1873. N°. 96. Zondag 10 Augustus. 31 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Een booze toeleg ontdekt of verzonnen. B i n n e n 1 a n d. HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. ,,Wij huldigen het goede." Verschijnt DrwosDAG-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, Jj°. 163. Prijs der Advertentiën V»n 14 regels 60 cent, elke rege) meer 15 cent. Groote letters of vignetten -worden naar plaatsruimte berekend. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS 1 Naar Oost-lndië: via Triest 19 Aug. 's avonds 6 u. 25 m. Marseille 14 Aug., 's avonds 6 u. 25 m. Brindisi 21 Aug., 's avonds 6 u. 25 m. Curagao en Suriname, 16 Aug. 's morg. 6 u. 25 m. Kaap de Goede Hoop, via Soutliampton: 13 Aug., 's morg. 6 u. 25 m. De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HELDER brengt ter openbare kennis, dat DE RAAD ZAL VERGADEREN op DINGSDAG den 12 AUGUSTUS 1873, des AVONDS ten ZEVEN ure. Helder, De Voorzitter voornoemd, den 9 Augustus 1S73. STAKMAN BOSSE. PONTEN TER BEHANDELING: 1. Onderzoek geloofsbrieven nieuwe leden. 2. Eindverslag onderzoek rekening 1872. 3. Voordragt voor Gemeente-Bouwmeester. 4. Adres toelage muziekkorps Schutterij. 5. Mededeeling van ingekomen stukken. Merkwaardig is de geringschatting, welke door sommige bladen voor hunne lezers wordt aan den dag gelegd. Hunne redactiën gelooven liet publiek, en wel zoodanig publiek, dat niet door de lezing van meerdere bladen zijn oordeel scherpt en door vergelijking en nadenken de waarheid tracht te vinden, alles te kunnen wijsmaken. Met partijdige bedoelingen wordt het een breedvoerig vermeld, het ander geheel verzwegen, of zoo vervormd en verdraaid als aan het oogmerk der redactiën 't meest dienstig wordt geoor deeld. Waar geene kwade bedoelingen bestaan worden zij verondersteld; de onschuldigste zaken verschijnen in een hatelijk daglicht; waar men niet durft beschuldigen, uit vrees voor vervolging wegens laster, insinuëert men. Op deze wijze wekt men een geest van ontevredenheid tegen bestaande toestanden en instellingen, van wantrouwen en verzet tegen overheid en regeering, eene prikkelbaarheid, welke, gestadig en behendig aangevuurd, tot gevaarlijke uitbarstingen zou kunnen leiden. Het deert den schrij vers niet, welk onweder zij wekken, als zij hunnen haat maar kunnen botvieren tegen hunne tegenstanders op staatkundig en kerkelijk gebied, als zij dezen, tot verhef fing der eigen partij, kunnen verdacht en zwart maken eii afbreuk doen, daartoe zijn alle middelen goed genoeg. Een voornaam dagblad hier te lande heeft het in dit opzicht inderdaad ver gebracht en maar al te veel navol ging gevonden. Het zou een onbegonnen werk zijn, telken male het publiek te wijzen op de lage tactiek van dergelijke bladen, het te waarschuwen tegen de logentaal welke zij verkondigen, tegen het gif dat zij verspreiden, en het daarentegen de zuivere waarheid te doen hooren. En toch ware het wenschelijkwaar de les//lieg, laster onophoudelijk, er blijft altijd iets van achter," gedurig in practijk wordt gebracht, is het noodig, de lieden zooveel mogelijk de oogen te openen en voor misleiding te bewaren. „De Nieuwe Noordhollander, gewestelijke courant," een orgaan dat onder het motto: „De Waarheid zal u vrij maken," vooral in het noorderkwartier onzer provincie de catholieke belangen tracht voor te staan, kan zich almede niet vrijhouden van het door ons geschetste euvel. De wijze, waarop dit blad de verkiezing van den heer van der Kaay tot lid der Tweede Kamer bestreed, was beneden alle critiek; een artikel in het nummer van 3 Augustus 1.1. is het evenzeer. En omdat genoemd orgaan hieromtrent veel gelezen, èn omdat in bedoeld artikel de liberale partij op schandelijke wijze verdacht gemaakt wordt, mogen wij niet nalaten er eenige aandacht aan te wijden. Moeilijk is het, den inhoud van het eigenaardig gesteld artikel te resumeeren, wij laten het liever woordelijk volgen: „De laatste tijden zijn er herhaaldelijk geruchten in omgang geweest van plannen der „liberalen" tot eene Kamerontbinding. In de bladen is deze kwestie meer dan eenmaal besproken. Er zijn er geweest, die zeiden, dat om tot zoo iets te komen en dan eene meerderheid te ver- bijgen voor de zich noemende „liberale" partij, er eene liberale kwestie moest opgeworpen worden. Dit kan in de gegeven omstandigheden niet anders beteekenen dan: dat <le onnadenkende menigte op de een of andere wijze tegen de Eoomschen opgezet of iets gezocht moest worden, waar- I door men de R. C. gevoelig kon krenken, en de papen haters van alle partijen op zijde krijgen. - „Zulke kwestie zou niet meer de onderwijskwestie bunnen wezen daarin hebben de liberalen zoowel ortho doxen als catholieken tegen zich. Zij zou eene andere Wezen, en wij hebben haar reeds hooren noemen. „Hoe ongelooflijk het ons ook moge schijnen, hoezeer wij het ook slechts aannemen onder beneficie van inven taris, hebben wij van scherpzinnige mannen hooren uiteen zetten, dat er bovendien meer achter dit alles schuilt. „Het is n.1. bekend, dat er onder de redacteurs van dagbladen en onder de professoren ettelijken zijn, door trokken van groote voorliefde voor „Duitsche wetenschap," „Duitsche beschaving," Duitsche moraal," „Duitsch over zicht." In vlugschriften, in academische redevoeringen hebben professors als Opzoomer alle deze dingen den volke smakelijk zoeken te maken. „Het is bekend, hoe ergerlijk partijdig zekere groote bladen, die wij niet zullen noemen, voor v. Bismarck en Pruisen zijn: wisten wij niet, dat een Hollander zich niet verkoopt, dan zou men denken, dat de redacteurs van die bladen omgekocht zijn, zoo partijdig zijn zij, zoo verloo chenen zij hunne eigene beginselen, zoodra het den „roem" van Pruisen geldtmaar wij gelooven niet, dat men zich zou laten omkoopen. „Nu (altijd naar de voor ons schier ongelooflijke rede neering) zouden die prussophiien onder de „liberalen" er niet tegen opzien, dat ook ons land opgenomen werd in den Duitschen Bond en des noodig onze Koning er toe gebracht, om de rol van den Koning van Saksen of Beieren te moeten spelen. Dan zoude „Duitsche politiek," dan zoude „Duitsche wetenschap" ook bij ons den hoofdtoon voeren. „Ongelooflijk; zeggen wij, maar helaas! ook dagblad schrijvers, professors, enz. hebben de annexatie van hun vaderland voorbereid in Hannover, iiebben Beieren tot vassal van Pruisen helpen maken. En leert men niet herhaaldelijk op leerstoelen, dat „wij Nederlanders" eigen lijk tot den „Duitschen stam" behooren „Nu zouden (altijd volgens die schier ongelooflijke rede neeringen) sommigen, die bij name genoemd worden, er niet voor aarzelen, om eene „liberale kwestie," dat is eene „anti-catholieke op te werpen, van dezelfde gehalte, als die in Duitschland is opgeworpende groote menigte zou zich daardoor laten medeslepen, de liberalen op het kussen blijven en zaclitkens aan de gemoederen meer voorbereid worden tot den grooten finalen stap. Immers wanneer de felheid van den haat tegen de catholieken tot koortshitte was gekomen (wat niet zou uitblijven, wanneer deze zich tegen de Bismarckiaansche kerkelijke wetten kantten en dan als oproerlingen en verraders werden uitgekreten), dan zouden de oogen zich al spoedig meer naar Pruisen wenden, vooral wijl Frankrijk wordt voorgesteld als een broeinest van clericalisme, wijl op den duur, binnen tien jaren, een nieuwe worstelstrijd tusschen Pruisen en Frank rijk niet kan achterwege blijven, wijl dan de omstandig heden, geholpen door de agitatiën bij ons te lande, de gelegenheid zoude kunnen doen rijpen om Nederland tot een deel van den Duitschen Bond te maken, onder Duitsche wetgeving, naar het hart der „liberale" partij. „Wij herhalen het: deze redeneering hebben wij slechts onder voorbehoud opgenomen. Er kan veel gezegd worden, wat daarom nog niet gedaan kan worden; de plannen van eenige drijvers zijn nog niet de plannen van de „eerlijke liberalen", maar ook wij vertrouwen ettelijke papenliatende Pruisenvrienden niet. „In allen gevalle: de zaak is der overweging niet onwaar dig, en het is zaak dat de opinie der R. C. in den lande zich genoeg late hooren, om te toonen, dat die „liberalen" hen niet onvoorbereid zullen vinden, en dat hunne plannetjes niet in stilte uitgebroeid kunnen worden." Alzoo: onder de liberalen bestaat het voornemen om, ten einde de regeering machtig te blijven en de onnaden kende menigte op hunne zijde te krijgen, te speculeeren op de godsdienstige hartstochten en eene beweging tegen de roomsch-catholieken in het leven te roepen, welke zou leiden tot het vaststellen van aan het catholieisme vijandige wetten en, bij het uitbarsten van verzet tegen deze, tot de zoo gewenschte aansluiting van ons land bij Duitschland. Dat alles kan de N. Noordhollander niet anders aannemen dan onder beneficie van inventaris, dat alles is het blad „schier" ongelooflijk, dus niet ten eenenmale ongelooflijk. Wel neen, hoe noode men de gedachte aan omkooperij en landverraad kan verdragen, er zijn immers elders ook voorbeelden van gezien; en de benauwde omstandigheden waarin de liberale partij zich bevindt, de Pruisenliefde, welke „ettelijken" harer aanhangers betoonen, werken immers mede om het vermoeden te wettigen, dat de libe ralen iets wanhopigs bestaan zullen. Ongelooflijk, maar helaas! roept de N. Noordhollander uit; wij, die zulke goede gedachten van onze evenmenschen koesteren, hebben „van scherpzinnige mannen hooren uiteenzetten" wat er „meer achter schuilt" en wij hebben „sommigen" met name hooren noemen, die eene anti-catholieke kwestie zouden willen opwerpen. Nieuwe Noordhollander! Een van beiden: Gij hebt ver nomen wat gij uwe lezers mededeelt, en gij hecht er zooveel geloof aan, dat gij 't noodig acht, die lezers het boosaardig plan te doen kennen en hen tot waakzaamheid aan te sporen, of wel: gij hebt dat alles verzonnen, gij gelooft het zelf niet, maar gij zet het uwen lezers voor, om hen onrustig en verbitterd te maken, hen de liberalen als hevige vijanden van hun geloof te doen haten en verfoeien, hunne organen te doen schuwen en hen blindelings te doen aan nemen wat gij, u opwerpende als verdediger van waarheid en godsdienst, goedvindt hen voor te dienen. In het eerste geval zijt gij verbaasd onnoozel, in het tweedeMaar in elk geval, vernomen en geloofd of enkel verzonnen, hoe zoetsappig en bij wijlen goedgeloovig, hoe listig en bij wijlen terugtredend gij uwe beschuldiging ook hebt ingekleed, zij is in strijd met eerlijkheid en goede trouw, zij is lasterlijk. En indien niet aan laster, aan verspreiding van lasterlijke geruchten, kennen wij u schuldig, zoolang gij uwe zegsmannen niet noemt, die daardoor een deel uwer aansprakelijkheid mogen dragen, een deel slechts, omdat gij, het gunstigste geval genomen, zoo niet beter van de liberalen wist, beter van de liberalen weten kondt. Uwe schrijvers zijn waarlijk niet zoo onnoozel, niet zulke vreemdelingen in Jeruzalem, of zij weten, dat wij, Nederlanders, werkelijk tot den Duitschen stam behooren, maar dat ons volk een eigen ontwikkeling heeft doorloopen, waardoor het een geheel zelfstandig, van den moederstam zeer afwijkend bestaan heeft verkregen, zoo afwijkend, dat het geene hereeniging wenscht, al blijkt het hier en daar ook duidelijk, dat niet alle sporen van het vroeger gemeenschappelijk leven zijn verloren gegaan, dat ons volkskarakter meer overeenkomst met het Duitsche dan met eenig ander bezit. Zij weten tevens, dat de liberalen, en deze niet alleen, de Duitsche wetenschap terecht hoog schatten. Ieder volk moet, zal het niet in zijne eenzijdige zelfgenoegzaamheid verzinken, bij andere volken ter schole gaan; en waar zullen wij het beter doen dan bij den nabuur, die op elk gebied van menschelijke kennis de uitstekendste mannen heeft aan te wijzen? Wij miskennen het schitterend vernuft der Franschen niet, maar verkiezen, ook waar het moraal geldt, Duitsche degelijk heid boven Fransche oppervlakkigheid. Maar niettemin, en ook dit weten de schrijvers van den N. Noordhollander, zijn de liberalen volstrekt niet ingenomen met het in de Duitsche Staten bestaande regeringssysteem, met de daar bestaande toestanden. Zij verlangen noch het een noch het ander herwaarts over te planten. Al hebben zij het goed recht van Duitschland in den door Frankrijk zoo onrecht vaardig begonnen oorlog erkend, zij dweepen niet met von Bismarck of andere Duitsche staatsmannen, en hebben hunne begrippen omtrent de betrekkingen tusschen Kerk en Staat, hnnne kerkelijk-politieke wetten nadrukkelijk afgekeurd. Van hen hebben dan ook de catholieken hier te lande allerminst vervolging of dwangmaatregelen te duchten, hun geheele verleden pleit daar tegen gewetensdwang is slechts te vreezen van hen, die meenen in het absolute bezit der waarheid te zijn (en die pretentie koesteren de liberalen niet), van hen die godsdienst en staatkunde ver warren, van dezulken waartegen juist de liberalen zich in het algemeen belang verzetten, onverschillig of zij ze bij protestanten of bij catholieken ontmoeten. Niets geeft den N. Noordhollander het recht aan de vaderlandsliefde der liberalen te twijfelen, niets om hen door eene grove, hoe ook door voorbehoud omhulde, beschuldiging te verlagen in de oogen van onnadenkende lezers, en daardoor burgers tegen burgers op te zetten. Zouden sommige clerikale organen misschien juist daarom in hnnne uitvallen tegen de liberalen zoo hevig, zoo alle perken te buiten gaande zijn, omdat zij zich overtuigd houden, dat deze nooit hunne beginselen verzaken en tot repressieve maatregelen den toevlucht nemen zullen, hoe zij ook beleedigd en welke hooge eischen ook in clerikalen overmoed gedaan worden? De liberalen zullen blijvend onderscheid weten te maken tusschen de godsdienst, welke zij in alle vormen eerbiedigen, en drijvers, die zich eigen machtig tot verdediging der godsdienstige belangen opwerpen, maar het heilige door hunne onbesuisde en hartstochtelijke taal groot nadeel berokkenen en bij velen in oneer brengen. Dezulken onze verontwaardiging te doen blijken wordt ons door de achting voor ons zeiven opgelegd. HELDER en NIEUWEDIEP, 9 Augustus. Volgens een van den commandant der zeemagt en chef van het Departement van Marine in Nederl.-Indië ontvangen telegram van den 6 dezer, is het schroefstoomschip Djambi van Batavia vertrokken, met bestemming naar Nederland, het schroef- stoomschip Riouw aldaar aangekomen en het schroefstoomschip Vice-Admiraal Koopman naar Atsjin vertrokken. Met het stoomschip Jason, kapt. de Boer, van de Kon. Nederl. Stoomboot-Maatschappij, welk schip den 28 dezer voor rekening van de Stoomvaart-Maatschappij „Nederland" van hier naar Oost-lndië vertrekt, zal een detachement aanvullings-troepen de reis mede maken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 1