1873. N°. 105. Zondag 31 Augustus, 31 Jaargang. HELDERSCHE EX NIKUWEDIEPER COURANT. ,,W ij huldigen het goede." Verachijat Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30. t franco per post - 1.65. Uitgever A. ABAKKER Cz. Bureau; MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. VERTREKBAG33N DER BRIEVENMAILS: Naar Oost-lndië: via Triest 2 Sept. 's avonds 6 u. 25 m. „nu Marseille 11 Sept., 's avonds 6 u. 25 m. Brindisi 8 Sept., 's avonds 6 u. 25 m. Curagao en Suriname, 1 Sept.. 's morg. 6 u. 25 m. Kaap de Goede Hoop, via Southampton3 Sept., 's morg. 6 u. 25 m. De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HELDER brengt ter openbare kennis, dat DE RAAD ZAL VERGADEREN op DINGSDAG den 2 SEPTEMBER 1873, des AVONDS ten ZEVEN" ure. Helder, De Voorzitter voornoemd, den 30 Augustus 1873. STAKMA.N BOSSE. PUNTEN TEE BEHANDELING: 1. Beëediging der nieuwe Leden. 2. Benoeming van een Wethouder. 3. Ambtenaar van den Burgerlijken Stand. 4. Suppletoir Kohier Hoofdelijken Omslag. 5. Brief Gedeputeerde Staten, subsidie school. G. Aanbieding Begrooting 1874. 7. Mededeeling van ingekomen stukken. Binnenland. HELDER en NIEIJWEDIEP, 30 Augustus. De mailboot Prins van Oranje is den 29 dezer Aden gepasseerd. Alles wel. De mailboot Sumatra, den 27 dezer te Port Saïd aangekomen (hebbende 17 dagen reis), heeft den 29sten de reis naar Java vervolgd. Aan boord van Zr. Ms. ramschip Buffel zal Woens dag mede naar Vlissingen vertrekken het stafmuziekkorps der Kon. Ned. Marine, onder directie van den kapel meester W. L. Weckesser. Op Woensdag 3 Sept. zal alhier een volkstrein aan komen met reizigers uit Amsterdam en Haarlem. De heer J. van der Baen vermeldt in de Standaard nog eene bijzonderheid aan den zeeslag bij Kijkduin. Zij heeft betrekking op ds. Salomon van Til, die, sedert 1666 predikant te Huisduinen, toen kerkelijk met den Helder vereenigd, aldaar als een getrouw herder dezer kleine kudde Een terugblik op liet bezoek van den Shah vau Perzië. Aan het Handelsbiad ontleenen wij de volgende interessante beschouwing De Engelsehe dagbladen staan in vele opzigten aan het hoofd der journalistiek van Europa. Dit neemt niet weg, dat zij soms op merkwaardige wijze worden medegesleept door den volkswaan van den dag. Om door een voorbeeld onze bedoeling aanschouwelijk te maken, kunnen wij met vrij veel zekerheid de gissing wagen, dat ze, zoo een paniek zich van het Engelsehe publiek meester maakte, gelijk in Nederland volgde op den moord van de Bogt van Guinee, zij die paniek gedeeld en zoodanig aangewakkerd zouden hebben, dat ieder hunner lezers met een revolver onder zijn hoofdkussen, een dolk aan zijn regterzijde en een sabel aan zijn linkerzijde zou zijn gaan slapen. Hun manier om der dwaasheid van den dag tot tolk te ver strekken in plaats van haar te bestrijden, is duidelijk weder getoond bij de ontvangst van den Shah. Dat het Engelsehe volk zich allerbelagchelijkst heeft aangesteld bij de ontvangst van dezen Aziatischen vorst, is grootendeels de schuld der dagbladen, die het volk opgewonden hebben tot onzinnige eerbelooningen aan den onbeschaafden Souvereiu van het ellendigste, meest uitgehongerde land ter wereld, dat op de ergerlijkste wijze bestuurd wordt, die denkbaar is. Als de opwinding voorbij is, komt de neerslagtigheid. Het Engelsehe volk heeft thans het gevoel, dat meestal des morgens het deel is van lieden, die den vorigen avond zich te veel verhit hebben door wijn en dwaasheid. Engeland heeft, men vergeve ons de studeutikose uitdrukking, Katzenjammer over de buitensporigheden met den Shah begaan. De Saturday Review doet boete in naam der Engelsehe pers. 8ij zegt„onze eigen aanval van geestdrift over den Shah, de gillende, onafzienbare menigte en de groteske, krankzinnige opge wondenheid van vulgaire nieuwsgierigheid kunnen den toets van kalm nadenken niet doorstaan." De reactie, die thans gevolgd is, doet ons veel genoegen, want waarlijk de ontvangst, die den Shah in Engeland te beurt viel, was al te potsierlijk. Heeren en dames, duizenden in getal, stonden soms 5 a 6 uur op de pleinen van Londen te wachten, om het voorregt te mogen smaken, hem in een gesloten rijtuig voorbij te zien rijden. Toen hij naar het noorden trok, had de bevolking der voorsteden van LoDden zich in eene drie- en vierdubbelde rij geschaard langs den spoorweg. De regen viel in plassen neder, de wind gierde en huilde tusschen de draden der telegraafpalen, doch de groote menigte, die drie Engelsehe mijlen ver geschaard stond langs den weg, bleef wachten en had ten laatste de zelf voldoening om een sneltrein te zien voorbij snorren met zulk een toomloozen spoed, dat het niet eens mogelijk was om den fraai in dit afgelegen oord onopgemerkt zijne betrekking vervulde. Toen nu op den 21 Aug. 1673 de duinen, in welker nabijheid zooveel bloed vergoten werd, bezet waren met eene menigte dorpsbewoners en vreemdelingen, zoo uit den omtrek als uit Amsterdam zamengevloeid, om ooggetuigen van den strijd te zijn, toen ontdekten eenige bewoners der Amstelstad van Til, onder de schare, die hem smeekten, dat hij in dezen hagchelijken stond de Goddelijke barm- harmtigheid en hulp mogt inroepen. Terstond stormde nu de menigte naar het kerkgebouw, waar van Til het spreek gestoelte beklom, en zoo roerend bad, dat hij later getuigde, nooit aldus in het openbaar gebeden te hebben, zoodat allen diepgetroffen door zijn krachtige en treffende taal het heiligdom verlieten. Wijd en zijd werd nu van den wei sprekenden predikant van Huisduinen gesproken, en de dag waarop zijn licht werd opgemerkt, diende tot zijne bevor dering in de kerkelijke loopbaan. Weldra werd bij nu beroepen naar de Rijp en vervolgens naar Medemblik en Dordrecht, waar bij in 1685 voor een beroep naar Amster dam bedankte. Eindelijk in 1702 tot professor in de godgeleerdheid aan de hoogeschool te Leiden benoemd, overleed hij aldaar den 31 October 1713, bijna 69 jaar oud zijnde, na elf jaren die academie tot luister verstrekt en niet slechts zijn vaderland, maar zelfs een groot gedeelte van Europa met zijne geschriften verrijkt te hebben. De woorden van een zijner tijdgenooten waren ten volle op hem toepasselijk: „Zijne groote gaven werden verduisterd door zijne godsvrucht en zijn godsvrucht was allen ten spiegel." (Wanneer wij ons niet vergissen, was ds. van Til de stichter van de Tuintjes, zijne vroegere woning en tuin, oudtijds Tillenhof genaamd. Redactie.) Te 's Hage is jl. Donderdag aanbesteed: 1. bet maken van een kanaal met keersluis en voetbrug aan de westzijde van Amsterdam en van een gedeelte vau den spoorweg door den Verbraker-Binnenpolder; minste inschrijver de lieer A. S. Schaafsma, te Harlingen, voor f196,000; 2. het verdiepen van de buitenhaven te Vlissingen; minste inschrijver de heer L. Kalis Kz., te Sliedrecht, voor f 318,900. Door het prov. bestuur van Noordholland is jl. Don derdag aanbesteed, het doen van klinkerbestratingen op de groote rijkswegen in de prov. Noordholland, in twee per- ceelen. Minste inschrijvers warenvoor liet 1ste perceel versierden koninklijken statiewagen, waarin de Shah zat, van de andere wagens te onderscheiden. Men juichte hem toe met een geestdrift, alsof hij de redder des vaderlands ware. Men vleide hem, bewonderde hem, prees hem en achtte zijn lompheden en onbeschaafdheden (hij spuwde uit de koninklijke loge in het parterrede excentriciteiten van een be- minnelijken veelwijver. De vuurpijl steeg omhoog; in diamanten sterretjes spatte hij uiteenen toen de gapende menigte huiswaarts ging, viel de stok van den vuurpijl onzacht naar beneden. De Eranschen, de ondeugende geestige Eranschen, die met alles spotten wat. heilig is, zelfs met een Shah, hebben de Engelsohen ontgoocheld. En de enkele Engelsohen, die nog onbekeerd bleven en in den Shah bleven gelooven, zijn thans door de waardige wijze, waarop de Oostenrijksehe aristocratie den onbeschaafden Berziaan op een afstand hield, overtuigd van hun dwaasheid. De Parijzenaars hebben op zeer vermakelijke wijze het bezoek van den armen Shah als een groote grap beschouwd. In hun oog was de Shah, gelijk de Saturday Review teregt opmerkte, een soort van mannetje in de maan of een pacha uit een ballet, die hun toescheen, dat van de planken der Variétés, waar hij met mlle Sohneider geacteerd, had, in eens op de boulevards gesprongen was. Zijn naam droeg er natuurlijk zeer toe bij om hem in een bespot telijk daglicht te stellen. Le chat! Ie c/mtriep men zoodra hij verscheen, en het lagehen begon. La nuit, tous c/iats sont gris riep men in het parterre toen de Shah binnenkwam en men zicb zijn voorliefde voor champagne herinnerde. Welligt heeft de Shah zelf al deze grapjes zeer aardig gevonden. Hij zelf toeh houdt veel van een grap. Dus deelt een der reizigers, die onlangs Perzië bezocht, mede, hoe de Shah een zestal zijner hovelingen in een ketak-perdjah-boot, die men opblaast, had laten gaan, nadat hij zorgvuldig de stoppen had verwijderd, die de gaten gesloten moeten houden. Onbeschrijfelijk was zijn genot toen hij de boot langzamerhand met de verwonderde en beangstigde hove lingen in de diepte had zien verdwijnen, waaruit zij echter ten slotte gered werden. Doch lieden, die andere plagen, kunnen er zelden zeiven goed tegen, en de wijze, waarop hij steeds met gelach ontvangen werd in Parijs, moet bijzonder hinderlijk zijn geweest voor den Aziatischen despoot, die met een beul in zijn gevolg reist. Óveral waar hij kwam deelde hij ridderorden uit, en wij vreezen dat hij door die vrijgevigheid het verdwijnend prestige van ridder orden niet gered heeft. Er is toeh iets bijzonder grappigs in het denkbeeld, dat een onbeschaafde, weinig ontwikkelde man, onbekend met de taal, nijverheid en kunsten der landen, welke hij bezocht, in elke stad, welke hij bezocht, een ridderkruis van eer en ver diensten uitreikt aan een veertigtal mannen, wien hij dus een brevet van verdiensten schenkt. De Times heeft onlangs uitvoerig medegedeeld, hoe het er op het oogenblik in Perzië uitziet. Zes weken geleden had een jonge de heeren Helsing en Cornelis, te Weesp, voor f 3260; voor het 2de perceel de heer G. D. van Doorn, te Haar lem, voor f 5777. Beroepen bij de Doopsgezinde gemeente te Franeker ds. S. G. Binnerts, pred. te Sappemeer, Men schrijft ons van Texel, dat zich in den polder Eijerland de aardappelziekte openbaart, hoewel niet op groote schaal. Jl. Donderdag middag zijn te Koedijk twee boeren plaatsen en een burgerwoonhuis in de asch gelegd. De oorzaak is onbekend. De gemeente Amsterdam telt onder haar bevolking een man, die, al mogen hem ook andere goede eigenschappen ontbreken, zonder twijfel die der volharding bezit. Geregeld tweemaal per jaar toch zend die man, wiens naam is Onstee, een adres aan den gemeenteraad, met verzoek, dat hem de een of andere betrekking worde gegeventweemaal per jaar wordt het adres in handen gesteld van burgemeester en wethouders, en tweemaal per jaar ook wordt den man berigt, dat aan zijn verzoek niet kan worden voldaan. In de jongste raadsvergadering is dit stereotype verzoek wederom abgefertigt. (Overijss. Ort.) In een particulier schrijven uit Chicago, waarvan de KL Crt. inzage heeft gekregen, wordt steen en been geklaagd over den toestand der werklieden aldaar. Verleden jaar verdienden de arbeiders een dagloon van minstens 2|, thans hoogstens 2, sommigen zelfs niet meer dan 1 dollar. De toevloed van werklieden, door allerlei ovei'drevene, roos kleurige berigten gelokt, is hier voor niet gering gedeelte schuld van. De Astronomische Vereeniging, die in de vorige week te Hamburg vergaderd is geweest, heeft besloten in 1875 haar vergadering in Nederland te houden, en wel te Leiden. Volgens het U. D. heeft zich te Groessen bij een persoon, komende van Duisburg in Pruissen, een geval van dyssenterie voorgedaan met doodelijken afloop. De Amersf. Crt. is zoo verstoord op Uilenspiegel, dat zij zegt voortaan dat blad den Vuilenspiegel te zullen noemen. H. Gesquiërre, de ontrouwe voormalige bediende en conciërge in de bank van leening te Middelburg, heeft jl. Maandag voor het Prov. geregtshof teregtgestaan. Bij de Engelsehe lord door liet land gereisd. Tusschen twee plaatsen, wier namen ons ontgaan zijn, vond hij links en regts langs den heirweg de opgezwollen onbegraven lijken liggen van mannen, vrouwen en kinderen, die den hongerdood gestorven waren. De bijzonder heden, die hij mededeelde, zijn te afschuwelijk, om zonder bijzondere redenen mede te deelen. Het volk was letterlijk uitgezogen en had een geheel jaar vooruit belasting moeten opbrengen, ten einde den Shah tot zijn reis in staat stellen. Hoe buitengewoon vereerend moet het zijn, voor een man, om een ridderteeken waardig te worden geacht door dezen verheven Shah! Het door dien Shah vriendelijk ingewilligde verzoek om de Conventie van Genève mede te onderteekenen en voor het Roode Kruis te ijveren in het door hongersnood gedecimeerde Perzië, klinkt zelfs vreemd, wanneer men iets van den toestand van Perzië weet. Doch de ridderteekenen, door den Shah verleend, blijven het potsierlijkst van alles. In de Neue freie Presse van 17 Aug. vinden we een artikel genaamd: „Von Titeln und Orden'' dienaangaande, hetwelk de ridders van de Perzische orde niet met genoegen gelezen zullen hebben. „De Shah," zegt de Weener Courant, „die nog niet in der Jungfriiulichlceit seines Gemiit/ies, dat het zoo hoog beschaafde Europa door lieden bewoond wordt, die, evenals de wilden van Amerika, die over- en overgelukkig zijn, wanneer zij hun lijf met schelgekleurde glaspaarlen kunnen omhangen." De manier, waarop de adspirant-ridders, die de orde van eer en verdiensten begeerden, hun aanspraken deden gelden, wordt door de Neue "Wiener Presse dus aan het licht gebragt. „De een bewees, met de cognossementen in handen, dat zijn huis jaarlijks voor groote hoeveelheden Perzisch insectenpoeder invoerde. Een ander wees op de verdienstelijke wijze waarop zijn voorouders Esther en Mordechaï zich in Perzië weleer gedragen hadden. Een derde had een Perzische kat in eigendom, een vierde had een Perzischen consul-generaal in Weenen bij drie verschillende gelegenheden vuur aangeboden om zijn sigaar aan te steken. En de Shah sloeg ridders links en regts totdat zijn arm moede was." In Engeland is men, naarmate men meer en meer bekend is geworden met den indruk, dien de Shah in Frankrijk, Italië en Oostenrijk gemaakt heeft, hartelijk beschaamd geworden over de dwaze opwinding en slaafsche aanbidding, welke de Shah teweegbragt. Men poogt den onzin, in de maand Julij vertoond, te doen ver geten en de dagbladen wijden geen enkelen regel meer aan den Koning der Koningen, die toch, gelijk per telegram door Reuter is medegedeeld, onder een hevigen storm den Bosphorus is overgestoken, terwijl de zee niettemin kalm bleef. Zelfs dit wonder vermag de aandacht niet meer op hem te vestigen. Men is hem zeer moede geworden De vuurpijl, die snorrend omhoog steeg, is in diamanten sterretjes en zonnetjes uiteengeploft en de stok valt den Engelsohen snobs onzacht op den neus.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 1