Benoeming-en, enz.
STATEN-GENERAAL.
Frankrijk.
Engeland.
Met dit gunstige weder zal de geheele lading van het
gestrande stoomschip König Wilhelm I meerendeels droog
geborgen kunnen worden; circa 1200 collis katoen enz. zijn
aan land gebragt en opgeslagen.
Wij hebben Mina Krüseman gezien, gehoord. Dingsdag
avond trad zij in Musis Sacrum voor een talrijk, aanzienlijk
publiek op. Zij droeg voor de novelle: „De Zusters,"'
en gaf na de pauze nog een stukje over Amerikaansche
zeden ten beste. „De Zusters" is eene novelle, waarin de
schrijfster hare gedachten omtrent de emancipatie der vrouwen
blootlegt; de inhoud er van is levendig en hier en daar
zelfs boeijend. Boeijend is ook hare voordragt.
't Is niet denkbaar, dat hare denkbeelden omtrent de ver
houding der vrouwen tegenover de tegenwoordige inrigting
der maatschappij geheel zouden overeenkomen met die van
het publiek dat haar kwam hooren. Ook is het moeijelijk
aan te nemen, dat de zusters, die sprekende werden inge
voerd, konden beschouwd worden als al de leden van haar
geslacht te vertegenwoordigen.
Toch hebben wij het optreden van ,mej. Krüseman met
vreugde begroet. Hare persoonlijk, hare beslistheid en hare
meer dan gewone gaven in uiterlijke welsprekendheid laten
niet na indruk te maken. De zaak waarvoor zij strijdt
verdient overigens ten volle de aandacht. (Zie het hoofd
artikel hierboven).
De sociëteit „De Eendragt" alhier viert heden den
25sten veij aardag harer oprigting.
Men berigt ons, dat de bevestiging en intrede van
ds. Damsté te Huisduinen, niet op a. s, Zondag 7 dezer,
maar op Zondag 14 dezer zal plaats hebben.
De korporaal der mariniers, die in het door een
detachement der marine, onder bevel van den luit. ter zee
lste kl. van Broekhuizen, bezette Klein-Edi op verradelijke
wijze door een Atsjinees gedood werd, was H. A. L.
Kalsen. Hij was een oppassend militair en had slechts den
ouderdom van 29 jaren bereikt. (Leid. Crt.)
Beroepen te Botterdam ds. G. J. Vos, predikant te
Katwijk aan Zee.
Aangenomen het beroep naar Zierikzee door ds. W.
Bax, predikant te Stad Delden.
Jl. Zaturdag werd te Texel door de politie ontdekt
eene groote hoeveelheid .manufacturen, begraven in den
grond, op een afgesloten erf en plaats. Eene vrouw, ver
dacht van deze goederen te hebben gestolen, is reeds aan
gehouden en onmiddelijk aan de justitie opgezonden.
Onderscheidene winkeliers aldaar hebben het goed als het
hunne erkend.
De heer B. J. Troll heeft de betrekking van hoofd
onderwijzer aan den Burg op Texel aangenomen.
Te Schagen heeft zich een voorloopig comité gevormd,
bestaande uit den heeren W. Hazeu, van Bevervoorden en
Ph. de Heer, die de ingezetenen eerstdaags zullen oproepen
om uit hun midden een commissie te benoemen tot regeling
der feestviering aldaar ter gelegenheid van den gedenkdag
der 25jarige troonsbeklimming van den Koning.
Tot hoofdingelanden van den Hondsbossche en duinen
tot Petten, voor Drechterland, zijn benoemd de heeren B.
Kooijman Pz. en Jb. Houter, in plaats van de heeren jhr.
mr. D. van Akerlaken en P. Schuurman, benoemd tot
hoogheemraden.
De bij Petten gestrande stoomboot is de James
Kennedy, tehuisbehoorende te Liverpool. Het schip was
in ballast en van de equipage verlaten.
Jl. Maandag avond is te Nieuwe Niedorp de boeren
woning van den heer S. de Vries tot den grond afgebrand.
Acht runderen en een kalf, een groote voorraad granen,
hooi, kazen, geld en bankpapier, met den ganschen inboedel,
zijn een prooi der vlammen gewordenniets was verzekerd.
Omtrent het stuk groot f 1000 N. W. Schuld,
z rentende 4 pCt., genommerd 12773, dat te Amsterdam
zou zijn aangehouden, wordt van particuliere zijde aan het Dld
gemeld, dat jl. Vrijdag aan het kantoor, van de wed.
Leuijeling Tjeenk, tot wiens administratie het bewuste stuk
behoort, onder een pak andere effecten ook het nommer
in kwestie is gepresenteerd en afgegeven, en wel door een
kleinen commissionair in effecten te Amsterdam. De chefs
van het huis Tjeenk hebben daarop onmiddelijk den heer
de Klopper, hoofdcommissaris van politie, van hun vondst
verwittigd, waarop een agent van politie in uniform is
uitgezonden, om den commissionair, die het stuk had afge
leverd, te ontbieden.
Deze was niet te huis, maar volgens het zeggen van
zijne vrouw, die, van niets wetende, door de verschijning
van een agent, belast met een dringende boodschap, niet
weinig geschrikt was, moest haar man 't was inmiddels
Sabbath geworden in de kerk zijn. De commissionair
moet in een verhoor aan de politie hebben verklaard, dat
hem het stuk onder meer andere door zijn correspondent
te Londen is gezonden. In de Engelsche hoofdstad zal het
onderzoek dus dienen te worden voortgezet, wat, nu men
werkelijk een einde van den juisteH draad in handen heeft,
welligt niet moeijelijk is en tot een goeden uitslag kan
leiden. Intusschen is het te betreuren, dat de vondst zoo
spoedig ruchtbaar is geworden, daar de pers nu de moor
denaarseerste uitgevers der stukkenheeft gewaarschuwd.
De Amsterdamsche correspondent der H. N. verhaalt,
dat in de hoofdstad een gebouw is, waar men vroeger
nuchter inkwam en dronken uitging en tegenwoordig
dronken inkomt en nuchter uitgaat. Het is de gewezen
tapperij „de Halve Maan", die in een politie-bureau
veranderd is.
De heer J. G. Jager, notaris te Amsterdam, heeft
zijn ontslag gevraagd als lid van den gemeenteraad.
De Kl. Crt. meldt, dat mej. Mina Krüseman, in
gezelschap van drie heeren, in verschillende plaatsen van
ons land als concertzangeres zich zou willen doen hooren.
Mej. Krüseman zal, naar men verzekert, nog deze maand
een reis naar Italië, bepaaldelijk naar Florence en Eome,
maken, om daarna als concertzangeres op te treden.
De Amst. Crt. vindt in een der buitenlandsche bladen
het volgende
„De tallooze lezers en lezeressen, die bij het naderen van
onweer niet weten waar zich te bergen van angst, zullen
ons dankbaar zijn, als wij hun bekend maken met den
uitslag der waarnemingen door een Amerikaan, gedurende
een jaar gedaan. Volgens zijne opteekeningen zijn in 1870
in geheel Amerika niet meer dan 202 menschen door den
bliksem gedood geworden. Tot troost van de dames, onder
welke gelijk men weet de angstigsten worden aangetroffen,
zij gezegd, dat ook de bliksem galant kan zijnhij heeft
slechts 54 vrouwelijke offers, daarentegen 148 mannelijke
gecischt. Naar de aangegeven cijfers loopt dus onder 190,883
menschen één enkele gevaar door den dondergod om het
leven gebragt te worden. De bliksem heeft een merkwaar
dige voorliefde voor heeren en dames van tien tot dertig
jaar oud, meer bijzonder voor jongeheeren en jongejuffers
van tien tot vijftien jaar. Maar ook van deze soort stelt
hij zich met weinig tevredendit blijkt uit het hierboven
genoemde geringe aantal gedooden van verschillenden
ouderdom. De zon - zou men het gelooven? - is veel
gevaarlijker dan de rollende donder en de flikkerende bliksem,
want vrolijk stralende, heeft zij in hetzelfde jaar, toen de-
bliksem 202 menschen doodde, 397, dus bijna nog eens zooveel
offers geëischt. Gevaarlijker dan bliksem en zon voor den
mensch is echter de mensch zelf: immers in meergenoemd
jaar werden 1395 zelfmoorden gepleegd."
Onderscheidene slagers te Amsterdan hebben thans
den prijs van het vleesch met 10 cents per kilogram
verminderd.
Naar men verneemt is jl. Zondag avond in eene
herberg, even buiten Beverwijk, een twist ontstaan, waarbij
een jongeling van 20 jaren, zekere G. N. met een queue
zoodanig aan het hoofd is gewond, dat hij aan de gevolgen
is bezweken. De officier van justitie is aldaar aangekomen.
De vereeniging tegen het mishandelen van dieren te
Haarlem en omstreken heeft jl. Woensdag in het lokaal
tot Nut van 't Algemeen eene algemeene en openbare
vergadering gehouden. De heer A. van Eek, van Hoorn,
daartoe door het bestuur uitgenoodigd, heeft eene zeer
boeijende verhandeling voorgedragen over de beschermings
zaak. In groote, breede trekken schilderde hij wat
dierenmishandeling is; hij toonde aan, dat reeds de oude
Grieken wetten hadden, ten einde het mishandelen van
dieren te weren; hij haalde treffende gezegden aan van
den edelen Fénélon en anderen, en eindigde met een betoog,
dat het, met het oog op wetten tegen dierenmishandeling,
die in ons land niet bestaan, wenschelijk is, dat de ver
schillende vereenigingen in ons land zich vooral toeleggen
op het verspreiden van echt menschelijke gevoelens in
jeugdige gemoederen. De spreker bewees door voorbeelden,
waartoe wreedheid in jonge jaren den mensch, ouder
geworden, kan brengen. Preventief te handelen is veel
beter dan repressief; ouders en leermeesters moeten zorgen,
dat de jeugd menschelijk leere handelen jegens het dier,
het onschuldige schepsel, dat niet kan spreken om zich
te verdedigen, als het mishandeld wordt. Na eenige
minuten pauze vergastte dezelfde spreker zijn aandachtig
luisterend gehoor op eene zeer treffende en roerende
novelle uit het leven van een hond; en hiermede eindigde
deze vergadering, die zeker veel nut zal gedaan hebben
aan de zaak der bescherming van de dieren in deze stad.
Als een bewijs, hoe hoog de prijzen van de paarden
zijn, vooral die voor luxe, kan zeker dienen, dat op de
jl. Zaturdag te Utrecht gehoudene verkooping van paarden
en rijtuigen enz. van wijlen den heer van der Hagen van
den den Heuvel, voor een Isabei en een Blaauw-moorkop
ieder f 1200, behalve de 10 pCt. opgeld, besteed werd.
Uit Harderwijk schrijft men dd. 27 Nov. aan de
N. A. Crt.:
„Weder zijn driehonderd vrijwilligers in onze veste
gereed, om den 6 Dec. a. s. per Madura en Cosmopoliet
naar Java te vertrekken. Dit transport maakt het getal
van 3500 voltallig, die hier sedert het uitbreken van den
oorlog met Atsjin zijn geëngageerd, gekazerneerd en geëx-
pediëerd. Deze schare vrijwilligers, die ons de legers,
waarmede onze voorouders hunne onafhankelijkheid
bevochten, in het geheugen terugroept, is een zamenraapsel
van alle natiën en klassen der maatschappij. De Duitsche
de „Freiherr", die door het strenge militaire regime van
Duitschlands Keizer is „ausgeschoben", vindt in de grijze
jas van de koloniaal-militaire uniform eene wel overeen
stemmende tenu-verwisseling met zijne maatschappelijke
positie, en zit nu broederlijk zamen met den gebaarden
Parijzenaar, die een geheimzinnig stilzwijgen bewaart
over zijn leven gedurende de jaren '70 en '71, iets wat
hem in verdenking zou kunnen brengen, dat hij niet
vreemd is aan de Parijsche gebeurtenissen in dien tijd.
Allen, hetzij graaf, Freiherr, Communeman of Zwitsersch
bergbewoner, die ook wel vertegenwoordigd zijn, hebben
een uiterlijk, dat vrij wel bij elkander past. Het „hoe
zijt gij er toe gekomen, o vreemdeling, om hier voor ons
naar een vreemd land te gaan vechten," vindt een ant
woord op de tronies van deze ongelukkige gedeklasseerden.
De woorden „dierlijke passie" en „luiheid" staan op hun
gelaat te lezen.
Vreemd is het, dat ons gouvernement deze pariasjder
maatschappij het handgeld van f 200 uitkeert en ze daarna
nog de meest volledige vrijheid geeft om te gaan, waar zij
willen. Dat niet allen heengaan om niet terug te komen,
kan alleen daaruit verklaard worden, dat zij niet weten
waarheen. Hun vaderland is voor hen gesloten en welligt
wacht ook in andere landen de regter op hunne komst.
Sommigen hebben toch van de vrijheid gebruik gemaakt
om goed gevoed,- gekleed en met f' 200 in den zak ons
gastvrij land te verlaten. Enkelen hebben zelfs dit herhaalde
malen gedaan:, één Lotharinger, die als Martin zijn hand
geld had ontvangen, en daarmede was weggeloopen, kwam
als Lefebure weêr terug en ontving op nieuw het handgeld,
dat hij deze maal echter niet over de grenzen mogt brengen,
daar hij in de infirmerie door een oppasser herkend werd,
't geen de zaak aan het licht bragt.
Een ander ging met zijn handgeld naar Parijs, zond van
daar uit zijne kleederen aan den kommandant van het
werfdepót terug met een vriendelijk schrijven, waarin hij
dezen beleefd bedankte voor de genoten gastvrijheid en het
verkregen handgeld. Wij haasten ons er bij te voegen, dat
deze beleefde heer een Hollander was, opdat zij, die overal
nationalen roem in zoeken, zich ook in dezen beleefden
landgenoot kunnen verheugen.
Meerdere staaltjes van desertie zijn voorgekomen. Wij
haalden deze slechts aan om aan te toonen, hoe gemakke
lijk het is, om met het handgeld te gaan loopen. De
regering, die zoo streng waakt op hare eigene onderdanen,
opdat er geene malversaties plaats hebben, laat deze schare
vreemde fortuinzoekers met Turksch fatalisme de vrijheid
om haar te bestelen, terwijl niets gemakkelijker zou zijn dan
dit te voorkomen, daar Harderwijk de gelegenheid aan
biedt, door een paar liniën wachtposten, het ontvlugten
schier onmogelijk te maken. Dat de kroeghouders en
winkeliers in hun knolletuin zijn, behoeft niét gezegd. Het
handgeld, dat voor de 3000 manschappen, hier aangeworven,
bij de 5 k 6 ton bedraagt, is grootendeels door hunne
handen gegaan.
Ds. P. J. B. Laan, voor geruimen tijd reeds uit
het krankzinnigengesticht te Utrecht ontsnapt en naar
wiens verblijfplaats zoo ijverig is gezocht, bewoont sinds
eenlgen tijd gemeubeleerde kamers te Antwerpen. Hij schijnt
volkomen wel te zijn en houdt zich onledig met letter
kundigen arbeid. Zijn Antwerpsche vrienden zijn het
hierover eens dat ds. Laan behoort gerehabiliteerd te
worden, daar hij in het gesticht is opgesloten zonder krank
zinnig te zijn.
De off. van adm. Sde kl. D. J. van Oosterzee ii, op zijn ver
zoek, eervol uit de zeedienst ontslagen en benoemd tot 2den luit.
kivartierm. bij het leger in Nederl.-Indië.
Tweede Kamer.
Zitting van Dingsdag 2 December. De spoorwegbegrooting
voor 1874 is met algemeene stemmen aangenomen. Woensdag
voortzetting der Staatsbegrooting en wel over de afdeeling onder
wijs in 't algemeen en daarna hooger, middelbaar en lager onder
wijs in 't bijzonder.
Zitting van Woensdag 3 December. In deze zitting liep het
geheele debat over het onderwijs in 't algemeen dat door den
heer van Nispen Jnr. als godsdienstloos ja anti-godsdienstig werd
geschetst, waartegen de heeren Oodefroi, van Eek, Eombach, Jonck-
bloet, Moens en Idserda opkwamen, zoomede de minister; terwijl
de heeren Heydenrijck en Haffmans zich bij den heer van Nispen
aansloten. Door den minister werd nog meegedeeld dat de wet
op het hooger onderwijs van den Baad van State terug ontvangèn
en spoedig zal ingediend worden.
Buitenland.
Omtrent het vergaan van de pakketboot la Ville
du Havre wordt aan Havas nog het volgende medegedeeld
„De Ville du Havre is den 22 Nov., ten 2 ure 's nam.
op 47° NB. en 38° WL. bij fraai weêr en in volle zee
door aanvaring gezonken. 226 personen, waaronder 108
passagiers en 118 van de 169 man van de equipage
kwamen om in de golven. Het stoomschip werd door
een Engelsch ijzeren schip in 't midden bij de machines
doorboord. Binnen tien of twaalf minuten was er niets
meer van het schip te zien. Twee luitenants, de doctor,
en al de machinisten zijn verdronken. Wij zijn met de
overlevende passagiers en equipage op het Amerikaansche
schip Trimountain te Cardiff aangekomen. De agent van
de maatschappij te Cardiff voorziet ons van alles, wat wij
noodig hebben. (Get.) kapt. Surmont."
Sir Samuel Baker is thans geheel van zijne ongesteld
heid hersteld en zal Maandag a. s. in eene vergadering
der Boyal Geographical Society te Londen het woordvoeren.
Een vreeselijk drama op zee is voorgevallen met
het Engelsche schip Biver Eden. Het schip verliet Londen
den 15 Sept., bestemd naar Valparaiso. De equipage
bestond uit 16 man, de lading was van gemengden aard;
o. a. waren er 100 ton buskruid aan boord. Tot den 7
Oct. ging alles goed, maar toen begon de kapitein Bowden
zich zonderling te gedragen. Aanvankelijk meende men
dat hij dronken was, maar 't bleek dat er geen sterke
drank aan boord was, behalve de door de wet voorge
schreven hoeveelheid, en men kwam tot het besluit, dat de
gezagvoerder krankzinnig was geworden. Den 14 Oct.
werd de bark Elisabeth Graham gepraaid en de lste
stuurman zond een boot, om den kapitein van dat schip
uit te noodigen aan boord van Biver Eden te komen.
Toen deze aan dat verzoek voldeed, gaf hij den raad den
kapitein niet op te sluiten, daar 't hem voorkwam dat de
krankzinnige niet gevaarlijk was; 't beste was, naar zijn
oordeel, op Pernambuco aan te houden en daar den patiënt
te doen verzorgen. Kapitein Bowden was dien middag
bijzonder kalm, des avonds sliep hij gerust; maar tegen
12 uur in den nacht ontdekte men brand in het achterschip.
De bemannning snelde terstond toe om zich van den
kapitein meester te maken; deze had een pistool gegrepen,
waarmede hij den 2den stuurman een gevaarlijke wond
aan het hoofd toebragt. 't Bleek dat de kapitein parafine-
olie op het dek, in zijn hut en op een zeil had geworpen,
waardoor de brand zóó snel om zich heen greep, dat
besloten werd het schip te verlaten. De kapitein weigerde