Benoeming-en, enz. STATEN-GEAERAAL. noodig was, die echter met beleid moet geschieden. Onze grondwet zetelt in de consciëntie des volks, en daardoor is zij ons zelfs met de fouten lief. Twee liederen door de kinderen (het Wilhelmus- en het Vlaggenleid) en de jubel-ouverture van von Weber besloten de bijeenkomst. Een persoon die Zaturdag nacht te 's Hage in een danshuis, twee twistenden wilde scheiden, ontving een gevaarlijke steek in den hals, die hem het leven kan kosten. De dader, een 18jarig jongeling, die nog twee en een half jaar gevangenisstraf moet ondergaan, waartoe hij door het hof van Zuidholland wegens diefstal is veroordeeld, is gearresteerd. Voor de jl. Vrijdag te Rotterdam gehouden aanbeste ding van het maken der pijlers en landhoofden voor de te bouwen brug over de Maas, het maken van eene kaaimuur fundering op Feijenoord, enz., was de laagste inschrijving die van de hh. J. Verwaaijen, te Arnhem, en J. Kooij, te Amsterdam, voor f 829,900, De heer J. A. Montijn, te Oudewater, oppert in de N. R. Crt het denkbeeld den Koning bij gelegenheid van zijn 25jarig jubilé een zijner meer waardig paleis aan te bieden. De geheele natie zou hiertoe kunnen medewerken. De schrijver herinnert er aan dat, thans bijna 10 jaren geleden, bij de beraadslaging over 's Konings voordragt tot stichting eener vergaderplaats voor de vertegenwoor diging, de oprigting van een beter en meer grootsch Ko ninklijk paleis werd ter sprake gebragt, waarop de minister Thorbecke ongeveer antwoordde „dat niet de kroon maar de natie daartoe het initiatief nemen kon, en de regering in dat geval tot dien wensch zou medewerken.' Een schipper uit Giessendam, die 's ochtends vroeg met zijn vaartuig naar Tiel was vertrokken om een lading aardappelen te halen, is op de hoogte van Hurwenen door het in aanvaring komen met een ander schip tusschen de beide vaartuigen geraakt, en verpletterd. Hij was onmid- delijk een lijk. Jl. Zaturdag hield graaf Bentinck van Middachten opnieuw met een aantal heeren en dames een jagtpartij te paard, ditmaal bij Wolfhezen op het terrein, door mevr. van Brakell beschikbaar gesteld. De personen van P. v. O. Klz. en J. H. v. D., te Steenwijk, die in den avond van 28 Aug. jl., te Zuidveen, onder Steenwijk, ds. H. U. M. moedwillig aangegrepen, mishandeld en in de sloot geworpen hebben, zijn door de regtbank te Zwolle veroordeeld, de eerste tot twee maanden eenzame opsluiting en twee boeten, van f 8 en f 25, en de tweede tot vijftien dagen eenzame opsluiting en f 8 boete. De regtbank heeft den eisch tot schadevergoeding aan de beleedigde partij ontzegd. Jl. Maandag is aan het spoorweg-station te Zwolle een hulp-wisselwachter, bij het aanhaken van wagens, met het hoofd tusschen de buffers geraakt, aan de gevolgen waarvan hij kort daarna is overleden. De ongelukkige laat eene weduwe met 3 kinderen na. De veeprijzen te Deventer en Doesburg blijven steeds dalende. Voor het gezin van den hoofdonderwijzer Pon, te Genemuiden, die zoo ongelukkig om het leven kwam, is reeds de belangrijke som van ongeveer f 4000 aan bijdragen bij de commissie ingekomen. Een treffend ongeluk had in de nabijheid van Meerssen plaats. Zekere H. wilde een os, die het op een loopen had gezet, in zijn ren tegenhouden, met het noodlottig gevolg, dat hij onder het dier geraakte, 't welk hem met een der pooten zulk een harden stoot op het hart gaf, dat hij terstond een lijk was. De wereld-tentoonstelling te Weenen is jl. Zondag namiddag ten 4 ure gesloten. De nalatenschap van den Hertog Karei van Brunswijk bedraagt na aftrek van het passief (2 millioen francs) 18,600,000 francs. Benevens de Amerikaansche en Duitsche spoorweg—aandeelen. Daarbij komt het hotel Beaujon te aanleiding tot den dood van 500 menschen in ééne week, door de verspreiding van de cholera. Velen vlugtten naar Brompton, 8 kilometer stroomopwaarts van Londen, maar weldra brak ook op die plaats de cholera uit. De vlugtelingen lieten namelijk, ouder gewoonte, hun theewater halen uit de pomp in Broadstreet. Eene oude dame was gevlugt naar Hamstead, 5 kilometer ver, maar zond dagelijks haar dienstmeisje naar de bovengenoemde pomp om theewater te halen. Beiden kregen de cholera, maar overigens niemand te Hamstead. Förster beweert, dat de cholera door de putten verspreid wordt. Volgens dezen geleerde wordt de cholera-smetstof in de secreet- kuilen, waarin de uitwerpselen van cholera-lijders geworpen worden, of in den bodem in den omtrek van die kuilen, rijp, vermeerdert zich daar, dringt door de aardlagen in de putten en komt met het putwater uit den grond in het menschelijk ligchaam. Dit is de meest voorkomende, ofschoon misschien niet de eenige weg, dien het cholera-gif neemt, doch zeker wel de eenige weg, waardoor groote cholera-epidemiën veroorzaakt worden. Hij steunt zijn ge voelen door de volgende feiten: 1. dat plaatsen, die haar drinkwater niet krijgen uit zulke door den inhoud van secreetkuilen verontreinigde putten, maar drink water hebben, dat niet op die wijze verontreinigd kan zijn, vrij van cholera blijven; 2. dat al onze gewone in den grond gegravene putten onder den invloed van secreetkuilen staan. Er zijn verscheidene plaatsen, die steeds vrij van cholera zijn gebleven, en deze krijgen haar drinkwater uitsluitend door water leidingen van buiten de stad. Onder die plaatsen moeten vooral genoemd worden: Foolsch Lissa, Lauban, Pless, Neumarkt, Grim berg en Glogau. Het grootste gedeelte van de laatstgenoemde stad, Glogau, heeft eene waterleiding en bleef steeds bevrijd van cholera, ofschoon er in 1866 in een kamp van gevangene Ö^ten- rijkers de cholera uitbrak en er ook eene cholera-epidemie woedde in een klein gedeelte van de stad, op den regteroever van de Oder, dat geene waterleiding heeft, maar zijn water uit putten krijgt, die in den grond zijn gegraven. Genoeg zeker om alle bewoners van Haarlem aan te sporen geen putwater te drinken, maar als drinkwater te gebruiken het duin water, dat door de waterleiding iu onze stad wordt gevoerd en dat door de goede zorgen van ons gemeentebestuur voor iedereen te krijgen is, gratis zelfs voor wie het niet kan betalen. (Haarl. Crt.) Dr. T. C. WINKLER. Parijs, waarvan de waarde op 520,000 francs is getaxeerd, benevens 5000 uniformen, die veertig jaar te Boulogne in bewaring hebben gelegen. De betrekking van reporter is een moeijelijke betrek king, waarbij nog komt, dat, zoodra er iets bijzonders voorvalt, de concurrentie de hand in het spel heeft, zoodat de arme berigtgever met list en geweld moet zorgen het eerst op de plaats te wezen. Is het dan wonder dat er /particuliere correspondenten" zijn, die, om hun berigt het allereerst af te kunnen leveren, den tijd niet afwacht, dat de gebeurtenissen geschied zijn, maar ze vooruit loopen? Zoo kon men in de Wiener Presse een zeer uitvoerig en even gemoedelijk berigt lezen van de hofjagt in Guntransdorf, welke ter eere van Keizer Wilhelm plaats had gevonden. Niet alleen de kleeding der beide keizers is hoogst naauw- keurig beschreven,, maar ook werd precies medegedeeld, wat zij gesproken hadden, dat het eerste stuk wild, dat de keizer schoot, een faisant was en ten slotte werden de vaste hand en het zekere oog van den grijzen vorst bij deze ge legenheid geroemd. In het geheel vult deze correspondentie niet minder dan twee en een halve kolom van het feuil leton. Nu wil intusschen het toeval, dat op dien voor middag graauwe regenwolken den horizon verduisterden, en er, juist toen de jagt zou beginnen, een koude herfstregen viel, zoodat de jagt, zoo niet onmogelijk werd, dan toch geen bijzonder genoegen scheen te zullen opleveren. Ge noeg 1 Toen men in Laxemburg aankwam, werd goed gevonden de jagt niet te laten doorgaan, terwijl de Keizers, om den regen, zelfs niet eens den hofsalonwagen verlieten, maar na een half uur terugkeerden. Onze arme reporter kwam te laat tot de overtuiging, dat hij een verloren man was, daar het bleek, dat de faisant, welke de keizer ge schoten had, een der kostbaarste eenden van hem, verslag gever, was geweest. (Arnh. Crt.) Een bruiloftstaart. Zoo als de „Manchester Courier" berigtte, heeft de heer Jonn Rastrou, de eigenaar van de stations-restauratie van den Boston- en Southwest- spoorweg, een bruilofstaart gemaakt ter gelegenheid van het huwelijk des hertogs van Edinburgh met de eenige dochter des Russischen Keizers. De taart, een meesterstuk van banketbakkerskunst, bestemd om den koninklijken disch te versieren, is ruim drie meter lang en weegt tweehonderd dertig pond. Zij bestaat uit zes verdiepingen en heeft veel overeenkomst met den por seleinen toren van Nanking. De taart is met vlechtwerk van bloemen gedekt, die gracieus over een prachtige, met oranjebloemen gevulde vaas neerhangen. Bij de dd. Artillerie-Schutterij alhier zijn met ingang van den 1 dezer benoemd: bij delstekomp., tot sergeantsJ. J. Commerell, J. B. A. Meijer, F. H. B. Riesselman, M. den Duik, J. Bakker en C. B. Schulmaijer; tot korporaals: T. de Wijn, A. Lub, J. H. L. Volmulder, A. van Willigen, J. van Duin, P. .F. Marmelstein, J. Berg en P. H. Dilg; bij de 2de komp., tot sergeants: P. J. K. Lupgens, V. de Wit, J. Verfaille, S. van Gijn en H. Uurbanus; tot fourier J. van der Yen; tot korporaals: J. N. de Langen Wendels, F. Reitsma, F. Sant, J. D. Filarski, K. Geus, A. Klik en E. C. Kwist; allen thans schutter. Aan jhr. B. A. Engelen van Pijlsweert is, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als 1ste luit.-kwartierm. bij de dd. schutterij te Alkmaar. Na afgelegd examen is tot landmeter bij het kadaster benoemd de heer C. F. A. de Groot, te Alkmaar. Met ingang van den 1 dezer is de heer B. J. Tideman, op zijn verzoek, eervol ontheven van het geven van onderwijs in de scheeps- bouwkunde aan de Polyt. school te Delft, en is dat onderwijs op gedragen aan den heer J. W. Calten, ingenieur bij de Directie der Marine te Hellevoetsluis. Tweede Kamer. Zitting van Zaturdag 1 November. De algemeene beraadsla gingen over de Indische begrooting zijn voortgezet. De hh. Berch van Heemstede, Lenting, vau Kerkwijk, Moens, Bredius, Fabius en van Houten hebben het woord gevoerd. Heden middag ten 1 ure is de minister van Koloniën aan het woord. Het in de jl. Vrijdag bij de Kamer ingekomen voorstel van de hh. Gratama, Idzerda en van Kerkwijk strekt om bijna alle bepa lingen in te trekken van de bestaande wet op de jagt en visscherij, die betrekking hebben op de jagt, zoodat het behoudens bestaande regten, aan ieder eigenaar van den grond geoorloofd zij het wild te dooden dat op zijn grond leeft. De bepalingen van de wet op de jagt en visscherij, die betrekking hebben op de visscherij, blijven volgens het voorstel in stand. Het beginsel der ingekomen nieuwe muntwet is aanneming van den enkelen gouden standaard voor Nederland. Voor Indië blijft voorloopig de zilveren standaard gehandhaafd. De schipbreuk van <le mailboot Prins Hendrik. Van een der passagiers ontvangt het D. de onderstaande beschrijving, die ook wij gaarne in onze kolommen opnemen „Den 4 Sept. verlieten wij, met zeer mooi weêr, de reede van Batavia, allen gelukkig, in het blijde vooruitzigt, spoedig den vaderlandschen bodem te zullen betreden. Te meer rekenden wij op een zeer spoedige reis, daar de Prins Hendrik een ongeloofelijk groote vaart liep en de machines en stoomketels het lieten aanzien, dat er aan geen averij te denken viel. Wij liepen meestal ruim 70 mijlen per etmaal, terwijl de kleinste vaart 56 mijlen per etmaal was. Het getal der passagiers en ekwipage bedroeg pl. m. 170 a 180 man. (Hier volgt het verhaal van de schipbreuk zooals we dat opnamen in ons vorig nummer Des avonds omstreeks 6 ure landden wij te Gowai aan de Egyptische kust; aan den wal komende vonden wij daar eenige Turken, die er geen vaste woonplaats op na hielden, zoodat wij ons dien nacht aan het strand onder den blooten hemel moesten behelpen; de dames en kinderen in het midden, de overigen in de rondte. Door een der passagiers, de majoor Beekman, werd voorgesteld om, ter voorkoming van alle mogelijke onheilen, gedurende den nacht om beurten wacht te houden. Daar wij niet wisten of er ziel meerdere menschen bevonden, en hoe zij gezind waren vond dit natuurlijk algemeen bijval. Wij waren allen zeer vermoeid en doornat, en hoewel het in het begin der westmousson en 's nachts zeer koud was, sliepen wij toch tamelijk goed. In den nacht kwamen de kapitein en het achtergebleven gedeelte der ekwipage met de sloep voor Gowai ten anker, daar het gevaarlijk was om door den steengrond in den nacht te landen. Opdat de kapitein ons zou vinden hadden wij een licht ontstoken. w Zeer vroeg waren wij op, en behoefden natuurlijk ons toilet niet te maken, daar wij niet anders bezaten als het geen wij aanhaddeneen ieder was koud en onaangenaam; de zwemgordels hadden dienst voor hoofdkussens gedaan. In den morgen vernamen wij van den kapitein, die toen met de overigen landde, dat het prachtige vaartuig da avonds ten 9 ure, geheel met het achterschip in de hoogte, gezonken was. De drie Turken, die wij des avonds gezien hadden, ba zorgden ons, na alvorens een gebed gedaan te hebben water. Het water moest gehaald worden uit een soort grot, waar degenen die hen vergezelden moesten knielen De kapitein deed zoo goed mogelijk door gebaren zijn best om te weten te komen hoever wij nog van Kosseir ver wijderd waren; zij gaven te kennen dat het gevaarlijk was de reis dadelijk te ondernemen; er stond dan ook een hooge zee, en wij waren blij dat het kalme weêr een weinig afgewacht werd. Zoo gingen wij dan des middags tegen 1 ure met zevet sloepen onder zeil. Een 50tal van ons ging te voet; zij wilden zich liever een vermoeijenden wandeltogt door dt heete woestijn getroosten, dan wederom evenals den vorigei dag de angsten in de sloep door te staan. Door de zorgei van den kapitein werden zij van water voorzien, dat dooi een kameel gedragen werd. Ook door een der dames weri voor haar en haar kinderen een kameel gehuurd. De genoemde Turken deden ons goede dienst als gidsen. De reis met de sloepen ging, vooral nu zij minder beladen waren, zeer goedvan tijd tot tijd zagen wij de wandelaar! in de woestijn. Onze blijdschap was zeer groot, toen wij Kosseir in hel gezigt kregen, en vooral toen wij huizen zagen, en hel plaatsje bewoond was. Nadat de sloepen waren geland, werden wij verwelkomd door twee Europeanen; de een was, naar ik meen, een officier van het Italiaansche gou vernement, en de ander een doctor, die, naar ik vernam, reeds 13 jaren aldaar zijn verblijf hield. Nadat de kapiteii de zaak had blootgelegd, konden wij uit de sloepen komen, en ons gelukkig op den vasten wal bewegen. Ónmiddelijk werden eenige gebouwen voor ons beschikbaar gesteld; de gehuwden met hun kinderen kregen een lokaal, mij mei eenige anderen werd het hospitaal tot verblijf aangewezen; de kapitein en zijn officieren namen hun intrek bij den gouverneur, mede een zeer vriendelijk en behulpzaam mensch; den terugkeerenden militairen werden tweegebouwei aangewezen, terwijl de manschappen van de verongelukte boot in de sloepen bleven. Ten 8 ure kwamen ook degenen die den togt door den woestijn gemaakt hadden aan, ver moeid en eenigen door de zon zeer verschroeid. Tapijten werden des avonds voor ons op den grond uitgespreid; ds zwemgordels deden weder goede dienst voor hoofdkussens. Kosseir is een Turksch plaatsje met naar ik vernam 1000 zielen, voor wie het bidden en kerkgaan een hoofd zaak is; er bevinden zich dan ook verscheidene missigits, Daar wij in het hospitaal aan het strand logeerden, zager wij hen elk oogenblik hun gebeden uitstorten. Men vertelde mij dat de stad pl. m. 100 jaren telt, et het fort door Napoleon I werd gesticht. De huizen zien ei zeer vervallen uit; zij zijn dan ook slechts van ruwe, vat het strand genomen steenen, gebouwd met een soort kalk die niet duurzaam schijnt te zijn. Er schijnt echter eet geheele verbouwing te zullen plaats hebben. Alles wordt er aangevoerd door kameelen, waarvan men er dagelijks een aantal ontmoet. Zooveel mogelijk werd er voor ons gezorgd; de reeds genoemde doctor en officier waren den geheelen dag in de weer, en daar zij Fransch spraken, konden wij ons steeds tot hen wenden. Alle dagen kregen wij voldoende brood en water, en des middags soep, rijst en schapenvleesch; ook van eenige vaatjes boter, die nog aanwezig waren, werd ons eiken dag verstrekt; de visch was er heel goed koop, en door de hulp van den doctor ontvingen wj gereedschap om die zelf te bereiden, zoodat wij behoorlijk en flink gevoed werden. Het ontbrak ons wel is waai aan borden, vorken en lepels, doch die zaak liet zicli gemakkelijk schikken. De twee Europeanen en de gouverneur gaven wat zij hadden, doch waren natuurlijk niet voor zóóveel menschen ingerigt. De Turken eten op een zeer eenvoudige manier, namelijk uit hun hand, of met behulp van een houten lepeltje ei blikje. De administrateur, de heer Molenaar, interesseerde zich voor alles, en het was waarlijk geen gemakkelijke taak, een ieder tevreden te maken en van het noodige te voorzien. Gelukkig bevond zich te Kosseir een telegraafkantoor, zoodat ónmiddelijk onze toestand getelegrapheerd werd, want wij verlangden natuurlijk hartelijk om zoo spoedig mogelijk te worden afgehaald. Den 9den dag na onze aankomst werd er door de bevol king een feest, het nieuwe maanfeest, gevierd, door aller hande Turksche spelen, als: hardrijden op kameelen ei ezels, schommelen enz. Zeer vroeg gingen wij dit bijwonen. Aangenaam werden wij dien dag verrast door het zien van een stoomschip; spoedig vernamen wij dat het een Turksck schip was, afgezonden door den Onderkoning. Tegelijkertijd kwam er een Engelsch stoomschip aan, dat naar de Brothers was geweest om te zien of er van de Prins Hendrik nog iets te redden was.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 2