Benoeming-en, enz.
STATEN-GEXERAAL.
u i te n I a n d.
Frankrijk.
zoo luchthartig betreden als nu het geval is. Zelfs zou de
bond, als hij zeer magtig werd, zich tegen de natie ver
klaren, die de algemeene rust mogt verstoren, al ware zij,
noch de bedreigde partij, tot den bond toegetreden. Maar
regt moet magt vervangen. De schrijver wil meer dan een
of- en defensief verbond; hij wil een bonds-jury, een
regering in het groot, met een voor gezamenlijke rekening
op de been gebragt internationaal politie-leger, tot hand
having van orde en regt. Om dat doel te bereiken moet
gehandeld, eendragtig gehandeld worden. Men moet niet
alles in eens verlangen, maar daarentegen ook niet in het
andere uiterste vervallen, om in 't geheel niets te verlangen.
Schrijver besluit met eene warme opwekking aan ieder, om
naar de mate zijner krachten mede te werken tot bereiking
van het geschetste verheven doeleinde, waarvoor alle futi
liteiten moeten wijken en aan alle bedroevende kracht ver
spilling een einde moet komen.
De schrijver, die, terwijl met kracht aan de bereiking
van dit doel gewerkt wordt, inmiddels ook voor onze ver
weermiddelen gezorgd wil hebben, ziet volstrekt de moeije-
lijkheid niet over het hoofd, die aan de verwezenlijking
van zijn denkbeeld in den weg staan, maar meent dat die
met efnstigen wil en krachtige volharding zijn te boven
te komen.
't Is in alle geval al veel gewonnen, dat dergelijke
denkbeelden niet meer onvoorwaardelijk tot het gebied der
utopiën behooren, al is het een treurige waarheid, dat
niemand nog kan nalaten om bij den raad: „tracht den
oorlog onmogelijk te maken," tevens te voegen den wenk:
„houdt uw kruid droog."
Op de jaarmarkt, die jl. Vrijdag te Waalwijk gehouden
werd, was de handel in leder zeer levendig en was de
prima kwaliteit van f 1.05 tot f 1.12|, de mindere soort
f 0.84 tot f 1 alle per i kilogram; de voorraad van puik
zoolleer was zeer gering, zoodat de prijzen van het leder
wel hoog zullen blijven. Dat dorp, dat in het schoen- en
laarzenmakersbedrijf zijn hoofdbron van bestaan vindt, heeft
zooveel bestellingen uit Holland, dat het onmogelijk aan
alle aanvragen kan voldoen.
In de afgeloopen week stond voor de correctionele
kamer van het Prov. geregtshof te Arnhem teregt zekere
J. D., uit Lobith, die onlangs in een waggon 3de klasse
op den spoorweg tusschen Arnhem en Velp tot een sergeant
van het Oost-Indisch leger, die zeide, dat hij -uit liefde
voor Koning en vaderland naar Atsjin ging, had gezegd
met luider stemme: „ik heb aan den Koning en aan
het vaderland, laten ze hem voor mijn part ophangen; ik
vreet er toch niet van." Een ijverig rijksveldwachter, die
zich in denzelfden waggon bevond en evenals alle andere
reizigers de woorden hoorde, maakte, toen de beklaagde
ze niet wilde intrekken, proces-verbaal tegen hem op,
tengevolge waarvan hij eenige weken geleden voor de
regtbank te Arnhem werd gedagvaard.
De officier van justitie eischte toen, ingevolge de wet van
1 Junij 1830, welke het „boosaardiglijk en openbaar honen
van den persoon des Konings" strafbaar stelt, een gevangenis
straf van 2 jaren tegen hem. De regtbank sprak hem
evenwel vrij, op grond, dat de beklaagde bij het uiten der
woorden niet een dergelijke kwade bedoeling had gehad,
als de wet blijkens het woord „boosaardiglijk" eischt. Yan
dit vonnis kwam het O. M. in hooger beroep. De beklaagde
zeide ter teregtzitting, dat hij de woorden in dronkenschap
had geuit, en dat zij hem eigenlijk ontvallen waren.
De advocaat-generaal, hoewel ten zeerste afkeurende de
hoogst ongepaste woorden, welke door den beklaagde waren
gesproken, meende echter, even als de regtbank, dat hier
het vereischte boos opzet ontbrak en concludeerde dus tot
bevestiging van het vonnis, behoudens een kleine wijziging
in de redactie.
Mr. E. Scheidius, verdediger van den beklaagde, zich
geheel en al vereenigende met het genomen rekwisitoir,
lichtte nog nader de beteekenis van de woorden der wet toe,
waarna het hof besliste conform de conclusie van den
advocaat-generaal. Het is te hopen, dat de beklaagde,
die thans met den schrik vrijgekomen is, in het vervolg
op publieke plaatsen zijn minder royalistische gevoelens
beter zal weten te verbergen. (Arnh. Crt.)
De justitie zet haar onderzoek nopens den zooveel
gerucht makende diefstal te Euvelgunne steeds voort. Jl.
Vrijdag zijn weder het geheele terrein en de slooten in
den omtrek van de Villa-Nuova onderzocht, doch zonder
eenig resulaat op te leveren. Ook zijn eenige getuigen
gehoord en is dien avond dit getuigenverhoor voortgezt.
v Jl. Donderdag en Vrijdag is te Meppel voor ruim 21
ton gouds aan boter verhandeld, hoewel de prijzen lager
waren dan op de botermarkt van vóór 14 dagen. De
aanvoer was ook nu weder belangrijk, doch de lagere
noteeringen uit het buitenland waren oorzaak, dat de handel
minder geanimeerd was.
Een jager uit Maastricht zag dezer dagen een ezel
voor een reebok aan en schoot den armen stumper dood.
Toch kan nu gezegd worden dat hij een bok heeft geschoten.
Men beweert, dat onze Nimrod, die zich anders in het bezit
van een paar flinke kijkers mag verheugen, wat diep in
het glas had gezien; hetgeen hem nogtans geen genade
doet vinden in de oogen van Midas volgelingen.
„Waar ligt de berg Sinaï, „de berg van God" der
Israëlieten?" was de vraag, welke in de laatste zitting der
British Association door dr. C. Beke beantwoord werd.
Het is nog steeds onzeker, waar deze beroemde berg te
vinden is. Ofschoon men het er algemeen voor houdt, dat
„de berg van God" gelegen moet zijn in het bergachtige
land tusschen de golf von Suez en Akaba, is men er tot
nu toe niet in geslaagd te bewijzen, dat een der liooge
toppen ontwijfelbaar de Sinaï is. Een zeer uitvoerige op
meting der bergketen heeft onlangs plaats gehad zonder tot
iets te leiden. Volgens dr. Beke is niets natuurlijker dan
dit. De eerste vraag behoort niet te zijn, of deze dan wel
gene bergtop in het schiereiland als de ware berg Sinaï
beschouwd moet worden, maar wel of een der bergen aan
spraak kan maken op deze onderscheiding. Nu heeft hij
reeds sinds lang pogen aan te toonen, dat de Sinaï nergens
in het schiereiland te vinden is, omdat hij in werkelijkheid
een nu uitgebrande vulkaan is in de „Ilarra Ragla," een
vulkanische streek ten westen van het land Midian nu
de groote Arabische woestijn en op geen grooten afstand
ten oosten van de golf van Akaba of Zee van Edom. Ten
tijde van den uittogt uit Egypte was de berg Sinaï een
vuurspuwende berg in werking, en de rook en vlammen
uit den krater werden door do bijbelsche geschiedschrijvers
beschreven als „een rookkolom over dag en een vuurkolom
des nachts," en ten tijde van den profeet Eliah zes
eeuwen later was de berg nog niet uitgebrand.
Tot minister van Oorlog is benoemd de generaal-majoor Weitzel.
Benoemd tot president van het Prov. geregtshof in Friesland
mr. S. W. Tromp, thans raadsheer in gemeld geregtshof.
Benoemd tot regter in de arrond.-regtbank te Haarlem mr. L. E. A.
baron Sloet tot Oldhuis, thans regter in de arrond.-regtbank te
Winschoten.
Benoemd tot regter in de arrond.-regtbank te Leiden mr. S. J.
Fockema Andreae, thans kantonregter te Hilligersberg.
Benoemd tot heemraden van den polder Oostzaan (Noordholland)
A. Dral Dz. en J. Sombroek; tot hoogheemraad van Waterland
(Noordholland) A. Wijhenke; tot heemraad van den Zuidpolder bij
Edam (Noordholland) J. Visser; tot hoogheemraad van Zeeburgen
Diemerdijk (Utrecht en Noordholland) W. J. Donde van Troostwijk.
De luit. ter zee 1ste kl. C. ten Bosch, behoorende tot de rol
van het wachtschip te Hellevoetsluis en gedet. als comm. aan boord
van het flotille-vaartuig Hector, II. J. S. van der Sloot, geplaatst
bij 's Bijks werf te Willemsoord en toegevoegd aan den equipagem.
aldaar, L. G. C. van Wachendorfl' van llijn, dienende als 1ste off.
aan boord van het ramschip Schorpioen en L. J. E. Hajenius,
behoorende tot de rol van het wachtschip te Hellevoetsluis en gedet.
als comm. aan boord van het verdedigingsvaartuig Wodan, die der
2de kl. T. Spree, behoorende tot de rol van het wachtschip te
Hellevoetsluis en gedet. aan boord van het flotille-vaartuig Hector,
en de off. van adm. 2de kl. F. T. Courir dit Dubekart, behoorende
tot de rol van het wachtschip te Hellevoetsluis en belast met de
functiën van administrat. bij de maritime ziekeninrigting aldaar,
worden met den laatsten dezer op non-act. gesteld en met den
1 Nov. a. s. vervangen respect, door de luits. ter zee 1ste kl. C.
Schuylenburg, J. M. Brevet, F. II. Coblijn en D. J. Weys, dien
der 2de kl. H. G. Hildebrandt en de off. van adm. 2de kl. J. P. Vasseur.
De luits. ter zee 2de kl. J. H. Mijer, L. G. Kakebeeke en jhr.
J. C. L. von Schmidt auf Altenstadt, respect, dienende aan boord
van het wachtschip te Willemsoord, ramschip Buffel en monitor
Heiligerlee, D. .1. W. A. G. Coops en A. E. Arkenbout' Schokker,
dienende aan boord van het schroefstoomschip het Loo en T. Dal-
huisen, dienende aan boord van het wachtschip te Amsterdam,
worden met den laatsten dezer op non-act. gesteld; terwijl met den
1 Nov. geplaatst worden: aan boord van het wachtschip te Willems
oord de luit. ter zee 2de kl. G. J. Fisscher; aan boord van het
ramschip Buffel de luit. ter zee 2de kl. P. Heyning; aan boord
van de monitor Heiligerlee de luit. ter zee 2de kl. jhr. J. C. B.
Westpalm van Hoorn; aan boord van het schroefstoomschip het Loo
de luit. ter zee 2de kl. J. Wentholt en C. R. A. van Osenbrugge;
aan boord van het wachtschip te Hellevoetsluis de luit. ter zee
2de kl. P. F. H. Volcke, en aan boord van het wachtschip te
Amsterdam de luit. ter zee 2de kl. J. C. van Wessem.
De off. van gez. 2de kl. der landmagt J. K. Stakman Bosse is
voor den tijd van twee jaren gedetacheerd bij het leger in O.-Indië.
Tot ridder der orde van de Eikenkroon is benoemd de heer
H. de Jager, secretaris der hoofdcommissie voor de feestviering
van 1 April 1872 te Brielle en redenaar bij de onthulling van het
monument op 11 Sept. jl. aldaar.
Het toenemend gebrek aan kader bij het leger heeft het den
minister van Oorlog wenschelijk doen voorkomen, de bepaling waarbij
miliciens tot korporaal kunnen worden bevorderd, ook toepasselijk
te maken op de miliciens-plaatsvervangers.
Tweede Kamer.
De ingediende begrooting voor staatsspoorwegen beloopt 9 mil-
lioen, bestemd voor de werken in 1874. De afdoening der aanslui
ting te Nieuweschans aan de Hannoversche.grenzen kan spoedig
worden verwacht. Er is een post voor op de begrooting gebragt.
De verschillende voorgestelde rigtingen voor den spoorweg Arnhem
Nijmegen worden overwogen, daarna zal een bepaald voorstel aan
de vertegenwoordiging worden gedaan. De verbindingslijn Zeven
bergenZwaluwe kan in het volgend jaar afgewerkt worden. In
exploitatie zijn nu 869,584 meters. In aanbesteding of voorberei
ding 23,982, waarvan 18,100 in aanleg. Totaal 893,566 meters.
De brief, welke de heer Thiers aan den maire van
Nancy heeft geschreven, luidt als volgt:
„Gij hebt mij dringend, uit naam der bi'ave bevolking
van het Oostelijk deel des lands, verzocht, om haar een
bezoek te brengen en mij met haar te verheugen over de
bevrijding van ons grondgebied.
Ik zou het gaarne gedaan hebben, maar ik acht het op
dit oogenblik niet raadzaam. En nu ik naar Parijs terug
keer zonder aan uw verlangen te voldoen, wil ik u de
redenen opgeven, waarom ik het bezoek, dat ik u zoo
gaarne gebragt had, achterwege laat.
Gij weet beter dan iemand, dat de ontvangst, die ik te
Belfort genoten heb, iets geheel onverwachts voor mij was,
dat ik persoonlijk er gansch en al buiten ben geweest. En
toch, wat heeft men niet gezegd?Gij lieden waart
radicalen, ik een agitateur!
Zou het nu raadzaam geweest zijn aan dergelijke laste
ringen een nieuw voorwendsel te verschaffen, door, ditmaal
vrijwillig, de blijken van hulde te gaan ontvangen, welke
gij mij wildet geven?
Zeker er zijn lasteringen, waarop men minachtend moet
neerzien en waarvan men geen nota moet nemen. Ook zou
in een land, dat met de vrijheid vertrouwd is geraakt, de
agitatie geoorloofd zijn, nu men over zijn toekomst wil
beschikken, zonder de natie zelve te raadplegen.
En bewonder bij deze gelegenheid de goede trouw der
partijenMen beschuldigde ons voor eenige maanden, dat
wij het Verdrag van Bordeaux geschonden hebben, omdat
wij eenige noodzakelijke wetten hebben aangeboden, die in
geen enkel opzigt de toekomst zouden verbinden, en die
wij eenvoudig aan de goedkeuring der Wetgevende Magt
hebben onderworpen, zonder ze te willen opdringen.
En thans handelen sommigen, die zonder mandaat zijn,
zonder volmagt, in afwezigheid der Nationale Vergadering,
over de gansche toekomst van Frankrijk; een toekomst,
die men ons vervolgens als 't ware zonder discussie wil
laten bezegelen, en, let wel, zonder een beroep te doen op
het land, in de eerste plaats de belanghebbende, de eenig
regtmatige Souverein.
Wat men in Engeland en Amerika agitatie noemt, zou
dus wel geoorloofd zijn in de tegenwoordige omstandig
heden; maar de agitatie willen wij niet. Dit is in het
belang der zaak en van alle zaken, die ons aan 't harte
gaan en die wij willen verdedigen.
Weldra, inderdaad, zullen wij niet enkel de republiek te
verdedigen hebben, die, naar mijn wijze van zien, het eenige
gouvernement is, dat de zoo verdeelde partijen, in naam
van het gemeenschappelijk belang, tot elkaar kan brengen
die alleen met voldoend gezag tot de democratie het woord
kan voeren, en die ditmaal, wel verre van Frankrijk te
verontrusten, de natie heeft leeren kennen als zijnde de
Staatsvorm, die de orde, het leger, de finantiën, het crediet
heeft hersteld, die het grondgebied heeft vrijgekocht; die
in één woord alle wonden des oorlogs, met uitzonderiug
van één, heeft hersteld; weldra, zeg ik, zullen wij niet
enkel de republiek te verdedigen hebben, maar alle regten
van Frankrijk, zijne burgerlijke, staatkundige en godsdien
stige vrijheden, zijn maatschappelijken toestand, zijn begin
selen, welke, in 1789 geproclameerd, de beginselen van de
gansche wereld zijn geworden, zijne banier, eindelijk, onder
welke de wereld Frankrijk kent, onder welke zijne soldaten,
overwinnaars of overwonnelingen, die zich met roem hebben
overladen, en welke, hoe dierbaar ze ons zijn moge, ons
niet tevreden zou stellen, indien alle zaken, waarvan zij 't
zinnebeeld is, ons ontnomen werden; want het is ons niet
te doen om den schijn van al die heilige zaken, maar om
de werkelijkheid, en de driekleur, alleen behouden om de
contra-revolutie te dekken, zou de verfoeijelijkste, de gru
welijkste leugen zijn.
Dit alles nu, ik herhaal het, zullen wij weldra te ver
dedigen hebben, niet door de zoo gemakkelijke middelen
om den aard der dingen te vervalschen, maar door middel
van de koele, de bezadigde rede.
Onze lasteraars zullen wij niet behoeven te ontzien, maar
de ernstige toestand des lande eischt omzigtigheidallen
zullen wij in ons staatkundig gedrag ferm en gematigd
moeten zijn.
Ik zal u dus komen bezoeken, niet nu, maar later, als
de crisis, die wij tegemoet gaan, zal voorbij zijn. Wij zullen
ons alsdan in alle gerustheid en opgewektheid kunnen ver
heugen over de bevrijding van ons grondgebied."
Maarschalk Bazaine verscheen jl. Maandag voor het
eerst voor zijne regters. De krijgsraad te Versailles is gisteren
middag te 12 j ure daartoe bijeengekomen, om een aanvang te
maken met het belangrijke en zeer langdurige proces, een
der noodlottige gevolgen van den oorlog van 1870, die,
zoo als generaal Rivière, rapporteur bij den krijgsraad, aan
het slot van de acte van beschuldiging zegt, „zonder voor
bereiding, zonder ernstige bondgenootschappen, zonder een
plan voor den veldtogt ondernomen is geworden tegen een
vijand, welke gedurende vele jaren zich geoefend had in
het gebruiken van het middel om ons te bestrijden, en een
reeks van rampen is geweest." De feiten aan den maarschalk
ten laste gelegd zijn bekend. Uitvoerig worden zij in de
acte van beschuldiging opgesomd; van niet minder dan 31
handelingen wordt hij beschuldigd tot staving der hoofd
beschuldiging „een capitulatie te hebben onderteekend, die
ten gevolge had dat zijn leger de wapenen moest neder-
leggen, en de vesting Metz aan den vijand te hebben over
gegeven, zonder, alvorens te onderhandelen, alles gedaan
te hebben wat pligt en eer hem voorschreven." Elk der
31 paragrafen, waarin die feiten worden geconstateerd begint
met: „Maarschalk Bazaine heeft," en dan volgt de opgave
der handeling. In 1 leest men dat Bazaine het ver
trouwen des Keizers bedrogen heeft; voorts beweert het
openbaar ministerie dat de maarschalk misbruik heeft gemaakt
van het vertrouwen zijner officieren; den voorraad mond
behoeften heeft laten verspillen; met den vijand politieke
onderhandelingen heeft aangeknoopt, die onvermijdelijk tot
verbrokkeling van het grondgebied moest lijden, en dit
gedaan heeft zonder dat hij daartoe eenige bevoegdheid had,
en terwijl hij wist dat eenige dagen later een Nationale
Vergadering zou bijeenkomen, welke alleen bevoegd was
om over den vrede en de vredesvoorwaarden te beslissen;
getracht heeft het vertrouwen en de hoop der belegerden
te verzwakken; met de vijandelijke opperbevelhebbers,
door middel van parlementairen, regtstreeksche betrekking
heeft onderhouden, wier doel geheim werd gehouden, en
in briefwisseling is geweest, waarvan geen spoor is over
gebleven, enz. enz.
In de zaak van den diefstal van eene reistasch met
eene waarde van 300,000 fr., die aan den Parijschen com
missionair Edw. Peake ontvreemd zou zijn, is jl. Vrijdag
ochtend eene arrestatie gedaan en wel van den aan
klager zelve. Zijne aangifte had bij de politie reeds dadelijk
eenige achterdocht opgewekt. Daar men het moeijelijk
verklaren kon, dat Peake niet meer zorg had gedragen
voor een reiszak, waarin zich zulke aanzienlijke, aan an
deren in eigendom toebehoorende waarden bevonden, rees
al sboedig het vermoeden op, dat de klager aan de ver
duistering van den schat niet geheel en al vreemd was.
Dit had tengevolge, dat Peake's gangen zorgvuldig werden
nagegaan, en de ontdekkingen, waartoe dit leidde, hebben
den regter van instructie grond gegeven om Vrijdag de
inhechtenisneming van den commissionair zeiven te gelasten.
Eiken Zondag wordt in de rue du Petit Carreau te
Parijs op het trottoir voor de huizen met de even nommers
eene eigenaardige markt gehouden. Onophoudelijk ziet men
personen in- en uitgaan in het wijnhuis op den hoek der
rue Thevenot: het zijn de muzikanten en zij die muzikanten
zoeken. In de zeventiende en achttiende eeuw werd dit
markt gehouden in de rue des Menétriers; thans kornet