1873. N°. 137. Vrijdag 14 November. 31 Jaargang Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. BERIGTEN BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJIN. HELDERSCHE EN JVIEUWEHIEPER COURANT. ,,Wjj huldigen het goede." Verschijnt Dinghdig-, Dondeedag- en Zatuedag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.80. franco per post - 1.6,5. Prijs der Adverteutiën V«n 14 regel. 60 cent', elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS Naar Oost-lndië: via Triest 25 Nov, 's avonds 6 u. u Maneille 20 Nov., 's avonds 6 u. Brindisi 17 Nov., 's avonds 6 u. i, per mailboot Holland, 15 Nov. 's av. 10u.50m. Curafao en Suriname, 16 Nov., 's morg. 6 u. g Kaap de Goede Hoop, via Southampton: 23 Nov., 's morg. 6 u. De Arnh. Crt. ontvangt het volgende uittreksel uit het dagboek van een officier van het blokkade-escader Reede van Edie, 18 September De eentoonigheid is eindelijk eens afgebrokendat leven van kolen laden en kolen verbranden, van op- en neêr- houden en uitkijken, van toezien hoe de vijand zich ver sterkt en niets-doen om het hem te beletten, heeft een oogenblik opgehouden door de order die kolonel van Grogh van Batavia medebragt om hier en daar offensief te ageren. Het geheele oostelijk eicader, zegt men, zal Simpang-Olim platschieten; het noordelijk de batterijen voor den kraton onschadelijk maken. Tot nu toe echter is er nog niets van gekomen, maar wij zullen zien. Hier te Edie heeft het vijandelijk bloed gevloeid, en ook het onze hoewel in geringe mate en door eigen schuld. Acht dagen geleden kwam namelijk een groote praauw de reede opzeilen. Als naar gewoonte werd er van den Briel een sloep op afgezonden, onder bevel van een adelborst. Toen deze naderbij kwam, zag de bemanning verscheidene Atsjinezen staan tandakken, schreeuwen en dreigen; en nog digterbij, schoten deze brani's hunne geweren op de sloep af. De adelborst liet nu een snelvuur op de praauw' maken; de brani's vielen dood of gewond over boord; sommigen, die in zee sprongen om den wal te bereiken, Uit Noord-Amerika. Faterson, l September 1873. De uitgestelde hope krenkt het harte en zoo gaat het zeker ook u, mijne vrienden! nu gij niets van mijn wedervaren in Amerika verneemt. Ik had mij echter voorgenomen om niet te spoedig te schrijven. Dikwerf toch komen er brieven in Nederland aan van personen, die eerst zeer kort in de Nieuwe Wereld verblijf hebben gehouden, en die dan reeds victorie roepen. Gij weet, mijne vriendendat ik nooit tot de hartstogtelijken heb behoord; gaarne weet ik iets op goede gronden. Ik wil u liefst de zuivere waar heid mededeelen. Ik zal trachten u een en ander mede te deelen omtrent mijzelven en ook bijzonderheden van algemeenen aard. Met mijn gezin alhier aangekomen, kende ik hoegenaamd niemand. Een adres aan een Rotterdammer was in de hand der Voorzienig heid het middel om mij hier te brengen. Twee dagen vond ik met de mijnen bij den geadresseerde huisvesting. Na die twee dagen betrokken wij eene nieuwe woning aan den voet van een berg. Vier weken later heb ik echter die woning verwisseld voor eene andere, boven op den berg gelegen en die een heerlijk uitzigt oplevert over geheel de stad. De omstandigheden waarin ik verkeer zijn gunstig; ik heb dus wel reden tot dankbaarheid. Na eene vrij voorspoedige reis zijn wij in Amerika aangekomen de gezondheids toestand der onzen was op reis en gedurende de eerste dagen van ons verblijf alhier niet geheel gunstig. Klimaatsverandering schijnt hiervan de oorzaak te zijn geweest. Thans is die zorg zoo goed als geweken en twee van onze jongens zijn reeds spoedig aan 't werk gekomen, in een muskiet- of vliegennet-fabriek (gaas van linnen of katoen.) Acht dagen na onze aankomst was ik aan het timmeren, een week later was onze andere zoon op een zijdefabriek geplaatst. De drie kinderen verdienen met elkaar 14 dollars per week. Dit bedrag wordt gaandeweg verhoogd, want al het werk moet aangeleerd worden. Mijn werk is nog niet anders geweest als timmeren. De eerste vier weken heb ik drie verschillende karweijen gehadeen schuur gezet, een kamer betimmerd en een balkon gemaakt, bij drie verschillende personen, eerst bij een Amerikaan, toen bij een Duitscher en eindelijk bij een Nederlander. Alle drie hehben van mijne groenheid geprofiteerd. Zij gaven mij twee dollars daags, dat is lager dan het gewone dagloon. Toch was ik regt in mijn schik toen ik bij den eerste voor 4 weken brandhout, bij den tweede een sigaar onder het werk en bij den derde, wel 't minsl, maar toch om 11 uur een kop koffij ontving. Na den afloop dezer werkzaamheden ben ik een enkelen dag tehuis geweest, iets dat ik gaarne wilde, ten einde eenig noodzakelijk huisraad te vervaardigen. Ik maakte dit echter zoo spoedig mogelijk af en zag terstond weder uit naar timmerwerk, waarmede ik in mijne behoeften zou kunnen voorzien. Weinig Nederlanders echter, die hunne pas aangekomen lands lieden aan werk willen helpen. Wangunst schijnt hun aangeboren. De Engelschen daarentegen zijn gaarne gezind een vreemdeling te helpen, vooral wanneer zij zien dat die vreemdeling tot iets nuttig is. De Nederlanders zijn zeer jaloersch als er een landsman met hen werkt en mat de gereedschappen behoorlijk weet om te gaan. Spoedig vernam ik dat er timmerlieden gevraagd werden voor het maken van bruggen bij den aanleg van een spoorweglijn. Dit geschiedde onder Engelsche directie. Ofschoon ik weinig of niets werden zwemmende afgemaakt, daar zij nog met de klewangs van zich afsloegen en zich niet wilden overgegeven. Niemand zich meer op het dek vertoonende, begaf men zich aan boord van de praauw, waar nog stemmen gehoord werden. Op het geroep vari zich over te geven kwam geen antwoord nu dook men onder de atappen afdaken en ontwaardde daar eenige lijken, een zestienjarig meisje met drie kogels in de borst, een kind van vier jaar dat geen teeken van leven meer gaf en vier gekwetsten. Slechts ééne vrouw was ongedeerd, doch uit de wanhopige blikken, die zij om zich heen sloeg, was het duidelijk, dat zij ook den dood verwachtte. Het was een verschrikkelijk schouwspelMet de tien lijken der brani's, die op dek lagen, was er dus aan 26 menschen het levenslicht uitge blazen! Een Atsjinees was ontkomen, en deze gaf later nog duidelijke teekenen van leven. De gekwetsten werden aan boord van de Koopman ter verpleging gebragt en de dooden begraven: zelfs voor de vierjarige werd een kistje gemaakt. Die gebeurtenis was het natuurlijk gevolg van den overmoed der opvarendendat er vrouwen en kinderen bij omkwamen, kon niemand helpen. Doch wat gebeurde er- verder Vooraf zij herinnerd, dat de vorst van Edie op onze hand, doch het grootste gedeelte der bevolking op die van den Sultan van Atsjin is. Dat er een groote spanning heerscht en deze door het weerstand bieden van de praauw niet verminderd is, behoeft geen betoog. Tot betere bescherming van den vorst had de marine eene benting bezet, die trouwens morgen door eene compagnie infanterie zal worden afgelost, want overmorgen moet Edie Kitjil (klein-Edie) door eene landings-divisie verdelgd worden. In die benting nu meldt zich voor een paar dagen een Atjinees aan, met verzoek den commandant te spreken. Zonder eenig ceremonieel wordt die man in de kamer van den commandant, luitenant ter zee Broekhuijzen, toegelaten doch deze zegt tot een marinier: „breng hem naar buiten." De marinier vat tot dat einde den inlander bij den arm maar deze rukt zich los, grijpt den klewang en slaat met één slag den marinier het hoofd af (het bleef alleen met de twee nekspieren aan den hals hangen). Nu gaat hij op doktor Keijzer af, dien hij misschien voor den commandant hield, verwondt intusschen luitenant ter zee Siccama, en zal juist den dokter vellen, toen hij zelf een slag krijgt met een stuk hout, dat de sergeant Robert inmiddels had opgenomen. De Atsjinees wendt zich tot dezen, houwt naar hem, maar de slag wordt ontwekende sergeant komt vrij met eene wonde aan den pols. Intusschen heeft men de wapens gegrepen en de moordenaar zal gedood worden, toen deze de kamer uitspringt, in den gang nog een matroos een slag toebrengt, en van daar uit de benting vliedt. Er worden hem nog eenige kogels nagezonden, doch die zullen hem wel niet getroffen hebben, daar het buiten donker was. Het is zeker een stout stuk, alleen in een benting te komen met het plan er een moordpartij in aan te leggen, maar het is even roekeloos een vijand, in 's vijands land, gewa pend toe te laten in eene benting, zonder een enkelen maatregel van voorzorg te nemen. Aan verraad, schijnt niet gedacht te zijn, en voor verraad moet men het meest op zijne hoede zijnik houd het er althans voor. Wa,t was toch natuurlijker, dan dat de eenige matroos, die aan het bloedbad op de praauw ontkwam, den dood van vrienden en magen zou trachten te wreken? Ons leven isMaar ik heb mij voorgenomen niet meer te pruttelen; wij hebben al twee malen versch sappies- vleesch gehad in drie maanden, éénmaal vruchten, en nu genieten we versche groenten, d. w. z. uijen met aard appelen, en 's anderen daags aardappelen met uijen, en zoo steeds voort. Naschrift. Klein-Edi is verwoest. Geene verliezen van onze zijde. van de Engelsche taal versta, wist ik mij toch verstaanbaar te maken bij den baas van het werk. Weldra was ik klaar en ging mijn gereedschap halen. De baas vroeg mij uitdrukkelijk hoelang ik al bij 't timmeren was werkzaam geweest. Ik verzekerde hem, van mijn 12de jaar af. Dit scheen hem te voldoen, want er melden zieh van tijd tot tijd velen als timmerlieden aan, die eerst bij hunne aankomst in Amerika met dat vak zijn begonnen en het in Neder land nooit verder dan tot krullenjongen hebben gebragt. Ook op dit werk trof ik verscheidene Nederlanders aan, waar onder er waren, die reeds als kinderen hun vaderland hadden verlaten. De meesten waren vol wind en zeer opgeblazen, vooral omdat zij het Engelseh vlug konden spreken. Van hen viel ove rigens in 't werk niet veel te leeren en van hun hoogmoed had ik weldra een geweldigen afkeer. Gelukkig waren mijne oogen goed helder en bij het eerste aan vatten van het werk had ik geen vijf minuten noodig om te zien waar ik moest wezen. Het ontbrak den Engelschen ook niet aan oogenheel gaauw kunnen zij zien wie gereedschap gebruiken kan. Op mijne vraag naar inlichtingen omtrent een en ander waren zij zeer bereidvaardig om te antwoorden. De Nederlanders konden weinig pret met mij maken en wanneer ik mij dwaas hield bij de dwazen, liet ik hen lageheu, denkende: die 't laatst lacht, lacht het best. Ook zij waren pas aan dat werk. De eerste betaling van het daggeld brak aan en ik ontving 2 dollars 87£ ets, dat is 23 schellingen, daags. Slechts een van die Amerikaansche Nederlanders kreeg hetzelfde loon (een kerel als Simson in kracht), de andere Nederlanders werden betaald met 2£ dollars, enkele met 2 dollars daags. Hoe zij hunne neuzen op trokken, is ligt te begrijpen. Ik voeg mij nu zooveel mogelijk bij de Engelschen en daar bevind ik mij goed bij, vooral ook met het oog op 't leeren van taal en gewoonten. De Engelschen verdienen en 4 dollars daags en dan, o zoo hard werken, denkt ge welligt. O neen, ik verzeker n dat het werken mij ligt valt. Vooreerst doordien ik zoo gezond ben als ik nog nooit ben geweest, ten tweede omdat het werk geheel naar mijne hand is, ten derde omdat de gereedschappen veel meer volkomen zijn dan die in Nederland en ten vierde omdat de Amerikanen in toepassing weten te brengen het spreekwoord: laat de instrumenten werken. Als het werken in Amerika overal zoo gaat als hier, dan wenschte ik wel, dat vele Nederlanders, die nu nog in hun vaderland zijn, hier een lesje kwamen nemen. Zij zouden dan zien, dat hier op de schouders niet wordt gedragen en aan de haketouwen niet wordt getrokken, maar dat bij elk stuk hout de hefboomen aanwezig zijn. Wordt er zwaar hout op een spoorwagen geladen, eenvoudig wordt het met olie bestreken en handen genoeg zijn er aanwezig om het naar boven te schuiven. Later hoop ik eens meer te schrijven over de gereedschappen, die zeer uitmuntend zijn, scherp als scheermessen, zonder spoedig stomp te worden. Onder 't werk door worden bestendig pijpen gerookt, waardoor de werktijd van 712 en van 16 uur spoedig voorbijvliegt. De pijp behoeft niet ter zijde gelegd te worden als de baas op 't werk komt. De Engelsche werklieden zijn met den baas op een zeer gemeenzamen voet; ik heb ook nog niet gezien, dat zij voor hunnen heer den hoed afnemen. Slaafsche onderdanigheid is bij Engelschen en Amerikanen een onbekende zaak. Als men heden bij iemand werkt en twee dollars daags verdient en men kan morgen bij een ander of voor zichzelven meer verdienen, dan gaat men gerust weg; de baas zegt: all right. Komt men later terug, dan wordt daar volstrekt geen verwijt van gemaakt. Heel verschillend van de gewoonten en gebruiken in Nederland zijn ze hier. Verbeeld u, dat de boekhouder der fabriek, waarop een mijner kinderen werkzaam is, den jongen, die in 't schaftuur zat te rooken, zijn pijp voor eenige oogenblikken ontneemt en er zelve uit rookt. In diezelfde fabriek werkt een man mede, die buiten zijne bezigheden met paard en chais rijdt. Een heer, op een buitenplaats wonende, heb ik gezien dat zelve zijn steenkolen naar achteren reed op een schuijerwagen. 's Zaturdags avonds gaan zelfs aanzienlijke lieden met vrouw en kindereu uit om bood schappen te doen. Alleen op dien avond der week zijn de winkels na 9 ure geopend. Daar straks schreef ik over het rooken en welligt meent men in Nederland dat de tabak hier duur is. Dit is evenwel zoo niet ik rook nog al wat en aan 28 cents tabak per week heb ik genoeg. Sigaren zijn echter vrij duur. De lucifers zijn hier belast, eu daar door kosten ze iets meer dan in Nederland. De eerste levens behoeften zijn echter niet belast. Nog iets over de Amerikaansche gewoonten. Komt men in een sigaren-winkel, men vindt daar stoelen voor de bezoekers gereed staan, des winters staat er een kagchel. Men gaat desverkiezende plaats nemen en rookt rustig zijn sigaar. Een bierhuis binnen tredende, kan men voor 5 of 6 cents bier nemen; bij sommi gen staan op de toonbank stukjes kaas, worst of iets dergelijks voor de bezoekers gereed, die daarin lust hebben. In een kofiijhuis krijgt men in plaats van een glaasje met het gevraagde vocht een karaf met een bierglas en men bedient zichzelve. De een neemt meer, de ander minder, maar elk betaalt evenveel. Fatsoenlijke lieden met familie bezoeken vaak een kofiijhuis en gebruiken er iets wat zij bij zich hebben, zonder in dat kofiijhuis eeuige verte ring te maken. Ik sprak daar zoo straks van mijne verdiensten, maar opdat ieder nu wete hoeveel dat is, in vergelijking met de inkomsten in Nederland, zal ik een en ander mededeelen betreffende de waarde eu de verdeeling van den dollar. Als men van een dollar spreekt, dan is dat een papieren dollar, even als men in Nederland spreekt van een muutbillet. Zoo een dollar is verdeeld in 100 centen, papier van 10, 25 en 50 eenten, 5 cents stukjes, 3, t en 1 cents stukjes van metaal. Halve oenten heeft men hier niet. De papieren dollar dus is 100 cents; wisselt men die nu in Nederlaud, dan heeft men ongeveer 2 gulden. De gouden dollars zijn meer waard, maar die zjjn niet in omloop. Nu zal ik vertellen wat men al zoo voor een dollar van 100 centen koopt, of, wat duidelijker is, ik z^l den prijs opgeven van eenige levensbehoeften, opdat men kunne oordeelen waaraan men meer heeft, aan een dollar van 100 centen of aan een gulden van 100 centen. Als ik van ponden spreek, dan bedoel ik daarmede Engelsche ponden, die ruim 4 J Ned. ons (hectogrammen) zwaar zjjn. De 3£ pd. beste witte suiker kost 30 centen. 3i i, ligte 34 1 vleesch van 6 tot 20 centen. Verleden week haalde ik 6 pond best vleescb voor 60 centen. Een ossenkop, versch geslagt, betaalt men met 25 centen, een pond zoetemelksche kaas met 18 en een pond boter van 25 tot 40 J oenten. Wij gebruiken ze van 25 centen, die veel beter ia dan I van 14 stuivers in Nederland.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 1