heden, toen een invalide in de kazerne kwam. Dadelijk
was een der soldaten, een Franschman, op het denkbeeld
gekomen een collecte te houden voor dien op één been en
twee krukken springenden wapenbroeder, en waarlijk, de
som was niet gering te noemen, die voor den oud-soldaat
werd opgehaald. Deze gaf een rijksdaalder, gene een gulden,
een ander weer wat meer of minder, doch allen zonder
onderscheid gaven ruim.
In Beijeren hadden twee reizigers het ongeluk elkander
uit het oog te verliezen. Toen een hunner in het naaste
dorp aan den waard van de herberg vroeg, of zijn vriend
hier ook gerust had en welke rigting deze wel ingeslagen
was, kreeg hij het duidelijke, zeer snel uitgesproken antwoord
„Oberaber überoberoderaberüberunterammergaugangaisdös-
woasihnit," of m. a. w. Ob er aber über Ober- oder ob er
über Unterammergau gegangen ist, dass weiss ich nicht.
Het behoeft niet gezegd te worden, dat de verlorene
door deze wegwijzing niet teruggevonden werd.
Tot bewijs hoe het voorschrift van openbaarheid der
gemeenteraadsvergaderingen soms opgevat wordt, dient het
volgende
In een der Zuidhollandsche dorpen vergaderde de gemeente
raad. Hoewel gewoonlijk niemand der ingezetenen die vergade
ring bijwoonde, kreeg nu een boer het in 't hoofd eens daarheen
te gaan. Doch naauwelijks treedt hij binnen, of burgemeester
en raadsleden, zeer verbaasd, kijken hem met groote oogen
aan en de burgemeester, een zeer gegoed, invloedrijk land
bezitter, vraagt hem„Hé, Klaas, wat kom jij hier doen
„Wel burgemeester," is het antwoord, „ik nam de vrijheid
eens te komen luisteren."
„Nu," klinkt het uit den mond des burgervaders op
norschen toon: „het was vrij wat beter, als je maarliever
aan je werk gingt, in plaats van hier te komen staan luijeren."
En de verschrikte Klaas.... kiest het hazenpad.
Gelukkig, dat er niet veel zulke burgemeesters en weinig
zulke staatsburgers zijn.
Er is sprake van een groote nieuwigheid in de visch-
kunst. De Noorwegers hebben in de scheepvaart en op
hunne kustvaarders het gebruik van den telescoop aange
nomen; zij hebben hem zelfs ingevoerd in de vischvangst.
Al de Noorweegsche visschers zijn voorzien van een
telescoop of buis van 3 tot 4 voet lang; men steekt het
uiteinde van den telescoop in het water en ziet aldus de
voorwerpen op 10 of 15 vademen diepte, juist alsof zij op
de oppervlakte waren. Men begrijpt van welk nut derge
lijke uitvinding voor de visschers is.
Dat ook olifanten gevoel voor elegauce en een zekere
welgemanierdheid hebben, werd onlangs door een grooten
olifant in den Jardin des Plantes te Parijs bewezen. Ditmaal
zoetigheid en alle versnaperingen versmadende, vervolgde
de olifant met zijne liefkozingen eene jonge dame, die hij,
zoodra zij zich verwijderde, met begeerigheid nazag. Toen
zij werkelijk wegging, maakte hij al de gebaren van een
hartstogtelijk minnaar. Het meisje, dat niettegenstaande de
de bekende gemoedelijkheid van den olifant angstig was
geworden, verhaastte hare schreden, waarop het dier allerlei
geluiden begon te maken. De bewaker van het dier wist
het meisje over te halen om terug te keeren en het bouquet
te geven, dat zij in de hand had. De olifant greep de
bloemen met zijn snuit, bragt ze begeerig naar den mond,
snoof met welbehagen den geur op en gaf den bloemruiker
daarna tot algemeene verbazing met komische gratie
aan de eigenares terug. De bouquet bestond uit oranje-
bloemen tot opheldering van dit feit kan dienen, dat de
olifant veel van pommerans-geuren houdt. Op Java zoeken
de olifanten de met bloemen bezaaide oranjeboomen en
verkwikken zich aan de geuren daarvan; ook eten zij met
groote voorliefde de vruchten.
Nog iets betreffende de feestviering' te Alkmaar,
Alkmaar is, zoo meldt men o. Et. van daar aan het Vad.,
een pronkjuweel onder de steden in ons vaderland. Wat
fraaije gezigten langs de grachten en kaden, wat schoone
antieke gebouwen en woonhuizen, wat aardige ouderwetsche
luifels en posthuizen en vooral, want dat valt terstond een
ieder in 't oog, wat een reinheid, welk een waas van welstand
onder de ingezetenen, en welk vertier onder handel en
nering. Dat de burgerij ook de middelen bezat om wat
schoons tot stand te brengen, wanneer er aanleiding bestond
om de hand wat diep in den zak te steken, is dan ook
gebleken. Alkmaar's pleinen, bruggen, grachten, straten,
"stegen waren in een grooten tuin, style Lenótre, lange
lanen met guirlandes, bloemfestoenen, bouquetten, trans
paranten met slier-, kreupel- en ondichten, met vlaggen,
vaandels, wimpels en banieren getooid, behangen, versierd,
overladen, in één woord 't is niet te beschrijven, maar 't
was mooi in zijn soort, heel mooi. Het publiek was opge
togen over al wat er te zien was; en er was publiek te
over om met smaak te kunnen oordeelen, al waren er ook
die na lang een eereboog van sparreloof te hebben staan
aangapen, vroegen: wat dat nu voor groente was.
Omtrent de plegtigheid der aanbieding van een feest-
banier aan de Algemeene Feestcommissie door èene ver-
eeniging van jonge dames, in het feestlokaal op het Doelen
plein, lezen wij in het D. v. 's Gr. het volgende:
Niettegenstaande de groote menigte, die bij honderden
de zaal vulde, heerschte er een opmerkelijke stilte. Men
verkeerde blijkbaar onder den plegtigen indruk van 't
oogenblik, en voor de meesten, die den geliefden Oranje
vorst nimmer mogten zien, was het een treffend oogenblik,
toen Z. M. de feestzaal binnentrad. Aan den ingang werd
hem, behalve de hulde van de feestcommissie, die Z. M.
en de Prinsen een fraai gebonden exemplaar van het feest
programma overhandigde, een allerliefste verrassing bereid
door een groepje sierlijk gekleede meisjes van 6 tot 8 jaar,
die Z. M. en de Prinsen begroetten met een regen van
bloemen en een fraaijen bloemruiker.
De aanwezigen waren bij 't binnenkomen van Z. M.
opgestaan, en nadat Z. M. en de Prinsen op de voor hen
bestemde fauteuils hadden plaats genomen, klonk krachtig
door dc zaal het „Hollands glorie" van Richard Hol,
woorden van Groenewegen. Het mannenkoor werd daarbij
begeleid door een flink orehest van blaasinstrumenten.
Middelerwijl waren de juffers de koninklijke estrade ge
naderd en mejonkvrouw Cornelia Mathilde van Foreest,
in 't wit barège, breede rosé sjerp en parelsnoer in 't
haar, trad naar voren, maakte een bevallige buiging voor
Z. M. den Koning en sprak met een bewonderenswaardige
vrijmoedigheid, die haar naam eer aandoet en met helder-
klinkende, vaste stem ongeveer het volgende
„Toen nu vóór 300 jaren onze vaderen pal stonden voor
het vaderland en het huis van Oranje, werden zij door
God gezegend met redding en uitkomst. Op het derde
eeuwgetijde van Alkmaar's victorie gevoelen de jonge
dochteren van deze stad zich gelukkig, nu zij in de gele
genheid zijn aan een doorluchtigen nazaat van Prins Willem
van Oranje haar hulde te brengen. Zij verzoeken U. M.
wel de verzekering te willen aannemen, dat haar hart nog
even warm klopt voor het vaderland en het Oranjehuis."
Zich vervolgens tot den voorzitter der feestcommissie,
den heer de Dieu Fontein Verschuil', wendende, verzocht
de spreekster hem de feestbanier van Alkmaar's jonge
dochters aan het gemeentebestuur aan te bieden, als een
blijk, dat ook de Alkmaarsche meisjes op dezen treffenden
gedenkdag niet hadden willen achterblijven. „De groote
daden van het voorgeslacht, sprak zij, leggen ook aan het
tegenwoordige geslacht dure verpligtingeu op; die daden
moeten ons aansporen, om toe te nemen in gehechtheid
aan het Huis van Oranje, in liefde voor het vaderland en
onderlinge verdraagzaamheid. Deze banier moge ons jaar
lijks vereenigd zien bij de herinnering aan Alkmaar's
victorie en wanneer wederom een 8ste October aanbreekt,
dat dan niemand van ons meisjes haar afkomst onwaardig zij."
Namens de feestcommissie nam nu haar voorzitter, de
heer Fontein Verschuil-, het woord en sprak tot den Koning
de volgende hartelijke woorden
„Sire! Mogt de commissie, welke reeds jaren lang den
wensch heeft gekoesterd om dit derde eeuwfeest tot een
algemeen nationaal feest te maken, de krachtdadige mede
werking ondervinden van het gemeentebestuur, niet minder
zijn het de milde bijdragen der vorstelijke leden van het
Huis van Oranje, en de bijdragen van zoovele Nederland-
sche landgenooten, die haar de oprigting van het gedenk-
teeken ter herinnering van Alkmaar's Victorie-dag mogelijk
zullen maken.
Grooten dank zijn wij aan onzen Koning verschuldigd,
die zijn belangstelling nimmer verzaakt, en door zijne tegen
woordigheid en die van HH. KK. HH. de Prinsen Hendrik
en Alexander Hdr. ingenomenheid doen blijken in hetgeen
Alkmaar's ingezetenen hebben over gehad om aan het
nationale feest de hoogste beteekenis te geven."
Vervolgens het woord tot jonkvr. van Foreest voerende,
zeide spreker: „Aan de bevallige schenkster van deze banier,
uit naam der stad, een woord van bartelijken dank voor
dit hoog gewaardeerd blijk van onderscheiding, dat der
gemeente tot een eeuwig blijvend aandenken van dezen
feestdag zal blijven. Het is een edel en schoon denkbeeld,
dat ook het zwakke geslacht wil toonen, het beleid, den
moed en de dapperheid van den voorzaat hoog te waardeeren.
Ik breng u mijn warmen dank, mejonkvrouw! voor de
lieve en gepaste wijze, waarop gij u van uw taak gekweten
hebt. Uw taal was dubbel schoon, nu zij van do lippen
kwam van een edele spruit uit dat oud adelijk geslacht,
dat zoo roemrijk medestreed voor Alkmaar's victorie."
Fanfares en uitvoering door het zangkoor van Verhulst's
„Vlaggelied" sloten deze eigenaardige plegtigheid. De
Koning, gevolgd door de Prinsen, verlieten de estrade en
Z. M., den heer van Foreest opmerkende, drukte hem
hartelijk de hand.
Aan het verslag der N. Rott. Crt. ontleenen wij de vol
gende regelen, o. a. gewijd aan het leggen van den sluit
steen aan het fundament voor het op te rigten „Beeld der
overwinning," en het gesprokene door den feestredenaar
dr. N. Beets.
„Alkmaar, zei de spreker ongeveer, zich tot Z. M. den
Koning wendende, Alkmaar, met hare 12,000 .inwoners,
eene der bloeijendste steden van uw rijk, viert heden feest.
Alkmaar herdenkt hoe driehonderd jaren geleden het hoofd
aan den Spanjaard is geboden en hoe van dat oogenblik
de overwinning was begonnen. Het begin van de over
winning! Dat woord verplaatst ons in den bangsten en
tegelijk in den schoonsten tijd. Het roept de groote
worsteling in herinnering voor de vrijheid van geweten en
de vrijheid van ons volksbestaan, eene worsteling door het
Nassausche zwaard bij Heiligerlee ingewijd, om nieuw
voedsel te verwerven door de inneming van den Briel door
de dappere Watergeuzen. Eene noodlottige wending volgde.
De moord en jammer van Zutphen en Naarden en de val
van Haarlem. Alkmaar werd belegerd. Dertien honderd
weerbare mannen, voorgegaan door 800 soldaten, hebben
zonder hulp van buiten, en zeven weken wachtende op de
verlossing die het rijzende water moest aanbrengen, het
hoofd geboden aan de even talrijke als geoefende Spaansche
benden met de geleerdste opperhoofden aan de spits. En
toch werd door de kleine schaar eene volkomen zegepraal
bevochten. Uit dien kamp op leven en dood werd de
vrijheid geboren en nam voor goed den Nederlandschen
grond in bezit. Ik zal niet de geschiedenis van het begin
der victorie verhalen. Zij is Uwe Majesteit, en allen, die
hier bijeen zijn, bekend. Ik wil er slechts op wijzen, hoe
zij in de allereerste plaats is verhaald door een ooggetuige,
voortspruitende uit een oud geslacht, dat aan het vaderland
zooveel voortreffelijke loten geschonken heeft en waaraan
vermaagschapt te zijn mij wel de eer zal hebben bezorgd
tot feestredenaar te zijn geroepen. Onder het kraken van
het vijandelijk geschut werd na den heeten strijd van den
dag, door Foreest des avonds of des nachts de geschiedenis
van het beleg op 'het papier gebragt. Geen acht dagen
na het beleg waren er verloopen, of hij kon der overheid
een verhaal in de Latijnsche taal aanbieden. Zóó waren de
mannen van die eeuw. Zóó was hij, van Teylingen, op het
oogenblik waarop hij het Alkmaar voor den Prins! uitriep.
Zóó was van der Mey, die met bijlslagen bij dat woord van
van Teylingen op de Friesche poort aanviel, en later met
groot gevaar den brief in een polsstok overbragt, waarin op
ontzet werd aangedrongen. Zóó waren de mannen die boven
in de kerk op de schalmei bliezen, ten einde den vijand
te doen zien, dat de belegerden goedsmoeds waren. Zóó
ook waren de vrouwen.
Het was vruchteloos, dat de Spanjaard rekende op 't verraad
van een enkelen stedeling. Uit deze geschiedenis is te
zien wat, onder hoogeren zegen, volhardende inspanning en
eendragtig zamenwerken vermogen. In het vertrouwen op
de hulpe Gods hebben allen deelgenomen aan hetgeen allen
gold; er was één wil en één geest; niemand die niet deed
wat hij of zij vermocht. Met de vendels van Cabeliau en
Ruychaver staan de als bootsman gekleede mannen en vechten
als leeuwen; naast den Geuzen-hopman, de eenvoudige
burger; de vrouwen herstellen de bres, die door de mannen
wordt verdedigd; tot zelfs de kinderen nemen deel aan
den strijd en weten zich voor den vijand ontzagwekkend te
maken; niemand wijkt, die niet sneuvelt, of niet zwaar
gewond is. Ginds, aan de Friesche poort, is vier uren
fel en vreeselijk gestreden; daar vliegt de vijand tegen de
bres op, maar wordt er euvel ontvangen, met schietgeweer
en zwaard en bijl, met gloeijend lood, brandende takken
bossen, pek en teer; hij vlugt.... maar versche scharen
rukken steeds aan; zij weten de kruin van de bres te
beklimmen. Victorie! de stad is onsschreeuwt de Spanjaard,
terwijl hij het vaandel plant, maar in hetzelfde oogenblik
wordt het vaneengescheurd, en, door een burger in tweeën
gehouwen, stort de Spanjaard naar beneden, weldra
door al de zijnen gevolgd, wier lijken de bres zóó ver
sperren, dat de vijand aan een derden aanval niet kan
denken. Zie, hoe ginds aan den Rooden Toren drie hevige
aanvallen worden doorstaan. Meer dooden van den vijand
liggen opeengehoopt dan de aangevochten stad aan weer
bare manschappen telde. Zóó was het drie eeuwen geleden.
En heden? Welk een contrast! Thans bevinden we
ons in een bloeijende stad, waar sedert 1573 de bevolking
meer dan verdubbeld is, met markten waar millioenen schats
werden omgezet. Thans is Alkmaar in feestgewaad gehuld
met eene vrije en blijde bevolking, zich overgevende aan
de vreugde bij de herdenking van het verledene, in het
genot van Ui'. Ms. tegenwoordigheid. Waar eertijds de
wal was, vloeit nu het Kanaal, door vlijt gegraven, dat de
schatten van Oost en West overbrengt naar Ur. Ms. hoofd
stad. Aan de overzijde kostbaar vee, dat niet meer te
vreezen heeft te worden opgeofferd om een bloedig uiteinde
te verhoeden. Dat zijn de vruchten van den vrede, aan
een gelukkig volk onder uwen scepter ten deel gevallen;
dat zijn de gevolgen van de vrijheid en van het innig
verband van Oranje en Nederland, door lief en leed gesterkt
en door ervaring gelouterd. Dat is het werk van God,
met wien onze voorvaderen een vast verbond sloten. Die
God heeft niet gewild dat deze plek, doorweekt van het
bloed der martelaren, de prooi van dwingelandij en geweld
zou worden. Hij is het die tot de 'volle zege heeft geleid.
Hij was het die aan de regenten wijsheid, aan de helden
dapperheid, aan allen dien geest van eensgezindheid schonk,
die aan eene kleine schaar de bovenhand deed' behouden
boven de groote. Hij was het, die weer en wind, storm en
vloed tot de goede uitkomst deed medewerken op eene wijze,
dat zelfs de ongeloovigste Zijne inmenging niet kan ont
kennen. Leg dan, Koning Willem de Derde, op dezen
dag, omringd door eene gelukkige tot feestvreugde gestemde
menigte, die met een dankend hart het oog op dien God
gevestigd heeft, den sluitsteen der fundeeriug van een
gedenkteeken, niet bestemd tot verheerlijking van een enkel
persoon, maar bestemd om de onbezweken trouw en den
onbezweken moed van het voorgeslacht in herdenking te
brengen, waardoor eene eerste uitkomst werd verworven,
waarvan het vervolg duurt tot op dit oogenblik. Prins
Willem de Eerste legde met de Unie van Utrecht den
eersten sluitsteen. Volbreng gij thans onder het klinken
van het onde Wilhelmus de vernieuwing van het met u
en uw geslacht gesloten verbond van liefde, dat nimmer
meer vergaat!"
Zijne Majesteit de Koning en de Prinsen verlieten daarop
de tribune en begaven zich naar de plek, waar de fuudeering
zich bevindt van het te stichten monument. Het leggen
van den sluitsteen had door Z. M. plaats op de gebruikelijke
manier. Na Zijne Majesteit spreiden de beide Prinsen met
den hun aangeboden zilveren troffel de kalk uit, hun door
in het wit gekleede jonkvrouwen aangeboden, waarna Zijne
Majesteit den steen legde cn bevestigde over de oirkonde,
die van de daad de getuigenis behelst.
Groote geestdrift, zich uitende in langdurig gejuich en
het aanheffen van het Volkslied, waarbij het gebulder van
het geschut den boventoon voert.
De vorstelijke personen naar de koningstribune terug
gekeerd zijnde, hervat de heer Beets zijne rede ongeveer
aldus
„De beteekenisvolle plegtigheid is verrigt! Aller harten
en oogen zeggen Uwe Majesteit dank. Rijze dan weldra
het gedenkteeken, predikende wat den 8sten October van
jaar tot jaar in Alkmaars bedehuizen dankbaar wordt
herdacht, de Alcmaria VictrixHet zal bewijzen dat het
tegenwoordige geslacht de groote oogenblikken van het ver
leden niet vergeet. En zoo, wat God verhoede, de dag
des gevaars ooit weer aanbreekt, moge de aanblik van het
monument er dan toe medewerken om den moed, de
trouw en de vroomheid van het voorgeslacht te doen her
leven. Zonen van Alcmaria Victrix, kinderen van het
vrijgevochten vaderland, dierbare landgenooten, ten aanhoore
van Zijne Majesteit onzen Koning, een laatst, een ernstig
woord. Het is goed dekennis der geschiedenis te hernieuwen.
Het is goed den eerbied voor het voorgeslacht en den
nationalen geest te verlevendigen door het oprigten van
gedenkteekens. Het is verstandig zich mogelijke nieuwe
gevaren voor te stellen. Het is ook verstandig aan te
kweeken en wakker te houden dat innerlijke, waarin vooral