31 Jaargang.
1873. N°. 106.
Woensdag 3 September.
Vacante zetels,
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
HELDERSCHE
EN NIEl WEDIEPER COURANT
,,Wij huldigen het goede.
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS l
Naar Oost-lndiëvia Triest 16 Sept. 's avonds 6 u. 2b m.
Marseille 11 Sept., 's avonds 6 u. 25 m.
Brindisi 8 Sept., 's avonds 6u. 25 m.
Curagao en Suriname, 16 Sept.. 's morg. 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop, via Sonthampton: 3 Sept.,
's morg. 6 u. 25 m.
De ministers, wier taak door vriend en vijand te gader
bemoeilijkt werd, hebben na 's Konings terugkomst uit
Zwitserland gezamenlijk hun ontslag verzocht, 't Was
volgens hunne vijanden meer dan tijd: immers zij konden
niets tot stand brengen, zij hebben in elk opzicht van hunne
onbekwaamheid en onbeduidendheid doen blijken, zij hebben
het vaderland in een kostbaren oorlog gewikkeld, waarvan
het einde niet te voorzien is, en laten dien als erfenis
achter van hunne ellendige staatsmanskunst. Er waren
die meenden, dat de ministers hetgeen zij bedorven hadden
maar zelf teregt en dus den oorlog met Atsjin ten einde
moesten brengen, maar anderen begrepen met meer juistheid,
dat hun gewraakt bestuur dan nog lang zou kunnen duren,
en dat het niet aanging om onbekwame lieden de gelegenheid
te geven nog meer kwaad te doen, om verkeerde daden
te doen strekken tot een middel van levensverlenging. Neen,
neen, geene verlenging van het liberale wanbestuur, maar
eene spoedige executie en begrafenis van het liberale kabi
net, er zouden nog wel eenige mannen te vinden zijn,
vaderlandslievend en onbaatzuchtig genoeg om hunne rust
op te offeren en den desolaten boedel te aanvaarden.
Is er reden dus te spreken en een steen te werpen op
e ministers die gereed staan hunne portefeuilles neêr te
leggen? 't Ontbreekt hun toch niet aan ijver, aan goede
trouw en vaderlandsliefde, en het mag niet aan hunne
onbekwaamheid geweten worden, dat zij zoo weinig hebben
tot stand gebracht, dat hunne belangrijkste voorstellen
verworpen zijn. Integendeel, zij hadden, aleer zij het
bestuur aanvaardden, elk op zijn gebied, overvloedige blijken
van bekwaamheid gegeven, althans voldoende om hun het
beleid der regeering toe te vertrouwen. Groote staatsmannen
hebben zij zich niet betoond, maar dergelijke grootheden
zijn zeldzaam, vooral in een land zoo klein als het onze.
Maar de omstandigheden, waaronder zij regeerden, waren
Luitenant-generaal van Swieten, kominandant van de
tweede expeditie naar Atsjin.
Meer en meer nadert de tijd, dat door ons leger en onze marine
de poging zal worden herhaald om het weerstrevige Atsjin tot
reden te brengen. Wij achten het met het oog daarop niet onge
past onze lezers nader in kennis te brengen met den man, die aan
't hoofd zal staan der tweede expeditie, den generaal van Swieten.
De volgende levensschets ontleenen wij daartoe aan uo. 8 van de
Hollandsche Illustratie.
„Met eerbiedigen schroom vat ik de pen op," zoo begint van
der Palm zijn Gedenkschrift van Nederlands herstelling, doch hoe
veel schroom zou ik dan niet gevoelen, waar mijne pen eene
levensschets moet geven van den man, die toont dat de lange
reeks der Nederlandsche helden nog niet gesloten is, van den
luitenant-generaal Jan van Swieten. Want zijn er reeds in het
algemeen onmiskenbaar groote bezwaren verbonden aan het naauw-
keurig en onbevooroordeeld schrijven der geschiedenis van tijdge-
nooten, wier leven nog niet is afgesloten, die nog op elk oogenblik
nieuwe sympathiën of nieuwe antipathiën kunnen opwekken, die
nog telkens door eene daad, een woord of een blik een indruk
voortbrengen, die onwillekeurig straks de pen van den geschied
schrijver zal leiden, hier hebben wij daarenboven nog rekening
te houden met een factor, die geen vlekje zien, geen kritiek hooren
wil, die loffelijk maar niettemin eenzijdig slechts goedkeuring
en toejuiching wil vernemen, met de nationale sympathie. Deze
immers heeft generaal van Swieten zich ontegenzeggelijk reeds ten
volle verworven. Want daar ging slechts één kreet op uit de
geheele natie, een kreet van diepe smart, toen de eerste berigten
zich verspreidden van de gevoelige nederlaag, die wij in Atsjin
geleden hadden; de geheele natie heeft getreurd over den helden
dood van generaal Kohier; de geheele natie heeft begrepen, dat
het zwaard niet in de seheede kon worden gestoken, tenzij onze
eer schitterend hersteld, het échec gewroken en de Nederlandsche
vlag door de overwinnende troepen geplant zou zijn in het hart
van het vijandelijk land. 't Is waar wat Laboulaye schreef in zijn
Irint'e Caniche: „La guerre enfante la hainela haine a son tour,
tafante la guerre." Ook wij willen daarom den vrede, maar een
eervollen, dunrzamen vrede, uue paix gui rihumilie personneun
traité honorable pour les deux pcuples." En met het oog op dat
verlangen; met het oog op de noodzakelijkheid, ter wille van ons
gezag en ons prestige in Indië, dat de tweede expeditie zal komen
om te overwinnen en dat zij zegevierend zal voorttrekken tot zij
den Sultan den vrede zal hebben voorgeschreven, met het oog
daarop kunnen wij de benoeming van luitenant-generaal J. van
Swieten tot kommandant der expeditionnaire troepen niet anders
zoo ongunstig mogelijk. De partij, welke hun steun moest
zijn, verleende dien slechts in geringe mate, leden er van
schaarden zich herhaaldelijk in de rijen der tegenstanders,
en de voor eene krachtige regeering reeds te weinig talrijke
meerderheid hield door den uitslag der jongste verkiezingen
zelfs op de mumerieke meerderheid te zijn. De in Indië
gevoerd wordende oorlog, waarvoor door het fiere maar
trouwelooze Atsjin toch waarlijk reden genoeg gegeven is,
mag waarlijk in gindsche gewesten geene zeldzaamheid
genoemd worden; zullen wij in Indië blijven wie wij zijn,
dan moeten wij elke miskenning van ons gezag met de wapenen
wreken, dan moeten wij kampen totdat alle inlandsche Vorsten
ons oppergezag erkenneD, en daardoor veiligheid voor scheep
vaart, handel, landbouw en nijverheid verkregen wordt.
Ware onze expeditie tegen Atsjin, waarvoor men in Indië
zoo goede zorgen meende genomen te hebbendoor
eene overwinning bekroond, hoe zou men de krachtige
houding, de voortvarendheid der regeering geprezen hebben!
Dat de regeering met hare ontwerpen betreffende de rech
terlijke organisatie en de afschaffing der plaatsvervanging
niet gelukkiger was dan met dezen oorlog, mag minstens
evenveel aan de Tweede Kamer als aan haar geweten
worden, oneens als de deskundigen onder hare leden het
zijn waar het rechtsgeleerde en militaire kwestiën geldt, en
vasthoudende aan eigen opvatting, die van geen vergelijk
weten wil. Zeker, de nu afgeloopen zitting der Kamer is
zeer onvruchtbaar geweest, maar het mag met grond betwij
feld worden of eenig ander kabinet het met onze Vertegen
woordiging, zooals die thans is samengesteld, tot beter
resultaten had kunnen brengen.
Wie zal bij zoodanigen toestand den moed hebben, de
betrekking van minister te aanvaarden? Maar de conserva
tieve partij is immers, ondanks miskenning, altijd bereid
zich aan de dienst des vaderlands te wijden en heeft een
stel ministers kant en klaar! Zij is in het bezit van
„staatsmannen," die het kunnen beproeven, de Kamer zoovele
malen te ontbinden, totdat met haar behoorlijk te regeeren
valt. Door een paar portefeuilles aan catholieken en anti
revolutionairen die zij maar niet als „kerkelijke" par
tijen erkennen wil te schenken, zou zij een bewind „der
orde" kunnen vormen, zooals ook het coalitie-kabinet in
Frankrijk uit allerlei ordelievende anti-liberalen bestaat.
Maar mogen ook de, waar zij alleen niet sterk genoeg
zijn de samenwerking met de conservatieven niet versmadende,
catholieken van zoodanige kabinets-formatie niet afkeerig
zijn, de anti-revolutionairen hebben van het laatste conser-
dan toejuichen. 'Verre zij 't van mij, dat ik hiermede uitspraak
zou willen doen over de meerdere of mindere geschiktheid der
overige hoofdofficieren van ons Indisch legerik constateer slechts,
dat van Swieten zoowel bij het leger als bij de natie algemeene
sympathie verwierf en dat zijn verleden ons met vertrouwen mag
bezielen voor de toekomst, die nu in zijne handen rust.
Uit het huwelijk van Johannes van Swieten (overleden in 1859
als oud-luitenant-kolonel bij den generalen staf), en Louise Jeanne
Brodier, afstammelinge eener oude Fransche, naar Holland uitge
wekene familie, werd Jan van Swieten den 28 Mei 1807 teMaintz
geboren. Beeds op 14jarigen leeftijd (1821) trad hij als volontair
bij de 17de afdeeling infanterie van het Nederlandsche leger in
dienst; tien maanden later kadet geworden, bleef hij dit ruim
twee jaren, tot hij den 26 Augustus 1824 dus reeds op ruim
17jarigen ouderdom tot 2den luitenant bij de 17de afdeeling
infanterie werd aangesteld. Eene schoone militaire carrière scheen
voor den jongeling weggelegd; toch was hem de werkkring, die
aan ons leger op dien oogenblik scheen aangewezen, niet de ge-
wensebte; zijne eerzucht strekte verder dan het garnizoensleven in
tijd van vrede, hij wilde het vaderland meer met feiten dienen
hij wenschte te toonen dat inderdaad zijn bloed, zijn leven voor
dat vaderland beschikbaar waren. De oorlog op Java gaf hem
daartoe de gelegenheid, en in November 1826 ging hij dan ook
over bij de expeditionnaire afdeeling, bestemd naar O.-Indië, waar
mede hij in Januarij 1827 naar Batavia vertrok. Mogen mij ook
de gegevens ontbreken ter vermelding van de gelegenheden, waarbij
de jeugdige luitenant zich gedurende den Java-oorlog, in den loop
van bijna twee jaren, onderscheidde, het feit, dat hij, de
21jarige, den 22 November 1828 werd benoemd tot ridder der
Militaire Willemsorde 4de klasse, geeft ruimschoots en gegronde
reden tot de veronderstelling, dat van Swieten, toen hij in Augustus
1830 hier te lande terugkeerde, „moed, beleid en trouw" betoond
had en dat het leger in hem een dapper en kundig officier bezat.
Naauwelijks voet aan wal gezet hebbende, werd hij oogenblik-
kelijk als lsten luitenant in Augustus 1829 was hij hiertoe
bevorderd eerst bij de 1ste, daarna bij de 12de afd. infanterie
geplaatst, en maakte in die kwaliteit den tiendaagsehen veldtogt
mede. Van 1830 tot 1834 bleef hij bij het mobiele leger in
België, doch ging vervolgens nu reeds, behalve met de Willems
orde, gedecoreerd met de achtkante medaille van den Java-oorlog
en met het Metalen Kruis weder, in het laatst van 1834, tot
het Indische leger over. In September 1835 kwam hij dan ook
te Batavia aan, waar hij twee maanden later tot kapitein werd
bevorderd.
Buim tien jaren lang had ons dapper Indisch leger weinig ge
legenheid zich bijzonder te onderscheiden. Nadat Tan Swieten
vatieve ministerie te slechte herinneringen behouden, om
door hunne hulp een conservatief bewind in het leven te
roepen. Zij wenschen, dat de liberalen aan de regeering
zullen blijven, juist niet omdat deze door hun aantal er het
meest toe gerechtigd zijn, maar om hunnen ondergang te
voltooien. De liberalen moeten, naar hunne bedoeling, zich
zoo volkomen onmogelijk maken, dat zij allen invloed bij
de natie verspelen en voor goed verdwijnen, om plaats te
maken voor de richting, welke de natie niet naar wetten
van menschelijke wijsheid maar naar de „ordonnantiën
Gods" zal besturen, iets waarvoor geen nood is zoolang
de catholieken die ordonnantiën uit een andere bron verstaan
dan de orthodox-gereformeerden. Alzoo zouden de liberalen
vooreerst nog mogen blijven regeeren bij de gratie der
anti-revolutionairen.
Voor de liberale partij zou zeker het wenschelijkst zijn,
indien eene andere rigting een tijd lang aan het roer van
Staat geplaatst werd. Als oppositie zou zij haar veelzins
verloren prestige weder kunnen herwinnen, zich vaster
aaneensluiten en de te weinig in acht genomen tucht in
hare gelederen herstellen kunnen. Door haar aantal zou
zij krachtig genoeg zijn om een kabinet van conservatieve
kleur van het nemen van der vrijheid en het volksbelang
te gevaarlijke maatregelen te weerhouden. Het is evenwel
niet de vraag, wat voor haar het meest gewenscht, maar
wat in den tegenwoordigen staat van zaken mogelijk is, en
dan moet het antwoord luiden: een conservatief ministerie
nog minder dan een liberaal. Een conservatief, dat in de
Eerste Kamer eene liberale meerderheid en in de Tweede
40, zij het dan ook niet volkomen eensgezinde, liberalen en
daar tegenover 40 conservatieven, catholieken en anti
revolutionairen vindt, waarvan de laatsten ongenegen zijn
het te ondersteunen, kan hoogstens administreeren, de zaken
gaande honden, maar geene onderwerpen van aanbelang
ter hand nemen of tot oplossing brengen. Is dit zoo, dan
kunnen de liberalen evengoed administreeren en, aangezien
de splitsing harer tegenstanders indrie fractiën, met meer
succes, hoe weinig benijdenswaardig zulk een rol dan ook
zijn moge.
Ook het tegenwoordige ministerie heeft men het middel
eener Kamer-ontbinding smakelijk willen maken, om uit
den wijfelenden toestand en tot eene meer besliste partij-
verdeeling te geraken, waarbij alsdan de vraag: clerikaal of
anti-clerikaal het wachtwoord zou moeten zijn; en de bladen
hebben zich reeds uitgeput over de kwestie, of tot de
ontbinding zonder nadere aanleiding zou kunnen worden
achtereenvolgens in Julij 1841 tot majoor en in September 1844
tot luitenant-kolonel was opgeklommen, werd hij eerst in 1845
weder geroepen zijn leven ernstig in de waagschaal te stellen en
wel bij de krijgsverrigtingen op Sumatra, waarbij hij zich zoodanig
onderscheidde, dat hij in December 1846 werd bevorderd tot ridder
der Militaire Willemsorde 3de klasse. Weinig tijds daarna (Maart
1848) werd hij benoemd tot chef van den generalen staf bij de
2de Bali-expeditie, terwijl hij in Junij 1849 als kommandant der
troepen van de landmagt bij de 3de Bali-expeditie en als gouver-
nements-commissaris tot de leiding der staatkundige aangelegen
heden van Bali een overwegend aandeel nam aan het ten einde
brengen van deze zaak. Bali deed hem dan ook weder een nieuw
eereteeken verwerven in December 1849 werd zijne borst versierd
met het ridderkruis van den Nederlandschen Leeuw.
In het einde van 1849 werd van Swieten benoemd tot kolonel
en tevens tot civiel- en militair-gouverneur van Sumatra's West
kust, welke betrekking hij ook als generaal-majoor (October 1853)
bleef bekleeden, tot hij in October 1858 als luitenant-generaal, kom
mandant van het Indische leger, geroepen werd den krijg met Boni
tot een gunstig einde te brengen en daar, gelijk nu wederin 1873,
de eer der vlag te herstellen.
Uit het tijdperk 18501858 moet nog gereleveerd worden, dat
de generaal in Maart' 1857 reeds aan het hoofd eener zending
naar onzen tegenwoordigen vijand, Atsjin, dien bodem betreden
heeft en zelfs tot in den kraton is geweest, ten einde eene over
eenkomst met den Sultan tot stand te doen komen. De kalme
vastberadenheid, waarmede van Swieten te dezer gelegenheid han
delde, bewijst dat hij niet alleen een man van moed is, maar dat
hij ook de gave bezit met energie door te zetten, met diplomatiek
beleid te werk te gaan en niet te wankelen in zijne eenmaal opge
vatte voornemens.
Doch keeren wij terug tot de 2de Boni-expeditie. Natuurlijk
slechts ter loops kan ik hier van dezen triomftogt gewag maken.
Den 21 November 1859 werden de vijandelijkheden aangevangen,
den 8 Januarij 1860 werd bij legerorder afgekondigd, dat Boni
ten volle onderworpen was. Met ontzaggelijke bezwaren was ons
leger in dien korten tijd tot in het hart des lands doorgedrongen,
waren onze soldaten en een onzer schepen gekomen op plaatsen,
die de inlander gemeend had dat zij nimmer zouden kunnen be
reiken. In één woord, de 2de Boni-expeditie was een zegetogt en
het bleek dat de gouverneur-generaal niet dwaalde toen hij „meende
dat geen krijgsoverste in de geheele kolonie meer waarborgen
aanbood voor de verlangde beëindiging, dan wel de luit.-generaal
van Swieten, in wiens ondervinding, beleid en kennis de opper-
landvoogd betuigde het volste vertrouwen te stellen Het
kommandeurskruis der Militaire Willemsorde versierde dan ook
weldra (Februarij 1860) de borst van den dapperen generaal, die