëlle, op 8 Maart 11. (vroeger breedvoeriger vermeldterwijl de sociëteit Vredebest te Rotterdam, als bewijs, dat zij dergelijke burgerdeugden op prijs stelt, f 101.50 zond, om onder de bemanning van genoemde loodsschuit verdeeld worden. (N. Rott. Crt.) De mailboot Prins Hendrik is den 23 dezer, 's middags te Suez aangekomen en zou den 24 dezer het Kanaal ingaan. Op den 15 dezer is van de werf van de heeren Backhouse en Dixon, te Middelsbro, te water gelaten het voor rekeniDg van de Stoomvaart-Maatschappij "Java,„ aldaar gebouwde stoomschip Java, gevoerd zullende worden door kapt. E. van Ingen. Genoemd stoomschip wordt in Mei alhier verwacht. Nog is op bovengemelde werf voor rekening van dezelfde Maatschappij het stoomschip Holland in aanbouw. (Hbl.) Het bezoek, door Z. M. den Koning aan de noorde lijke provinciën te brengen, is thans stellig bepaald. De commissarissen des Konings hebben officiëel berigt ontvangen, dat Z. M. zich van 3 10 Mei in Drenthe, van 1017 Mei in Friesland en van 1724 Mei in de provincie Groningen zal ophouden. Op den 23sten Mei zal Z. M. de plegtige onthulling van het monument te Heiligerlee met zijne tegen woordigheid vereeren. Jl. Zondag zijn de eerste kievitseljeren aan Z. M. den Koning aangeboden door den heer fl. Lensing, hof leverancier. (D.) Volgens het jaarboekje Neêrlands Vloot en Reederijen voor 1873, door H. Sweys, bestond onze koopvaardijvloot op 1 Jan. jl. uit 1356 schepen, metende te zamen 219,624 lasten, zijnde 108 driemastschepen, 183 barken, 101 brikken, 364 schooners en schoonerbrikken, 399 galjoten, koffen en hoekers, 141 smakken, tjalken enz. en 61 stoomschepen, tegen 1443 schepen, metende 227,354 lasten, op 1 Jan. 1872. Op 1 Jan. 1863 telde onze vloot 1908 schepen, met 249,416 lasten, en op 1 Jan. 1859 2072 schepen met 282,422 lasten. Naar de Weener tentoonstelling zal ook gezonden worden eene verzameling Nederlandsche ridderorden en onderscheidingsteekenen, in hunne verschillende afmetingen, met zorg gerangschikt op een veld van wit moirézijde. „Uw geld, mijnheer?" vraagde ik, hem in het geheel niet be grijpende, „uw geld? maar wij hebben toch immers geen geld van u." „O mon Dieu!" riep de oude iu vertwijfeling, terwijl hij met beide handen naar zijn hoofd greep. „Mijn geheele vermogen, honderd twintig duizend francs, bevond zich in den kelder, benevens die dingen welke gij er hebt laten uithalen." „Wat!" riep ik verrast uit. Ten hoogste verschrikt, deelde ik den hoofdman den stand der zaak mede. Hardt werd zeer ernstig, hij stampte met zijn voet op den grond. Kippke verscheen. „Waar hebt gij het geld gelaten?" vraagde de hoofdman hem toen hij binnenkwam. Kippke trok een hoogst ounoozel gezicht. „Wat voor geld, mijnheer de hoofdman?" vraagde hij. „Wel," zeide Hardt driftig, „het geld dat beneden in den kelder gelegen heeft, dien gij hebt opgeruimd, honderd twintigduizend francs." Kippke werd zeer bleek. „Mijnheer de hoofdman," zeide hij zeer verbaasd, „ik heb geen geld genomen." Hardt wenkte ons in een hoek te komen. „De kerels zijn dronken," zeide hij fluisterend, „ik wil ze niet ongelukkig maken, ik zal Kippke bevel geven nog eens te zoeken, dan zullen zij het geld wel brengen." Hij wendde zich tot Kippke en zeide op een hoogst ernstige toon„Daar gij het geld niet gevonden hebt, moet het natuurlijk nog in den kelder liggen, wees echter zoo goed en ga dadelijk naar beneden en zoek met de beide anderen den kelder nog eens goed door en als ge het gevonden hebt, breng het dan terstond hierheen." Kippke maakte rechts om keer en ging, naar mijne overtuiging er meer door verschrikt zijnde, dat de hoofdman hem zoo beleefd aansprak, dan door dat het geld weg was. Wendt fluisterde mij in het oor: „de hoofdman is toch een door en door goede kerel." Hardt wendde zieh tot den Franschman, die oplettend alles had aangezien en nu Kippke wilde volgen. „Non monsieur, restez ici," zeide Hardt tot hem, „tout bon ce n'a rien a dire." (Neen mijnheer, blijf hier, alles is goed, het beteekent niets) en hij bood hem het blad met koffie aan. Het zweet drupte den oude van het voorhoofd, „quel malheur 1" (welk een ongeluk), riep hij al zuchtend uit. „Oui monsieur," zeide Wendt, met het doel om hem te troosten. Wij dronken zwijgend onze koffie; er verliep een zeer onaange naam kwartier uurs, daarop hoorden wij zware voetstappen op den trap. Alle drie soldaten kwamen de kamer binnen. „Nu, wat hebt ge gevonden?" vraagde de hoofdman op een zeer kaimen en bedaarden toon. „Mijnheer de hoofdman," zeide Kippke, in wiens toon en houding een zeker gevoel van waardigheid niet te ontkennen was, „in den kelder is geen cent geld, dus ook geen honderd duizend thaler." „Goed," zeide de hoofdman en stond op. „Rien trouvé, monsieur" CNiets gevonden, mijnheer), zeide hij, zich tot den doodsbleeken oude wendende. „Venez maintenant chercher ensemble". (Ga nu meê, opdat wjj samen eens zoeken). „Vergezelt ons, mijne heeren,"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 1