Benoeming-en, enz. Buitenland. Engeland. hij benoemd tot kapitein, en na betrekkelijk kleine tusschen- poozen klom hij op tot den rang van generaal-majoor, waartoe hij werd benoemd den 17den Januarij 11. Kohier droeg het onderscheidingsteeken voor langdurige dienst en werd in 1857 wegens zijn gedrag bij de Lam- pongsche expeditie vereerd met de Militaire Willemsorde 4de klasse. De benoeming van Kohier tot opperbevelhebber van de expeditie naar Atsjin werd door allen die hem kenden met genoegen vernomen; men wist dat het leger het hoogste vertrouwen stelde in zijn kunde, zijn beleid; door allen bemind stierf hij den heldendood. Kohier was van militaire afkomst; zijn vader was jaren lang adjudant-onderofficier, maar werd later ongeschikt voor de dienst en, na door ouderdom zijn gehoor verloren te hebben, vader in het doofstommen-instituut te Gro ningen, zijn geboorteplaats, waar hij kort geleden zijn 91 sten geboortedag vierde. De oude man, teregt trotsch op zijn zoon, zal waarschijnlijk dezen vreeselijken slag niet lang overleven. Twêe kinderen van generaal Kohier zijn vóór eenige dagen per Fransche mail van Batavia te Marseille aange komen en worden eerstdaags hier te lande verwacht. (Vad.) Z. M. de Koning heeft HD. Commissaris in de provincie Groningen opgedragen, om namens Z. M. den te Groningen wonenden vader en de verdere betrekkingen van wijlen generaal-majoor J. H. R. Kohier HD. leedwezen te betuigen over het zoo groot en smartelijk verlies, door het sneuvelen van dezen dapperen opperbevelhebber in Atsjin geleden. Door den lsten luit. F. W. J. Buijs, van het 8ste reg. inf. in garnizoen te Utrecht, die de expeditie naar Abessinië indertijd heeft meegemaakt, is aan de regering vergunning gevraagd, om deel te mogen nemen aan de expeditie naar Atsjin. Naar men verneemt heeft in de laatste dagen een aantal onderofficieren en manschappen van het regiment Grenadiers en Jagers zich aangegeven om in den kolonialen dienst te treden en aan den oorlog tegen Atsjin deel te nemen. Ook eenige officieren van het Nederlandsche leger moeten verzocht hebben naar het Indische leger te worden overgeplaatst. Bij de regering bestaat het voornemen om dit jaar op de begrooting gelden aan te vragen voor den aanbouw van een rijks-museum. Beroepen bij de Doopsgezinde gemeente te Zutphen, ds. B. Cuperus, pred. te Ijlst. Jl. Zaturdag werd te Texel de eerste steen gelegd van de nieuwe school voor lager onderwijs aan den Burg. Men verheugt zich dan eindelijk in het bezit te zijn van een doeltreffend lokaal, waaraan tot heden zulk eene groote behoefte bestond. Dat het onderwijzend personeel daarin moge worden versterkt in overeenstemming met het getal leerlingen is de wensch van velen. Men schrijft ons van Alkmaar, dd. 21 dezer „Heden zijn ter markt aangevoerd 1745 stuks vee, prijzen hoog, handel stug. Op de vette markt: 1 koe f310, 216 Vette kalveren d 45 a 110, 11 nuchtere kalveren f 6 a f 16, 11 vette varkens 60 a 66 cents per kilogram." De vorige week is ten behoeve van den Oosterpolder in Drechterland, nabij Hoorn, aanbesteed het maken van het gebouw voor het daarin te stichten stoomvijzelgemaal. Minste inschrijver was de heer P J. Blauw, te Hoorn, voor f 25,990. De machines worden geleverd door de hh. W. G. R. de Wit, te Amsterdam, tegen den prijs van f 17,620. Eenige bemerkingen betreffende :de zoo gewigtige aan gelegenheid der indijking en inpoldering van een gedeelte der Zuiderzee, in verband met de rigting van den Noordhol- landsch-Frieschen spoorweg tusschen Amsterdam en Leeu warden" dit is de titel eener brochure, dezer dagen in het licht verschenen van de hand des heeren jhr. P, Opperdoes Alewijn. Nadat de schrijver in dit werkje herinnerd heeft aan de plannen en pogingen sinds 1849 aangewend, ter zake de droogmaking van de Zuiderzee, oppert hij de meening dat de Hooge Regering die taak op zich behoort te nemen, b. v. door eene door den staat gega randeerde geldleening te openen. Naar schrijvers over tuiging zou de staat in vervolg van tijd groote voordeelen trekken van dit werk1. Eene vaste verbinding tusschen de N. O. en N. W. provinciën des rijks2. de mogelijkheid eener hetere landsverdediging; 3. het uitzigt op provinciale subsidiën van Noordholland, Utrecht, Gelderland, Over ijssel en Friesland, die allen door de indijking zouden worden gebaat; 5 vermindering van het gevaar van over strooming en dijkbreuk; 6. vermeerdering van vruchtbaren grond en daardoor van den nationalen rijkdom, in het voordeel ook van Hen Staat. Ten aanzien van den aan te leggen spoorweg, uit de heer Alewijn den wensch, dat de beide bestaande comité's zich met elkander mogen verstaan. Een spoorweg tusschen Hoorn en Alkmaar acht de schrijver minder noodig. Hij is voor een spoorweg van Amsterdam over Hoorn naar Medemblik. Enkhuizen acht hij voor punt van uitgang minder geschikt dan Medemblik, omdat in laatstgenoemde gemeente een uitmuntende haven, een groot water-bassin en voortreffelijke gebouwen aanwezig zijn, terwijl een en ander in Enkhuizen niet of slechts gebrekkig gevonden wordt. Men meldt ons uit Hoogkarspel: „Te Zwaagdijk, onder deze gemeente, heeft voor omstreeks drie weken eene zeer belangrijke operatie plaats gehad. Door den heer dr. Aghina van Hoorn, bijgestaan door de heeren dr. Nuijens van Westwoud en Frans van Wer- vertshoof, is een vrouw verlost door middel der Keizerssnede. De kraamvrouw is thans reeds weder geheel hersteld. In eene jl. Vrijdag te Enkhuizen gehouden vergadering van het departement der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen is aan den heer M. van Simmeren, die vijf en twintig jaren geleden de betrekking van penningmeester van dat departement aanvaardde, met eene hartelijke toe spraak van den voorzitter een geschenk aangeboden. De Kleine Courant heeft ontvangen een briefkaart van den volgenden inhoud „Groningen 18 April. Geachte Redacteur! Ik ben te gelukkig u eindelijk eens op waarheid betrapt te hebben, dan dat ik deze gelegenheid om u toe te juichen, ongebruikt zou laten voorbijgaan. Het door u overgenomen berigt uit Enschedé is waar. Ik heb mijn revolver vergeten en behoorlijk terug ontvangen. Mina Kruseman." Een jongentje van elf jaren, onmenschelijk genoeg zeker, op Paasch-Maandag getracteerd op jenever, is door de regenten van het weeshuis te Katwijk veroordeeld, acht dagen met een houten blok, ijzeren ketting en slot, aan zijn been langs de openbare straat te loopen en zelfs zoo de school te bezoeken. Kunnen regenten, vraagt onze berigtgever, zoo'n middeleeuwsche straf, waarover ieder regtschapen mensch wraak roept, voor het publiek verant woorden? Zouden nog ergens in Nederland ongelukkige weezen op dusdanige menschonteerende wijze mishandeld worden (KI. Cour.) Het hulp-comité van het Roode Kruis te Rotterdam heeft f 10,000 naar het comité te Batavia overgemaakt. In het te Rotterdam gevestigde Rotterdamsche gezel schap zal dezer dagen de heer Alberdingk Thijm zich tegenover den heer Lamping doen hooren. Jl. Zaturdag had te Dieren een zeldzaam voorkomend geval plaats, en wel daar eene bruid weigerachtig bleef, om in het gereed staande rijtuig, bespannen met 2 paarden, te stappen, ten einde met haar bruidegom, een weduwnaar, naar het gemeentehuis op Rhedersteeg te rijden, om het huwelijk te doen voltrekken. De bruidegom was in feest gewaad, de bruid niet; eerstgenoemde ging naar den burgemeester om verlenging aan te vragen, in de hoop, dat zijne bruid zich nog zou bedenken, terwijl laatst genoemde de ouderlijke woning verliet, om hare werk zaamheden te vervolgen daar, waar zij dienstbaar was. De vader der bruid had zich reeds te voet naar het gemeentehuis begeven en keek verwonderd op, zijn aan staanden schoonzoon zoo bedaard alleen te zien aankomen. Het laat zich begrijpen, dat er een aantal ongenoode gasten in die buurt vereenigd waren, en de vrolijkheid steeg ten top, toen de ex-bruidegom, met zijne moeder gearmd, daar iets later voorbij ging, niet zeer vast in hunne schoenen staande. Over de weigering te elfder ure is de meening verschillend, te meer, naar men zegt, daar de bruid reeds in zekere omstandigheden verkeert. (Arnh. Crt.) Jl. Vrijdag is te Deventer de eerste grasboter ter markt gebragt. Op de jongste drie werkdagen te Leeuwarden rekent men, dat zijn aangevoerd tusschen de 25 en 30,000 kievits eieren. Aanvankelijk was de prijs 15 cents per stuk; op den marktdag (Vrijdag) 8| a 9 cents. De geheele waarde van den aanvoer kan worden gerekend p. m. f 3500 te hebben bedragen. Wel een bewijs, dat in deze provincie de kieviten nog al in aanzienlijken getale vertegenwoordigd zijn, en niet zoo dadelijk, zoo als sommigen wilden beweren, zullen verdwenen zijn. De Schah van Perzië heeft jl. Zaturdag zijn hoofdstad verlaten, om de reis naar Europa te aanvaarden. Zijn vertrek ging met veel plegtigheid gepaard, en een groote volksmenigte was tegenwoordig. Gedurende de afwezigheid van den Schah is in de stad een garnizoen gelegd van 12,000 man. De dansen der Seneca-Indianen (Vereenigde Staten van Noord- Amevika) worden door het te Sint Louis verschijnende blad the Republican beschreven en zijn even bevallig, naar het schijnt, en nog wel zoo interessant om te zien als die op onze bals. Die dansen worden viermaal in het jaar gehouden op bepaalde tijden en ver schillen geheel en al van de ligohaamsoefeningen van dien aard bij andere volken in zwang. De vier dansen dragen de namen van Hondendans, Aardbeziëndans, Korendans en Brooddans, en duren allen een week of tien dagen. De hondendans heeft plaats in Januarij en is de voornaamste dans van het jaar. Een witte hond, zoo mogelijk een spierwitte, wordt eerst vetgemest en dan opgehangen aan een daartoe geschikten boom. De geheele stam vereenigt zich dan om het opgehangen dier en brengt offeranden aan den Grooten Vader. De etikette brengt mede, dat de hoofden van den stam in galakleed verschijnen. Wanneer de treurzang is geëindigd, versiert het stamhoofd den neus, ooren en pooten van het dier met veel kleurige linten. Het volk gaat dan uiteen, maar de hond blijft drie dagen hangen en daarna verzamelt zich weder de geheele stam om hemer worden vuren aangelegd om de zieken en bedroefden te genezen en op te beuren, en de tijd wordt doorgebragt met dansen, zingen en rooken. Dan snijdt het stamhoofd den hond af en elk lid van den stam neemt een stuk van de linten, tot dat het dier geheel er van ont daan is. Hierop wordt er een vuur om hem aangelegd en als dit uitgedoofd is, ademt elk den rook in om zich te verzekeren van zijne toekomstige zaligheid. Wanneer de plegtigheid is afgeloopen, verdwijnt alle ernst, om plaats te maken voor luidruchtige vrolijkheid. Steeds wonen een aantal blanken, mannen en vrouwen, deze pleg tigheid bij en dansen met de roodhuiden, even woest en wild als deze. Vóór den oorlog was het de gewoonte om, wanneer men geen spierwitten hond bekomen kon, het vetste kind van den stam in zijne plaats te nemen, en de moeder voelde zich zeer vereerd door dc onderscheiding aan haar verschaft. Die oude gewoonte is thans afgeschaft. De plaatsing met 1 Mei a. s. in de maritime directie Helle- voetsluis van den met dien datum tot dirig. off. v. gez. 1ste kl. J. A. O. von Königslöw is, uithoofde van ziekte, voorloopig inge trokken en beschouwd als niet te zijn geschied. Bij het wapen der inf. is benoemd tot majoor de kapt. J. A. L. O. van der Monde. STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer. Bij de Kamer zijn ingekomen twee wetsontwerpen tot verhooging van het Vde hoofdstuk (Departement van Binnenlandsche Zaken) der Staatsbegrooting voor het loopende dienstjaar. Bij het eerste ontwerp wordt voorgesteld den post: kosten, subsi diën en schadeloosstelling tot afwering van het gevaar, waarmede besmettelijke ziekten den veestapel bedreigen, te verhoogen met f 300,000, en daardoor te brengen op f 650,000. Deze vermeerderde uitgaaf is voornamelijk bestemd tot bestrijding der longziekte. De groote offers, daardoor van de schatkist gevor derd, zijn zoo meent de Regering in hare bij het ontwerp gevoegde Memorie van Toelichting niet zoo groot als men bij den eersten oogopslag zou denken, daar toch de opbrengst van den verkoop van het vleesch en de huiden van onteigend vee, ongeveer 2/5 der uit- gegeven gelden weder in de schatkist doet vloeijen. Bij het andere ontwerp wordt eene verhooging van verschillende posten, gezamenlijk ten bedrage van f 86,799.30. België. Voor eenige dagen geraakte op den Belgischen Staatsspoorweg bij Nessonvaux een passagierstrein in botsing met een goederentrein. De machinist Jean Jacques Gobbe, die den eerstgenoemden bestuurde, gaf bij deze gelegenheid blijken van zoo veel tegenwoordigheid van geest en van zoo veel zelfopoffering, dat hij het verschrikkelijk gevaar afwendde waarmede de reizigers bedreigd werden en deze uitsluitend aan hem hun leven tedanken hadden. Bij besluit van 17 dezer heeft de Koning der Belgen den edelen en moedigen Gobbe tot ridder der Leopoldsorde benoemd. Gobbe zal echter zijn beroep niet meer kunnen uitoefenen daar hij bij zijne pogingen om anderen te redden zoo verwond is geworden, dat het regterbeen hem moest worden afgezetmen vreest ook voor het verlies van het linkerbeen. Frankrijk. De Yereeniging der fabrikanten van kunstbloemen te Parijs zal een geheel eenig meesterstuk naar de Weener- tentoonstelling zenden. Naar men weet worden de Parijsche kunstbloemen door geene andere geëvenaard. Berlijn, Leipzig, Weenen, trachten Parijs in die industrie na te volgen, maat blijven steeds op een grooten afstand. De oorlog met Pruissen en de insluiting van Parijs hebben aan de fabrikanten wel veel materieel verlies be rokkend, maar in de hoedanigheid van het werk zijn zij ongeëvenaard gebleven. Om die reputatie te schitterender te doen uitkomen hebben 41 Parijsche fabrikanten zich vereenigd, om een collectieve expositie naar Weenen te zenden, bestaande in een met allerlei bloemen gevulde serre, een arbeid die een buitengewoon geduld verraadt, maar dan ook een bewonde renswaardig effect zal te weeg brengen. Men ziet er hyacinthen met bollen, die haar wortels, verwonderlijk natuurlijk bewerkt, in de aarde steken; bou- quetten, waarin men de naauwelijks ontloken bloem van haar onderscheidt, die reeds een paar uur oud is; veld bloempjes, die met een grijs dons bedekt zijn, dat men onwillekeurig zou willen wegblazen. Aan beide zijden van de serre prijken kunstveêren, die in natuurlijkheid niets onderdoen voor de bloemen. De Figaro voegt er bij: de expositie is niet publiek geweest. Men weet toch dat de Duitschers getrouw kunnen copiëren en men wil ons meesterschap in dat kunst-genre niet in de waagschaal stellen, door onze naburen de gele genheid te geven het Scheppings-idée en de Parijsche chic na te bootsen. Men verzekert trouwens reeds, dat een Berlijnsch fabrikant de bloemen, die hij te Weenen zal exposeren, te Parijs heeft gekocht. De echtgenoote van Henri Rochefort is eindelijk aan haar langdurig lijden bezweken. De Times gaf jl. Maandag een belangwekkend over- zigt der werkkring van eene groote ambachtsvereeniging, naar aanleiding van een uitgekomen geschrift. De bedoelde vereeniging is die der zamengesmolten vereenigingen van timmerlieden en van die timmerlieden welke binnenshuis timmeren. Deze dubbele vereeniging heeft 226 vertakkingen met 11,236 leden en is 14 jaar oud. In het begin van 1872 bezat zij 16,829.8.IJ p. st. in gereed geld en haar jaarlijksch inkomen was 25,272.3.3 p. st., zoodat zij, de rente op de in handen zijnde gelden medegerekend, jaarlijksch over 42,101.11.4^ p. st. beschikken kon. De uitgaven van het loopende jaar beliepen 22,252,2.10 p. st., latende een overschot van 3000 p. st., en dus kan de vereeniging thans over ongeveer 20/m p. st. beschikken. De uitgaven bestaan in 11,000 a 12,000 p. st. tot onderstand en 4000 a 5000 p. st. ten behoeve van werkstakingen besteed. De overige 15,000 p. st. dienden tot het instandhouden der Union, en werden besteed aan bezoldigingen, kantoorkosten, bijeen komsten, enz., alsmede reiskosten, ziekenvërpleging, begrafe nissen, enz. Na eenige minder belangwekkende bijzonderheden besluit de Times aldus: „De ambachtslieden hebben zich tot vereenigingen gevormd, die rijker zijn dan de oude gilden. Wat geld doen kan staat ter hunner beschikking. Zij hebben meer dan genoeg voor alle mogelijke oogmerken, verstandige of niet-verstandige, en zijn niet traag om elkander te helpen. De door ons hier beschreven vereeni ging zond in het vorige jaar bijdragen aan dé veldarbeiders te Warwickshire, aan de stucadoors te Liverpool en aan de kleedermakers te Sligo. De ambachtsvereenigingen houden een geregeld congres en hebben hare groote comités voor parlementaire en andere werkzaamheden. Kan er iets ongerijmder zijn dan dat zulke ligchamen over de ongelijk heid der wet klagen, in plaats van, en dit kunnen zij gemakkelijk en met vrucht doen, die maatregelen te nemen, welke noodig zijn om evenveel voordeel uit de wet te trekken als hunne tegenpartij doet." Naar aanleiding van de statistiek der Engelsche mis daden schrijft de Times er een artikel over: „Misdaad is in dit land, even als in andere landen (zoo leest mén) een geregeld beroep, dat gedreven wordt door een betrekkelijk niet groot aantal personen, doch die uit gewoonte voortdurend vergrijpen plegen. Velen, zoo niet de meesten, daarvan zijn volkomen aan de politie bekend, zoo zelfs dat indien onze wetten vergunden dat zulk een kennis als een bijzonder bewijsstuk kon gelden, de helft der misdadigers in Londen met één slag van het net zouden kunnen gevangen worden. D0

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 2