1873. N°. 94. Woensdag 6 Augustus. IsMiw Jaar£an£-
BEKENDMAKING.
Geldbelegging.
Uitg-ever A. A. BAKKER Cz.
ff HEUERSCHE
EN NIËUWEDIEPER COURANT.
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt DraasnAG-, Dondkrdag- en Zatuedao namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30.
franco per post - 1.65.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS I
Naar Oost-lndiê: via Triest 19 Aug. 's avonds 6 u. 25 m.
„nu Marseille 14 Aug., 's avonds 6 u. 25 m.
Brindisi 7 Aug., 's avonds 6 u. 25 m.
Curagao en Suriname, 16 Aug. 's morg. 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop, via Southampton13 Aug.,
's morg. 6 u. 25 m.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER
brengen ter kennis van de daarbij belanghebbenden, dat het EERSTE
SUPPLETOIR KOHIER VAN DEN HOOFDELIJKEN OMSLAG
voor het jaar 1 873, den 1 dezer door hen voorloopig vastgesteld,
en van heden af gedurende de eerstvolgende veertien werkdagen,
op de gewone kantooruren, voor een ieder ter Secretarie der gemeente
ter lezing is nedergelegd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester,
den 5 Augustus 1873. L. VERHEY, Secretaris.
Hoe spaarzaam en rijk de vreemdeling Holland ook moge
noemen, het is dit niet in die mate, of wij mogen veilig
veronderstellen, dat het meerendeel onzer lezers niet tot de
zoo vaak benijde couponknippers behoort. Het ergere zulke
lezers niet, dat wij nogmaals de geldbelegging in staats
fondsen tot een onderwerp onzer beschouwing maken, het
trooste hen veeleer en stemme hen tot tevredenheid in hun
lot. Immers ons vorig artikel sprak tot de vergeefs op
renten wachtende houders van Spaansche schuldbrieven,
waarvan er velen zeer te beklagen zijn, van onvoorzichtig
heid en eigen schuld; en thans wenschen wij te betoogen,
dat de bezitters van vaste, zelfs eerlijk betaald wordende,
rente afwerpende effecten noodwendig verarmen moeten.
Wij verwachten, dat velen onzen troost als niet ernstig
gemeend beschouwen en het bezit der zoo verwerpelijke
papieren boven het gemis verkiezen zullen, en wij geven
hen gaarne gelijk; maar dit neemt niet weg, dat wij onze
stelling handhaven. Men versta ons echter welverarmen
is nog niet tot armoede vervallen, maar in rijkdom, in
De oorlog met de Modoc-Indianen.
Vervolg.)
Het wachtwoord van den nu volgenden oorlog was van-uit
Washington gegeven en luidde: „Uitroeiing der Modoc-Indianen,"
en het antwoord van generaal Gillem in een depêche van den lBden
April aan generaal Schofield te San Francisco luidde: „Er zal
niet één Indiaan in leven gelaten worden om zich te beroemen,'
dat hij een van de moordenaars van generaal Canby is." Zoo was
er dan op dit punt volkomen overeenstemming onder de aan
voerders van de expeditie tegen de roodhuiden. Daarbij kwam
ook nog de volle zekerheid om dit plan te kunnen uitvoeren, in
welke overtuiging generaal Gillem dan ook op denzelfden dag
meldde, dat hij de Modocs geheel en al in zijn macht had, zoodat
het ten eenenmale ondenkbaar was, dat zij hem op de eene of
andere wijze zouden kunnen ontkomen. Tegen dit plan om hen
uit te roeien ontstond weldra een niet onbeduidende oppositie,
vooral in de oostelijke staten. Het waren de oude kwaker-
philantropen, die reeds na den grooten opstand der Sioux in Minne
sota bewerkt hadden, dat het meerendeel der gevangen genomene
moordenaars van de doodstraf werden vrijgesproken. Men ging
in deze meestal uit welgestelde aristocraten bestaande kringen zoo
ver, dat men den president Grant verzocht in dit geval niet toe
te geven aan de stem van het „gepeupel," dat de uitroeiing der
Modoc-Indianen vorderde. Met den naam „gepeupel" behaagt het
namelijk de tegenwoordige Amerikaansche geld-aristocratie, in ver
gelijking van welke de aristocratie der oude wereld nog dragelijk
te noemen is, de boeren en arbeiders aan te duiden, die met al
hnn kracht strijden om de hinderpalen welke de natuur en de
zelfzucht der menschen hun in den weg leggen, te boven te komen
en die in dat geval den eenigen afdoenden maatregel tegen verderen
moord en plundering vorderen, namelijkde geheele uitroeiing dei-
moordenaars. En toch kan een onpartijdige zich niet ontveinzen,
dat deze philanthropen in de theorie ten minste vele gronden voor
hunnen eisch kunnen aanvoeren.
De bekende Harry Ward Beecher bad des Zondags in zijn kerk
te Brooklyn, nadat de tijding van den moord op Canby gepleegd
aangekomen was, op de volgende wijze: „Mocht het den Vader
dier menschen behagen erbarming te hebben met de woeste zonen
van de wildernis, wier lang teruggehouden wraak, voor zooveel
onrecht als ze geleden hadden, eindelijk door zulk een bloedige
en schandelijke misdaad tot uitbarsting gekomen was."
Dit gaf aanleiding tot vele harde oordeelvellingen over dezen
®an, die als een zonderling bekend stond. Maar in den grond
der zaak zeide hij niets dan waarheid. De verbitterde haat van
den roodhuid is de vrucht van de menigte onrechtvaardigheden,
'elke zich agenten en bevoorrechte handelaren sedert zoo vele
jaren, met voorkennis zelfs van het opperbestuur, der Indianen
veroorloofden. De Indianen te bedriegen, te bestelen, te ver
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
welstand verminderen; dit doen al degenen, die van een
vast bedrag aan renten of die van een vast, onveranderlijk
inkomen moeten leven, zoodat wij niet bedoelen hen, die
nevens de renten hunner effecten ook inkomsten uit andere
bezittingen genieten; of die zoo groot bedrag aan renten
van effecten ontvangen, dat zij het niet geheel verteeren,
maar door belegging van het overschot hunne hoofdsom
vermeerderen kunnen.
De overgroote toeneming der voortbrenging van goud
en zilver sedert 1850 heeft eene gansche omkeering te weeg
gebracht in de waarde van alle artikelen. Alles is duurder
geworden, woningen, landerijen, bouwmaterialen, brandstoffen,
meubelen, huisraad, kleederen, levensmiddelen vooral, zijn
40 a 50 percent gestegen; wie in 1850 van een vast in
komen met zekere ruimte kon leven, zou er zich thans
zeer mede moeten benijpen. Honderd gulden vertegen
woordigen thans veel minder waarde dan 25 jaren geleden
om zich iets aan te schaffen moet men nu veel meer geld
besteden dan toenmaals, het geld is merkelijk goedkooper
geworden. Dit is zoo zeer het geval, dat niet het numeriek
maar het innerlijk bedrag van schulden, eenige jaren geleden
aangegaan, langzamerhand vermindert, dat het vaak voor-
deeliger wordt geacht schulden te houden dan af te lossen,
en dat in allen ernst wordt aangeraden om de amortisatie
van staatsschulden te staken, waardoor het cijfer der schuld
wel onveranderd blijft, maar de, waarde tegenover alle
andere waarden gestadig afneemt.
Het is niet te verwachten, dat de waardevermindering
van het geld eerlang ophouden en voor eene verhooging
plaats maken zal. De groote productie van edele metalen
duurt nog voort en zal, geholpen door nauwkeurig onder
zoek van den bodem en verbeterde werktuigen ter ontginning,
vooreerst niet eindigen. De snelle aanwas der bevolking,
de toenemende middelen van gemeenschap en de daardoor
bevorderde verspreiding der beschaving werken bovendien
eene blijvende stijging van de prijzen van alle voorwerpen
in de hand. Treurig vooruitzicht inderdaad voor allen,
wier bezoldiging geen kans op verhooging aanbiedt, of wier
in fonden belegde bezittingen een te beperkt inkomen af
werpen om de kwade dagen, die in aantocht zijn, met eenige
gerustheid te gemoet te zien
Voor lieden, die voornemens zijn van hunne in effecten
gestoken besparingen te gaan rentenieren, is het geraden
raden, te vermoorden zelfs, dat waren van de vroegste tijden af
en zijn nog misdaden, die nimmer gestraft worden, en de wilde,
die maar al te dikwijls zonder bescherming is, neemt daardoor zeer
natuurlijk en logisch voor zich den grondregel aan, die ook het
best met zijn natuurleven en karakter overeenkomt: „oog om oog
en tand om tand", of anders uitgedrukt: „leer om leer."
Ongeveer tien jaar geleden noodigde een officier een opperhoofd
der Apachen uit hem in zijn tent te komen bezoeken. De Indiaan,
geen kwaad vermoedende en vertrouwende op de eerlijkheid en
goede trouw van den blanke, verscheen. Nauwelijks was hij gaan
zitten, of de officier wendde zich met de woorden tot hem: .„gij
zijt mijn gevangene." De wilde sprong op, sneed het doek der
tent stuk met zijn mes en wist te ontvluchten, maar zijn wraak
wegens de ervarene ontrouw was verschrikkelijk en menig onschul
dige is sedert door zijn hand gevallen.
Als wij nu de zaken eens omkeeren, zal men dan in zulk een
geval roepen om de uitroeiing van alle blanke officieren en ambte
naren, omdat één hunner kameraden, de beschaafde Christen, zijn
woord van eer jegens den ruwen heiden gebroken had? Niemand
zal natuurlijk zoo dwaas zijn. Maar wat wel noodig was, het is
ditdat de verrader gestraft werd, maar daaraan werd in de verste
verte niet gedacht. Eu als nu kaptein Jack hetzelfde verraad pleegt
aan generaal Canby en hem, slechts een weinig verstandiger, voort
varender en beter doel treffende, dadelijk dood schiet, hebben dan
de in de vrije natuur levende, de ongetemde wilde en zijne onder-
hoorigen en aanhangers een zwaarder straf verdiend? Tegen dit
argument kan men eigenlijk in het geheel niets inbrengen, ten
minste theoretisch niet. In de practijk ziet de zaak er eenigzins
anders uit.
Het onrechtvaardig bestuur ten opzichte der Indiaansche aan
gelegenheden is de hoofdoorzaak van alle verwikkelingen met de
Indianendie verwikkelingen benadeelen tegenwoordig echter alleen
de aan deze oorzaak geheel en al onschuldige volkplanters in de
pas ontgonnen landstreken en deze moeten door de regeering in
hun recht en veiligheid gehandhaafd wordendaartoe is zij onvoor
waardelijk verplicht en de eerste vraag is deze: hoe dit het best
geschieden kan. En als nu het antwoord op die vraag is: Ja, in
de tegenwoordige omstandigheden kan men de rust van de volk
planters op geen andere wijze op den duur verzekeren, dan door
de uitroeiing der misdadigers, welnu, dan kan het geweten der
regeering door hare vroegere zonden tegen de Indianen in een
onaangename positie geraken, maar haar plicht om de burgers te
beschermen verandert er niet door, en het is klaarblijkelijk en
ontegenzeggelijk haar werk, deze te beschermen tegen de aanvallen
van de zonen der wildernis, die zij zelf tot meèdoogelooze roof
dieren gevormd heeft.
De uitvoering van de uitgesprokene straf, s voorzeker een geheel
andere zaak. Hier is het niet alleen noodig dat men wil, maar
voor alles ook, dat men kan. De bovenstaande depêches van
generaal Gillem zijn, evenals veel Amerikaansche zaken, zeer blufferig;
Prijs der Adverteatiën Van 14 regels 60 cent,
elks rege] meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
zich niet te overhaasten en te zorgen voor meerdere inkomsten
dan zij zich aanvankelijk hebben voorgesteld te behoeven;
voor hen, die het reeds tot den zoo begeerden rang van
rentenier gebracht hebben, om zóó zuinig in hunne ver
teeringen te zijn, dat er jaarlijks nog iets tot kapitaalsver-
grooting overschiet.
Indien het bezit van staatsschuldbrieven den houders zoo
weinig zekerheid belooft, dat zij van de renten op denzelfden
voet als zij gewoon zijn zullen kunnen blijven leven, dan
verdient de vraag overweging, welke geldbelegging beter
waarborgen aanbiedt; het antwoord kan wel geen ander
zijn dan dit: die in zaken welke in de algemeene prijs-
verbooging deelen, in de eerste plaats in vaste goederen.
Maar daar is immers geen 5 percent meer van te maken
hooren wij ons toevoegen. Van landerijen voor het
tegenwoordige niet, maar bij blijvende klimming der waarde
ongetwijfeld en zelfs meer dan dat. Wie er nu 3 percent
van trekt, zal wellicht elke vijf jaren één percent meer
genieten. Bovendien, waarom wil men juist 5 percent
hebben, omdat zulks sedert jaren gebruikelijk is geweest?
Onze Staat betaalt er maar 4. Wie 5 en meer verlangt
koope effecten en bedenke, of het zijn tijd duren zal; men
kieze 5 a 6 gulden rente van elke 100 (aangenomen dat
zij eerlijk betaald wordt) en stelle zich daarmede tevreden,
al stijgen ook de benoodigdheden tot dubbelen prijs, of
aanvankelijk 3 a 4, waarbij men de tering naar de nering
moet zetten, met de zekerheid van 6 a 8 te ontvangen, als
alles tot dubbelen prijs zal geklommen zijn.
Landerijen koopen werpt men ons tegen gaat goed
voor lieden, die over aanzienlijke kapitalen beschikken
kunnen; wie kleine besparingen te beleggen hebben moeten
zich wel hoofdzakelijk vergenoegen met staatsschuldbrieven,
hoe onraadzaam, ja zelfs gevaarlijk de aankoop ook moge
zijn, van aandeelen in industriëele ondernemingen (de
goede zijn op de vingers te tellen) hebben de houders meer
dan genoeg. Tegen de laatste opmerking valt, helaas,
weinig te zeggen, reeds te vele ondernemingen zijn door
onbekwaamheid der beheerders, door tegenspoed of ongun
stige tijdsomstandigheden mislukt. Een reden te meer om
te trachten, in gemeenschappelijk bezit van vaste eigen
dommen te geraken, waar de aankoop onze eigen krachten
te boven gaat. Bouwvereenigingen bieden in vele plaatsen
van ons vaderland kansen van welslagen aan, vooral wanneer
de laatste gebeurtenissen hebben er op nieuw het bewijs van ge
leverd, dat een slimme en dappere vijand niet met woorden over
wonnen kan worden, en kapitein Jack heeft getoond, dat hij in zijn
pink meer veldheerstalent bezit, dan alle heeren van West-Point
met elkaar in hun hoofd; daar deze tot nogtoe niets anders dan
bloedige koppen in zijne rotsen opgeloopen hebben. Het is slechts
jammer van de soldaten, die door de onbekwaamheid hunner aan
voerders in een onvermijdelijk verderf gestort worden. De schilde
ring van den strijd van 14 tot 26 April zal liet gezegde rechtvaardigen.
in den avond van den dag, waarop generaal Canby en dr. Thomas
vermoord waren (Meacham was slechts zwaar gewond en herstelde
spoedig) had er een aanval plaats van een troep Modocs te paard
op de voorposten, die onder bevel van den overste Mason stonden,
maar deze aanval werd afgeslagen. De wilden werden naar hun
ongeveer anderhalve mijl ver verwijderde legerplaats teruggedreven.
Deze legerplaats bevond zich, zooals men met vrij groote zekerheid
wist, in een groote uitholling in de lavabedding, waarvan men
verscheidene wonderlijke dingen verhaalde. Daar bevonden zich
zonder twijfel ook de vrouwen en kinderen, evenals de voorraad
levensmiddelen en ammunitie die zij hadden. Dit hol moest
natuurlijk het hoofdpunt zijn, waartegen de aanval gericht werd.
Maar hoe dat aan te leggen? Dat was de groote vraag, welke de
heeren, die gezworen hadden geen van de moordenaars van Canby
te laten ontkomen, veel hoofdbrekens kostte. De vesting, die hier
voor hen lag was er geene, die naar de te West-Point geleerde
regelen der krijgskunst belegerd of bestorrad kon worden, en van
de gesteldheid van dit grillige kunststuk van Vulcanus had geen
van hen een goed denkbeeld. Het was een geluk, dat een duister
vermoeden van het gevaar dat zij zouden loopen, de wraakzuchtige
heeren er van terughield hals over kop deze vervloekte holen binnen
te trekken; anders zou er misschien niemand zijn teruggekomen om
de tijding te brengen van het vernietigen der overigen. Hoe onge-
loofelijk het klinken moge, het is waarlijk niet te veel gezegd, wat
een officier, die al de tot nu toe geleverde gevechten heeft bijge
woond, beweerde: „dat vijf duizend man infanterie alleen niet in
staat zouden zijn om met verlies van het halve getal hunner man
schappen de Indianen uit hunne rotsvesting te verdrijven." Men
besloot daarom de lavabedding zooveel mogelijk te naderen en
den eersten aanval op het beruchte hol van kapitein Jack met artillerie
te doen. Een batterij onder het bevel van kaptein Thomas werd
tot dat doel opgesteld, welke den 15den April het bombardement
opende en het verscheidene dagen lang voortzette. Men kon de
werking er van wel niet waarnemen, maar het scheen toch, dat de
ontplofbare kogels, die in de vaneen gescheurde rotsmassa's vielen,
het den Indianen eindelijk zoo lastig maakten, dat zij besloten deze
stelling op te geven en zich dieper in de lavabedding terug te
trekken. Men maakte dit op uit de groote vuren, die in den avond
van den 17den in den omtrek van het hol bemerkt werden, en
men meende nu het te mogen wagen verder voort te dringen en
in het ergste geval, dit grot stormenderhand in te nemen. Men