1873. N°. 63. Zondag 25 Mei. 31 Jaargang. NATIONALE MTLITIE. INSPECTIE VOOR DE VERLOFGANGERS. Uitgever A. A. BAKKER Cz. MOLENPLEIN, N°. 163. Eene conservatieve Stembus-banier. HELDERSCHE EX MEIWEDIKPER COURANT. ,,Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Dondehdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementiprijs per kwartaal 1.80. franco per post - 1.65. Bureau: Prijs der Adverteiïtiën Van 14 regels 60 cent elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. VERTRTCKDA.GEN DER BRIEVENMAILS Naar Oost-lndié: via Triest 27 Mei 's avonds 6 u. 25 m. u Marseille 5 Junij, 's avonds 6 u. 25 m. n u Brindisi 29 Mei 's avonds 6u. 25 ra. per Java 30 Mei, 's avonds 11 uur. Curagao en Suriname, 1 Junij morg. 6 u. 25 m. Kaap de Goede Hoop. via Southampton3 Junij, morg. 6 u. 25 m. De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HÉLDER brengt ter openbare kennia, dat DE BAAD ZAL VERGADEREN op DINGSDAG den 37 MEI 1873, des AVONDS to ZEVEN ure. Helder, De Voorzitter voornoemd, den 24 Mei 1878. STAKMAN BOSSE. PONTEN TER BEHANDELING: 1, Wijziging derVerordening op het vervoer van besmettelijke zieken. J, Af- en overschrijvingen 1872. 8. Verzoek om ontslag van een hulponderwijzer. 4. Vacature in het bestuur van het Weeshuis, i. Verzoek ontslag vader en moeder Weeshuis. 8. Voordragt ter vervulling dier betrekkingen. 1. Mededeeling van ingekomen stukken. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der vemeente HEI.DER brengen te openbare kennis Dat het ONDERZOEK OVER DE VERLOFGANGERS van de Militie te lui, bedoeld bij art. 138 der wet op de NatioDale Militie, voor deze gemeente il bepaald op Donderdag den 13 Junij 1873,dea voormiddags ten half elf ure, in ie Bonwzaal achter het Bureau voor Gemeentewerken naast het Weeshuis alhier. Aan dat onderzoek moeten deeloemen de VERLOFGANGERS der Militie te kal, behooiende tot de ligtiegen van 1869, 1870, 1871 en 1872, voor zooverre lij vóór den 1 April 1873 in het genot van onbepaald verlof waren ge.teld. De belanghebbenden worden herinnerd aan de volgende wetsbepalingen Art. 140. De verlofganger verschijnt hij het onderzoek in uniform, gekleed, id voorzieu van de kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn vertrek met mlof medegegeven, van zijn zakboekje en vau zijn Verlofpas. Art, 141. Behoudens het bepaalde in art. 130 kan een arrest vau twee lot zes dagen, te ondergaan in de naastbij gelegen provoost of bet naastbij lijnde huis van bewaring of arrest, door den militie-commissaris worden opgelegd aan den verlofganger 1. die zonder geldige redeDen niet bij het onderzoek verschijnt; 2. die daarbij verschenen zijnde, zonder geldige redenen, niet voorzien is van de in ht voorgaand artikel vermelde voorwerpen; 3. wiens kleeding- of uitrusting- itukken Lij het onderzoek niet in voldoenden slaat worden bevonden4. die Harding- of uitrustingstukken, aan een ander toebehoorende, als de zijne vertoont. Art, 142, Is de verlofganger, wien krachtens bet voorgaand artikel arrest b opgelegd, bij het onderzoek tegenwoordig, dan kan bij dadelijk onder verze- lerd geleide in arrest worden gebragt. Ia hij niet tegenwoordig cd onderwerpt hij zich niet aan de hem opgelegde itraf, dan wordt hij op schriftelijke aanvrage van den militie-commissaris, te Il Een Engelachman te Weenen. De correspondent van de Daily News slaakt de volgende aan doenlijke klagt: ,Ik ben bezig vau honger om te komen. Het is niet omdat tr geen voedsel te verkrijgen is, want de markten zijn wel voorzien a op de spijskaarten der restaurants komt iedere lekkernij van kt saizoen voor. Het is niet omdat ik geen geld heb. Deze fat van zaken kan wel niet lang meer uitblijven, indien de prijzen in dezelfde verhouding blijven stijgen als in de afgeloopen week, maar op het oogenblik heb ik nog geld. Ik lijd honger net geld in mijn zak, en ik ben niet de eenige wien dat gebeurt. Telkens ontmoet ik inzenders op de tentoonstelling, die gedwongen varen zonder ontbijt aan het werk te gaan. De reden dat ik van honger omkom is, dat ik niet vijf uren |8 dag wijden kan aan de taak om te pogen voedsel te bekomen. Ik minste tijd, welke men noodig heeft tot het verkrijgen van ootbijt, is in Weenen thans anderhalf uur. (Men vergete niet, kt een Engelsch ontbijt eenigzins verschilt van het broodje met itggebrood van den ouderwetscben Amsterdammer). Indien men fa gelukkig is, extra fooijen aan den kelluer belooft en Britsche ;:lharding toont, kan men iu iets meer dan 2J uur genoeg eten %enkrijgen voor een diner. Ia Weenen bestaat geen talie d'lote, behalve in het Hotel du i'tropole, waaraan de gasten die in het hotel verblijf houden, den warrang hebben, zoodat er nooit plaats is voor iemand anders, lts moet dus uaar een restaurant. Men gaat zitten aan een tafel, 11 een kellner komt naar u toe. Ge bestelt wat ge hebben wilt. k kelluer is allerbeleefdst; hij is boordevol hitte's en kan den fatl niet opendoen, zonder dat er een hitte uitvalt, doch zonder 'inkeren is hij aan het andere einde van de zaal tegen dat ge W verteld hebt wat ge hebben wilt na de soep. Oogenblikkelijk "I kij terugkomen. Langen tijd verloopt eer hij terugkomt. Ge Wtdt ongeduldig en tikt luide op de tafel; onmiddelijk zwermen fage kellners om u heen, die glimtagchend en vriendelijk hun auf der Stelle, so fort, augenblicklich laten hooren en dan ssssssst verdwijnen. Ten laatste grijpt ge er een bij den fa, die roekeloos genoeg was binnen uw bereik te komen. Ge 'atrouwt hem uwe bestelling toe, en laat hem dan los. Ge wikt, dat hij onmiddelijk zal uitgalmen, wat ge besteld hebt? Iu de keuken hooren ze niets van uw wenscb. Hij gaat het 'temden—Blatt brengeu aan een dikken ouden heer, die bezig is een vork zijn baard te kammen boven zijn eijeren-salade. Met koortsachtig ongeduld volgt uw oog den kellner op zijn zwerftogt rigten aan den Burgemeester der woonplaats van dieD verlofganger, aangehouden en onder verzekerd geleide naar de naastbij gelegen provoost of het naastbij zijnde huis van bewaring of arrest overgebragt. Art. 143. Onverminderd de straf, in art. 141 vermeld, is de verlofganger verpligl, op den daartoe door den militie-commissaris te bepalen tijd en plaat9, en op de in art. 140 voorgeschreven wijze, voor hem te verschijnen om te worden onderzocht. Art. 144. De verlofganger, die zich bij herhaling schuldig maakt aan het feit sub 4. van art. 141 bedoeld, of niet overeenkomstig art. 143 voor den militie-commissaris verschijnt, of, aldaar verschenen zijnde, in het geval ver keert, snb 2 en 3 van art. 141 vermeld, wordt onder de wapenen geroepen en van 3 tot 6 maanden gehouden. Art. 145. De verlofganger der militie, die niet voldoet aan eene oproeping voor de werkelijke dienst, wordt als deserteur behandeld. Art. 130. Het Crimineel Wetboek en het Reglement van krijgstucht vóór het krijgsvolk te lande zijn op de manschappen der militie te land, die zich onder de wapenen bevinden, van toepassing en met opzigt tot de verschillende gevallen van desertie op al de bij de militie te land ingelijfden. Die manschappen worden geacht onder de wapenen te zijn 1. zoolang zij zich bij hun corps bevinden; 2. gedurende den tijd, dien het in art. 138 bedoeld onderzoek duurt; 3. in het algemeen, wanneer zij in nniform zijn gekleed. Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder, Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester, den 23 Mei 1S73. I. VERHEY, Secretaris. De lieer D. C. van Hogendorp, die zich telkens ergerde wanneer het Haagsche Dagblad de radicalen met den eer naam van liberalen bestempelde, kon niet langer zwijgen, toen dat blad hem en zijns gelijken anti-liberalen noemde. „Neen, duizendmaal neen!" riep de vurige vaderlander uit, „wij (de conservatieven) zijn evenmin anti-liberalen als de radicalen den eerenaam „liberaal" verdienen. Of is het liberaal in de gezonde beteekenis van het woord, boos doeners in bescherming te nemen in stede van hun on schuldige slachtoffers, zooals geschied is door de afschaffing der doodstraf hier te lande en in Indië van de rotting straf?" Wij schrijven niet verder af, men kan gemak kelijk raden wat de heer van Hogendorp zoo al verder vraagt om te doen uitkomen, dat de ware vrijzinnigheid volstrekt niet bij de liberalen te zoeken is, maar bij de bewonderaars van het schavot en de vrienden van den beul, het koord en de rotting. Wij weten uit dit weinige voldoende, van welk gehalte de liberaliteit van den heer van Hogendorp is; zij behoort tot eene vorige eeuw en is dus zeer geschikt voor lieden, die zich in de onze niet tehuis gevoelen, omdat men de oude gewoonte heeft durven laten varen, volgens welke de leiding der openbare zaken erfelijk aan hunne familiën overgelaten werd. De heer van Hogendorp hoopte, dat God spoedig, vdór het te laat was, de oogen van volk en Koning zou openen door de kamer. Ten laatste merkt gij op, dat hij een bestelling doet, welke gij hoopt, dat de uwe is. Intusschen komt er een miniatuur-mannetje in een kaal rokje naar u toe. In Engeland zon hij bij een kermistroep hooren of een adspirant-jockey zijn hier is hij de bier-kellner. Natuurlijk bestelt ge bier, en zeer spoedig brengt hij n een schuimend glas. Het tintelend ligte bier zet uw eetlust aan. Op afgetrokken wijze begint ge aan uw tweede korst brood uit den broodmand te knabbelen. Het eerste glas bier is op en bet dwergje brengt u een tweede. Twintig minuten ver- loopen en ge wordt ongeduldig. Met uw mes tikt ge tegen uw glas. Een kellner nadert en zegt, zonder naar u te luisteren, op zeer beleefden toon: „zoo dadelijk gereed!" en gij zijt weer alleen. Nu begint gij boos te worden, en om de twee minuten luidt gij alarm met het mes tegen het glas. Ten laatste komt de soep. De kellner, die de terrine brengt, heeft een triomferenden blik, alsof hij u elke klagt onmogelijk wil maken, door den schijn aan te nemen alsof hij het onmogelijke gedaan heeft, u spoedig te helpen. Gij begint nu te eten, nadat gij uw eetlust zeer benadeeld hebt door uw drie glazen bier en drie broodjes. De soep doet u echter goed en, een weinigje beter gestemd, wacht gij op de roast beef. Na 20 minuten betrapt gij op eenigen afstand den kellner, dien gij het eerst uw bestelling deedt. Gij springt op en ondervraagt hem. Nu ontdekt gij, dat gij u al dien tijd met een doode musch verheugd hebt. De man bekent met „bitte's" zonder tal, dat hij uw order niet heeft overgebragt, en op de beleefdste, eerbiedigste wijze der wereld insinueert hij, dat gij hem die order trouwens nooit gegeven hebt. Hij toont echter de, grootste sympathie voor uwe beproeving en somt op de bereid willigste wijze de spijzen op, die het spoedigst gereed zullen zijn. Natuurlijk noemt bij die zaken op, waarvan gij het minst van alles boudt. Gij hebt een afschuw van varkensvleesch, doch dit staat warm op schotel en hij belooft het u onmiddelijk te brengen. In 's hemels naam dan! Weder gaat een kwartier voorbij. Op onrustig gejaagde wijze hebt ge weder een glas bier gedronken en knabbelt ge aan een vierde korst. Daar komt de kellner met kinderlijken spoed aan om, vlug en vrolijk als altijd, u mede te deelen, dat van het vleesch, dat ge besteld hebt, niets meer over is, en dat ge dus iets anders bestellen moet. Als ge ontzaggelijk veel zelfbeheersehing hebt en door ervaring uw ongeduld hebt leeren beteugelen, doordien ge b. v. redacteur van een courant zijt, en iedere vijf minuten midden in een zin gestoord wordt door een nieuw bezoek, dan zult ge niet luidkeels vloeken en eenvoudig zeggen: „breng me wat ge krijgen kunt." Uw kellner verdwijnt en ge ziet hem nooit weder. Misschien om te doen zien, dat wij met toenemende snelheid „van een hellend vlak afhollen; hij hoopte dat wij, door een drachtig handelen van alle welgezinden bij de stembus, nog in onze snelle vaart tegengehouden konden worden. „Wij (de conservatieven 11. 1.), zouden dan zien tkelke kracht wij kunnen uitoefenen. En onze geliefde Vorst zal meer en meer overtuigd worden van den invloed en de macht welke hij op ons allen bezit. Want wij hebben de liefde voor en gehechtheid aan Oranje met de moeder melk ingezogen van geslacht tot geslacht. Hij vertoone zich overal in den lande en late een ieder vrijelijk tot zich naderen, en geen twijfel daaromtrent zal hem dien aangaande mogelijk zijn." Wil de heer v. H. met dit alles zeggen, dat de Koning des te meer macht en invloed zal bezitten, naarmate in Juni meer conservatieven verkozen worden, die de liefde voor Oranje met de moedermelk hebben ingezogen? Die Oranje-liefde is voor velen van betrekkelijk jonge dagtee- kening; de aristocratische en patricische geslachten ónzer oude republiek waren steeds naijverig op de macht der Stadhouders, die hun kracht vonden niet in den steun der aanzienlijken, maar in de aanhankelijkheid des volks, en juist door dit in hunne waardigheden hersteld en gehand haafd werden. Waren velen onzer heftigste conservatieven door hunne grootmoeders in plaats van door hunne moe ders gezoogd, dan zou de heer v. H. het zeker voorzichtiger geoordeeld hebben op dit punt het stilzwijgen te bewaren. Aan zijnen wensch, dat de Koning zich onder het vólk zal begeven, wordt in deze dagen ruimschoots voldaan. Z. M. vertoeft drie weken in de drie noordelijke provin ciën, waar het gruwelijke radicalismus de hoofden meer heeft vermeesterd dan ergens elders, en van waar niet anders dan liberale radicale, willen wij zeggen Afgevaardigden ter Vertegenwoordiging worden gezonden. En wat zien wij? Eene algemeene uiting van gehechtheid aan ons Koningshuis, zoo hartelijk, zoo innig; dat bnze Vorst geene meerdere overtuiging zal verlangen of behoeven van de macht en invloed, welke hij op zijne, hetzij liberale, hetzij conservatieve, onderdanen bezit, 't Is werkelijk jammer, dat de heer v. H. den Koning op zijne reis niet verzeld heeft, zijn twijfel „daaromtrent en dienaangaande" zou indien hij de waarheid hulde wilde doen zeker verdwenen zijn. De Nieuwe AUcmaarsche Courant bevatte, naar aanleiding van het bovenbedoelde schrijven van den heer v. H. aan het Dagblad, een artikel onder het opschrift: „Wezenlijk vrijzinnig." Daarin werd de jeremiade van den graaf over de z. i. verkeerde maatregelen der vrijzinnige ministeriën heeft hij een beroerte gekregen, terwijl hij in het geheim een glas „bock" dronk; misschien is het hem gegaan als de jongen uit „het Honderdtal," die een kokend heete peer snoepte en sneuvelde misschien is hij zijn eigen eten gaan bestellen en wacht hij totdat hij het krijgt; misschien is zijn tijd om, en is hij gaan rusten in den boezem van zijn gezingij weet het niet, gij kunt slechts gissen. Twintig minuten gaan voorbij. Ten laatste overmeestert de wanhoop u; gij wordt gevaarlijk; gij ziet een u heel onbekenden kellner, die met een schotel in zijn hand onbestemd in het rond staat te kijken, als ware hij onzeker aan welke tafel hem dit besteld was. Een duivelsche gedachte gaat door uw hoofd; gij wenkt den man, die gelukkig is dus van den heeten schotel bevrijd te worden; gij zijt vol verlangen om te weten te komen, welken prijs gij getrokken hebt; zou het roast beef zijn? gij wilt echter, om geen argwaan te geven, met geen koortsachtige haast den schotel openengij ligt eindelijk het deksel op..,, geregte hemel, de ontvreemde schotel bevat twee sneedjes van diezelfde gehate varkensrib, waarvan drie kwartier geleden niets meer over was 1 Gij hebt veel meer dan uw beschikbaren tijd opgeofferd en moet dus weg. Betalen! roept ge uit, schoon u de honger nog kwelt. De kellner, belast met het ontvangen van geld, is in een anderen hoek der zaal bezig met een partij van 10 Duitschers, die ieder van verschillende spijzen gedineerd hebben, die halve porties van dit of van dat genomen hebben, en dus een ingewikkelde berekening noodig maken. Op zijn doode gemak kuijert de kellner van daar als hij gereed is. Gij ontvangt een „bitte" en een „so fort" en hij gaqt naar een heer en dame, die hem vroeger hebben geseind. Nu aauvaardt hij den togt naar u, doch op weg wordt hij ondersohept door iemand, die beweert hem sinds een uur geroepen te hebben. Gij grijpt uw hoed en wilt weggaan, doch een zwerm kellners schiet toe en het is klaarblijkelijk, dat het gezelschap u aanziet voor een opligter, die zonder betalen wil heengaan. Dit is niet aan genaam. Ten laatste kunt ge opgeven, wat ge genoten hebt, en de gewoonte brengt mede, dat ge een fooi geeft. Waarvoor? Niemand weet bet. Men denke niet, dat dit overdrijving is. Een groot aantal Engelschen zal dezen brief in Weenen lezen, en ik beroep mij op hen, of ik iets overdreven heb, en of we niet honger lijden omdat we onzen tijd niet uitsluitend kunnen wijden aan de bevrediging van onzen eetlust." En hiermede eindigt het droefgeestig verhaal van den ongeluk- kigen Engelschman in Weenen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 1