1873. N°. 134.
Vrijdag 7 November.
31 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Binnenland.
HELDERSCHE
ËV NIËUWEDIEPER COURANT
,,Wij huldigen het goede.
Verschijnt Dingbdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
A-bonnemeatsprijs per kwartaalf 1.30.
franco per post - 1.65.
Bnrean:
10LENPLEIX, X°. 163.
Prijs der Advertentiën V»n 14 regels 60 cent,
elke regel mier 15 cent,
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS 1
Naar Oost—lndië: via Triest 11 Nov, 's avonds 6 u.
t Marseille 20 Nov., 's avonds 6 u.
Brindisi 17 Nov., 's avonds 6 u.
Ciiraqao en Suriname, 16 Nov., 's morg. 6 u.
Kaap de Goede Hoop, via Southampton: 13 Nov.,
's morg. 6 u.
HELDER en NIEUWEDIEP, 6 November.
De mailboot Koning der Nederlanden, kapt. M. C. Braat,
is den 2 dezer te Padang aangekomen, na een reis van 36
dagen, waarvan 32 dagen onder stoom. Alles wel aan boord.
De mailboot Conrad vertrok gisteren morgen van
Port-Saïd naar hier.
Zr. Ms. schroefstoomschip Marnix heeft den 4 Oct. jl.
de Simonsbaai verlaten, ter voortzetting zijner reis naar
Nederland.
De tooneelvoörstelling gegeven door den Burgerkring
Harmonie ten voordeele van de weduwe A. de Kok
heeft opgebragt f 279,08.
Den 15 dezer zal van het koloniaal werfdepot te
Harderwijk naar hier vertrekken een detachement suppletie
troepen, sterk 200 man (waaronder 12 onderofficieren), om
dien dag te embarkeeren aan boord van de via Suez
naar Java bestemde mailboot Holland.
In een groot aantal plaatsen van Nederland is den 3
dezer bet 25jarig bestaan der grondwet herdacht. Mee-
rendeels bepaalde de viering zich tot het uitsteken van
vlaggen van openbare gebouwen en particuliere woningen.
Bij de verschillende regimenten infanterie is groote
behoefte aan tamboers; er schijnen zich, in weerwil dat de
jaren van dienstneming voor de jongelingen van 10 op 5
jaren is gereduceerd, nog geen liefhebbers op te doen. Er
zijn kompagniën, die slechts één tamboer bezitten, en waar
de dienst alsdan, wanneer dit noodig is, door tamboers
van andere kompagniën moet geschieden. Bij het bataillon
mineurs en sappeurs komen er vijf te kort. (U. D.)
Omstreeks de helft van Aug. jl. hebben twee leden
der commissie van uitvoering in Nederland voor den bouw
van den Willemstoren te Dillenburg die plaats bezocht en
Praatjes over Landbouw.
YIIT.
De zomer met de vele bezigheden, welke zij een landbouwer
geeft, heeft mij verhinderd mijne landbouwpraatjes geregeld voort
te zetten. Doch nu de gezellige winteravonden beginnen te komen,
hebben wij beiden den tijd, ik om wat te vertellen en gij, waarde
lezer, om, zoo gij wilt, mijn gebabbel aan te hooren.
Ik heb gelukkig ditmaal niet lang te zoeken naar een onder
werp, want reeds voor weken stelde ik mij voor om zoo spoedig
mogelijk op de eene of andere wijze mijne opinie mede te deelen
omtrent de landbouwtentoonstellingen in ons land, en eene mooije
gelegenheid daarvoor biedt de ruimte in deze courant mij aan.
Vergeef mij, lezer! ik verzoek het bij voorbaat, als ik onder het
praten, soms bij ongeluk, even aan het doorslaan raak, want ik
heb mij al zoo dikwijls over allerlei zaken, het onderwerp betref
fende, geërgerd, dat ik bijna niet voor mijne eigene onpartijdigheid
durf in te staan.
't Is mogelijk dat het feit zich vroeger meer heeft voorgedaan,
maar zoo'n tentoonstellingswoede als zich in den afgeloopen zomer
heeft vertoond, herinner ik mij niet. Iedere provincie bijna hield
er eene tentoonstelling op na en de Hollandsche Maatschappij gaf
ons nog eene groote op den koop toe. Dat versnipperen van
krachten is het eerste en voornaamste wat mij ergert. In een
landje als het onze moet de onbeduidendheid der tentoonstellingen
tr wel het zekere gevolg van zijn. Ik stel mij voor, dat al het
geld wat in dit Jaar voor tentoonstellingen is besteed, gezamenlijk
en op andere wijze dan thans geschiedt, aan eene algemeene land
bouwtentoonstelling ware ten koste gelegd, en dan geloof ik, dat
die eene tentoonstelling ten minste vrij belangrijk had kunnen zijn.
Ik weet wel„veel hoofdén, veel zinnen," en men zou er niet zoo
dadelijk al de landbouwmaatschappijtjes in ons vaderland toe
krijgen om in gemeenschappelijk overleg te handelen, maar indien
er, om te beginnen, maar alleen eene strekking was tot dat doel,
dan wns er ten minste kans om er langzamerhand geheel toe te
geraken. Wanneer twee maatschappijen het eerst maar eens konden
worden omtrent het punt in kwestie, dan zou er spoedig wel een
derde, èèn vierde en eindelijk misschien de geheele verzameling
volgen. En weinige zamenwerking in den beginne, zou uit den
aard der zaak meerdere doen volgen. Want stel eens, dat er in
het centrum van 't land eene vrij belangrijke tentoonstelling werd
gehouden en zóó, als ik mij voorstel dat wenschelijk ware ('tgeen
ik straks nader zal definiëren), zouden dan Haarlem, Veendam en
dergelijke zich niet over hunne programma's en prijzen beginnen
te schamen?
Eene jaarlijksche (zoo noodig tweejaarlijksche) algemeene Neder-
landsche landbouwtentoonstelling, ziedaar, in dit opzigt, mijn ideaal;
maar onder voorwaarden. Dat is, dat er in vele opzigten eene
geheele omkeering kwame in de wijze van uitvoering. Vóór ik
hieromtrent in bijzonderheden treed, wensch ik het standpunt te
zich met eigene oogen overtuigd, dat de bouw voorspoedig
voortgaat. De toren is tot meer dan een derde van zijne
hoogte opgetrokken en geeft reeds nu een heerlijk vergezigt.
Ook trekt hij nu reeds, als van zelf, de aandacht van
ieder, die met den trein het voor elk Hollands hart zoo
merkwaardige stadje nadert. Het uitzigt bestaat, dat de
bouw in 1874 zal voltooid zijn. Hiertoe werkt mede de
nabijheid der steengroeve, opzettelijk voor den bouw aan
gekocht en in bewerking gebragt. In den gevel zal prijken
hét wapen van Willem I en het aan de christelijke
oudheid ontleende, op hem toegepaste symbool van den
pelikaan, die met eigen bloed de jongen voedt. De ruime
giften van aanzienlijke gevers en geefsters hebben de finan
ciële bezwaren aanmerkelijk verminderd, en het is eene
betrekkelijk kleine som van eenige duizenden guldens, die
nog vereischt wordt. Maar men koestert de hoop, dat
Neêrlands hoofdstad, die tot nu toe, ten gevolge van
verschillende omstandigheden, niet ernstig werd aangesproken,
die voor haar kleine sóm zal bijeenbrengen.
In het einde van 1871 is het allereeerst op het plan van
den Willemstoren te Dillenburg gewezen, voordat nog van
al de feesten, die gevolgd zijn en nog moeten volgen, in
het openbaar was gesproken. Zou het niet, vraagt men,
een schoon slot van die allen zijn, indien in het najaar van
1874 of in het voorjaar van 1875 die feesten besloten
werden met de toren-inwijding te Dillenburg?
-De Nederl. Handelmaatschappij zal in den loop van
deze maand een prachtige collectie Japansche goederen laten
verkoopen, die zij regtstreeks uit Japan ontvangen heeft.
Men vindt hieronder het fijnste lakwerk, porselein, ivoor,
sandelhout, foulards en zijden stoffen. Men zegt, dat de
waarde van deze bezending op twee ton gouds geschat wordt.
Beroepen te Schiedam, ds. H. W. Creutzberg, pred.
te Vlissingen.
Zestal te Hem (class. Hoorn)ds. Moltzer te Geer
vliet, Jungius te Andijk, Grient Dreux te Scharwoude,
Overman te Spijkenisse, Tijdeman te Zuiderwoude en Uitdam
en Buisman te Wieringerwaard.
Bedankt voor het beroep naar Doesburg, door dr.
P. Huet, pred. te Dirksland.
Den 4 dezer vierde de bisschop van Haarlem, in den
kring der kanunikken, den 12(jarigen gedenkdag zijner
bisschopskeuze. (De Tijd.)
bespreken, waar ik, bij mijn oordeel, van uitga. Als ik mij niet
vergis, is in 't algemeen het doel, dat de landbouwmaatschappijen
bij het houden van tentoonstellingen zich voorstellen, min of meer
egoïstisch. Men beoogt den bloei van zijne eigene vereeniging
(eene valsche bloei bovendien), meer dan die van den vaderland-
schen landbouw.
„We moeten leden hebben," zeggen de bestuurders der maat
schappijen, en daartoe is eene tentoonstelling niet alleen bevorder
lijk, maar zelfs noodig. Kunnen we geen programma maken, geene
prijzen uitloven, zooals we zouden wenschen, a la bonheur, als we
overslaan, dan is het mis, dan komen er niet alleen geene leden
bij, maar ze verminderen zelfs." Ik vermeen dat hierin grooten-
deels het kwaad schuilt. En ik ga de volgende redenering tegen
over de veronderstelde maken„We moeten leden hebben" (zoover
spreek ik het na) „en brengt eene nuttige landbouwtentoonstelling
belangstellende leden aan, zooveel te beter, maar liever geen enkel
lid meer, dan een aantal, die toetreden, niet uit ware belangstel
ling in de landbouwindustrie, maar alleen omdat bet verschil
in een paar entrees en in de kosten van het lidmaatschap zóó
gering is, dat zij tot dien prijs wel tevens bevorderaars van den
vaderlandschen landbouw willen zijn.
Kunnen we geen programma maken, geene prijzen uitloven,
gelijk we zouden wenschen, dan zullen we onze krachten inspannen
om daartoe te geraken, 'tzij door uitstel en opsparen, 'tzij door
zamenwerking met anderen. Verliezen we intussehen leden, a la
bonheur, de belangstellende zullen we behouden, en als dan onze
keurbende onderling overeenkomt (en dat doet ze ook) om voor
een tijdlang te zorgen, dat er evenveel en ook zelfs meer middelen
aanwezig zijn om het goede doel te bevorderen, als vroeger toen
bet aantal contribuanten grooter was, dan moge het aantal leden
minder vlug toenemen, maar ieder lid is er dan één, en liever
één, die met hart en ziel de zaak genegen is, dan tien zooge
naamde liefhebbers van den landbouw."
Zoo resumeer ik dan, met opzigt tot het standpunt, hierboven
genoemd, dat het mij wenschelijk voorkomt, dat mem bij het
plannen maken voor eene tentoonstelling zich moet voorstellen
nuttig te werken voor den landbouw in 't algemeen, zij het ook
ten koste van de maatschappelijke kas, en dus ten koste van ver
hooging van contributiën; fiat men tentoonstelling houdt om den
vooruitgang van den landbouw, en niet om de quasi-belangen van
eene bijzondere vereeniging in de hand te werken.
Nuttig werken voor den landbouw in 't algemeen, 'tligt in den
aard der zaak, dat iedere tentoonstelling dat minder of meer doet,
maar dat er in de tegenwoordige wijze van uitvoering veel onnuts
is, dat geschiedt en veel nuttigs voorbijgezien wordt, stel ik mij
voor thans aan te toonen.
In de eerste plaats zon ik wenschen dat landbouw en tuinbouw
beter afgescheiden werden, 't Zijn twee bijna geheel verschillende
industriën. Misschien ligt het aan mij, maar ik stel als land-
louwer geen belang in appelen en peren en bloemen en bouquetten.
Het te Texel gestrande schip Spiridione, kapt.
Papadachi, van Sicilië naar Amsterdam, is gezonken. De
tuigage schijnt geborgen te zijn. Het schip was zwaar lek
en in de Éijerlandsche banken verward. Schip en lading
zijn totaal weg.
Het comité voor 't arrondissement Alkmaar terzake
van de aanbieding van een kindergeschenk aan Z. M. den
Koning, ter gelegenheid zijner 25jarige regering, is zamen-
gesteld uit de heerenJ. P. van Varik, J. H. W. Slangen
en M. L. van Gemert, respectivelijk hoofdonderwijzers te
Helder, te Schagen en te Alkmaar.
Men meldt uit Winkel, dd. 3 dezer:
„Ons schoolbond reikte gisteren voor de tweede maal
prijzen uit voor geregeld schoolbezoek. Er waren dit jaar
veel strenger eischen gesteld dan het eerste, en men mogt
zich in de gunstigste resultaten verheugen. Bij hoogstens
tien verzuimen verviel alle aanspraak op een belooning;
toch waren er 176 prijzen uit te reiken, terwijl omstreeks
250 kinderen de school bezoeken. Tegen 19 in het voor
gaande jaar, ontvingen thans 83 kinderen een eersten prijs,
gegeven aan hen, die niet één moedwillig verzuim voor
hunne rekening hadden. Na de prijsuitdeeling werden de
gelukkige winners en nog een dertigtal, die niet meer dan
twintigmaal verzuimden, onthaald en eenige uren aangenaam
bezig gehouden door een goochelaar.
Het zilveren feest onzer grondwet ging jl. Dingsdag
te Hoorn ook niet ongemerkt voorbij. Uit onderscheiden
huizen wapperde de geliefkoosde driekleur, meerendeels
zamen met de oranjevaan. De kiesvereeniging Burgerpligt
kwam in den avond bijeen en herdacht na afdoening der
loopende zaken het gewigtig feit. Als sprekers ter ver
gadering traden op de heeren A. van Eek en dr. B. Tideman.
Een deel der aanwezigen vereenigde zich na afloop der
vergadering aan een vriendschappelijken maaltijd, die hen
tot laat in den nacht regt aangenaam bezighield. Menige
dronk werd daar gewijd aan Koning en vaderland, aan
onze dierbaarste belangen, en 't verhoogde niet weinig de
geestdrift op de vergadering en aan tafel, dat van den
Koning werd ontvangen een telegram, een dankbetuiging
voor de dezerzijds tot Z. M. gerigte wenschen.
De 3de Nov. 1873 zal aldaar onvergetelijk blijven aan
allen, die op een wijze, het feest waardig, daaraan hebben
deelgenomen.
Als liefhebber interesseren mij die zaken zeer, maar het is mijn
vak niet. En denkt gij dat een man van den tuinbouw (speciaal
in die hoedanigheid) het bloed naar 't hoofd voelt gaan, gelijk
een echten landbouwer, als hij vier stoomdorschmachines naar den
prijs ziet dingen? „Het is best te vereenigen en naauw aan elkaar
verwant," zegt gij, maar dat is immers de werktuigkunde ook
bijzonder, en gij zult het toch eren als ik niet wenschelijk of
voor den landbouw van nut achten, als gij op -eene landbouw
tentoonstelling, onder de werktuigen, brandspuiten en mangels ziet
uitgestald?
De tuinbouw is in ons vaderland waarlijk op zichzelven belang
rijk genoeg, om als ze hare krachten vereenigt, op ziohzelve te
staan en te handelen. En de grens tussehen land- en tuinbouw
moge niet precies te bepalen zijn (dat behoeft ook niet), toch is
die zeer wel te trekken.
Ja, vrienden! ik durf mij vermeten mij eene landbouw
tentoonstelling voor te stellen, zonder appelen en druiven en
bloemen en wat dies meer zij, tenzij al die voor het oog zonder
twijfel liefelijke zaken, als versiering, tot opluistering aangebragt zijn.
Maar in het programma voor eene landbouwtentoonstelling moesten
ze niet te vinden zijn, ze hooren daar bepaald niet in t'huis,
evenmin als honden.
En behalve de mooije vruchten en bloemen is er nog veel meer
dat ik met genoegen op eene landbouwtentoonstelling zou missen,
maar er zijn daarentegen andere zaken, die ik er te vergeefs zoek.
Ik zal dus niet alleen afbreken, maar ook weêr opbouwen. Doch
wees zoo goed daarmede geduld te hebben tot het vervolg van dit
praatje, dat zeer spoedig volgen zal.
Aan een brief uit Voorne, voorkomende in de Gron. Crt., ont-
leenen wij het volgende
„De mollen doorwroeten thans het land in alle rigtingen, den
boer tot ergernis en groot verdriet. Sinds de overtuiging bij den
boer is ingeworteld, fiat de mol een zeer schadelijk dier is, heeft
hij dit arme beest een onverzoenlijken haat gezworen. Men looft
op Voorne niet zelden een kwartje uit voor zijn kop; zelfs vindt
men hier mollenvangers van professie.
Des morgens, heel vroeg, legt hij de spa op den schouder,
doorkruist de vlakke weiden of strompelt over de kluitige akkers,
zoekende wat hij kan verslinden. Het gaat per stuk; dus, 't oog
vooruit en zijwaarts attentie bovenal. Daar ginds, heel in de
verte wordt zachtkens een kluitje bewogen. De slimme gast is
aan 't vernielen. Haast u, voorzigtig; pik, hij is uit den grond
geligt en de mol is des vangers mollige buit. Roerend jagt-
tooneel. Doch 't wordt nog erger. De koene avonturier snijdt
fluks een stokje van een paar meters lang, ontdoet het van de
overtollige zijtakken, maar zorgt vooral dat er een wikje blijft
zitten. Nu wordt het beestje, met triomfantelijk gebaar, een touwtje
om poot of kop geslingerd, aan het wikje bevestigd en de schrik
der bouwakkers en weiden wordt als een ellendeling opgehangen,