1873. N°. 70.
Woensdag 11 Junij.
31 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BER1GTEN BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJ1N.
'r' 1
SIELDERSCIIE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
,,Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Dgnderdao- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal f 1.30.
M franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Adverteutiën Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS
Naar Oost-lndië: via Triest 24 Junij 's avonds 6 u. 25 m.
Marseille 19 Junij, 's avonds 6 u. 25 m.
t Brindisi 12 Junij 's avonds 6u. 25 m.
per Prins Hendrik!?) Junij, 'sav.10u.47m.
Guragao en Suriname, 16 Junij 's morg. 6 u. 25 m,
Kaap de Goede Hoop, via Soutliampton: 13 Junij,
's morg. 6 u. 25 m.
Aan een particulieren brief, dd. 10 April, geschreven aan
boord, van een der schepen, die aan de expeditie tegen
Atsjin deelnamen, ontleent het Hld. het volgende:
„Wij liggen hier al bijna drie weken en de oorlog is in
vollen gang. Er is wanhopig gevochten. Alle of ten minste
nagenoeg al de gevechten zijn aan het strand geleverd en
konden wij van boord niet alleen alles zien, maar wij
lebben ook krachtdadig medegewerkt door het schieten met
ons gewoon geschut. Door de schepen werden ongeveer
1000 granaten geschoten in de door de Atsjinezen opgerigte
versterkingen; hun verlies moet dan ook enorm zijn.
Twee granaten o. a. kwamen juist onder een lioop vijanden;
loor het springen werden ongeveer 40 hunner tegelijk
letterlijk uit elkander geslagen. Onze verliezen zijn echter
betrekkelijk nog al groot. Een adelborst is gesneuveld,
drie officieren der landmagt gewond en in het geheel schat
ik, dat wij een 50tal'dooden en gewonden hebben. De vijand
stellig 500.
Er lag aan de kust een oud steenen fort, dat echter
door den vijand zooveel mogelijk versterkt was en dat fort
vooral is door hen met leeuwenmoed verdedigd. Twee
malen waren onze troepen genoodzaakt terug te trekken
eindelijk, na een kanonnade van de oorlogschepen werd
let fort bestormd, doch verlaten gevonden. De vijand had het
niet langer kunnen houdendaar binnen was alles verwoesting,
niets dan scherven van gesprongen granaten, 20 stukken
geschut, klein en groot, werden in het fort gevonden, echter
door onze kogels zoodanig vernield, dat ze totaal onbruikbaar
waren geworden.
Bij tleu Oude op den Sulzberg.
(Vervolg.)
Dag op dag verstreken en nog altoos doorkruiste de jager rusteloos
le bergen zonder het doel zijner navorschingen iu het minst nader
te komen. Diep ter heer geslagen keerde hij van iederen tocht
terng en toch evenaarde de bezorgdheid over het mislukken zijner
pogingen het verdriet niet, dat hij gevoelde over het verlies van
let nog altijd hartelijk geliefde meisje. Als hij op zijne tochten
ia den omtrek het vroeger zoo vroolijke wezen, dat nu geknakt
ta ter neer geslagen was, ontmoette, trof dit hem tot in het diepst
zijner ziel en menigmaal beschouwde hij zijn geladen geweer met
tto blik, alsof hij het liever tegen zijn eigene borst dan tegen het
vrije wild in de bergen wilde keeren. De treurige verandering
ia bet uiterlijk van het jonge meisje versterkte hem hoe langer hoe
«eer in zijn gevoelen, dat Lena niet uit eigen beweging, maar
onder den invloed van het moederlijk bevel gehandeld had. Zijn
gekwetst gevoel van eigenwaarde hield hem echter van pogingen
lol een verzoening terug.
De begeerte van Resei om een samenkomst met Frans te hebben
werd na haar gesprek met haar pleegmoeder hoe langer hoe sterker;
lij wilde hem namelijk de ongehoopte gunstige gezindheid van de
«de vrouw mededeelen en met hem over hunne hoop op een
«loone toekomst spreken, maar zeer dikwijls beklom zij den Sulz-
krg te vergeefs. De hoog gelegen hut van den oude was wel
waar nooit gesloten, maar gewoonlijk was er noch van hem,
«oh van zijn zoon een spoor te zien.
Andries had ondertusschen, gebruik makende van de verstrooid-
bid en het gebrek aan waakzaamheid van den jager, onderscheidene
uilen en strikken uitgezet en daarenboven stortte er bijna iederen
•icht een gems ter neder, doodelijk getroffen door zijn kogel.
Om zulk een buit zonder gevaar kwijt te raken moest de oude
ararene wilddief dikwijls verwijderde dalen bezoeken, waarbij hij
hulp van zijn Klaas niet altijd missen kon en zelden keerde
bj terug, of hij had een deel van liet op die wijze verdiende
pld als Tyroler wijn door zijn dorstige keel laten vloeien.
De stralen van de Julizon vielen loodrecht naar beneden en
alleen het donkere bergwoud of een frissche koele rotsspleet ver-
kade beschutting voor den verzengenden gloed. Het gezang der
kowrikken was verstomd, geen vleugelslag, geen enkel geluid der
Bevederde zangers verbrak de stilte onder de prachtige boomen,
frisch windje bewoog een blad in bosch en woud. Het
id der schellen van het weidende Alpen-vee was verstomd,
alles snakte naar verkoeling en naar waterde dieren lagen
onbewegelijk iu de schaduw.
Daar kwam Andries, van een reis voor zaken terugkomende, uit
bet bosch te voorschijn en liep op zijn hut toe. Volgens zijn
gewoonte, liet de sluwe wilddief zijn oogen eerst overal voorzichtig
rondgaan voor hij zijn huis binnentrad, en eerst toen hij niets
bemerkte dat zijn achterdocht gaande maakte, tilde hij den houten
deurklink op. Verrast bleef hij echter op den drempel staan, toen
Onze rol begint nu meer passief te worden, want de
vijand vertoont zich niet meer langs de kust, maar heeft met
have en goed de wijk genomen naar het binnenland.
Wij zijn ook verscheidene malen beschoten geworden en
de kogels floten ons om de ooren. De vijand schiet echter
meestentijds veel te hoog en raakt dus weinig doel. Twee
malen schoten zij door onze vlag en tweemaal in het schip.
Ook de overige schepen kregen enkele schotenslechts twee
menschen werden getroffen.
De kustverdediging is nu afgeloopen en zij zullen zich
thans wel in het binnenland versterkendan zien wij van
boord niets meer, maar hooren dan ook geen kogels meer
over onze hoofden fluiten.
Ik vrees dat de expeditie lang zal duren en dat het
gouvernement zich nog wel eens achter de ooren zal krabben.
Er zijn thans, de oorlogschepen medegerekend, ongeveer
5000 man hier; doch men kan gerust nog even zooveel
laten komen.
De kerels loopen brutaal op de bajonetten in; doch
worden door de achterladers neergeschotendat is dus voor
hen geen zaak
Volgens den correspondent van de Augsb. Allg. Zeitung,
heeft den 19 Mei de overhandiging der geloofsbrieven van
den gezant van Atsjin aan den Sultan van Turkije plaats
gehad. Wij brengen hier in herinnering, dat het doel van
deze zending moet zijnde Verhevene Porte uit te noodigen
zich met onze Atsjinesche kwestie in te laten. De gezant
zou te Konstantinopel, altijd volgens den correspondent,
willen beweren, dat Atsjin reeds in 1516en vooral sedert 1821
zich voor een Turksche provincie heeft verklaard, waaruit
moet volgen, dat de Sultan, als souvereine vorst en als
geestelijk opperhoofd van den Islam, verpligt is Atsjin te
hulp te komen.
Volgens den Turkschen half-officieëlen Bassiret, had
Turkije hij ons gouvernement een protest ingediend. De
Brusselsche Nord bespreekt dit protest en zegt o. a.
„Men had ondersteld, dat bedoeld protest van een bloot
platonischen aard was en Turkije niet voornemens zou zijn,
zijn protectoraat over het rijk van Atsjin ernstig op te vatten.
Thans leest men in de Turquie, die voor een half-officiëel
orgaan van de Ottomanische regering doorgaat, een artikel
hij daarbinnen stemmen vernam. Wie zou er nu toch bij Klaas
zijn? terwijl hij eerder vermoed had dat deze bij zijn verborgen
beschermeling zijn zou, dan dat hij hem in zijn hut zou aantreffen.
Hij was juist van plan eens door het kleine venster naar binnen
te zien, toen hem op luiden krachtigen toon werd toegeroepen
„God zegen je, Andries!"
„Wel, daar is waarachtig Frans zelf," riep de oude verwonderd
uit, liep de kamer binnen en schudde hartelijk de hem aange
boden hand van den forschen jongeling, dien hij bij zijn zoon aantrof.
Dat de opofferende liefde en trouw van Resei niet aan een
onwaardige verspild werden, kon men eerst recht duidelijk zien,
als men de hooge prachtige gestalte zag, die nu aan de zijde van
Andries naar buiten ging en ofschoon de oude een groot en
krachtig man was, nog boven dezen uitstak.
Een lachje van geluk en tevredenheid lag op het openhartig,
frissche gelaat, de blonde snor was even als het hoofdhaar even
gekruld en innemend was de vrije, trouwhartige blik der groote
blauwe oogen. De korte zwarte lederen broek, met heldere slob
kousen, omkleedde een schoon gevormd gespierd been en het aan
den hals opene hemd, waarover groene bretels den broek in de
hoogte hielden, liet een breede mannelijke borst zien. Iedere spier
gaf jeugdige kracht en schoonheid van vormen te aanschouwen,
en de geheele athletische gestalte met den hoog opgerichten hals
en de bloote stevige knieschijven duidden een echt gezonden berg
bewoner aan. Even als een leeuw, die uit de kooi ontkomen was,
rekte Frans zijn leden uit en toen hij een blik wierp op het dal,
waar de door helder water doorsnedene weiden met het prachtige
groen prijkten, wilde hij onwillekeurig een luiden vreugdekreet
slaken. Maar de voorzichtige Andries kwam hem voor door schielijk
de breede band hem op den mond te leggen.
„Houd je mond," beval hij, „gij wilt zeker zoo schreeuwen,
opdat de jager Max je vroeger vindt. Zeg me liever hoe het met
je beenen gaat.»
„O, mijn oudje," zeide Frans lachende, „ik weet niet eens meer
welke van de beide beenen gewond is geweest, en daarom kon ik
het daarboven ook niet langer uithouden. Ik zeg je, ik ben zoo
in mijn sehik, en zoo blij, dat ik op het oogenblik den hoogsten
bergtop wel zou willen beklimmen. Maar zeg me eens, mijn goede
Andries, zou ik Resei niet eens kunnen zien? Ik heb het met
Klaas afgesproken, dat hij haar een boodschap zou brengen."
„Dat is niet noodig, die komt van zelf wel," zeide de oude
wilddief. „Ik heb onderweg een meisje zien aankomen, die zal
bet wel zijn; ga nu weder in de hut, hier buiten is het niet
veilig," zeide hij, en Frans volgde den oude in de hut, waar
Klaas juist bezig was een eenvoudigen maaltijd gereed te maken,
bestaande uit zwart brood en geitenkaas.
De oude had goed geraden. Het warme zweet van het gezicht
dróogende en zwoegende van het harde loopen, ijlde het jonge
meisje in weerwil van de brandende zonnestralen den berg reeds op.
De hoopvolle verwachting dreef haar rusteloos voorwaarts en gundt
haar geen minuut rust, want Klaas, die gisteren bij haar geweest
met die opvatting in strijd, en waarin nadrukkelijk partij
voor de Atsjinezen tegen Nederland gekozen wordt. Het
Kabinet van 's Hage wordt daarin beschuldigd: den Sultan
van Atsjin te willen onttroonen en diens land aan de
Nederlandsche heerschappij te willen onderwerpen, om in
het bezit der goud- en diamantmijnen te geraken, die zich
daar bevinden. De grieven, op grond waarvan Nederland
de tegen Atsjin gerigte expeditie regtvaardigt, worden door
de Turquie als voorwendsels aangemerkt. Aan het slot
van dit artikel zegt het blad, dat de Porte de Europesche
mogendheden heeft uitgenoodigd, zich met haar protest te
vereenigen en de Turquie koestert de hoop, dat deze
daaraan zullen voldoen, en door de handhaving van de
onafhankelijkheid van Atsjin een nieuw bewijs van haren
eerbied voor het regt en de beschaving zullen geven."
De Nord is van gevoelen, dat de laatste woorden regt
en beschaving tamelijk misplaatst zijn, waar het geldt de
tuchtiging van een roofstaat, gelijk Atsjin.
De Juwaïb, 't meest invloedrijke van de te Konstantinopel
verschijnende Turksche bladen, levert, na melding gemaakt
te hebben van den brief, die door den gezant van den
Sultan van Atsjin aan den Grootvizier overhandigd is,
eenige bijzonderheden nopens de vroegere geschiedenis van
Atsjin, waarvan het slot luidt:
„Eindelijk, in 1871 (1288 van de Turksche tijdrekening)
eischte Holland den afstand van zekere eilanden, aan den
Sultan van Atsjin toebehoorende, alsmede het verlof om
vuurtorens op te rigten in verschillende deelen van 't eiland.
Op deze eischen antwoordden de Atsjinezen, dat zij niets
konden toestaan zonder de magtiging van hun Suzerein,
de Ottomanische Porte; en wat de vuurtorens betrof, deze
wilde de vorst op eigen kosten doen oprigten. Daarmede
namen de Hollanders geen genoegen; later bezigden zij
bedreigingen: en eindelijk gingen zij aanvallenderwijs te werk
om hun doel te bereiken, dat niets minder was dan de
verovering van Atsjin. Onder deze omstandigheden besloot
't Atsjinesche gouvernement een beroep te doen op het
hof van den Suzerein, en vertrouwde derhalve eene zending
aan den Sultan toe aan Abdul-Rahman-Zahir-Effendi, die
vergezeld is van Hajjy—Abbas-Effendi, een der aanzienlijken
van 't land. Het was na 't vertrek van dezen afgezant,
was, had haar beloofd van daag Frans in ieder geval naar de
hut van zijn vader te zullen brengen.
Frans had door de boomen van het woud heen nauwelijks een
schijn van haar gewaad gezien, of zijn onstuimig kloppend hart
meldde hem het naderen van zijn meisje. Den oude ter zijde
schuivende, schoot hij pijlsnel de deur uit en breidde zijne armen
uit naar de op hem toeloopende Resei.
Even groot als het verlangen naar haar Frans en de bezorgdheid
over hem geweest was, even stormachtig was ook de vreugde over
het wederzien. Telkens omvatte zij den forschen jongeling opnieuw
en hield hem met beide armen vast, even alsof zij vreesde, dat
hij haar nogmaals ontrukt zou worden. Er lag een onbeschrijfelijk
gelukkige uitdrukking in haar gelaat, wanneer zij haar hoofd aan
zijn borst legde en tot hem opzag, maar plotseling ontwaakte er
een nieuwe reden tot ongerustheid in haar, zij rukte zich van hem
los en angstig vragende: „Frans, hebt ge dan in het geheel niets
gebroken, doet je dan niets pijn?" betastte zij zijn leden.
„Ik hen nog in mijn geheel, en ze hebben me waarlijk niet
laten verhongeren ook, dat zie je," zeide Frans, pakte zijne Resei
plotseling om baar middel beet en tilde haar hoog in de lucht.
Toen zij vroolijk lachende weder op haar beenen stond, legde zij
haar handen liefdevol op zijn schouders, terwijl hare zwarte oogen
schitterden van genoegen.
Een waarschuwend gefluit klonk uit het huisje. De gelieven
letten er niet op. Daar kwam de oude buiten ongeduldig met
zijn handen wenkende.
„Frans! de jager!" riep hij met onderdrukte stem en voegde
er brommend bij, „daar staat hij nu te droomen en ziet of
hoort niets."
Het jonge paar ging uit elkaar. Maar de waarschuwing kwam
te laat, want op korten afstand van beiden kwam eensklaps de
jager Max uit het bosch te voorschijn. Het gelaat van Frans werd
donker rood van toornspoedig besloten sprong hij terug en greep
de zware houthakkersbijl, die naast de denr van de hut stond.
Hij zwaaide die met gespierde arm, terwijl de dreigende uitdrukking
in zijn gelaat en zijn fonkelende blik niets goeds beloofden. Het
meisje echter wierp zich, zoodra zij den jager zag, tot den dood toe
verschrikt, om den hals van den jongeling en trachtte hem met
haar lichaam tegen ieder gevaar te beschermen.
Maar wat was dat? Langzaam liet Frans den bijl zakken,
terwijl de jager snel het geweer van zijn schouder had genomen en
het ver van zich wierp. Met uitgestrekte hand en vriendelijke
gebaren kwam hij op hem toe.
„Van mij hebt gij niets te vreezen, Frans!" riep hij hem
haastig toe, „ik kom niet met een kwaad doel, maar ik moet u
noodzakelijk spreken.
Allen waren verbaasd en Frans trad, alsof hij de verzekering
niet recht geloofde, een stap terug.
„Ik wil wel gelooven," zeide de jager, „dat mijn gedrag op
dit oogenblik voor u allen onverklaarbaar is, maar laten wij in
huis gaan, daar zal zich alles wel ophelderen." En met een greep