1873. N°. 85.
Woensdag 16 Julij.
31 Jaargang.
Yicit vim virtus.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BERIGTEN BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJIN.
Bi n nenland.
HELDERSCHE
EN NIEl WEDIEPER COURANT
,,Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
jLbonnementsprijs per kwartaalf 1.80.
M franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS
Naar Oost-lndië: via Triest 22 Julij 's avonds 6 u. 25 m.
Marseille 17 Julij, 's avonds 6 u. 25 m.
n Brindisi 24 Julij 's avonds 6 u. 25 m.
Curagao en Suriname, 16 Julij 's morg. 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop, via Southampton: 23 Julij,
's morg. 6 u. 25 m.
13, 14, 15 Juli treurige dagen van het in de
geschiedenis des vaderlands zoo gedenkwaardige jaar 1573
De fiere en heldhaftige Spaarnestad, na eene langdurige en
hardnekkige verdediging tegen het Spaansche leger, genood
zaakt tot de overgaaf op den 13, door den vijand bezet op
den 14 en getuige op den 15 van de voltrekking der eerste
300 doodvonnissen, waarvan het aantal weldra tot 2000
zou klimmen
Sedert den 12 December van het vorige jaar was liet
zwakbewalde Haarlem ingesloten door de krijgsmacht van
don Frederik van Toledo, die gemeend had binnen vier
dagen meester van de stad te zullen zijn. Hij had er echter
ongedachte tegenstand gevonden. De belegerden vermoeiden
zijne troepen door tal van somtijds goed gelukte uitvallen
zij lieten zijne mijnen door tegenmijnen springen, zij deden
raeuwe wallen achter de door zijn geschut gebeukte ver
rijzen, zij deden bij de bestormingen op 20 December en
1 Februari zijne geharde krijgers met bebloede koppen
deinzen. Burgers niet minder dan soldaten, vrouwen niet
minder dan mannen, bestreden hem met een moed en vol
harding, dat Alba aan den Koning moest verzekeren, dat
nooit een stad zich zoo goed verdedigd had als Haarlem;
en dat don Frederik, zijne beste bevelhebbers hebbende
zien sneven, er in Februari ernstig over dacht om het
beleg op te breken en slechts door de bedreiging van zijnen
vader, dat hij de hertogin uit Spanje zou doen komen om
de opgegeven taak te voleinden, kon bewogen worden om
de weerbarstige stad te blijven benauwen.
Een belangrijk voordeel voor de belegerden was aan
vankelijk de vrije gemeenschap te water met andere gedeelten
van Holland, waardoor de toevoer van leeftocht en manschap
verzekerd was, zelfs zoo overvloedig, dat in Maart eene
hulpbende van 400 man moest teruggezonden worden.
Maar de vijand deed het mogelijke om de stad van dit
voordeel te versteken en dit gelukte hem ten laatste, toen
de vloot van Bossu den 29 van genoemde maand de
Haarlemmermeer was ingestevend. Prins Willem, wien er
alles aan gelegen was om Haarlem, het punt van gemeen
schap tusschen het noorden en zuiden van Holland, te
behouden, begreep dat dit slechts geschieden kon door eene
scheepsmacht aan de vijandelijke over te stellen en te
trachten, haar in gemeenschap met de stedelingen te brengen.
Zijne pogingen om een aantal bemande schepen te ver
werven gelukten, maar, daar de Spanjaarden zijnen toeleg
begrepen en hunne waakzaamheid verdubbelden, niet die
om de Haarlemmers de hand te reiken, al moest don
Frederik ook de bekentenis afleggen, dat laatstgenoemden
bij zoodanige poging alles gedaan hadden, wat de beste
soldaten der wereld menschelijker wijze doen konden. In
bet begin van Mei zag zich de Prins, al hield hij niet op
bet mogelijke te doen om de stad te ontzetten hij hield
daartoe meer dan 200 schepen en 25000 soldaten op de
been zich verplicht te verklaren, dat het onmogelijk
was, de belegerden op den duur van het noodige te voor
zien. Van toen af begon het binnen Haarlem te nijpen
door het op rantsoen stellen der bevolking kon de voorraad
van leeftocht iets langer strekken, maar, toen er niets meer
ingevoerd werd, moest zij ten laatste uitgeput raken; in
Iet begin van Mei at men reeds haverbrood, in Juni was
bonden- en kattenvleesch eene gezochte spijs en in het
begin der volgende maand zag men zelfs het vaandel van
Steenbach onderling vechten om een hond en een nest met
jonge katjes. Bij deze ellende, die de verzwakte krijgers
op schimmen deed gelijken, voegde zich ook nog het gebrek
san kruit en lood. De nederlaag der Staatsche scheeps
macht, onder bevel van Marinus Brand, had eigenlijk over
bet lot van Haarlem reeds beslist, maar toch hield de uit
gehongerde maar kloeke stad het verzet nog eenige weken
fol, tot eindelijk, den 8 Juli, de laatste poging tot ontzet
op noodlottige wijze, met groot verlies mislukte. Nu was
Verdere tegenweer onmogelijk, wanhopige plannen om door
den vijand heen te slaan werden ontworpen en weer op
gegeven, onderhandelingen op redelijke voorwaarden beproefd
Bij eenen uitval op 25 Maart brachten de Haarlemmers den
belegeraars een verlies van 800 a 1000 man toe, vernielden zij de
vijandelijke verschansingen, staken zij 300 tenten in brand en
beerden zij met 7 vermeesterde kanonnen en 9 standaarden, benevens
eene groote hoeveelheid krijgs- en mondbehoeften in de stad terug.
maar afgewezen, den 13 lag de afgestreden stad het
hoofd in den schoot.
Zeven maanden en twee dagen had zij den vijand ge
trotseerd en al de ellende van den oorlog doorgestaan
2946 man, waaronder 68 burgers, had zij zien sneven, hare
wallen waren door het Spaansche geschut verwoest
Duur had zij zich verkocht, want ook aan de Spaansche
zijde was het verlies ontzaggelijk groot geweest. Er wordt
verzekerd, dat 5000 Spanjaarden gesneuveld, 7000 door
ziekte, koude en ongemak omgekomen zijn, en dat van
3000 Luikerwaalsche schansgravers niet een het leven
behouden heeft.
Te vergeefs waren de inspanning en opofferingen van
Oranje en de Hollandsche steden tot verlossing van Haarlem
geweest, te vergeefs de moed en het lijden der burgerij
voor het behoud der stad. Maar niet te vergeefs voor de
zaak van het vaderland. Het Spaansche leger was langen
tijd bezig en daardoor teruggehouden van den aanval op
andere plaatsen, die misschien minder krachtigen tegenstand
zouden hebben geboden. Andere steden waren door dien
tijdwinst in staat gesteld hare versterkingen te verbeteren
en haren krijgsvoorraad te vermeerderen. De Spaansche
troepen leerden voor Haarlem de dapperheid der Hollanders
eerbiedigen, de opstandelingen als oorlogvoerenden erkennen,
die een groot beginsel te verdedigen hadden. De trouw
der Haarlemsche burgerij aan dat beginsel, hare opofferende
moed moesten veredelend en versterkend werken op de
burgerijen van andere steden, ja, het wreede strafgericht,
door de Spanjaarden onder haar gehouden, tot wanhopige
doodsverachting meer dan tot verslagenheid voeren, gelijk
Alkmaar eerlang zou doen blijken, hoe ontzettend de indruk
dan ook ware, door het verlies van Haarlem alom in den
lande veroorzaakt. Neen, Haarlem heeft niet alleen voor
zich zelve, maar ook voor Nederland, voor de vrijheid van
ons allen gestreden „Haarlem heeft wel den dank verdiend
van het vaderland."
De verdediging der stad had eene betere uitkomst ver
diend, en zou die wellicht gehad hebben als gunstige
omstandigheden hadden medegewerkt, zooals het doorsteken
van dijken en het wassen van het water, waardoor aan de
onbetwiste dapperheid der Alkmaarders en Leidenaars te
gemoet gekomen werd. Dan zou Haarlem in deze dagen
met blijde opgewektheid het derde eeuwfeest van zijn
ontzet hebben kunnen vieren. Dat het dit niet vermag,
mag voor den landzaat geene reden zijn om het, op de
verjaardagen, waarmede wij deze regelen aanvingen, niet
met lof te gedenken, maar veeleer om de geschiedbladen
van zijn beleg met belangstelling na te slaan en met
bewondering en dankbaarheid te gewagen van hetgeen de
vaderen, 300 jaren geleden, binnen zijne muren hebben
geleden en gedaan, de vrijheid ten bate, het nageslacht tot
voorbeeld en tot blijvend voordeel.
Voor Leiden en Alkmaar op 3 en 8 October lauwer
kransen, hoe gaarne zouden wij ze ook ophangen voor
Haarlem, dat ze evenzeer verdiend heeft. Maar lag het
aan ons, wij zouden den krans van verdiensten willen
slingeren om den takkenkroon boven het wapenschild,
waarin het opgerichte zwaard tusschen kruis en sterren,
ons schijnt toe te spreken van onbevlekte en luisterrijk
pralende dapperheid!
Tegen den wal tusschen de Kruis- en Janspoorten (het korte
gedeelte der Nieuwe gracht tusschen de beide bruggen waar het
hotel van den Commissaris des Konings staat), waren 10,402
vijandelijke kanonkogels geschoten.
Berigten uit Batavia, dd. 4 dezer luiden o. a.:
Omtrent de zamenstelling der tweede expeditie deelen de
bladen geene bijzonderheden mede, om dezelfde reden
waarom zij vroeger betreffende de eerste expeditie het stil
zwijgen bewaarden. De commissie van onderzoek omtrent
de leiding is reeds verscheidene malen vergaderd geweest.
De kolonel Kroesen heeft zich aan de commissie onttrokken.
Van regeringswege zijn buitengewone bepalingen openbaar
gemaakt omtrent de werving bij het leger in N.-I. van
Europeanen en daarmede gelijkgestelden. Het personeel
van de telegrafische dienst is uitgebreid met het oog op
de aan te leggen lijn Padang-Singkel.
Een niet-Nederlander zond aan de redactie van de Loco
motief, te Samarang f 500 en daarna een in Indië geboren
Nederlander f 1000 voor de manschappen der compagnie,
het peloton of de sectie welke bij de tweede expeditie tegen
Atsjin het eerst de Nederlandsche vlag op den kraton plant.
Te Samarang heeft zich ook eene commissie gevormd met
het loffelijk doel giften te verzamelen om een fonds op te
rigten waaruit geldelijke toelagen verzekerd kunnen worden
aan onderofficieren en manschappen die wegens verminking
tengevolge van gedurende den oorlog met Atsjin ontvangen
wonden, voor de dienst moeten worden afgekeurd. Een te
Batavia gehouden piquenique in den schouwburg, voor de
krijgslieden die bij de eerste expeditie door verwonding
ongeschikt voor de dienst zijn geworden, bragt f 3000 op.
Aan de Indiër is het volgende ontleend:
De gemoederen zijn een weinig tot kalmte gekomen
over de expeditie naar Atsjin. De gevolgen laten zich
fevoelen door ziekte onder de garnizoenen van Batavia en
amarang. Omtrent de plannen voor eene nieuwe expeditie
lekt niets uit.
De blokkade van Atsjin wordt nog altijd uiterst gebrekkig
gehandhaafd. Het eskader is echter versterkt. Het opge-
bragtte Engelsche schip bleek slechts 2 stukken geschut
aan boord te hebben, gelijk alle vaartuigen, die op de
Atsjinesche kust varen.
Reuters Office berigt uit Singapore, dd. 12 dezer: De
regering van Nederl. Indië heeft bepaald, dat schepen in
ballast de Atsjineesche havens mogen binnenkomen, om de
peper te laden, waaromtrent reeds vroeger eene overeen
komst is gesloten, maar dat geene nieuwe inkoopen zullen
worden geduld.
Het Turksche blad Bassiret is geschorst, omdat het de
valsche tijding had gegeven dat Turkije schepen naar den
Indischen Archipel had gezonden tot ondersteuning van
Atsjin.
Een extra bijvoegsel van de Javasche courant behelst
eene nominatieve opgave der officieren, onderofficieren en
soldaten der landmagt, die bij de krijgsverrigtingen tegen
Atsjin gesneuveld, gewond, of tengevolge van die krijgs
verrigtingen overleden zijn. Gesneuveld zijn 50 man,
waarvan 1 vermoedelijkoverleden na bekomen wonden of
tengevolge van vermoeijenis enz. 29; gewond 393.
Bij de expeditie zijn o. a. van het corps mariniers gesneu
veld de sergeant K. M. Rood; de korporaal S. van der
Werff en de marinier der 2de kl. G. van der Voorde.
Volgens het zeggen der Atsjinezen, inwoners te Penang,
is van Atsjin het berigt ontvangen dat het verlies der
Atsjinesche troepen 1700 man bedraagt; nagenoeg al de
gekwetsten zouden aan de gevolgen hunner wonden over
leden zijn.
Men zegt ook dat vele bewoners van Atsjin, verwoed
over de groote geleden verliezen, naar den rijksbestierder
zijn gegaan, hem hebben verweten, dat hij den oorlog niet
had weten te voorkomen en hem daarop in stukken hebben
gehakt.
Den dag volgende op het vertrek der troepen van Atsjin,
zijn de Atsjinezen naar het strand teruggekeerd en hebben
de barakken en hutten van de legerplaats onzer troepen in
brand gestoken. (Java-Bode.)
Het Algemeen Dagblad van Nederl.-Indië blijft aan
dringen op eene enquête nopens de Atsjinesche expeditie.
Als het zonneklaar zal zijn bewezen1. dat de Atsjin-
expeditie, voor zoover aangaat de getalsterkte van het
corps d'armée voldoende was; 2. dat het beweren van de
hoofdofficieren, die daaraan hebben deelgenomen en zich
nu ergeren teruggezonden te zijn, juist is; 3. dat het op
geven van de expeditie de volle schuld is van den krijgsraad,
voor Atsjin gehouden4. dat wij geen échec hebben geleden
voor Atsjin, dan mogen zij, die schuld hebben aan de
opheffing der expeditie, hunne straf niet ontgaan. Maar bij
deze enquête moet zal zij iets beteekenen elk, die
voor de commissie verschijnt, verzekerd zijn van de meest
volstrekte discretie. Men hoore hem onder eede, maar
het afgenomen verhoor blijve een geheim voor het publiek.
Volgens de jl. Maandag per mail uit Indië aangebragte
berigten, zou het met de blokkade belaste eskader in de
wateren van Atsjin reeds in de maand Junij bestaan uit
de navolgende schepenhet stoomfregat Zeeland, het schroef-
stoomschip 1ste kl. Metalen Kruis, de schroefstoomschepen
2de klasse Citadel van Antwerpen en Watergeus, de schroef
stoomschepen 4de kl. Coehoorn en den Briel, de raderstoom
schepen Soerabaija, Timor, Sumatra en Admiraal van Kins-
bergen; de gouvernements-stoomschepen Hertog Bernhard,
Siak en Telegraaf; drie gewapende booten. Dit eskader
zou gaandeweg versterkt worden methet schroefstoomschip
2de klasse Vice-Admiraal Koopman, de schroefstoomschepen
4de klasse Schouwen, Riouw, Banda, Amboina, Bommeler-
waard; het raderstoomschip Borneo. Ter westkust was
gestationeerd het schroefstoomschip 4de kl. Maas en Waal;
te Deli het gouvernementsstoomschip Bronbeek.
HELDER en NIEÜWEDIEP, 15 Julij.
De mailboot Conrad, van hier naar Batavia, is jl. Vrijdag
namiddag ten 4 ure Dungeness gepasseerd. Alles wel
aan boord.