155 BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJIN.
1873. N°. 141.
Zondag 23 November.
31 Jaargang.
Binnenland.
IIELRERSCHE
E\ iNIEUWEDIEPER COURANT
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dinjsjag-
Abonnemeats^ijs
Don jifibvaö- en zv da-
co per pose
i.60.
1.G3.
U i e v i* A.
.ireiu: O L E IV P L 3 IN N'
AKKER Cz.
%3.
Prijs der Advertentiën Ven 14 regel» 00 cent,
t l:e e1 1« eejt.
Groote letters of vignetten worden neer plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS
Ndar Oo t-lndië: via Triest 25 Nov. 's avonds 6 u.
„a,, Marseille 4 Dec., 's avonds 6 u. i
Brindisi 1 Dec., 's avonds 6 u. i
Naar Curaquo en Suriname, 1 Dec., 's morg. 6 u.
i, Kaap de (roede Hoop, via Southampton23 Nov., i
's morg. 6 \u.
het Departement van Koloniën is het vol
gende regeringstelegram ontvangen, gedagtcekciid
10 Nov., ÏO u. 50 m. v. m.
„Cholera Batavia afnemende, Expeditie gedu
rende laatste dagen ver trokkenluit.-generaal van
Swieten heden. Hoofdopstandelingen van liaïs
allen gedood of gevangen; die van ommelanden
Benkoelen nog niet. Overal elders rust."
Naar aanleiding van het herigt omtrent het ver
trek der expeditie naar Atsjin wordt opgemerkt,
dat ditmaal de schepen niet allen te gelijk en van
ééne plaats zijn vertrokken, innar zich in straat
Nalacca eerst zullen vereenigen.
Berigten uit Batavia dd. 8 Oct. jl. luiden o. a.
„De benoeming van den generaal-majoor Verspijck tot
tweeden bevelhebber der Atsjinsche expeditie is gisteren
publiek geworden.
Het blokkade-escader blijft steeds aan het beoogde doel
uitstekende diensten bewijzen. Ofschoon uit den aard der
omstandigheden onder de bemanning zich ziekten en onge
makken doen gevoelen, kan de gezondheidstoestand over
het algemeen vrij voldoende genoemd worden. De verbe
terde voeding en de toezendingen vanwege het Roode
Kruis brengen er veel toe bij, om op het moreel van de
schepelingen gunstig te werken."
Van Sumalra wordt aan de Locomotief geschreven
„Langs de geheele kust van het eigenlijk Atsjin zijn
West-Friesclie Correspondentie.
XIX.
Toen ik aan het slot van mijn laatsten brief plaatste: Wordt
vervolgd," gaf ik der Redactie en den lezer9 dezer courant het
recht, in één der eerstvolgende nummers een „West-Friesclie Cor
respondentie" te verwachten, die nog in nadere beschouwingen trad
van de Oetoberfeesten. De geachte hoofdredacteur heeft mij, voor
het laug wegblijven van dat „vervolg," met zijne gewone heusch-
heid reeds zacbtkens beknord, en misschien heeft deze of gene
belangstellende gewestgenoot ook al eens vruchteloos er naar uitgezien.
Den een zoowel als den ander vraag ik gaarne verschooning.
Trouwens er was al heel wat over die feesten geschreven en on
gaarne trad ik in herhalingen, van wat andere bladen reeds uit
voerig hadden verhaald.
Te weinig evenwel zijn die feesten beschouwd uit het oogpunt
van kunst, en ook op haar altaar is, zoowel te Hoorn als te
Alkmaar, trouw geofferd.
Te Alkmaar vooral!
Wie, die de feesten te Alkmaar heeft bijgewoond, heeft Donder
dag avond de feestcantate Alkmaars Ontzet" niet gehoord, en wie
is met mij niet hoogstvoldaan huiswaarts gekeerd?
Het was eene schoone gedachte van de feestcommissie, voor deze
gelegenheid een toepasselijk gedicht te doen vervaardigen en den
heer II. A. Meijroos te verzoeken, dat gedicht in den vorm eener
cantate in muziek te brengen. Eere daarvoor die commissie, die
zulk een feest ook der kunst ten bate maakt; eere den dichter,
den heer Banck, voor zijne fraaie verzen en zijne karakteristieke
schildering, maar eere vooral den genialen componist voor zijne
degelijke en oorspronkelijke compositie. Zonder ooit den goeden
smaak of de eischen der kunst, als poëzie, aan de realiteit op te
offeren, is het werk van den heer Meijroos eene toonschildering bij
uitnemendheid. Aan de hand des dichters en gedragen op de
wieken der melodie verplaatst hij ons in Alkmaars veste, in die
bange dagen, toen don Frederik onder hare wallen zijn moordziek
leger had opgeslagen, in dat leger zeiven, dat, spottend met
den tegenstand der zwakke bezetting, deze als een vogeltje be
schouwd, gevangen in de kooi, waarvan het zelf de deur heeft
gesloten, om nog een lied te kweelen vol zoet verlangen naar de
terloren vrijheidIn een prachtig toonbeeld, dat ons, zonder gevaar
voor de oorspronkelijkheid der gedachte, onwillekeurig deed denken
san Leidens Ontzet" van Riehard Hol, ontwikkelt zich nu en dan
een strofe uit het Wilhelmuslied. Onder allerlei chromatische en
diatonische figuren bedolven, werkt het telkens weer op, nu spot
tend, dan klagend, soms tergend. Het is de Spanjaard, die, om
de benauwde burgerij te ergeren, onder de wallen harer veste haar
het eigen krijgslied voorzingt, het is de fiere bezetting, die,
om den Spanjool de wijze beter te leeren, het lied herhaalt met
klokkenspel, hoort, meer en meer ontwikkelt het zich in de
prachtige instrumentatie, meer en meer neemt het vorm en ronding
•an, om eindelijk nu door een prachtige altsolo te zijn voorge
zongen, unis ono door koor en orkest te worden herhaald.
Zulk een climax, zóó volgehouden en zóó voorgedragen, daaren
boven nog op de plek zelve waar de feiten hebben plaats gehad,
tijn buitengewoon aangrijpend en effectaal. Geen wonder dan ook,
thans versterkingen aangelegd; ook langs liet moeras nabij
de vroegere landingsplaats. De Atsjinezen hebben echter
hun voornemen te kennen gegeven, zicli niet tot de ver
dediging der strandpositie te bepalenwordt de landings
divisie hun te sterk, dan willen zij naar het binnenland
terugwijken.
Sedert de blokkade is de vaart op de kust sterk ver
minderd; handelsvaartuigen wagen er zich niet meer. De
invoer van rijst, opium en zout is daardoor zeer belemmerd,
en indien er kan worden gezorgd dat te Edie geen meerdere
invoer dier artikelen plaats heeft dan gemeenlijk, dan zal
de blokkade bij langeren duur de Atsjinezen tot betere
gedachten brengen; de blokkade alleen zal dan voldoende
blijken om den heiligen ijver der bevolking aanmerkelijk
af te koelen."
HELDER en NIEUWEDIEP, 22 November.
De mailboot Borneo arriveerde den 19 dezer te Batavia
en de Celebes dienzelfden datum te Point de Galle. Alles
was wel.
Het gerucht loopt hier, dat Zr. Ms. transportschip
Java in dienst zal worden gesteld om de equipage en den
inventaris af te lialen van het aan de Kaap de Goede Hoop
afgekeurde oorlogsschip Djambi.
Het ramschip Guinea is van hier naar Amsterdam
vertrokken om aldaar eenige herstellingen te ondergaan.
Gisteren avond werd, van wege het plaatselijk depaiv
tement der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, de
eerste volksvoordragt in dit saizoen gehouden. De heer
B. R. de Breuk trad het eerst als spreker op, met eene
geschiedkundige schets van den zeeslag bij Kijkduin in
1673. Hij schetste het gewigt van dit voor het bedreigde
vaderland zoo gewigtig zeegevecht en drukte zijn leedwezen
dat de geestdrift van de bijna tweeduizend toehoorders uitbundig was.
Onder de solisten verdient, behalve mejufvrouw Gips, uit Dordt,
wier rol hier eigenlijk al te bescheiden was, vooral genoemd te
worden mevrouw S., eene dilettante uit Alkmaar. Mevrouw S.
heeft een zeldzaam schoone altstem en eene voor eene dilettante
kwalijk geëvenaarde vrijheid van voordracht. Bij een weinig meer
grondige studie van nuanceering en koloratuur en daarmede ver
bondene meerdere ontwikkeling harer heerlijke middelen, geloof ik,
dat zij met de beste altzangeressen van ons land gelijk staat. Ook
de heer Smabers, ofschoon zeer beseheiden bedeeld in den arbeid,
heef. weêr de blijken gegeven, dat, moge de tijd al knagen aan
kracht en aan klank, de kunst eene godin is, die haar trouwe
zonen nimmer verlaat.
De koren werden over het algemeen zeer goed gezongen, vooral
als men bedenkt, dat zij slechts tweemaal onder leiding van
den komponist doorgezongen en juist niet van de gemakkelijkste
soort waren, want, had de komponist, om de woorden van een
verslaggever in het Maandblad van het Nederlanisch Nationaal
Zangersbond te bezigenaan de instrumenten het Leeuwendeel
gegeven"ik geloof, dat het koorpersoneel aan het zijne genoeg had!
Toch is er wel wat waars in de opmerking, doch ik geloof, niet
ten nadeele der compositie. Wij stellen ons te veel op het stand
punt van een Haydns Oratorium een ouverture, een recitatief,
een koor een recitatief, een duo, een koor een recitatief,
een kwartet, een koor, enz. Maar wij zijn toch niet gebonden, om
op diezelfde leest altoos te blijven voortwerken, een weg, die trou
wens reeds door de beste oratorium-schrijvers (Handel, Spohr)
verlaten is. Ook konden Haydn en zijne tijdgenooten aan het orkest
moeilijk een Leeuwendeelgeven, daar de instrumenten van die
dagen slechts het geluid hadden van lammeren
De volgende feestdagen, Vrijdag en Zaturdag, waren te Alkmaar
voor de kunst niet zoo belangrijk als de Donderdag. Vrijdag was
ten deele aan dramatische, ten deele aan muzikale voordrachten
gewijd. Mevrouw Kleine-Gartman en de heer Deckers uit 's Bosch
waren de helden van dien avond. Beiden zijn artisten, die genoeg
bekend zijn en van wie het genoeg gezegd is, dal zij de Alkmaar-
sche feesten hunner waardig hebben opgeluisterd.
Deze opmerking moge hier eene plaats vinden, want ik heb in
mijn vorig artikel reeds gezegd, dat ik meer opmerken en be
schouwen zou, dan beschrijven. Mevrouw Kleine is eene uitstekende
actrice, die bij eene salon-declamatie zeer goed op hare plaats is
en de heer Deckers is een uitstekend baritonzangerdie als
acteur zeer goed op zijne plaats zou zijn.
Het concert van Zaterdag, door de stafmuziek der grenadiers en
jagers, was als alle concerten van dit korps.
Ik mag mijne kunstbeschouwing niet eindigen, zonder een woord
te spreken van het volksgezang, lees: straatgezang. De feestcommissie
had er voor gezorgd, dat bij deze gelegenheid, ook langs de straten,
slechts vaderlandsche liederen werden gezongen, en wel voor deze
gelegenheid toepasselijke. Het had daarvoor reeds weken te voren
orgeldraaiers in zijn dienst genomen, die o. a. het lied van Heije,
„Alkmaars Victorie," muziek van Hol, ten gehoore brachten en in
duizenden exemplaren onder het volk verspreid hebben. Of de
kunst door deze orgeldraaiers zeer is gebaat, meen ik te mogen
betwijfelen; wel erken ik, dat het doel heeft getroffen, in zooverre
uit, dat de 200ste verjaardag van dit roemruchtig wapen
feit hier ter plaatse op geen enkele wijze was gevierd.
De heer D. Dekker droeg daarna voor eene Texelsche
novelle, getiteld: „Een zonderlinge regtspleging," waarna
door den heer J. W. van der Wal Cz. het dichtstukje:
„Die goede Piet!" van Weisman de Vi.Hez werd voorge
dragen. Ten slotte werd door de zangvereenigïng Cecilia
uitgevoerd: 1. het mannenkoor uit Riehard Leeuwenhart,
van Gretry; 2. Priesterkoor uit de Tooverfluit, van Mozart
en 3. Ode aan God, van Schmidz. Een en ander werd
afgewisseld door muziekuitvoeringen.
Naar wij vernemen, is de tweede volksvoordragt bepaald
op Vrijdag 19 December e. k.
De gezondheid van H. M. de Koningin, ofschoon
nog lang niet hersteld, is toch aaumerkelijk beter.
Naar men verneemt, is dezer dagen tusscben de
Nederlandsche en de Belgische regeringen eene overeenkomst
gesloten, betrekking hebbende op de besmettelijke ziekten
(cholera, dyssenteiie, typhus, pokken, enz.). Ons bewind
heeft tot gedelegeerden benoemd de geneesheeren Verspyck,
te Maastricht; Fokker, te Middelburg en Ingenliolz, te
Breda. De Belgische gedelegeerden zijn de voorzitters der
provinciale geneeskundige commisiën te Antwerpen, Gent,
Brugge, Hasselt en Luik.
Verder wordt aan de Amst Crt. medegedeeld, dat het
Haagsche kabinet thans te Berlijn onderhandelt om het
Duitsche Rijk tot toetreding bij bovenvermelde overeenkomst
te bewegen, en het Brusselsche kabinet dergelijke stappen
bij het Fransche bewind doet. Leiden de onderhandelingen
tot het gewenschte resultaat, dan zal er weldra een vier
voudig anti-epidemie-verbond bestaan.
Naar men verneemt, wordt de geheele rijksveldwacbt
gewapend met achterlaad-karabijnen (stelsel Remmington).
Het derde stuk van Swarts' tijdschrift voor het zee
wezen, 1873, bevat, behalve den gewonen inhoud, o. a.
een uitvoerig stuk van den kapt. der mariniers J. J. Korn-
dörffer, over de Russische stoomvaart op de Wittte Zee.
Jl. Woensdag heeft de Algemeene Synodale Commissie
der Ned. Herv. Kerk hare najaars-vergadering geopend
namelijk, dat het ons gewone straatgezang, b. v.
„O, moeder! die zeeman"
of
„Leve de meid van Vos
tijdelijk buiten dienst heeft gesteld, en dat is waarlijk vooreerst
al veelDat het gebleken zou zijn, dat Heije's lied een volkslied
was oneindig beter dan Tollens „„Wien Neêulandsch bloed"",
zooals boven aangehaalde verslaggever van het Maandblad voor het
Zangersbond zegt, zou ik niet gaarne onderschrijven, nog minder
zijne exclamatieHadden toe maar een ander Volkslied!" Voor
eerst, zoo heel populair was Heije's of Hol's lied niet. De woorden
daargelaten, is de muziek datgene, wat we gewoon zijn het volk"
te noemen, te hoog. Men kan de melodie niet genoeg snappen
zooals men dat wel eens noemt. Men hoorde het dan ook lang
zoo vaak niet zingen als een ander lied, naar ik meen ook ouder
bescherming der feestcommissie verspreid, dat aldus begon:
„O, moeder! die Spanjaard"
of
„Heb je wel gehoord van die kleine stad,
Die driehonderd jaren geleden....
op wijzen, die de lezer wel raden zal. Maar daarenboven bestaan
er zulke ernstige grieven tegen ons Volkslied? Het is hier de
plaats niet om daar breed over uit te weiden, maar is de muziek
van Wilms niet populair en degelijk? Zijn de woorden het mis
schien niet? Ik hoor hel gewone argument: „er zijn geen twee
Nederlanders die de ;.cht of meer koepletten waaruit Tollens
gedicht bestaat, van buiten kennen" en misschien is dat waar, ik
althans zou niet één van de twee zijn, maar drie koepletten ken
ik er van, ze zijn:
Wien Neêrlandsch bloed
Bescherm, o God
en
Klink luid van
en deze drie koepletten worden door het geheele volk gezongen
niet alleen, maar met eerbied en geestdrift gezongen. Kan men in
den vreemde een beter Volkslied vinden
Zooals ik reeds gezegd heb, ik acht het hier de plaats niet, al
thans nu niet, dit punt breeder uit te werken, als de gelegenheid
zich voordoet, wil ik daar gaarne eens op terugkomen.
Te Hoorn werd een groot gedeelte van het kunstdeel der feest
vieringen geleverd door onze beide rederijkerskamers „West-Frisia"
en „Hofdijk." Beide gezelschappen vergastten ons op gekostumeerde
voorstellingen, respectivelijk genaamd„Maria of de bruid van den
Watergeus" en „Lamhert Melisz." Beide stukken door stadgenooten
vervaardigd, lokaal en zeer verdienstelijk, zoowel opzichten» bewer
king als uitvoering. De muziekuitvoeringen door de stafmuziek
der Kon. Ned. Marine en van het 7de reg. inf. verdienden allen lof.
Jammer, dat de toevloed van het publiek zóó groot was, dat
„de kunst daar niet veel bij is gebaat!"
Ten slotte ééne vraag: vindt men niet, dat het getal derheeren,
die naar aanleiding der Alkmaarsehe feestviering gedecoreerd zijn,
met één, zoo niet met twee musici had moeten vermeerderd zijn?
Of is Z. M., of hij, die den Koning heeft voorgelicht, geen lief
hebber van muziek? GÉRARD.