Benoeming-en, enz.
~STATEN-GENE11AAL.
Buitenland.
Frankrijk.
Engeland.
Beroepen bij de Herv. gemeente te Botterdam ds.
L. Schouten, te Harderwijk.
W. van der Meijden en zijne echtgenoot A. van dei-
Laan, vader en moeder in 't Algemeen weeshuis alhier,
zijn benoemd tot huismeester en huismeesteres in het St.
Elisabeth's of Groote Gasthuis te Haarlem.
Z. M. de Koning heeft een bijdrage van f 500 ter
beschikking doen stellen van de plaatselijke commissie te
's Hage voor het monument te Alkmaar. (D. v. 's Gr.)
Ds. Goris te Nieuw-Vennep heeft het beroep naar
de Chr. Gereformeerde gemeente te Maassluis aangenomen,
zoodat thans 5 kerkgenootschappen in Haarlemmermeer
zonder predikant zijn.
Jl. Dingsdag is het Koninklijk gezin te Amsterdam
aangekomen en ten ruim half drie ure aan het paleis
afgestapt.
Te Amsterdam is jl. Maandag o. a. aanbesteed: het
aanbrengen van ondersteunings-assen aan de uiteinde van
de spoorweg-bruggen over het Groot-Noordh. kanaal te
Koegras en Alkmaar. Minste inschrijver de heer Ch.
Boch Keitz alhier voor f 4410, en het herstellen en opmaken
van de boorden der goederenhaven alhier, minste inschrijver
de heer B. Swetz Az., alhier voor f 2528.
P. Twisk maakt heeren bloemisten, kweekers en ver
eerders van den minister mr. J. B. Thorbecke bekend, dat
op den 24 April te Hillegom en den 30 April te Overveen
door de heeren P. van Waveren en A. Boozen, onder
meer nieuwe soorten in veiling zullen worden aangeboden
de witte tulp met gouden rand om het loof, onder den
naam van minister J. B. Thorbecke. De helft der opbrengst
zal overgemaakt worden aan de directie van het fonds tot
oprigting van een standbeeld voor Neêrlands grooten
staatsman.
De Leidsche Crt. verneemt van goederhand, dat weldra
alle waggons van de Holl. IJzeren Spoorweg-maatschappij
door middel van gas zullen worden verlicht. De wijze
waarop dat geschieden zal, is even eenvoudig als doeltreffend.
Zoo als men weet wordt nu in den glazen bol in iederen
waggon des avonds een petroleum-lamp aangebragt; thans
zal in dien bol een toestel worden gezet, die bestaat uit
een gashouder waaraan een buis met brander is bevestigd.
De gashouder bevat juist zooveel gas als noodig is voor
een gaspit per dag en dagelijks zullen door een toestel, aan
het station te Amsterdam geplaatst, deze verschillende
houders weêr met gas worden gevuld, zoodat dit licht dan
even gemakkelijk in de behandeling is, alsof men daartoe
petroleum of een andere vloeistof bezigde.
Het geregtelijk onderzoek in zake den dubbelen moord
is thans in zooverre vooruitgegaan, dat, naar men uit goede
bron verneemt, den gedetineerden de Jong en Behagel
weldra hun verwijzing naar den procureur-generaal bij het
Prov. Geregtshof in Zuidholland te wachten staat. (Vad.)
Te Berg-Ambacht waren de vorige week eenige kin
deren bezig met het plagen van een zwaan. Ten laatste
komt de zwaan uit de sloot en loopt de kinderen achter
na. De kleinste werd spoedig ingehaald en kreeg aanhou
dend zulke gevoelige slagen, dat men voor het leven van
het kind vreest. Door eenige arbeiders werd de zwaan
gelukkig verjaagd.
Op de jl. Dingsdag te Meppel gehouden voorjaars
veemarkt was de aanvoer aanzienlijk; de handel graag, met
hooge prijzen. Vooral op kalven staande koeijen en gusten,
om te weiden, waren zeer gezocht. De prijzen voor kalf-
koeijen varieerden van f 180 a 300; gusten golden f 190 a
250; melkkoeijen f 170 a 240; vaarzen f 100 a, 180pin
ken f 90 a 150. Paarden waren er weinig; de puike soort
gold f 400 a 500; ordinaire f 200 a 300; inferieure f 60 a 150.
De landverhuizing naar Noord-Amerika houdt nog
steeds aan. Men berekent, dat dit voorjaar ruim 3000
was in 1837 niets overig. Niettegenstaande al de moeite door
dien vorst gedaan, ten koste van veel geld dat hij grootendeels
schuldig is gebleven, is het land weder tot een bajert van willekeur
en regeringloosheid teruggekeerd.
Naar de beschrijving van W. L. Bitter).
In ons vorig nommer deelden we enkele bijzonderliedon mede
ten aanzien van een kraton, een keizerlijk paleis met al wat
daartoe kan gerekend worden. Door de medegedeelde bijzonder
heden evenwel zal men niet meer dan een zeer flaauw begrip
hebben van zulk een vorstelijk verblijf en daarom achten we het
niet ongepast, de volgende beschrijving van een kraton, zoo als
er in de Oost, zij het dan ook met eenige wijzigingen in 't uit
en inwendige, verscheidene voorkomen, aan onze lezers mede te deelen.
Een kraton is een verbazende uitgestrektheid, meer dan een
uur in den omtrek gewoonlijk; in 't midden bevindt zich het paleis
des Sultans. Het is een stad op zichzelven, met gebouwen en
pleinèta, met bijna tallooze straten en wegen. Hier en daar ziet
men kleine kanalen en vijvers. Lings en regts ontwaart men
kampongs en lusthoven. Op zulk een terrein moet men goed den
weg weten om niet te verdwalen. Een kraton bevat soms niet
minder dan 15,000 bewoners binnen zijne muren.
Het geheel is ingesloten door een muur, verscheidene voeten
hoog en van eene dikte van ongeveer 15 voet. Wachttorens of
bastions zijn er aan de vier hoeken. Rondom den geheelen muur
loopt een gracht en van binnen is een aarden wal aangebragt,
waarop hier en daar een stuk geschut is geplant.
De kraton van Djocja werd dan ook in den oorlog van 182530
door de opstandelingen onder Diepo Negoro verdedigd als eene
vesting, die door de Nederlanders werd bestormd.
Behalve het paleis des Sultans bevinden zich in den kraton
woningen voor de vorstelijke Prinsen, een moskee, een priesterwijk
tuinen en bosschen, een soort van muziektempel, een tijgerhok, een
vergadering-lokaal, wachthuizen, groote pandopo, stallingen voor
rijtuigen en koetspaarden, kleinere pandopo's, gouden pandopo,
opene eetzaal, officieel verblijf van den Sultan, theehuis, geelhuis,
kasteel, stalling der olifanten, harem, verblijf van den oudsten zoon
van des Sultans bijwijven, wijken der lijfwacht van den Sultan,
verblijf van den Kroonprins, wijken der ambachtslieden, verschillende
woningen, enz., enz., enz. In den buitenmuur zijn eenige poorten,
die toegang verleenen tot de buitenwereld en inwendig zijn ook de
verschillende afdeelingen gescheiden, terwijl door poorten in de
afscbeidingsmuren de noodige verbinding wordt daargesteld.
Het bovenstaande is ontleend aan eene beschrijving van een kraton
in Ned. Oost-Indië, voorkomende in den Volksalmanak, uitgegeven
door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeep, jaargang 1873.
personen uit de noordelijke gewesten zijn vertrokken, terwijl
nog een aantal zich gereed maakt om de reis te ondernemen.
In 1872 zijn 1209 hoofden van huisgezinnen of op
zichzelf staande personen als landverhuizers over zee ver
trokken. Vrouwen, kinderen en dienstboden medegerekend
dan bedraagt het getal te zamen 3486 personen, welke ons
land hebben verlaten.
Hiervan vertrokken uit Noordbrabant 112, Gelderland
763, Zuidholland 362, Noordholland 394, Zeeland 618,
Utrecht 18, Friesland 111, Overijssel 164, Groningen 824,
Drenthe 60 en Limburg 60. Hoewel de meesten een
jeugdigen leeftijd hadden zoo vindt men onder de ver
trokkenen o. a.: 1 van 81, 1 van 78, 1 van 77, 1 van
76, 1 van 75, 4 van 74, 5 van 71, 4 van 67 en 9 van
66 jaren. Bedenen van vertrek waren
Verbetering der middelen van bestaan 1079
Verkrijging of aanvaarding eener betrekking 17
Zucht naar verandering 17
Het volgen van familiebetrekkingen 48
Om een huwelijk aan te gaan 3
Achteruitgang van zaken1
Wangedrag1
Ontduiking van gevangenisstraf 10
Op avontuur18
Onbekende redenen15
Totaal 1209
Van verscheidene zijden werd beweerd, dat de tentoon
stelling te Weenen den 1 Mei niet zou voltooid wezen.
Wij hebben naar Weenen geschreven en ontvingen het
volgende antwoord:
„De tentoonstelling zal niet gereed wezen dan tegen
1 Junij. De officiële opening heeft den 1 Mei plaats, maar
alleen is dan het hoofdgebouw geheel voltooid. Het geheel
zal eerst in orde zijn tegen het laatst van die maand. De
groote warmte begint hier eerst met Julij/-
Wij meenen onzen lezers eene dienst te doen met deze
uit goede bron ontvangen mededeeling. (Arnh. Ct.)
Met den 26 April worden geplaatst: aan boord van het schroef-
stoomschip Riouw, de luit. ter zee 2de kl. G. II. van Steijn en
D. Stolp; de adelborsten 1ste kl. J. D. baron van Wassenaer tot
Catwijck en A. H. Hoekwater; de off. van gez. 3de kl. W. Schooti-
dermark en de off.' van admin. 3de kl. N. W. Lasonder; aanboord
van het ramschip Schorpioen, de luit. ter zee 2de kl. J. J. Stooker;
en aan boord van het wachtschip te Hellevoetsluis, de luit. ter zee
2de kl. W. H. Tromp.
De luit. ter zee 2de kl. M. E. I'. J. de Nerée tot Babberich,
behoorende tot de rol van het wachtschip te Willemsoord, wordt
met den 25 dezer op non-act. gesteld.
Bij het 5de reg. infanterie is benoemd tot kapitein-administrateur
van kleeding en wapening, de 1ste luit.-administ. van kleeding en
wapening H. Mooy, van het corps.
Tweede Kamer.
Zitting van Dingsdag 22 April. De heer v. d. Berch van
Heemstede, nieuwbenoemdlid, wordt geïnstalleerd. Er geschiedt
mededeeling van het inkomen van een lltal wetsontwerpen, die
tot onderzoek naar de afdeelingen worden gezonden. Een paar
spoedeischende ontwerpen zullen a. s. Zaturdag reeds in behan
deling komen.
De minister van Koloniën heeft in deze zitting medegedeeld, dat
sedert den vorigen dag bij de regering een telegram ontvangen is,
waaruit blijkt, dat bij Atsjin gesneuveld zijn: 1 adelborst, 1 zeeofficier,
4 luitenants van de Europesche infanterie en 1 van de iniandsche
troepen. Gewond zijn 23 officieren van de landmagt en 2 van de
marine. Van de minderen zijn bij de landmagt gesneuveld 25 en
gewond 363 man; bij de marine gesneuveld 3, gewond 20 man.
De minister deelde vervolgens mede, dat hij eene nota voor de
Kamer heeft doen opstellen, betreffende de aanleiding tot het voor
gevallene tusschen Nederland en Atsjin. Er is besloten die te doen
drukken en ronddeelen. Op voorstel van den heer van Lijnden is
besloten daarover nader eene discussie te openen.
Aan de Kamer is rondgezonden een wetsontwerp tot verhooging
van het Vde Hoofdstuk der Staatsbegrooting met f 300,000. Met
die gelden zal, in afwachting van nader te treffen schikkingen, de
Amsterdamsche Kanaalmaatschappij worden te hulp gekomen, ten
einde haar in staat te stellen de uitvoering harer concessie gedurende
de maand Mei 1873 te kunnen voortzetten.
De hoogst gewigtige feiten en beschouwingen, voorkomende in
het verslag der Commissie tot onderzoek en beantwoording van
eenige vraagpunten het Noordzeekanaal betreffende, ingesteld bij
kon. besl. van 8 Febr. 1873 no. 8, hebben het den minister raad
zaam doen achten met de directie der Amst. Kanaalmaatschappij
in overleg te treden over eenige wijzigingen, die z. i. wenschelijk
zijn in het contract, waarvan de bekrachtiging nog bij de Kamer
aanhangig is. Intusschen meent de minister dat dit overleg niet
zóó spoedig tot een nadere overeenkomst zal leiden, dat nog vóór
1 Mei de Wetgevende Magt daaromtrent kan beslissen. Vandaar
het bovengenoemde hulp-ontwerp.
Bij het wetsontwerp tot een nadere leening aan de Kanaalmaat
schappij is gevoegd een uitvoerig verslag van de commissie tot
onderzoek en beantwoording van eenige vraagpunten het Noordzee
kanaal betreffende. Aan die commissie, bestaande uit de heeren
G. van Tets, J. R. T. Ort, P. Galand, H. Rose, Conrad, Michaëlis,
J. Waldorp, J. Dirks, van Diesen en J. M. T. Wellan, waren
zeven vragen gesteld: over het peil, de afwateringsmiddelen en
nopens de hoofden in zee. Omtrent deze laatsten werd gevraagd
of de hoofden, zoowel wat de constructie, als wat de kracht der
materialen betreft, voldoende warenzoo niet, welke verandering
noodig is?
Het autwoord op deze vraag is verre van gunstig. Er is beweging
in de hoofden, de bestorting aan de zeezijde is niet voldoende
tegen ontgronding. De ijzeren ankers, waarmede de blokkeu zijn
verbonden, zijn niet tegen zeewater bestand. De kracht der mate
rialen is onvoldoende, 't geen blijkt uit de vele blokken die gebroken
zijn; ook zijn vele blokken, tengevolge van de werking der zee en
onderlinge schuring, belangrijk in afmeting verminderd; de grootte
der blokken is bij het aangenomen stelsel van stapeling onvoldoende.
De commissie is op die gronden van oordeel dat de hoofden,
zoowel wat constructie als de kracht der materialen betreft, niet
voldoende zijn. Zij stelt voor, tot verdediging van de hoofden
tegen den golfslag, eene bestorting aan de zeezijde, die van de
grondlaag tot aan het boveneind der hoofden reikt. De borstwering
moet voor het zuiderhoofd van 750 meter uit den duinvoet ver
vallen, het geheele hoofd worden opgetrokken tot aan den bovenkant
dier borstwering. Voor het noorderhoofd moet dit van 650 Jmeter
uit den duinvoet geschieden,
De nota van den minister van Koloniën over onze betrekkingen
tot het rijk van Atsjin sinds 1824, is gisteren avond laat in°de
Kamer rondgedeeld, en beslaat 35 pagina's folio. Zij behelst eene
historische uiteenzetting tot op de laatste verwikkelingen, toen het
Indische bestuur inzag, dat de Sultan en zijne afgezanten ons mis-
leidden en verraderlijk tewerk gingen, en zich zelfs tot buitenlandsche
gezanten hadden gewend, om ondersteuning tegen ons in te roepen,
terwijl zij met ons in onderhandeling waren tot regeling van
gerezen geschillen en ome hulp inriepen tegen hunne inwendig
partijschappen. Terwijl de Atsjineesehe gezanten nog te Riouw
waren, vernam de Indische regering, dat in het begin van Januarij
een afgevaardigde van den Sultan van Atsjin naar het Fransche
gouvernement was gezonden, om hulp en bescherming tegen ons
te vragen, terwijl ook vroeger de hulp van Italië was ingeroepen
en dat wijders de Atsjineesehe gezanten bij ons met vriendschappe.
lijke verzekeringen komende, tegelijkertijd gedurende hun verblijf
met de Marnix te Singapore, bezoeken aflegden bij de agenten van
vreemde mogendheden aldaar, om hun het voorstel te doen tot het sluiten
van tractaten met Atsjin, omdat dit door Nederland zou zijn bedreigd.
Vandaar dat de Indische regering en het Opperbestuur begrepen,
dat opheldering en rekenschap moest worden gevraagd en dat
inmenging moest voorkomen worden. Dientengevolge werd een
regerings-commissaris naar Atsjin gezonden, met last om, wanneet
de Sultan weigerde volledige opheldering te geven of de noodige
waarborgen voor eene goede verhouding en voor het wegnemen
der oorzaken van vroegere botsingen, hem den oorlog te verklaren.
Tot het laatste oogenblik zoo resumeert het rapport is naar
eene minnelijke schikking met Atsjin gestreefd, en het doel der
expeditie is dan ook in de instructie voor den opperbevelhebber
aldus omschreven:
„Om bij onverhoopte mislukking der pogingen van vredelievenden
aard, des noods door kracht van wapenen, de bestuurders van het
rijk van Atsjin te noodzaken om te voldoen aan de hun door den
gouvernements-commissaris te stellen eischen, die blijkens hetgeen
in het rapport voorafgaat, betrekking hadden tot naleving der
verpligtingen van vroegere en latere tractaten." Atsjin heeft echter
geweigerd ophelderingen te geven en daarop is, den 26 Maart, de
oorlogsverklaring gevolgd. Inmiddels is met de betrokken mogend
heden in gedachtenwisseling getreden en heeft de regering bij deze
de meest gewenschte welwillendheid en medewerking ondervonden.
(N. Rott. Crt.)
Mevrouw Brèst Gèbelin, die zich in den laatsten
oorlog, vooral bij de belegering van Parijs zoo hoogst
verdienstelijk voor de gewonden heeft gemaakt, legde dezer
dagen te Parijs een uitmuntend examen af als doctor in
de medicijnen. Zij is gehuwd en moeder van twee kinderen
en weet al hare pligten met strenge opvatting van hare
stuaiën te vereenigen.
Marseille is in Frankrijk de stapelplaats van den handel
in menschenhaar. Italië en Sicilië, en bijzonder Bome en
Napels, zenden het meest, terwijl Spanje en Frankrijk in
het nog ontbrekende voorzien. Bretagne en Auvergne
verschaffen het meest in Frankrijk. Het getal kappers,
die zich in Marseille met het maken van chignons bezig
houden, is 400; 30,000 chignons worden door geheel Fran
krijk verzonden en 25,000 te Marseille aan vreemdelingen
verkocht. Eén huis verkoopt jaarlijks 15,000 chignons,
waarvan de prijs variëert van 10 tot 70 frs., hoewel er ook
van meer dan fr. 500 verkocht worden. Het kostbaarste
haar is rood, en komt uit Schotland. In het vorige jaar
werden uit Frankrijkl2,000 chignons naar Engeland gezonden,
benevens het haar voor 7000, die daar moesten worden
opgemaakt. Haar van lijken wordt, volgens de kappers,
niet gebruikt, omdat het niet bewerkt kan worden.
Uit Bologna wordt aan Figaro gemeld, dat aldaar een
congres van leden der Internationale gehouden, werd. Zoodra
de zitting geopend was, rukte op last der Italiaansche rege
ring de politie, gesterkt door infanterie, het lokaal binnen,
dreef de vergadering uiteen en nam vijftien leden, als de
belhamels bekend, gevangen.
Het onderzoek naar de oorzaken der schipbreuk van
de Atlantic door het daarmede door het Parlement van
Canada belaste hof is afgeloopen. In de eerste plaats
moet het ongeluk geweten worden aan eene fout in de
berekening van den kapitein, die niet genoeg gerekend
had op de kracht der strooming. Voorts wordt den ka
pitein verweten, dat hij des nachts wilde binnenloopen in
eene hem en den stuurlieden onbekende haven, en ten
laatste, dat hij in die omstandigheden het dek verliet om
zich ter ruste te begeven. Aan de maatschappij de White
Star Company, aan welke het schip behoorde, wordt te
last gelegd, dat de Atlantic, blijkens de uitkomst, van niet
genoeg steenkolen voorzien was, hoewel de voorraad vol
doende was om bij gunstig weder de reis van Liverpool
naar New-York te volbrengen. Ook schijnt als zeker te
mogen worden aangenomen, dat de Atlantic niet sterk
genoeg gebouwd was voor hare lengte, zoodat het schip
ware dit niet het geval geweest, langer weerstand geboden
zou hebben aan het geweld der golven, nadat het op de
rots was vastgeraakt. Dan zouden er meer menschen gered
zijn, en hetzelfde wordt beweerd, indien de bemanning uit
beter elementen was zamengesteld geweest. Deze schijnt
zich bij de schipbreuk ver van loffelijk gekweten te hebben.
De pogingen van den kapitein daarentegen en der stuur
lieden om zooveel mogelijk menschenlevens te behouden,
worden zeer geroemd en zijn door het hof als verzachtende
omstandigheden aangemerkt, zoodat de kapitein voor niet
langer dan twee jaren en de 4de stuurman voor slechte
drie maanden onbevoegd is verklaard om in hunne vorige
betrekking te varen. De 2de stuurman is bij de schipbreuk
omgekomen, de 3de was tijdens het gebeurde niet in dienst.
De uitspraak van het hof wordt door de New-Yorksche
dagbladen sterk afgekeurd, en zij geven de hoop te kennen,
dat het Britsche departement van Koophandel een nieuw
onderzoek zal instellen.
Het berigt als zouden Sir Samuel en Lady Baker
vermoord zijn heeft zich nog niet bevestigd.