Binnenland.
Benoemingen, enz.
Buitenland.
België.
Frankrijk.
's menschen verplichting om hen goed te behandelen te
doordringen; wij noemen daarvan: Kinderen, doet de dieren
geen kwaad, 's Gravenhage, M. J. Visser, 15 cents,
De mensch in omgang met de dieren, door J. M. H. Bos
man, Tiel, D. Mijs, 35 cents, Goede kennissen in de
lucht, op het land en in het water, Arnhem, D. A. Thieme,
40 cents, Hoe moeten wij de dieren behandelendoor
Johannes, Tiel, D. Mijs, 40 cents.
Landlieden raden wij aan, vooral kennis te nemen van:
Het eenige middel om bevrijd te worden van eene drukkende
belasting, door M. J. van Manen-Thesingh, beantwoording
eener prijsvraag, waaraan de Hollandsche Maatschappij van
Landbouw, tijdens de internationale tentoonstelling van
landbouw te !s Gravenhage in September 1872, den eersten
prijs heeft toegekend. De schrijfster, dezelfde naar wij
meenen die zich wel eens achter den naam Johannes ver
school, heeft in dit uitmuntend werkje de vogels als
insectenbestrijders, en daardoor als machtige bondgenooten
van den landbouwer, geschetst, wier vervolging zich op
treurige wijze wreekt en wier ongestoorde toelating schier
niet te berekenen voordeelen verschaft. De Hollandsche
Maatschappij van Landbouw heeft door het uitlokken van
dit geschrift een goed werk verricht, en daarmede aan de
landbouwers, die hun belang willen leeren kennen en be
hartigen, eene groote dienst bewezen.
Allen, wien de zaak der dierenbescherming ter harte
gaat of die er meer van zouden willen weten, raden wij
de aanschaffing aan van het maandschrift Androcles, dat
tegen den geringen prijs van f 1.80 's jaars bij D. Mijs,
te Tiel, wordt uitgegeven. Men zal er veel in vinden wat,
zelfs bij goeden wil, lichtelijk aan de aandacht van de
vrienden der dieren ontsnapt en niettemin waardig is om
geweten te worden, ook veel waardoor het belang der
dierenhouders werkelijk gediend wordt.
HELDEK en NIEUWEDIEP, 22 Julij.
Den 29 Junij hebben de vertegenwoordigers van Frankrijk,
Engeland, Rusland, de Vereenigde Staten van Noord-Ame-
rika en Nederland voor 't eerst hunne opwachting gemaakt
bij den Keizer van China. De Russische gezant heeft een
in de Fransche taal gesteld adres aan den Keizer voor
gelezen, dat door den tolk der Duitsche legatie in het
Chineescli werd overgezet. Nadat de gezanten hunne
geloofsbrieven hadden nedergelegd, heeft de Keizer hun in
de Mantsjoe-taal beantwoord. De audiëntie werd bijgewoond
door 800 Mandarijnen, waaronder 4 Prinsen. Een talrijke
menschenmassa vulde de straten van Peking.
De verwarring in Spanje is gedurende de laatste dagen
zoo mogelijk nog grooter geworden. Even als zoovelen
vóór hem reeds gedaan hebben, heeft de heer Pi y Margall
zijne waardigheid als hoofd van 't Uitvoerend Bewind
nedergelegd, onvermogend als hij was, om een ministerie
zamen te stellen, waarin alle parlementaire fractiën ver
tegenwoordigd waren. Met dankzegging voor zijne bemoei-
jingen, hebben de Cortes hem van zijne functiën ontslagen.
Nu zal de heer Salmeron het er nog eens opwagen. Een
nieuw ministerie is opgetreden en wanneer dit nummer
onzer courant onder de lezers verspreid is dan zouden we
welligt weder melding kunnen maken van een nieuw bestuur.
Inmiddels duren de woelingen der federalisten in 't Zuiden
voort en zijn de Carlisten in 't Noorden vol ijver om de
zaak van hunnen pretendent te bevorderen. Waarlijk,
de ex-Koning Amadeus behoeft er geen berouw over te
Een aüder koffiehuis, zon'dev twijfel het meest eigenaardige van
geheel Parijs, was het Café des Aveugles. Het bevond zich in een
der onderaardsche vertrekken van het Palais Royal en had zijn
naam te danken aan het orkest, dat hier alle avonden speelde.
Dit bestond namelijk geheel en-al uit blinden. Zij kwamen iederen
avond met den omnibus uit het blindengesticht en speelden hunne
oud-Fransche stukken op viool, fluit en pauken. Tusschen deze
muziekstukken, die bij de hoorders zee; stevige ooren veronder
stelden, deed zich van tijd tot tijd ook nog een andere soort van
muziek hooren, waarvoor nog veel sterkere ooren noodig waren,
daar ze even als een hevigen donderslag op de ooren werkte. Een
als een wilde aangekleed man, met een bonte kroon van veêren
op het hoofd, verscheen alle tien minuten als een „deus ex machina"
en sloeg te gelijk op vijftien trommels. Even plotseling als hij
kwam, verdween hij ook weer en liet het publiek, dat bijna alleen
uit provincialen en buitenlanders bestond, verbluft en als het ware
verdoofd achter. Ten slotte trad er een buikspreker op en hield
verscheidene samenspraken. Gedurende verscheidene menschen-
lceftijden werd dit programma alle avonden zonder de minste
verandering uitgevoerd. Ten laatste echter waren in dit koffiehuis
meer blinden dan zienden en bijna meer trommels dan ooren.
Door het beleg van Parijs werd het geheel en al ten gronde gericht
en genoodzaakt zijne deuren te sluiten. De blinden komen niet
langer alle avonden met den omnibus aan, en wat er van den
buikspreker en den wilde met de vijftien trommels geworden is,
weten alleen de goden.
Misschien weten de goden ook wat er ten laatste wordt van de
vele zangers en zangeressen, die zich iederen avond in de Cafés-
chantants doen hooren, en wel gedurende het warme jaargetijde in
de Elyseesche velden en gedurende het koude iu het binnenste
gedeelte der stad. Zeer velen dezer kunstenaressen hebben een
donker verleden. Onder de eersten echter, namelijk onder de
zangers, vindt men menig verongelukt genie, menigen scholier van
het conservatorium, van wien men zeer veel verwachtte, en die zoo
weinig aan die verwachtingen beantwoordde, dat hij, in plaats van
de gehoopte honderd duizend francs salaris jaarlijks, zich met het
honderdste gedeelte daarvan vergenoegen moet en in plaats van,
zooals hij eens hoopte, voor gekroonde hoofden te zingen en door
fijne met glacé-handschoenen bekleedde handen geapplaudiseerd te
worden, zijne zwakker gewordene trillers voor den minderen
burgerstand moet laten hooren en met handen toegejuicht wordt,
die niet alleen nimmer de weelde genoten hebben met glacé
handschoenen bedekt te zijn geweest, maar slechts zeer oppervlakkig
gewasschen zijn. Intusschen gebeurt het ook wel eens, dat in deze
Cafés-chantants een groot lyrisch talent ontdekt wordt, dat zijne
eigene waarde niet kent, door den gelukkigen ontdekker gevormd
wordt en vervolgens op de grootste tooneelen van Europa de
vrienden der kunst van geestdrift doet gloeien. (Slot volgt.)
gevoelen, dat hij den beslissenden stap deed om zijn konings-
kroon voor goed aan den kapstok te hangen.
De stoomkanonneerboot Ever, onder bevel van den luit.
ter zee 1ste kl. N. A. de Vries, is gisteren morgen van
hier naar Amsterdam vertrokken.
In den afgeloopen week heeft de inspecteur van het
wapen der infanteriede generaal-majoor Mac Leod
inspectie gehouden over 't bataillon, alhier in garnizoen.
Jl. Zondag morgen bragt de stoomboot Vereeniging
van Hoorn en omstreken alhier circa 200 passagiers aan,
welke na een kort bezoek, 's namiddags ten vijf uur, weder
zijn teruggekeerd.
Z. M. de Koning zal de feesten van de opening der
spoorweg- en kanaalwerken te Vlissingen met HDs. tegen
woordigheid vereeren en deelnemen aan een diner, dat het
gemeentebestuur bij die gelegenheid geven zal. Op eene
vraag van het gemeentebestuur heeft de Koning verder te
kennen gegeven, dat het HD. aangenaam zal zijn ook de
Prinsen van het Koninklijk Huis daarbij tegenwoordig te zien.
Herkozen te Haringkarspelde heer L. Levendig.
Herstemming tusschen de heeren J. Groot (aftr. lid) J.
Keelewoudt, W. Govers en P. Smit.
Beroepen te Harlingen ds. P. J. Roscam Abbing,
pred. te Ginneken bij Breda.
De aardappelen staan in de omstreken van Hoorn
zeer gunstig. Van ziekte is nog niets te bespeuren.
- De heer A. H. Oostmeyer maakt in de Zaanl. Crt.
de landlieden opmerkzaam op de gemakkelijke wijze waarop
zij van den last der veldmuizen kunnen ontslagen worden.
Hij deelt o. a. 't volgende feit mede
Door J. Prins te Öostzaau, die bij mij twee booren heeft
laten maken, werden geboord honderdvijftig gaten, alleen
in de greppels van drie morgen land. Deze gaten leverden
in de tien eerste dagen 22 emmers muizen a. 455 per emmer,
dus ruim tien duizend stuks; hiervoor is betaald aan
arbeidsloon drie- gulden.
De Deventer Crt. heeft een ingezonden stuk ontvangen,
geteekend: „Eenige barbiers die het scheergeld verhoogen
moeten om de lange gezigten hunner klanten, sinds den
afloop der Kamerverkiezing."
Uit Terwispel meldt men, dat de verscheping van de
nieuwe turf uit Friesland nog niet aan den gang is, maar
wel spoedig verwacht wordt, daar de turf nog niet droog
is. Wel worden er enkele kleine partijen verzonden, maar
dit heeft nog geen betrekking op den handel. De prijzen
varieerenvoor de eerste soort van f 4.50 tot f 5.de
1000, de tweede soort van f 3.75 tot f 4.50, de karturf van
f 2.75 tot f 3.25. Door de duurte der materialen en ver
hoogde werkloonen zullen echter de prijzen met 25 cents
per 1000 verhoogd worden.
Berigten uit Batavia, dd. 7 Junij jl., behelzen niets
belangrijks.
Overal in den Archipel schijnt rust te heerschen. Op
Celebes alleen hebben eenige troepenbewegingen plaats.
De zittingen der commissie van enquête gaan geregeld
voort. Eenige officieren zijn naar Batavia opgeroepen, om
ter zake der expeditie te worden gehoord.
Ziehier hoe een Javaan over de zaak van Atsjin
schrijft. In de Slompret Melayoe verdedigt zich de oud-
adipati van Japara, Rhaden Aryo, Tjiro Somo, tegen de
insinuatie, dat hij heimelijk gejuicht heeft over de ramp
spoeden van onzen eersten Atsjineschen veldtogt. Hij zegt
met een gemeenzame beeldspraak en zekere grove soort
van humor: „Met verwondering, moet ik vragen, of de
menschen nog maar altijd pleizier hebben om mijn naam
te bekladden? 't Is of ze frikkadel van me willen maken,
en die, nog voor ze zacht of gaar is, zonder vork of lepel
af te wachten, zoo maar met beide handen willen verorberen.
Waarom toch is men steeds zoo gezind jegen mij? Dat
verwondert me." Overigens schrijft mij: „Den oorlog van
het gouvernement met de Atsjinezen, waarom zou ik mij
daarmee bemoeijen? Ik weet zeker, dat het gouvernement
juister genoeg is om te bedenken, hoe het daarmee gaan,
en wat de afloop daarvan wezen zal. Wel houd ik heel
veel van couranten lezen. Ten eerste omdat velen van
mijne familie verspreid zijn op onderscheiden plaatsen en ik
gaarne hoor, of ze wel zijn of niet, of het hun goed gaat
of kwaad, of ze nog leven of dood zijn. Ten tweede hoor
ik gaarne berigt of de suiker duurder of goedkooper wordt."
En verder: „Ware ik blij als de Atsjinezen winnen, 'k
zou waarlijk niet weten waarom, en als ze verliezen
nog minderom reden ik van mijn leven nog geen Atsjinees
gezien heb. Wat mij uitermate, verblijden zou? Dat mijn
land per bouw eens 150 pikol suiker No. 20 opbragt.
Hahhahdan ging ik in een wipstoel zitten met een kop
lekkere thee en kocht ik Manilla No. 1 met goud verguld;
dan kocht ik groote honden en mooije Europesche koeijen,
mooije geweren en een mooije equipage. Dan zou ik inder
daad schik hebben en zouden de menschen mij ook meer
eer bewijzen. Heb ik het echter nog zoo ver niet gebragt,
ik ben ook niet beschaamd in een huurkarretjete zitten, want ik
weet, dat, waar ik kom, de meeste lui mij kennen en de eer,
die ik vroeger als Boepatie genoot, nog niet verdwenen is.
Toch is het gewoonlijk beter, wegens zijn rijkdom vereerd
te worden, dan met een zwak en gebogen hart te zuchten
onder zijne schulden." Eindelijk erkent hij, dat de Inland-
sche bevolking gaarne naar nieuws uit Atsjin luistert. Dat
is natuurlijk, zegt hij„Altijd heb ik gezien, dat onder
gewone en weinig onderwezen Javanen een groote liefde
bestaat voor het lezen van geschriften, waarin krijgsbedrijven
verhaald worden. Daar houden zij uitermate van. Als er
geen olie meer in de lamp is, zouden ze daarmee nog willen
voortgaan. Laat ze daarentegen godsdienstige geschriften
lezen, of andere over staatsbladen en nieuwe wetten, dan
vallen ze in slaap, omdat dit hun begrip te boven gaat of
hun hart er niet bij is. En hoe dat te veranderen? 't Is
een bewijs van gebrek aan onderrigt." Zijn slot luidt„Ik
verzoek dringend, dat dit mijn antwoord worde opgenomen
in de Binting-Timor, in de Slompret-Melaijoe en in de
Lokomotief, daar ik er volstrekt niet meê gediend ben dat
men zoo maar spreekt wat voor den mond komt, terwijl
ik zeer goed weet wat geheim moet blijven, en wat men
in het openbaar schrijven of praten mag." (U. D.)
Engeland en Noord-Amerika zijn in onderhandeling
over een overzeesch briefkaarten-systeem. Die briefkaarten
zouden niet meer dan drie centen kosten, waarvan één cent
voor Engeland, één voor Amerika en één voor de boot
die ze overbrengt. Tot nu toe heeft men geen boot kun
nen vinden, die voor één cent per stuk zich met het ver
voer wilde belasten, maar 't is aan geen twijfel onderhevig,
dat men ook wel een boot zal vinden, als de regeringen
het over de zaak eens zijn.
De Shah van Perzië is jl. Zondag avond te Genève
aangekomen.
Treurig zijn de berigten uit sommige streken van
Italië. De aardbevingen hebben verwoestingen aangeriot
veel grooter dan men aanvankelijk meende. Behalve dat
onderscheiden personen zijn gedood, dwalen honderde gezin
nen, van have en dak beroofd, wanhopend rond.
Aan de heeren F. M. G. van Walsem, van Hoorn en P. 'H. Boa
van Krommenie, is eene acte van bevoegdheid als hulpapotheler
uitgereikt.
Aan den konstabel in het vaste korps dek- en onderofficieren
J. H. Brumsteede is toegekend de gouden medaille voor 60 jaren
eerlijke en trouwe militaire dienst.
Oost-Indië. Ontslagen: eervol uit 's lands dienst, de eerste
opziener bij het vak van scheepsbouw aan het marine-etabl. te
Onrust A. van Meurs; op verzoek eervol, wegens ziekte, de mach.-
leerl. 2de kl. bij de gouv,-marine V. Pilat. Benoemd: bij het
marine-etabl. te Soerabaija, tot machinist op een der stoombagger-
molens de mach. bij het vak van seheepsb. aldaar P. C. J. Scholte;
tot mach. bij het vak van seheepsb. de ambtenaar op wachtgeld
N. H. G. Sandblad, laatstelijk 2de mach. bij de gouv.-marine; tot
mach.-leerl. 2de kl. bij de gouv.-marine, de leerling bij de fabriek
van de marine en het stoomwezen te Soerabaija P. G. F. Condoo.
Te Antwerpen is op het Belgische staatsspoor een
proef genomen, om een trein in volle vaart te remmen,
Elk rijtuig is voorzien van een remtoestel, door middel
van stoom in verband met de locomotief in werking gebragt.
De proef is goed geslaagd; de trein van Brussel kwam in
volle vaart aan en stoomde tot onder het overdekte deel
van het stationsterrein; op eens werd de trein geremd en
stond hij stil, de reizigers gevoelden bijna geen schok.
Mac Mahon gaat eerlang Parijs verlaten. „Hij is niet
bijster tevreden," schrijft een berigtgever der Indépendance
Beige, „hij dacht als een redder te zullen worden begroet
en in stede daarvan heeft hij allerwege bij de bevolking de
grootste onverschilligheid aangetroffen. Dit heeft hem te
meer gegriefd, daar de huldebetuiging aan Thiers op den
quai des Orjèvres uit het hart des volks kwam."
De Siècle verhaalt, hoe deze huldebetuiging in haar werk
is gegaan.
„De heer Thiers was naar den heer Chevalier gegaan,
om eenige optische werktuigen te koopen. Zijn rijtuig werd
door de voorbijgangers herkend, en toen hij de werkplaatsen
verliet, waar hij eenigen tijd getoefd had, zag hij zich
omringd door een groote menigte, welke de kaden en den
Pont-Neuf bezet hield. Al de werklieden van dat stads
deel waren toegesneld. De kreten van: „Leve de heer
Thiers! Leve de Republiek!" volgden elkaar op. Velen
reikten den oud-president der republiek de hand en riepen
hem toe: „Behoud voor ons de republiek, mijnheer Thiers!"
Deze manifestatiën hielden eerst op, toen het rijtuig ver
dwenen was achter den hoek der kade."
De stad Parijs heeft den Shah, dien zij veertien dagen
achtereen als een halven God heeft onthaald en gevierd,
verloren, zoo meldt men o. a. uit Parijs aan de Amst. Crt.
De „Koning der Koningen" heeft met achterlating van
12,600 francs voor de bedienden van het Paleis Bourbon
jl. Zaturdag middag ten een ure Parijs verlaten. Ten
half een reeds waren de Perzen aan het spoorweg-station,
waar Mac Mahon, de prefecten der Seine en van politie,
de president van den gemeenteraad, de kommandant van
Parijs, generaal Geslin, den Shah hun leedwezen be
tuigden, dat hij nu reeds ging vertrekken. Den presi
dent der republiek verveelde echter blijkbaar het lange
wachtenwant hij liet den chef der exploitatie van
den Lyonschen spoorweg vragen, of men het vertrek niet
wat kon verhaasten. „Onmogelijk, was het antwoord, tot
vijf minuten na een uur zal Parijs den Shah moeten houden."
De Shah kortte den tijd door het drinken van koffij, die
hem door een zijner officieren uit een gouden koffijkan werd
ingeschonken, en met het lorgneren der dames en kinderen,
die in de wachtzaal om hem heen stonden. Een meisje
van dertien jaar wenkte hij, vroeg wie zij was, wat haar
ouders deden, van waar zij waren, enz. Het meisje beant
woordde die onbescheiden vragen al blozend. De Shah was
ook nu even apathisch, even impassibel of koud als hij zich
altijd getoond heeft. In de veertien dagen van zijn tegen
woordigheid alhier heeft hij niets gedaan, wat een mensch,
laat staan een vorst achter hem zou doen zoeken. Hij heeft
zich gedragen als een sphynx, als een geheimzinnig raadsel
achtig wezen, in diamanten gezet. Aan het station was
nog een massa malle Parijzenaars, die den Shah een
souvenir kwamen aanbieden, o. a. een heusche barones,
die hem dagelijks met een prachtigen bouquet heeft achter
volgd, zonder dat de vorst zich heeft willen verwaardigen
het aan te nemen. Zijn grootvizier heeft het geregeld ergens
in een hoek gedeponeerd. Zoo ook nu. Het bouquet lig' I
waarschijnlijk nog in de wachtkamer. Arme barones! Een
industriëel, die waarschijnlijk op zijn zwerftogten een zonne
steek heeft ontvangen, wilde den Shah volstrekt „voor zijne
dames te Teheran" een honderd roode ballons en vliegende