1873. N°. 140.
Vrijdag 21 November.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
HET HERSTEL DER MONARCHIE IN FRANKRIJK MISLUKT.
GEMEENTERAAD.
HELDERSCHE
ËV MEliWËÜIEPËR COURANT.
„Wij huldigen het goede/'
Vfefseh^nt Dings.daq-, Dondeadag- en Zatübdag namiddag.
A-bonnementgprijs per kwartaal1,30.
franoo per po*t - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163,
Prije der Advertentiën Van 1-4 regel». 3,0 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatiruiinte berekend.
vertrekdagen der brievenmails:
IJ aar Oost-lndii: via Tritst 25 Nov„ 's avonds 6 u.
Marse.HU 4 Dec., 's avonds 6 u.
Brindisi 1 Dec., 's avonds 6 u.
Naar Curafao en Suriname, 1 Dec., 's morg. 6 u.
Kaap de Goed» Hoop, via Southampion: 23 Nor.,
's morg. 6 u.
(Slot.)
De meerderheid, zooals zij zichzelve noemde, achtte
thans alle bezwaren te boven te zijn. Een legitieme Koning,
die constitutioneel wilde regeeren, dat won aan twee kanten.
Toch was zij niet geheel gerust en niet ondienstig vond
zij het, de bijeenkomst der Vertegenwoordiging wat te
vervroegen en haar voorstel te doen aannemen, vddr soms
nieuwe verkiezingen de meerderheid verplaatsen, of onver
hoopte omstandigheden het beraamde plan in duigen wer
pen mochten. Om zich van de gewenschte ondersteuning
van het linkercentrum te verzekeren, werd daaraan van de
goedgekeurde motie kennis gegeven; maar de uitslag be
antwoordde niet aan de verwachting. Genoemde groep nam
eene krachtige motie aan ten gunste der conservatieve
republiek, verklaarde dat de voorgenomen monarchale
restauratie de oorzaak zou zijn van nieuwe revolutiën en
ontzegde de gevraagde medewerking. Was het linker
centrum dan werkelijk zoo aan de republiek gehecht, of
wantrouwde het de verzekeringen der voorstanders van
Chambord? Het geheele leven van den graaf, diens dik
werf uitgesproken meeningen gaven grond voor dat wan
trouwen en voor de verwachting, dat Hendrik V misschien
uit koninglijke gunst eenige vrijheden aan de natie schenken,
niet dat hij de rechten des volks vooraf en als tegenwicht
van het koninglijk gezag erkennen zou. Bovendien, le
Monde en 1'Univers ontkenden ten stelligste, dat ,/de
Koning' zich tot iets verbonden had, hij kon niet toegeven
aan de nieuwe denkbeelden, niet heulen met de revolutie
men moest hem nemen zooals hij was, geheel en al, zonder
beding, of het laten. La Liberté beweerde, dat de graaf
te Salzburg niemand gemachtigd had om uit zijnen naam
te spreken hetgeen Chesnelong aanleiding gaf om zijne
mededeelingen ten sterkste staande te houden en le
Soleil verzekerde, dat de graaf op de vraag, hoe hij over
de driekleurige vlag dacht, niets anders geantwoord had
dan dit: „ja, ik zal de vlag eer bewijzen, waarmede de
Fransche soldaten mij bij mijne terugkomst in Frankrijk
zullen te gemoet tredenwant die vlag, met hun bloed
gekleurd, is mijnen eerbied waardig.'
't Bleek welhaast inderdaad, dat de monarchale zende
lingen den graaf van Chambord gevoelens toegedicht had
den, welke de zijne niet waren; niet uit boosaardig opzet,
meenen wij zoodanig hoog spel zou al te snood en ook
al te gevaarlijk zijn geweest maar veeleer daardoor,
dat men te Salzburg verschillende punten aangeroerd en
daarover geene categorische vragen en antwoorden gewis
seld, maar in tamelijk algemeene termen gesproken had,
welke ter goeder trouw uitgelegd werden in den zin, dien
men er het liefst aan hechten wilde. L'Union dan van
den 30 behelsde een brief van den graaf aan den heer
Chesnelong, waarin hij toonde dezelfde te zijn als vroeger,
en alzoö alle aangewende moeite om hem onder eene con-
stitutioneele vlag Frankrijk binnen te smokkelen nutteloos
maakte. „Dewijl schreef hij het misverstand toe
neemt, verklaar ik, dat ik niets terugneem van mijne
vroegere verklaringen. Ik kan er niet in toestemmen, eene
herstellende regeering in te wijden met eene daad van
zwakheid. Het is tegenwoordig gebruikelijk, de vastbera
denheid van Hendrik V te stellen tegenover de bekwaam
heid van Hendrik IV. Ik zou wel willen weten, wie hem
zou durven aanraden den standaard van Arquies en Ivry
te verloochenen. Ik wil geheel en al blijven wat ik ben
heden verminkt, zou ik morgen machteloos zijn. Het geldt
de tot op hare grondvesten geschokte maatschappij te
herstellen, haar inwendig welvaart te hergeven en haar
naar buiten duurzame verbonden te doen sluiten. Men
moet vooral niet bevreesd zijn om ten dienste van orde en
recht het gezag te gebruiken.... Men heeft geene waar
borgen aan Mac Mahon gevraagd. Ik heb recht op een
gelijk vertrouwen. Ik moet dezelfde gerustheid inboezemen.
Mijn persoon is niets; mijn beginsel alles. Gij kunt veel
doen om het misverstand te doen ophouden en moedeloos
heid te voorkomen. Frankrijk kan niet vergaan, want
Christus bemint Frankrijk nog.'
Dat alles laat aan duidelijkheid niets te wenschen over:
Chambord meent, dat het legitieme koningschap in hem
belichaamd is, het koningschap bij de gratie Gods, hij is
de Koning, Frankrijk zijn erfdeel, aan welks redding hij
zich wijden wil indien het hem vol vertrouwen roept, toe
zeggingen en verbindtenissen zijn beneden de waardigheid,
zoo niet van hem, dan van het beginsel dat hij vertegen
woordigt. Hoe oprecht en eerlijk de bekentenis van den
graaf was, zij moest hem de ondersteuning van een groot
aantal Franschen, die met de constitutioneele monarchie
vrede kpnden nemen en vreezen moesten, dat de zonder
voorwaarden ingeroepen Koning zijns ondanks en door den
drang van clerikalen invloed tot reactionaire maatregelen
zou genoopt worden, doen verliezen. Het hielp niets, dat
de commissie der monarchale fractiën het proces-verbaal
harer vergadering van 16 October en de daarin door den
heer Chesnelong gedane mededeelingen, ter rechtvaardiging
van dezen en van hare opvatting, openbaar maakte, en
evenmin, dat het rechtercentrum het denkbeeld opperde
om toch de monarchie te proclameeren onder het luitenant
generaalschap van den prins van Joinville, totdat de eens
gezindheid tusschen den Koning en de Nationale Vergade
ring zou zijn verkregen. Dit denkbeeld vond zoo min
bijval bij dien Prins, als bij de overige Vorsten van Orleans;
de pogingen tot herstel van het Koningschap zijn voors
hands verijdeld en eene verlenging van het gezag van den
maarschalk-president Mac Mahon wordt thans als den
meest wenschelijken uitweg beschouwd.
Had de regeering niet, op grond van het niet gereed
zijn van den minister van financiën met de begrooting, de
vervroegde bijeenroeping der Kamer ontraden, ware de
brief van den graaf van Chambord eenige dagen later ver
schenen, misschien zou de Nationale Vergadering reeds met
eene meerderheid van enkele stemmen tot het inroepen
van „den Koning" zijn overgegaan. Wat daarvan voor
Frankrijk het gevolg zou zijn geweest? Herstel van rust,
orde, welvaart en grootheid, of terugkeer van nieuwe be
roeringen, een geweldige burgeroorlog misschien? Want
laat ons niet vergeten, de grootste helft der Kamer moge
uit Koningsgezinden bestaan, het is hoogst twijfelachtig of
dit bij de natie desgelijks het geval is. De Kamer werd
uitsluitend gekozen om het vraagstuk van vrede of oorlog
te beslissen, geenszins dat van den definitieven regeerings-
vorm, en met elke nieuwe verkiezing neemt het aantal
leden die de republiek zijn toegedaan toe. Maar al ware
het haar opgedragen, dien vorm te bepalen, dan nog zou
het onstaatkundig zijn, de bestaande republiek te vervangen
door eene monarchie, wegens den weerzin, welke deze bij
een groot deel des volks verwekt en den tegenstand welke
haar te wachten staat.
De monarchalen duchten, dat de zoogenaamde conserva
tieve republiek uitvinding van den heer Thiers welke
van eene republiek niets lieeft dan dit eene, dat er geen
erfelijk en onafzetbaar hoofd der regeering is, den warmen
republikeinen op den duur niet voldoen zal; dat zij als
tusschending niet houdbaar zal blijken te zijn en plaats zal
moeten maken voor eene republiek, waarin de radicalen
den toon aangeven, orde, eigendom en godsdienst bedreigen
en de maatschappij op losse schroeven stellen zullen. Ter
verhoeding hiervan achten zij een krachtig koninglijk gezag
noodig. Maar of Hendrik V beter in staat zal zijn de
orde te handhaven dan Mac Mahon, of de Franschen onder
de regeering van genen andere lieden zullen worden dan
onder het bestuur van dezen, vragen zij Diet. Frankrijk
heeft zoo vaak, meenen zij, zijn lot toevertrouwd aan het
goedvinden van eerlooze avonturiers, dat het zich een
maal toevertrouwe aan iemand, die, welke ouderwetsche
denkbeelden men hem ook toedicht, algemeen voor een
eerlijk man erkend wordt; het zou er niet slechter bij
varen. Niet kwaad gezegd; maar misschien heeft het
Fransche volk door de opgedane ondervinding meerdere
voorzichtigheid geleerd en herinnert het zich, nevens de
onheilen door gekroonde avonturiers over het land gebracht,
ook den toestand van onderdrukking waarin het onder de
Bourbons geleefd heeft. In elk geval, een zeer groot deel
wil, terecht of te onrecht, van den terugkeer der Bourbons
niets weten en met dit gevoelen dient rekening gehouden
te worden.
Het ijveren der royalisten tot herstel der monarchie,
met miskenning van dit gevoelen, is eene samenzwering
genoemd. Was het dit, dan zeker eene zeer openbare.
Wij maken er hun geen verwijt van, dat zij het heil van
Frankrijk wilden bevorderen door hetgeen zij daartoe in de
eerste plaats noodig achtten, en hadden zij langs eerlijke
wegen daarvoor eene kolossale meerderheid kunnen ver
werven, zij zouden in hun recht geweest zijn en de min
derheid zou zich naar hen hebben moeten schikken. Maar
af te keuren was het, dat zij zich niet te voren beter
vergewisten van de inzichten van den kroonpretendent, dat
zij hunne plannen wilden doordrijven tegen den wil van
het halve land, op een oogenblik dat 16 plaatsen in de
Nationale Vergadering onbezet warenLaakbaar was ook
de houding der regeering, die, in plaats van een hoog en
onpartijdig standpunt te bewaren, werkelijk met de monar
chalen samenspande, de verkiezingen voor de vacante zetels
noodeloos uitstelde, de royalistische propaganda ongestoord
liet voortwerken en door hare ambtenaren bevorderde, en
elke uiting van de meening der republikeinen onderdrukte,
de monarchale bladen toeliet de republiek en hare aan
hangers te beschimpen en de niet-moriarchale vervolgde en
den mond snoerde, ja aan Jules Ferry verbood om bij
een landbouwfeest te Saint-Dié een toast in te stellen op
den bevrijder van het Fransche grondgebied, den heer
Thiers, „omdat diens naam strekt tot voorwendsel voor
het verwekken van agitatie en wanorde"
Waarlijk, de vrijheid, zooals wij die in Nederland be
grijpen, is in Frankrijk een nog ongekend goed. Om haar
deelachtig te worden moet het volk in de school der vrij
heid, zij het met vele struikelingen, met schade en schande,
opgevoed worden, of de school van Chambord daarvoor
dienstig zou kunnen zijn, valt te betwijfelen.
Zitting van Woensdag den 19 November 1873.
Voorzitter de heer Burgemeester.
Tegenwoordig 16 leden; afwezig de heer van Veen, met kennis
geving van verhindering.
De aanleekeningen van het verhandelde in de vorige zitting
worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een schriftelijk
voorstel van den heer de Breuk, dat na afloop der aan de orde
gwstelde onderwerpen, een punt van behandeling zal uitmaken.
De vergadering wordt uitgenoodigd over te gaan tot de benoeming
van eene commissie voor de gemeentewerken. De uitslag is deze:
de heeren Braaksma, de Lange, Maalsteed en Jauzen worden her
kozen, respeetivelijk met 15, 14, 13 en 12 stemmen. De overige
stemmen waren uitgebragt op de heerende Breuk 3, Groen en
Berghuijs ieder 2 stemmen en Jelgersma, van Kelckhoven en
Hugenholtz ieder 1 stem. De benoemden verklaarden zich bereid
die betrekking te vervullen.
Arervolgens wordt overgegaan tot de benoeming van een hulp
onderwijzer aan eene der openbare scholen in deze gemeente. Met
15 van de 16 uitgebragte stemmen wordt gekozen de heer P. G.
Appelboom, kweekeling aan de Normaalschool alhier.
Het tweede suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag, dienst
1873, wordt vastgesteld tot een bedrag van f 68,32}. Tegen dit
kohier waren geene bezwaarschriften ingekomen.
Door den Voorzitter- wordt medegedeeld den inhoud van een
adres met bijgevoegde stukken van den heer A. J. Leijer, onder
wijzer in de wis- en zeevaartkunde alhier. De adressant wijst in
dat verzoekschrift op de behoefte die er voor deze gemeente bestaat
aan eene gemeente-inrigting voor het zeevaartkundig onderwijs,
zooals er inrigtingen van dien aard niet slechts te Botterdam,
Amsterdam, Harlingen en Veendam, maar ook te Vlieland, Ter
schelling en Schiermonnikoog bestaan. Aan 't slot wendt zich
adressant tot den Baad met het verzoek, dat er van wege de gemeente
de noodige middelen in het werk worden gesteld om de tegen
woordige, door de gemeente gesubsidieerde, school voor de zeevaart
kunde alhier, te maken tot eene gemeente-inrigting voor dat onder
wijs, gesteund door provinciale- en rijks-subsidiën, om zoo niet
alleen de belangen van het zeevaartkundig onderwijs te bevorderen,
maar ook aan hem eene meer gevestigde positie in deze gemeente
te verschaffen. De Voorzitter doet opmerken, dat het in deze
zaak van veel belang is eenigzins verzekerd te zijn omtrent het
uitzigt op bedoelde subsidiën en stelt mitsdien voor om te dier
zake vooraf inlichting in te winnen bij HH. Gedeputeerde Staten,
en dan daarna nader deze aangelegenheid te behandelen. Dien
overeenkomstig wordt besloten, terwijl de leden worden uitgenoodigd
ter Secretarie van het adres en de begeleidende stukken kennis
te nemen.
Voor kennisgeving wordt aangenomen eene missive van eenige
HH. hulponderwijzers bij de gemeentescholen, houdende dankbetui
ging voor het in de vorige vergadering genomen besluit tot tracte-
ments-verhooging.
Er wordt gelezen eene missive van de eerste hulponderwijzers
aan de gemeente-scholen, waarin, met het oog op de traotementen
in andere gemeenten en op het eigenaardig gewigt hunner betrek
king, het verzoek wordt gedaan tot eene meer belangrijke verhoo
ging hunner jaarwedde, dan die waartoe in de vorige zitting is
besloten. Namens het Dag. Best. wordt door den Voorzitter
voorgesteld om, aangezien de zaak der hulponderwijzers-tracte-
menten in de vorige vergadering naar billijkheid is geregeld, daar
thans niet op terug te komen. Dienovereenkomstig wordt besloten.
Er geschiedt voorlezing van de reeds in de vorige vergadering
ter tafel gebragte missive van de Commissie voor plaatselijke
feestviering ter gelegenheid van het 2$jarig krooningsfeest van
Z. M. Willem III (de hoofdzakelijke inhoud daarvan hebben wij
in 't verslag der vorige zitting reeds medegedeeld). De heer Boom
(lid dier Commissie) licht den inhoud van dit schrijveB nog nader
toe en doet uitkomen, dat de Commissie vooreerst mededeeling
doet van haar tot stand komen en doel; verder tot den Baad de
vraag rigt, of er van gemeentewege ook eene feestviering zal plaats
hebben en eindelijk of zij kan rekening maken op de medewerking
en voor'shands op den zedelijken steun van het Gemeentebestuur.
De Voorzitter betuigt zijne sympathie voor deze zaak, inzonder
heid daar het plan tot feestviering voortkomt uit het volk. Hjjj
verzekert dat het Gemeentebestuur alles zal doen wat het kan om
t doel der Commissie te schragen en dat waarschijnlijk tot illu-