Benoeming-en, enz. Frankrijk. Beroepen te Alphen aan den Rijn ds. J. P. Nonhebei,, pred. te Middelburg. Men schrijft ons van Texel, dd. 23 dezer: „Een 13jarige knaap, die zich gisteren met eenige kame raden zou baden, waagde zich wat te ver van den kant met 't ongelukkig gevolg dat hij in den modder geraakte en ondanks alle pogingen, die tot redding werden aangewend, jammerlijk verdronk. Ook te Oosterend verloor een lief 4jarig knaapje op treurige wijze 't leven. Op den muur die !t kerkhof aldaar omringt geklommen zijnde, had hij 't ongeluk er af te vallen en zich ernstig aan het hoofd te verwonden, ten gevolge waarvan hij, na hevig lijden, bezweek." „De alhier gedetacheerde torpedo-compagnie veroorzaakt op ons anders tamelijk stil eiland heel wat drukte. Yoor eenige dagen werd een proef genomen met het laten springen eener torpedo. De ontploffing moet geweldig zijn geweest, en wel in staat om een schip van 't grootste charter te vernietigen. Wij vernemen dat 't detachement hier nog geruimen tijd zal verblijven, wat voorzeker door velen met blijdschap zal worden vernomen, aangezien er nog al eenige voordeelen voor neringdoenden uit voortvloeijen. De manschappen onderscheiden zich bijzonder door hun flink gedrag en hebben daardoor dan ook bereids de toe genegenheid der ingezetenen verworven." Door het Polderbestuur van de Zijpe is thans besloten om alle de wegen in dien polder gelegen te beharden en daarvoor subsidie te vragen van de prov. en de gem. Zijpe. Met de periodieke aftreding van raadsleden der gemeente Zijpe, is de beurt aan de heeren G. Schuijt, J. Brak en P. Kistemaker. De heer D. M. G. Hordijk Jz., bouwkundige en teekenaar te Alkmaar, heeft een nieuw stelsel voor school banken en tafels bedacht, daar de bekende Amerikaansche soort hem niet voldoende voorkwam. De banken volgens zijn stelsel kunnen, naar gezegd wordt, geheel naar den vorm van het ligchaam worden ingerigt, namelijk kunnen de tafels naar verkiezing hooger of lager worden geplaatst en ook voor— of achteruit worden geschoven. Ook de rugleuning der banken, welke voor één persoon is inge rigt, is beweegbaar. Deze nieuwe soort tafels bestaat gedeeltelijk uit ijzer; het tafelblad echter is van hout, de rugleuning van hout, bevoerd met leder, de zitting getralied. Binnenkort zullen van deze nieuwe schoolbanken, benevens van een nieuw stelsel voor luchtverversching, platen en beschrijvingen verkrijgbaar gesteld worden. Yoor de noodlijdenden door den jongsten noodlottigen brand op den Nieuwedijk te Amsterdam is reeds ruim f 3340 ontvangen. Voor het verbeteren van het kasteel te Muiden, van wege de genie aanbesteed, was minste inschrijver de heer Verploeg, voor f 128,500 en voor het verbeteren van woord„Het werken is voor de dommen" en doen dus zoo weinig als met fatsoen door den beugel kan. Wat in vroeger lijd een goed gezeten boer zicb waarlijk niet schaamde te doen, laat hij thans na, omdat het voor hem zoogenaamd niet te pas komt. Dit maakt dat er veel meer arbeiders noodig zijn, daar de boeren zich aan den arbeid onttrekkenen moet het oog van den meester het paard vet maken, zoo zijn de arbeiders niet altijd bezig, maar dag dieven niet zelden, omdat het oog van den meester hen niet gade slaat. Bovendien zijn wij te veeleischend van onze dienstbaren. Zelden zullen wij onze tevredenheid betuigen als het werk goed verricht is en de arbeid goed vordert. Dit moet onze arbeiders moedeloos maken, ook zij hebben behoefte aan een woord van ingenomenheid, terwijl het in het omgekeerde geval, bij tragen voortgang van het werk, niet aan knorren en grommen ontbreekt. Als wij zeiven dagelijks mede arbeidden, dan geloof ik zouden wij minder over ons werkvolk klagen. De ervaring heeft mij dan ook overtuigend geleerd, dat die boeren, die gewoon zijn het werk met hunne arbeiders te verrichten, het minst klagen en hunne arbeiders het langst bij zich in dienst houden. Ook hier zijn wij zelven\ dus de schuld van de ontevredenheid der dienstbaren. Een andere oorzaak, en deze beschouw ik als een voorname, waardoor wij werkzaam zijn om onzen werkenden stand morrend en ontevreden te maken, is hierin gelegen: wij gaan veel te veel uit, wij houden veel te veel van pleizier, bemoeien ons veel te weinig met ons eigen werk, dat ons toch de rijksdaalders moet opbren gen, terwijl wij de arbeiders voor ons laten ploeteren. Immers nauwelijks vernemen wij dat in onze nabijheid of op verderen afstand iets te zien of te genieten valt, of wij spannen, neen, laten ons karretje of onzen jachtwagen inspannen (en in den regel ont duiken wij de belasting, want we geven geen knecht van weelde aan) en gaan uit om te zien en te genieten. Denken wij nu, als onze arbeiders dat hooren, nadat zij hebben ingespannen en ons zien vertrekken en nastaren, dat hun zulks niet hindert? Denken wij, dat ook zij'geen behoefte aan uitspanning en genot hebben? Denken wij, dat zij niet weten, dat waar wij aan zulke uitspanningen kunnen deelnemen, dit komt door hun arbeid en denken wij, dat er bij hen geene ontevredene en morrende gedachten oprijzen? Zij immers zijn ook menschen, en ofschoon zij, wegens hun gebrekkig onderwijs, wel niet logisch kunnen redeneren, zij redeneren toch en komen tot deze 'conclusie: Dat mijn boer dat alles genieten kan, dat komt mede door mijn werk; hij besteedt zijn geld in weelde en genot, en ik kan met vrouw en kinderen nauwelijks het noodigste voedsel verkrijgende paarden, die den haver verdienen, krijgen ze nieten met een ontevreden en morrend gemoed gaat hij, na zijn boer een tijd nagekeken te hebben, aan het werk, dat hem nu onmogelijk vlug van de hand kan gaan. Daar onze arbeiders dit zeer dikwijls moeten aanschouwen, is het dan te ver wonderen, dat zij met tragen tred naar den arbeid gaan, met lammen arm den arbeid verrichten, maar vlug het handwerk neer leggen als de klok het uur tot staking van den arbeid slaat? Alweder een andere oorzaak, waardoor ik geloof, dat wij onzen werkenden stand ontzenuwen. In den laatsten tijd, bij de stijging van den prijs der levensbehoeften, wordt aangedrongen op loons- verhooging en wij zullen zeggen: dat kan niet, want de inkoops prijs en de huur der landerijen is te hoog. Neem mij niet kwalijk, boertjes! dat niet kunnen verhoogen van het loon is een grove leugen, en dat zien uwe arbeiders even goed als ik het zie. Als het loon niet verhoogd kan wordeu, dan is het onmogelijk dat de boeren zich zulke uitgaven kunnen getroosten als zij dagelijks doen. Treden wij niet slechts een woning van een eigen boer, maar van een huui'boer binnen, die zegt, zoo hard te moeten ploeteren voor zijn landheer. Wat een weelde! Beschouw de boerin eens als ze gereed staat te gast te gaan. Wat een macht van goud, wat een mooie ketting, wat een aardig karretje, wat mooie en dure kleederen ja wat ziet men al niet? Verder, wat een menigte gastdagen, wat het retrancliement en het reduit te Naarden de heeren J. Boshouwer en Co. te Utrecht voor f 192,000. In het Vaderland wordt omtrent de benoeming van generaal van Swieten, sinds 12 jaar tot het burgerlijk leven terugkeerd, tot chef der aanstaande expeditie tegen Atsjin, gezegd: „Groot was de sensatie, die het koninklijk besluit hier teweegbragt, waarbij de gepensioneerde generaal v. S. in activiteit, hersteld werd, en nog grooter zal die sensatie in Indië zijn. Daar denkt men er zelfs niet aan, dat de kolonie geacht kan worden in een toestand te verkeeren, gelijkstaande met „tijden van gevaar" - den eenigen toestand, waarin van gepensioneerde officieren wordt gebruik gemaakt. Hier weet men, dat de minister van de Putte wel de man is om, zoo noodig, een energieken maat regel te nemen, al wijkt die ook geheel af van den regel; maar tevens kan men niet ontkennen, dat deze maatregel krenkend is voor den onlangs afgetreden generaal Kroesen en voor de generaals Whitton en Verspijck. Een tijdige wederoptreding van generaal Kroesen had hem gelegenheid gegeven zijn carrière op eene schitterende wijze te eindigen en tevens in de positie van de generaals Whitton en Verspijck geen verandering gebragt; maar thans door de benoeming van den gepensioneerden generaal v. S. is men moge het plooijen hoe men wil aan drie generaals een brevet uitgereikt van onbevoegdheid tot het voeren van het kommando over de tweede Atsjinesche expeditie. In hoeverre zij dat bevret verdienen, willen wij thans niet onderzoeken; dit behoort de minister te weten. Het doel, door hem beoogd, is ongetwijfeld de kansen van welslagen te vermeerderen, zij 't dan ook niet zonder opofferingen. In het belang van den lande hopen wij, dat hij de juiste middelen aanwendt." Te 's Hage overleed dezer dagen de heer J. A. Just de la Paisières, oud-griffier der Prov. Staten van Zuidholland. Jl. Zondag avond is op het badhuis te Scheveningen, ten gevolge van eene beroerte, hem bij het baden in zee overvallen, overleden de luitenant-generaal Kroesen, laat stelijk commandant van het Nederl.-Indisch leger. De overledene was sedert kort in ons land aangekomen, had den leeftijd van 56 jaren bereikt en had eene eervolle militaire loopbaan achter zich. In den nacht van 18 op 19 dezer is in de Nieuwsteeg te Rotterdam in eene tapperij twist ontstaan tusschen een in uniform gekleed schutterskorporaal en eene vrouw, die zóó hoog is geloopen, dat de schutter den sabel getrokken, en aan de vrouw verschillende wonden toegebragt heeft. Hij is gevankelijk naar het huis van bewaring overgebragt. De verkoop van het vlas te velde te Dirksland is begonnen. Sommige partijen zijn uitmuntend en hebben dan ook van f 550 tot f 600 opgebragt. Een groot gedeelte verlangt echter zeer naar regen, daar het anders waar schijnlijk de vereischte lengte niet zal bereiken. een kermispret (en met kermis ziet men niet op een kleintje). Waar doet de boer dat alles van, die zegt niet in staat te zijn om liet loon van zijne arbeiders te kunnen verhoogen? Als enkel dat karretje werd afgeschaft, dan vervielen veel gastdagen, menige kermis zou niet worden bezocht en de boer zou zooveel geld uit winnen, dat hij het loon van zijn arbeider zonder eigen schade gemakkelijk met een derde zou kunnen verhoogen, en zooveel tijd bovendien, dat als hij dien op zijn land besteedde hij met een arbeider minder nog meer werk verricht zou zien, want door eigen voorgaan zou de ander volgen. Een groote oorzaak waardoor de arbeider niet is wat hij zijn kan en behoort te wezen, is verder hierin gelegen het zedelijk onder wijs dat hij van ons ontvangt is allerbedroevendst. De mensch aapt gaarne na en de geringeren apen de voornamereu na. Wij apen na die wij voornamer dan ons achten, en zoo doen evenzeer zij, die zich beneden ons gevoelen. Als de arbeider nu ziet op ons voorbeeld, wat ziet hij dan? Dan ontdekt hij bij ons een groote liefde voor het geld, een gering schatten van het redelijke en zedelijke; een diep buigen voor de rijksdaalders en minachten van de wetenschap. Kennis des goeds en des kwaads bestaat bij ons niet. De grofste straatschenderijen, waarbij het eigendom van onzen medeburger wordt vernield, worden verontschuldigd en be manteld. Spreekt iemand over het slechte er van, men ontvangt tot antwoord: O, dat heb ik in mijn jonge jaren ook wel gedaan en nog wel erger. In eerbied voor den eigendom op akker en tuin is men verre van nauwgezet. Geld wegnemen of kaasjes ontfutselen beschouwen we wel als diefstal, maar melkpotten weghalen en eieren stelen, bij nacht en ontijden appelen, peren en andere vruchten wegnemen wordt voor pleizier houden aan gemerkt, zoo laag staan wij nog in het zedelijke. En zoo zou ik nog veel meer kunnen noemen, waaruit blijkt dat ons redelijk denken en zedelijk gevoel weinig ontwikkeld zijn. Als wij voor- nameren, op wie de minderen zien en door wie wij worden nage volgd, in alles nauwgezet waren, als wij redelijke en zedelijke ontwikkeling op prijs stelden, zouden de minderen, door ons voor beeld geprikkeld, zich wel anders gedragen? Wat mij betreft, ik weet het, ik aap anderen na in het klagen over den arbeidenden stand; ik zeg ook: wat staat onze arbeider nog op een laag standpunt van ontwikkeling. Maar wat ik niet doe, is dit: ik zoek er de oorzaak van niet alleen in hem, maar meer in den burger- en boerenstand. Is de arbeidende stand niet wat hij wezen moet, de onze evenmin. Willen wij nu verbeterend en zeden ontwikkelend op den arbeider werken, wat in onzen stand niet goed is, wat verbetering behoeft, moeten wij dan eerst af schaffen. en invoeren. Als wij beginnen met onzen stand, dan zal de stand, die gevoelt ons noodig te hebben, ons wel navolgen ih het afschaffen van het verkeerde en het invoeren van het betere. Wij moeten onzen arbeider dus voorgaan in den arbeid en zeiven de handen uit de mouwen steken. Als wij niets doen van den arbeid die ons het levensonderhoud verschaffen moet, of van het werk dat in huis ot op het land verricht moet worden, hoe kunnen wij dan eischen, dat onze arbeiders voor een karig loon er lust en liefde voor zullen gevoelen? Als wij geheel van onze dienstbaren, het mogen mannelijke of vrouwelijke zijn, ons af hankelijk gevoelen, ook daar waar zelfwerkzaamheid maar niet afhankelijkheid te pas komt, moet de arbeidende stand dan niet veeleischend worden? Een baas en vrouw moeten dikwijls in den arbeid voorgaan en niet altijd bang wezen om voor een enkele maal ook eens het zwaarste punt aan te pakken. Verder, we moeten matig zijn in het gebruik onzer vermakenen dit niet alleen om onzent wille, om ons zeiven uiet te ontzenuwen, maar evenzeer om onze arbeiders niet ontevreden en morrend te maken. Zeggen wij aan onze arbeiders, als zij ons vragen om verhooging van loon: Het kan niet, alles is zoo duur, wij moeten zorgen voor de interesten of voor de pachten, dan moeten wij in ons gedrag toonen dat dit Het 11de Nederlandsche nationale zangersfeest is j| Zaturdag, Zondag en Maandag te Utrecht zeer luisterrijk gevierd. Te Gemert hebben een 2 a 300tal wevers kabaal gemaakt en de glasruiten in de woningen hunner patroons ingeworpen. Eene brigade marechaussee is er bij te pas gekomen en heeft eenige belhamels gearresteerd. De fabrie kanten zijn intusschen tot loonsverhooging bereid. Op het eerste Zuider-zendingsfeest, op 2 Julij te Kloetinge nabij Goes te houden, zullen als sprekers optreden de heeren: ds. Huët, van Dirksland, openingsrede: ds Nonliebel, van Middelburg; ds. Knottnerus, van Dordrecht' ds. de Graaf, van Amsterdam; ds. Enderlé, van Fijnaart' ds. Malcomesius, van Hersveld; ds. van Schelven, ran Gent; Kruijt, zendeling van Modjo-Warnods. van Andel van Zutphen; ds. Vliegenhart, van Goes; ds. van Dijt' van Doetinchem; de oud-zendeling van Smeding, van Nederhorst, en ds. Richard, van Vlissingen, slotrede. De openbare grasverpachting van de hooilanden te Zutphen (aan de Veluwsche zijde), hebben f13516 opgebragt, zijnde f 3770 meer dan ten vorige jare, doch f 1311 minder dan in 1871. De legerplaats bij Milligen zal van 12 Aug. tot 10 Sept. worden betrokken. Jl. Donderdag is de soldaat R., in garnizoen te Doesburg, als onverbeterlijken dronkaard, voor het front van de militairen, van al zijne onderscheidingsteekens ont daan, en daarop weggejaagd als ongeschikt voor de mili taire dienst. Te Leeuwarden heerschen de mazelen epidemisch. Onder de passagiers van den pleiziertrein, die op den verjaardag der Koningin op jl. Dingsdag van Groningen zich naar de residentie hebben begeven, bevond zich een tachtigjarige oud-ambtenaar bij de belastingen. Deze heeft de attentie gehad de dien dag verjarende Koningin een present meê te brengen en wel een zeer eigenaardig present nl. een „Groningerkoek." Vermoedelijk heeft H. M. nog nooit zulk een verjaarsgeschenk ontvangen. Pas uit den Haag te Groningen teruggekomen, ontving de man reeds een hartelijke dankbetuiging van wege H. M. De heer A. Magnin, secretaris der gemeente Wijk aan Zee, ij herbenoemd als burgemeester der gemeenten Beverwijk en Wijk aan Zee. Met ingang van 1 Julij worden de te Rijp gevestigde post- en telegraafkantoren vereenigd onder het beheer van den directeur van het postkantoor H. Helling. B u ite n 1 a n d. Op alle aan den schilder Courbet toekomende gelden en waarden is beslag gelegd om te dienen tot weder op- waarheid en geen leugen is en wij moeten ons onthouden kostbare meubelen aan te schaffen, wij mogen dan zulke groote sommen geld niet bij goud- en zilverkasthouders besteden, wij moeten onze pronkzucht breidelen, ons kermisgenot en onze gastdagen, die veel geld verslinden, afschaffen, in één woordwij moeten door ons eigen voor beeld toonen, dat onze arbeiders niet zeggen kunnen: de boer liegt om wat voor, want was het waar wat hij zegt, hij zou zich zulk een weelde niet kunnen getroosten. Bovenal moeten wij onze arbeiders voorgaan in eerbeid voor zedelijkheid, in haat tegen alles wat onzedelijk is. Ook in dit opzicht volgt de mensch na. Wij moeten hun eerbied inboezemen voor al wat onderwijs is, hetzij het maatschappelijk, hetzij het zedelijk genoemd wordt en hun voorgaan in het getrouw waarnemen. Geld, o het is zulk een goede zaak, en met de meesten wensè ook ik, dat ik van dat algemeen maatschappelijk ruilmiddel vat meer bezat, maar waarlijk het is alles niet, verstand is beter en zedelijkheid is het beste. Wij moeten dus de waarde van den mensch niet afmeten naar hetgeen hij heeft en bezit aan land ol geld, maar naar hetgeen hij als mensch is. Kennis en wetenschap op welk gebied ook, op natuurkundig, staatsburgerlijk of zedelijk gebied, moeten wij niet gering achten, wij mogen niet zeggen met een oog van minachting op het verstand„O, als ik het niet weet, dan koop ik maar voor zes schellingen verstand," waarlijk, doen wij dat, we krijgen afgepast voor zes schellingen en niet voor 38 stuivers, net zoo min als ik bij een boer een kan melk krijg als ik een halve kan kom vragen, of bij een slager 6 ons vleeseh als ik maar voor 5 ons verlang te betalen. Neen, kennis en wetenschap zijn schatten, die ruime, zeer ruime interesten in het leven afwerpen en in de meest moeielijke omstandigheden onzes levens ons nooit ver legen laten; zij behooren dus door ons in eere gehouden, en wel waardig geacht te worden om daaraan onze offers, groote offers te brengen. Bovenal wat goed is behoeft onze aanmoediging, wat kwaad is heeft de openbaring van onze verachting en haat drin gend noodig. Het is zoo ongelukkig als wij, vernemende de ondeugd der straatjeugd en jongelingschap, zeggen moetenO, dat is zoo erg niet, ik heb in mijn jonge jaren het nog wel erger gedaan!" Is dit het geval, dan is het een bepaalde onmogelijk heid, dat wij een zegenenden invloed op onze arbeiders kunnen uitoefenen. Wij moeten de kracht hebben om ondeugd als ver keerdheid te durven brandmerken, en staan wij tegenover ondeugd, zij zal niet overwonnen worden door laffe inschikkelijkheid en zwakke toegevendheid, evenmin als door die middelen een ondeu gend kind tot beterschap zal worden gebracht, maar wel door ernstige bestraffing en het te laten gevoelen wat het bedreven heelt en welke gevolgen het kwade voortbrengt. Straatjeugd en straat jongelingschap moeten dikwijls op dezelfde wijze als het kind tot kennis komen. Leeren moeten zij, dat wat wij het onze noemen, dat wat wij aan onze akkers toevertrouwen, hetzij het paarden, koeien en schapen, of appelen- en perenboomen zijn, door hen geëerbiedigd moet worden; dat het een verachtelijk genot is (wij hooren immers wel eens: zij hebben pret gehouden) het eigendom van een ander te schenden, en dat zulk prethoudeu schenden van de maatschappelijke orde is, die ingrijpt in het eigendom van een ander. Zulke zaken gering te achten werkt zoo onzedelijk op den mensch en heeft in vroeger dagen menigeen aan de galg gebragt, en brengt in onze dagen, nu gelukkig de doodstraf afgeschaft is, naar het huis van correctionele verbetering of naar de criminele gevan genis. Nauwlettend moeten wij onze arbeiders voorgaan in het betoonen van eerbied voor het eigendom van een ander, en hoe ernstiger wij in dit opzicht zijn, des te grooter zal onze invloed zijn tot verbetering en reiniging van den arbeidenden stand. Als wij be ginnen met ons zeiven te verbeteren, omdat de ondergeschikten als van zelve navolgen, zullen ook zij veranderen en de vele klachten over onze arbeiders zullen langzamerhand verstommen. Ook lner is hetHelpt u zeiven 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 2