MEI WEIHEPER COURANT. 1873. N°. 59. Vrijdag 16 Mei. 31 Jaargang. BEKENDMAKING. BEKENDMAKING. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Binnenland. HELDERSCHE alir ,,W ij huldigen het goede." Ysrsehijnt ;Dingsdag-, Donderdag-en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal 1.30. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent. elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. vertrekdagen der brievenmails Naar Oost-lndiê: via Triest 27 Mei 's avonds 6 u. 25 m. v Marseille 22 Mei, 's avonds 6 u. 25 m. Brindisi 29 Mei 's ayonds 6u. 25 m. per Koningd.Nederl. 16Mei, 'savonds 11 u. f 7/ Java 30 Mei, 's avonds 11 uur. Het GEMEENTEBESTUUR van DEN HELDER vestigt de bijzondere aandacht der ingezetenen op de wijzigingen, welke in de twee eerste paragraphen van art. 27 der wet van 29 Maart 1833 (Staatsblad No. 59) betreffende de personele belasting zijn gebragt, luidende aldus 1. Die na den 15den Mei een perceel in gebruik neemt, is „voor ffit perceel de belasting naar de vier eerste grondslagen „voor den tijd des dienstjaar!, die dan nog over is, verschuldigd." jj 2. Aan den belastingpligtige, die in den loop des dienstjaars „een perceel verlaat, zonder daarin eenige roerende goederen of „iemand in zijne dienst achter te laten, wordt ontheffing verleend „van zijn aanslag naar de vier eerste grondslagen voor den tijd „des dienstjaars, die dan nog over is, indien daarvan door hem, „binnen den tijd van eene maand, volgende op die waarin hij het „perceel verliet, tegen bewijs, schriftelijke aangifte is gedaan ten „kantore des ontvangers, op een aldaar kosteloos verkrijgbaar biljet. „De ontheffing wordt ook verleend over het driemaandelijksch „tijdvak waarin het perceel werd verlaten, indien de belasting- „pligtige daarna, doch in den loop van datzelfde tijdvak, een ander „perceel, waarvoor hij belastingpligtig is, in gebruik neemt. „Bij overlijden van den belastingpligtige treden zijne erfgenamen „in dezelfde regten en verpligtingen. „De aangiften volgens het eerste en derde lid ingediend, worden „als gewone bezwaarschriften aangemerkt en behandeld. Het Gemeentebestuur voornoemd, Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester, den 14 Mei 1873. L. VERHET, Secretaris. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER :n ter kennis van de ingezetenen, dat tot tegenschatters voor ,ing op het personeel voor het dienstjaar 1873/74 zijn de Hèeren L. J. KASSIES en G. KOOTER. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester. 14 Mei 1873. L. VERHEY, Secretaris. KIJKJES IN HET LEVEN. i. Als er iets is, waarin veel te kijken valt, maar dit niet alleen, waarin tevens veel te leeren is, dan is het wel het menschelijk leven. Ik heb wel eens bij een boom gestaan en naar twee bladeren gezocht, die gelijk en gelijkvormig waren, maar nooit heb ik ze kunnen vinden, altijd ontdekte ik verscheidenheid bij de grootste overeenstemming. Bestaat nu op het gebied van het onbe wuste leven zulk een verschil, hoeveel grooter moet dat niet wezen bij den mensch, in wien een vereeniging van krachten, zinnelijke en redelijke, werkzaam is. Het menschelijk leven is een potpourri, echte ratjetoe. Alle menschen leven, maar niet eveneens grooter verscheidenheid dan wij in het menschelijk leven aan schouwen is niet denkbaar. Als ik nu een paar kijkjes in het menschelijk leven wil geven, moet men niét deüken, dat ik verschillende woningen, trotsche en prachtige gebouwen, rijk gemeuheleerd, overladen met allerlei voor werpen van weelde, en dan nederige woningen en schamele ver blijven van daglooners en armen wil binnentreden om daar een lijkje te nemen en dan op het verschil in het leven te wijzen. 0 neen! dat is mijn doel niet, de bewoner van prachtige luizen zou maar trotsch, en die van nederige hutten onte- neden en morrend wöfden, en wij weten, de aanzienlijke ver hovaardigt ziüh genoeg en de klachten van arbeider en arme behoeven niet aangemoedigd te worden. Dat in dit opzicht ieder bandele naar goedvinden of zoo als hij door de omstan- ügheden gedrongen het best kau. Bovendien woningen binnen beden, en in dat heilige kijkjes te nemen zou ongepast en onge- oorloofd wezën; ook zijn vele woningen voor mij, eenvoudige bewoner van het platteland, gesloten. Ik kan, als ik mij in een M bevind, naar prachtige gebouwen opzien, als bij toeval de buitendeur open staat den gang van die gebouwen inzien, maar ut daar binnen in die gebouwen omgaat, dat is voor mij een '«borgenheid. In dat leven wil ik en kan ik geen kijkje geven, lu wat ik nu niet doen kan bij den aanzienlijke, waarom zal ik uu wel doen bij den arbeider en den arme, wiens woning beter mg openstaat. Raar er is iets anders dat ik doen kan en doen wil. Wij allen bbben een leven, dat open is en waarin we gerust „kijkjes" 'Wen, en wat we daarin zien aan anderen mogen mede- kien. Als burgers van onzen Nederlandschen Staat maken wij •b® te zamen als het ware een huisgezin uit. Welk onderscheid "1 rang of stand, rijkdom of armoede er onder de burgers van zelfden staat moge bestaan, wij leven allen onder dezelfde wetten, ta als leden van het maatschappelijk huisgezin, waarin ons een Mts en betrekking is aangewezen, behooren wij allen eerbied te hebben voor de wet, waardoor wij geregeerd worden; die wet bindt ons te zamen en moet op maatschappelijk gebied ons grootste beuigdom zijn. Nu wil ik een kijkje in de maatschappij geven •f in ons Nederland dezelfde wetten op dezelfde wijze worden HELDER en NIEÜWEDIEP, 15 Mei Zr. Ms. schroefstoomschip Schouwen, onder bevel van j den luit. ter zee 1ste kl. C. P. van der Star, is in den ochtend van den 13 dezer te Falmouth aangekomen om - steenkolen in te nemen en zou dien avond weder vandaar vertrekken, om de reis naar Oost-Indië verder voort te j zetten. Aan boord was alles wel. De schroefstoomschepen Banda en Amboina, liggende te Fijenoord en te Amsterdam, worden met den 20 dezer in dienst gesteld, met bestemming naar Oost-Indië, en is het bevel daarover opgedragen respectivelijk aan de luits. ter zee 1ste kl. O. F. T. van Woelderen en jhr. A. F. Meijer. Z. K. H. Prins Hendrik en gevolg arriveerden gis teren alhier ten 9 u. 55 m. Aan het stafion werd Z. K. H. opgewacht door den commandant der marine Gregory en adjudant, terwijl het muziekkorps der marine zich deed hooren. Z. K. H. bezocht, na een collation bij den heer Gregory gebruikt te hebben, de mailbooten Prins Hendrik, Koning der Nederlanden en 's Rijks werf. Z. K. H. dineerde in het gebouw der Maatschappij Nederland en vertrok met den laatsten trein weder naar de residentie. Tot medegeleider van het detachement suppletie troepen, dat in het laatst dezer maand met het stoomschip Java naar Oost-Indië zal vertrekken, is aangewezen de lste luit. der infanterie J. A. A. In 't Velt. Aangenomen het beroep naar de Christ. Geref. gemeente te Groningen door den heer B. C. Felix, pred. alhier. Bij gunstig weder zal H. M. de Koningin Vrijdag a. s. het eiland Marken met een bezoek vereeren. Z. K. H. de Prins van Oranje ontkwam jl. Dingsdag aan een groot gevaar. Bij een wandelrid, welke Z. K. H. in het Bosch te 's Hage maakte, kwam het paard van Z. K. H. in botsing met dat van den heer S., waardoor het eerste ter aarde werd geworpen en Z. K. H. met het hoofd tegen een boom werd geslingerd. Het ongeval heeft gelukkig voor geen der beide ruiters ernstige gevolgen gehad, daar beiden na eenige oogenblikken hunnen wandelrid konden vervolgen. (Dagblad.) De heeren Escher, ingenieur van den Waterstaat, de toegepast, dan of de wet dikwijls door ons op een verkeerde wijze wordt in toepassing gebragt. Ware ik geen bewoner van het platteland, of zooals de Amster dammers zich uitdrukken, een boer (dat is de titel voor allen, die geen bewoners van die groote wereldstad zijn) zou ik het kijkje in het leven misschien verder kunnen uitstrekken, maar dat voor recht of ongeluk (dat iedèr het noeme zooals hij verkiest) is het mijne niet, ik ben een eenvoudig bewoner van het platteland en een volkomen vreemdeling in het stadsleven. Maar ik vermoed, dat men dezelfde gebreken, die ons, plattelandsbewoners, dikwijls een ergernis zijn, ook in de steden zal aantreffen, echter in een gansch anderen en zeer gewijzigden vorm. Maar ter zake 1 Indien in onze maatschappij één betrekking bestaat die in de laatste jaren in eere en aanzien is gekomen, dan is het de be trekking van onderwijzer der jeugd,, vroeger schoolmeester genoemd; eu hoe meer hoofd- en hulponderwijzers en onderwijzeressen bij het doen vaD eenig examen worden afgewezen, des te hooger zien wij bij die betrekking op. Dat is zeer natuurlijk. Immers zij, die nu eenmaal den derden rang behaald (en daardoor hulponder wijzers zijn) of met een gelukkig gevolg hun hulponderwijzers- examen volbracht hebben, kunnen zich nu als wetenschappelijke mannen aanmerken, want ze weten ons, boeren, zooveel te ver tellen van de moeielijkheid van hun examen en zij kunnen bovendien God danken, dat zij niet gelijk zijn aan de afgewezene stomme lingen, maar de gedane strikvragen met beleid hebben opgelost. In vroeger tijd sukkelden wij op het boerenland met onzen meester maar zoo wat heen. Of er vijftig of honderd kinderen op school waren, de meester moest op school dat maar zoo wat schipperen. Dat is na de wet op het lager onderwijs van 1857 gansch anders geworden. Als wij in onze dagen de couranten lezen, ik lees de oprechte Haarlemsohe (en ik vermoed dat het in alle anderen wel evenzoo zal zijn), dan staan wij waarlijk verbaasd over de menigte aanvragen van hulponderwijzers en hulponderwijzeressen. Voorzeker een hoogst verblijdend verschijnsel, een sterk bewijs, dat men het onderwijs toch meer begint te schatten. De behoefte aan onder wijzend personeel heeft ook grooten invloed op de traktementen aan hulponderwijzers toegekend. Wie weet er in vroegeren tijd van, dat het inkomen van een ondermeester f 300 bedroeg? enthans kan men voor f 400 geen hulponderwijzer verkrijgen. Al weer een oorzaak, waardoor wg, boereu, het onderwijs hooger schatten. Immers naarmate iets met meer geld betaald moet worden, des te hooger waardij kennen wij er aan toe. Wat voor niets te ver krijgen is, achten wij niets. Dit is bij sommige plattelands- plaatselijke besturen ook nog een oorzaak, waarom zij schoolgeld laten betalen. En als wij onze ervaring raadplegen in onze eigene zaak, dan ligt in de gemaakte conclusie wel eenige waarheid. Nemen wij maar eens een kijkje in ons eigen bedrijf. Voor dertig jaar konden onze arbeiders wel eens een nuchter kalf van ons krijgen, als zij ons den huid maar weer te huis brachten; welke boer kwam het voor twintig jaar in de gedachte een verdronken of gewenteld schaap aan den slachter te verkoopen? Wie zou voor civiel-ingenieur Thissen en de ingenieur Rijke zullen in Japansche dienst overgaan. De Hooge Raad heeft vernietigd het arrest van het kantongeregt te Geldermalsen, waarbij de heer F. 's Jacöb, directeur-generaal der Maatsch. tot expl. van staatsspoor wegen, is ontslagen van alle regtsvervolging ter zake van de aanklagt van het niet behoorlijk onderhouden van dén beruchten toegangsweg naar het station. De Raad heeft, ten principale regt doende, den heer 's Jacob aan het hem ten laste gelegde schuldig verklaard en veroordeeld tot betaling van twee geldboeten, ieder van f2.50, of subsidiair gevangenisstraf van 1 dag voor elke boete. Door mej. C. Heeroma-Roggeveen, van Callantsoog, en mej. H. B. M. Folpmers, van Opperdoes, is met gunstig gevolg examen voor de vrouwelijke handwerken afgelegd. Op het eiland Texel bestaat een berg, Hoogeberg genaamd, ongeveer 120 voet boven de oppervlakte der zee; van dezen berg kan men niet alleen het geheele eiland overzien, maar ook Wieringen, Vlieland, de reede van Texel en het Nienwediep waarnemen. Deze berg bevat verschil lende aardlagen, waaronder men een belangrijke leemlaag en kleigrond aantreft. Er zijn proeven genomen of deze grondstof geschikt mogt worden bevonden tot fabriekaat van steenen of aardewerk. Voorloopig schijnen zij reeds een goed resultaat te hebben opgeleverd. Het komt derhalve wenschelijk voor, in het belang der industrie, dat deze proefnemingen door deskundigen worden voortgezet, door het doen van boringen, enz. De leemlaag schijnt zich over een oppervlakte van ongeveer 100 hectaren te vertoonen, op een geringe diepte van ongeveer 1 tot 3 meters en alzoo zeer geschikt tot exploitatie. De afstand van de haven van Texel is ongeveer 1200 meters, met een rij- en water weg verbonden. Mogt deze grondstof bij verdere proefne mingen geschikt geacht worden tot steen- of aardewerkfa- briekaat, dan zou een dergelijke fabriek zeer gunstige resultaten opleveren, aangezien in onze noordelijke provinciën geen steenfabriek bestaat. Tot het geven van verdere informatiën stellen de heeren Koning Co. te Texel zich bereid. - Jl. Dingsdag namiddag is te Amsterdam overleden de heer J. Verhey, directeur bij de publieke werken aldaar. De stad verliest in hem een bekwamen, getrouwen en I-I 'l M- twintig jaar een koe, die aan de gevolgen van het kalven gestorven was, laten uitventen of zelf uitventen? Voorzeker niemand. Dat waren kluifjes, indien zij ze lustten, voor onze arbeiders, of de boel werd onder den grond gestopt. Maar, nu alles zoo duur is en wij het land zoo prijzig moeten koopen of huren, nu stellen wij dat vroeger gering geachte op hooger waarde. Zoo is het ook met de meesters en ondermeesters. Omdat wij ervaren, dat het onderwijs ons meer kost en onze kinderen, want dit doet ook meê, zonder onderwijs ongelukkige stumpers blijven, al kunnen wij bij onzen dood aan elk onzer kinderen een groote boerenplaats nalaten, nu stellen wij het onderwijs op hooger prijs en achten het meer. Dat is goed en ik geloof, dat wij het nog niet half genoeg op zijn inwendige waarde schatten, namelijk: het onderwijs; ik spreek niet over het onderwijzend personeel. Maar wat doen wij nu dikwerf? Wij verwarren de zaak, het onderwijs, met den persoon aan wien de zaak is toevertrouwd. De zaak, het onderwijs, is van onschatbare waarde en daarvoor kunnen onze offers niet te groot zijn; maar als de zaak is toevertrouwd aan een persoon, die geen lust, geen ijver' voor zijn betrekking heeft, die zich met bij- en nevenzaken gaat bemoeien, die aan zijne liefhebberijen het onder wijs opoffert, wat dan? Wel dan overschatten wij den persoon wegens de betrekking, die hij in onze gemeente vervult. Niemand in onze dagen zal voorzeker het onderwijs gering schatten de zulken worden gelukkig, bijna niet meer gevonden. Maar als wij nu de wet op het lager onderwijs eens leggen naast hetgeen wij bij ons op het platteland zien, dan durf ik vragen: wordt die wet getrouw nageleefd? Ik zeg nogmaals: ik ben maar een boer en ik woon op een klein dorp. Hoe liet in de steden toegaat weet ik niet, maar ik spreek over veel plaatsen op het platteland. Als wij een courant lezen, al is het, zooals ik, de Oprechte Haarlemsche, dan ontdekken wij, dat er in den Haag in de Tweede Kamer veel meer gesproken wordt over de scheiding van Kerk en Staat, dan dat wij in onze plattelands-gemeente van West-Friesland de eenmaal uitgevaardigde wetten in praktijk brengen. Als men bij ons de menschen hoort, dan schijnen zij met de wet op het lager onderwijs nog al ingenomen te zijn. Van bijzondere scholen is bij ons nog geen sprake; wg zijn er zelfs bang voor. Wij lachen met de secte-scholen en wenschen niet secte-haat in het jeugdig kinderhart op te wekken. Geen godsdienstig onderwijs van den schoolmeester, zeggen wij, daar hebben wij onze pastoors en dominé's voor. Als de meesters zich reeds met het godsdienstige moeten bemoeien, dan kunnen wij de dominé's en pastoors wel op stal zetten. Met onze vaderen is ook ons zeggen: Schoenmaker! houd je bij je leest. Vereeniging van betrekking permitteert de wet op het lager onderwijs niet. Maar als wij nu eens een kijkje in het leven slaan, wat zien wij dan? Met mij, lezer, hebt gij misschien meermalen op onze dorpen een begrafenis, of, zooals wij ons uit drukken, „een kerkgang" bijgewoond, en dan verschijnt daar ook de onderwijzer, om te lezen. Dat werk dat daar dan verricht wordt door den onderwijzer tot wiens werk zou dat behooren, tot het

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 1