DAMES-CONCERT, ZWEEDSCHE Duitschland. Burg-erlijke Stand. Gemeente Helder. 283ste STAATS-LOTERIJ Correspondentie. MAANDAG 22 DECEMBER 1873, zal dit dier tentoonstellen, vervolgens slagten en een maaltijd aanrigten, waarop alle huisvaders genoodigd worden om het te proeven. Jl. Zondag nacht is de Koningin-weduwe van Pruissen, Elisabeth, te Dresden, waar zij ten bezoek bij hare zuster, de Koningin-weduwe van Saksen was, overleden. De overledene, in 1801 geboren, was de dochter van Maxi- miliaan I, Koning Beijeren. In 1823 huwde zij met den toenmaligen Kroonprins van Pruissen, later Koning Friedrich Wilhelm IV, met wien zij een zeer gelukkig huwelijks leven leidde. De oproeping van het Weekblad de Gartenlaube, om den Pruissischen trompetter, August Binkebank, die wegens zijne heldhaftigheid in den veldslag van Mars-la-Tour met het IJzeren Kruis begiftigd en door Freiligrath als de „trompetter van Mars-la-Tour" was bezongen, doch daarna ten gevolge van den toestand van zijne borst als ongeschikt voor de militaire dienst daaruit door de Pruissische regering met acht thaler (14 gulden) pensioen was ont slagen, voor den hongerdoed te behoeden, en is met goed gevolg bekroond. De trompetter is namelijk door een Saksisch landeigenaar tot opziener van zijne goederen aan gesteld, en er is ruim 500 thaler (900 gulden) voor hem verzameld, hetgeen hem als kerstgeschenk zal worden aangeboden. Opgave van af Zaturdag middag tot Dingsdag middag. ONDERTROUWD en GETROUWD: Geene. BEVALLEN: S. Beukers,' geb. Buddingh, (D). H. de Vrij, geb. Wijker, (D.). A. de Beurs, geb. Kan, (Z.). J. Goos, geb. Meijsser, (D.). J. F. vaa der Plaat, geb. van Polanen de Bevere, (Z.). M. C. Smit, geb. Kater, (D.J. J. Wiljouw, geb. Bethlehem, (D.). M. Coster, geb. Visser, (Z.). J. Koch, geb. Brand, (D.). C. C. Riemers, geb. Klooster, (D.). J. Ballast, geb. Quast, (D.). OVERLEDENP. J. Klein, 5 jaren. J. Groen, bijna 19 maanden. J. Koch, geb. Brand, 38 jaren. VIERDE KLASSE. Eerste lijst: No. 12503 1000; No. 1591, 8925 en 10712 ieder ƒ200; No, 5124, 12132 en 18233 ieder 100. Weerkundige Waarnemingen te Helder (Landskeet) tl c rO B s? Uren. S Windrigting en Kracht. Barometer mm. Thermometer C. Vochtigh.! procent, j Toestand van de zee. <U O Stand. Afw. Stand Afw. 14 12 zwtw. 2k. 772.44+12.92 7.2 2.7 0.94 Vlak. 16 12 zw. 8„ 767.18 7.63 5.4 0.9 0.90 Golvend 16 8 zwtw. 40„ 752.38 7.20 9.1 5.7 0.95 Hol. 16 12 zw. 26„ 750.61 8.97 10.2 5.8 0.95 ii Weersgesteldheid14 Dee. 12 u. Digtbetrokken mooi. 15 Dec. 12 u. Digtbetrokken, winderig. 16 Dec. 8 u. Idem. onstuimig. 16 Dec. 12 u. Idem. Idem. Een ingezonden stuk moet wegens plaatsgebrek tot het volgend nummer blijven liggen. I.ATKHH BKKIGTKY. Zr. Ms. schroefstoomschip Marnix, onder bevel van den kapt.-luit. ter zee Rietveld, is heden middag alhier van Batavia aangekomen. De minister van Binnenl. Zaken heeft ter algemeene kennis gebragt, dat, volgens bij hem ingekomen ambtsbe- rigten, in de week van 7 tot 13 Dec. jl. aan Aziatische cholera zijn overleden: te Aarlanderveen 2 personen; Alphen 1, Delft 1, Gouda 2, Oudshoorn 1, Rotterdam 1, Smilde 1, totaal in het rijk 9 personen. aanvang des avonds ten 8 ure. Heeren inteekenaren kunnen van af heden (uitgenomen Zaturdag) plaatsen bespreken in het lokaal Musis Sacrum. Vreemdelingen kunnen geïntroduceerd worden. maarschalk Bazaine. Slot proces Trianon. Eenige bijzonderheden omtrent Bazaine zullen onze lezers stellig met belangstelling lezen. Zie hier eene schets welke een geacht Duitsch tijdschift o. a. van den veroor deelden maarschalk geeft: Hij gelijkt een zwaar gebouwde, steeds knorrende bulhond. Massief, breed geschouderd, klein, stevig en corpulent, is de gestalte van den maarschalk niet gemakkelijk te schetsen. Als men hem voor zijn klein tafeltje ziet zitten leunende iu zijn rooden fauteuil of met de bril op den neus bezig met het doorsnuffelen van papieren, dan moet men een goede poos nadenken eer men den juisten indruk heeft van deze physionomie. Op 't eerste gezigt meent men een welgesteld en met zijn lot tevreden burgerman voor zich te hebben, die de behandelde zaak slechts als toeschouwer volgt. Let men echter op de kleine glinsterende oogen en den gloed, dien zij uitstralen, op de zenuwachtige gebaren, waarvan Bazaine zich vooral in 't begin niet kon onthouden, dan besluit men ligt, dat die koelbloedige olympische rust slechts een masker is en dat, volgde de maarschalk zijne natuur, aan opgewonden tooneelen geen gebrek zou zijn. De verklaringen der getuigen, die met hem in Metz moesten omgaan, bewijzen, dat Bazaine niet altijd zoo schaapachtig, zachtaardig was, als hij zich aan zijne regters vertoont. De aangenomen rol valt hem echter ligt. Het verblijf in de heerlijke geurende tuinen van Klein-Trianon, zulk een bedaard gemakkelijk leven als van den gevangene, moeten wel werken ook op het driftigste gestel. In de eerste zittingen ging het nog wel eens mis, maar zoo langzamerhand gewende zich Bazaine aan zijn aange nomen gemoedelijkheid, evenals een vat, dat de eerste prooven heeft doorstaan, aan 't vuur gewend is. Bazaine is het sprekendste bewijs, dat ieder Fransch soldaat den maarschalkstaf in zijn randsel draagt. Hij werd in ditzelfde Versaillès, anno 1811 geboren. Zijn vader was toen ingenieur in Rusland en kwam slechts eens in 'tjaar naar Frankrijk om zijne vrouw te bezoeken, die het Rus sische klimaat niet kon verdragen. Terwijl zijn jongere broeder, die thans (ingenieur van bruggen en wegen) het proces geregeld bijwoont, zijne studiën met ijver voltooide, wist men niet wat er van Achille zou groeijen. Zijn karakter was niet gemakkelijk. De aanstaande maarschalk van Frankrijk, grootkruis van 't legioen van eer, senator enz., trad het bedrijvige leven in als leerling in een kruidenierswinkel. Maar het afwegen van suiker en rozijnen beviel den jongen Bazaine evenmin als zijne schoolboeken. Op een mooijen dag in 1831 liet Bazaine den winkel in den steek en stelde zich voor aan den werfofficier van het pas opgerigte regiment der jagers van Orleans (de oudste zoon van Louis Philippe was bevelhebber van dit regiment, dat later den populairen naam „jagers van Vincennes* kreeg.) Acht dagen later werd de jonge soldaat met elf honderd kameraden op een transportschip te Marseille gepakt en na vijf dagen lagen zij op de vesting wallen van Algiers. De Franschen hadden het niet gemakkelijk op hun veroveringstogt; elke duim gronds werd hevig betwist en ieder Arabier, Kabyle of Berber kostte twee Fransche soldaten. Het was een ruw leven, maar men avanceerde goed. Een gestel als dat van den jongen jager van Orleans moest hem wegens voortdurende insubordinatie in de straf compagnie of wegens dolkoene dapperheid tot de hoogste militaire waardigheden brengen. Het tweede geschiedde. (De beschrijving van zijn militaire loopbaan is te zeer bekend dan dat we die op nieuw behoeven mede te deelen. Red.) De laatste zittingen van den krijgsraad waren zeer treffend. Lachaud weet treffend te zijn. Een Engelsch correspondent zegt van hem, dat hij waarschijnlijk de beste criminele advocaat van Frankrijk is, die meer aangeklaagden vrij gepleit heeft, dan de meeste advocaten ooit verdedigd hebben. Een krachtig en gezond uitziend man van 60 jaar, met een stem als een trompet, heeft hij de echt Fransche gave om zich geheel met zijn cliënt te vereenzelvigen. Het is, alsof hij zijn eigen zaak verdedigt en er is zooveel hartstog- telijkheid in zijn welsprekendheid, zooveel kracht, ernst en overreding in zijne gebaren, dat de toehoorder ten slotte niet meer aan den beschuldigde denkt. Het maakte een diepen indruk, toen Lachaud als het ware zijn eer verpandde voor Bazaine's onschuld, te meer daar men hem voor te eerlijk houdt om zoo iets alleen om het effect te zeggen. Hij is een te goed jurist en te scherpzinnig pleiter, dan dat hij tot zulk eene verklaring zijne toevlugt zou nemen, als hij van de schuld van zijn cliënt overtuigd was. Bazaine zat, naast zijn advocaat, met zijn handen op zijn knieën de regters aan te zien, alsof hij wilde nagaan, welken indruk Lachaud op hen maakte. Van tijd tot tijd streek hij met zijn hand langs zijn zwarten knevel, die zulk een contrast vormt met zijn witte haren. Lachaud pleitte zonder een oogenblik naar een woord te zoeken of zich over een datum of naam te bezinnen. Geen enkel punt van beschuldiging sloeg hij over. Ofschoon hij herhaaldelijk de toegevendheid van den krijgsraad inriep voor zijne onbe kendheid met militaire zaken, zou geen militair zijn schil dering van veldslagen verbeterd hebben noch beter dan hij uiteengezet hebben, waarom Bazaine niet naar de Maas getrokken was. Geen enkele maal viel hem een der regters in de rede, in Frankrijk een groote zeldzaamheid. De hertog van Aumale zat stijf en onbewegelijk, de gene raals Princeteau en Tripier, twee oude, magere genie-officieren, maakten aanteekeningengeneraal Guyot, de type van een goedhartig soldaat, hield voortdurend zijn hand aan zijn oor om geen woord te verliezen. Een Duitsch correspondent schrijft Toen de commissaris der regering, generaal Pourcet, de overgave der vaandels behandeld en kunsteloos en daarom zoo roerend de overgave schilderde, kreeg zijne stem eene ongekende kracht; met opgeheven hoofd en doorborende blikken dicteerde hij het doodvonnis. In de zaal kon men iederen ademtogt hooren. Aumale, de generaals Ressayre, Lallement en anderen deden hun best hun aandoening te bedwingen; generaal Chabaud Latour liet zijn tranen den ▼rijen loop. Bazaine scheen zich in zijn leuningstoel te willen verschuilen, terwijl zijn gezigt vreeselijk vertrok. Hij stikte in zijn lang bedwongen aandoening. Zoo kreunt in het laatste oogenblik een gepijnigde, na weken lang de marteling doorgestaan te hebben. Zelfs Lachaud boog zich over zijne papieren en hield de handen voor zijn gezigt. Bazaine bleef tot aan 't eind in zijn rol vanjtoehoorder. Maar toen, nadat Lachaud had geëindigd, de president vroeg: „mijnheer de maarschalk! hebt gij nog iets te zeggen?" stond hij op en zeide met kalme stem: „Ik draag op mijn borst (op de ridderorde n.1.) de beide woordeneer en vaderland. Ik ben dat edele devies nooit ontrouw geworden, evenmin te Metz als elders, gedurende de 42 jaren, die ik Frankrijk heb gediend. Ik zweer het hier voor (het beeld van) Christus." De voorzitter sloot daarop de debatten. Het was vier uur 40 minuten. De maarschalk verliet met zijn escorte de zaal. Geen der toeschouwers verliet zijne plaats, maar er werd druk gepraat en kapitein Boisredan moest telkens stilte verzoeken. Zoo zat men vier uur. Om 8.40 kwam de raad weer binnen. Dezoogenaamde „loge van den maarschalk" was ledig; pok Lachaud was heengegaan. De regters hielden zich gedekt en staande. Zoo las de president het vonnis. Het luidt aldus: In naam van het Fransche volk: Heden den lOden Dec. 1873 heeft in den eersten krijgsraad van de eerste militaire divisie, in 't geheim beraadslagende overeenkomstig de wet, de president de volgende vragen gesteld: 1. Is Bazaine, ex-opperbevelhebber van het Rijnleger, schuldig aan het feit, dat hij op den 28 Oct. 1870 met den vijand heeft gecapituleerd en de vesting Metz, waarvan het opperbevel hem was opgedragen, heeft overgegeven, zonder alle middelen van verdediging te hebben uitgeput; zonder alles te hebben gedaan wat pligt en eer hem voor schreven? 2. Is Bazaine, ex-opperbevelhebber van het Rijnleger, schuldig aan het feit, dat hij denzelfden dag in het open veld heeft gecapituleerd? 3. Heeft die capitulatie er toe geleid om het leger de wapenen te doen nederleggen? 4. Heeft Bazaine, eer hij mondeling of schriftelijk in onderhandeling trad, alles gedaan wat pligt en eer hem voorschreven? Met algemeene stemmen zijn die vragen toestemmend beantwoord. Bij gevolg heeft de raad, overeenkomstig (volgen de artikelen van de krijgswet) met eenparige stemmen Framjois Achille Bazaine, maarschalk van Frankrijk, veroordeeld tot den dood en militaire degradatie en overwegende (volgt art. 130) verklaard, dat F. A. Bazaine ophoudt lid van 't legioen van eer te zijn en niet meer geregtigd is de mili taire medaille te dragen. Het vonnis werd door generaal Pourcet, zijne auditeurs en den griffier Alla aan den maarschalk voorgelezen, die zeer bewogen was. Hij verzocht zijn zoontje bij zich te mogen hebben, wat hem werd toegestaan, ook omdat men hoopte dat de nabijheid van het kind den vader een moge lijke daad van wanhoop zou beletten. Mevrouw Bazaine is door Lachaud den laatsten tijd van haren man verwijderd gehouden. Zij verergerde met hare klagten diens toestand. Het publiek zegt voorloopig niet veel van dit einde van het groote drama. Ontzetting schijnt 't eerste gevoel ge weest te zijn. De maarschalk Bazaine is bij de uitspraak van zijn vonnis, die Woensdag avond omstreeks half vijf ure, bij monde van den hertog van Aumale, in den krijgsraad te Versailles is geschied, niet tegenwoordig geweest. Na de wei nige woorden, die hij bij het eindigen der debatten tot zijne reg ters rigtte, met eene heldere en vaste stem uitgesproken te heb ben, is hij naar zijne vertrekken teruggeleid, waar zijne echtge- noote, zijn broeder, zijne twee neven en eenige vertrouwde vrienden (waaronder de kapitein Morray-Soult en de ko lonel Magnan) zich bij hem vervoegd hebben. Gedurende de vier uren, die de leden van den krijgsraad in de raad kamer doorbragten, onderhield de maarschalk zich met zijne vrienden en verwanten zoo bedaard en kalm, alsof zegt een verslaggever van le Gaulois zijn hoofd niet op het spel stond; terwijl zijne vrienden onmogelijk de geprangdheid konden verbergen, die de gedachte aan het beslissend overleg, dat in die oogenblikken plaats had, bij hen verwekte. De echtgenoote van den maarschalk, die hare gewaarwordingen niet meester kon blijven, verliet spoedig met eenige harer vriendinnen het vertrek en ver beidde den uitslag biddende in de kapel van Trianon. De kolonel Villette hield zich in de gaanderij op, die Groot- Trianon met Trianon-sous-Bois verbindt, om de beslissende tijding het eerst te ontvangen. Tegen half negen ure zag hij Lachaud naderen, die de voorlezing van het vonnis op de teregtzitting had bijgewoond, en den maarschalk op de komst van generaal Pourcet kwam voorbereiden. „Welke tijding brengt gij?" vroeg de kolonel, met ingehouden adem. Lachaud antwoordde met een wan hopig gebaar en trok den kolonel met zich mede naar den trap, die naar het vertrek van den maarschalk geleidde. De maarschalk, die nog steeds het gesprek met zijne vrienden levendig onderhield, ging zijn verdediger, toen hij dezen het vertrek zag binnenkomen, tege moet en zonder hem te vragen wat op het ontstelde ge laat van zijnen verdediger duidelijk genoeg te lezen was, zeide hij, de hand van den jongman drukkende: „Zij hebben mij alzoo ter dood veroordeeld?" Toen Lachaud ook nu nog het stilzwijgen bewaarde, vroeg de maarschalk: „En met welk eene meerderheid?" „Eenstemmig!,, „Een stemmig?" herhaalde de maarschalk, en hervatte daarop het gesprek met dezelfde kalmte als te voren. Allen gaven zich aan hunne droefheid over; de veroordeelde alleen behield uiterlijk zijne stille gelatenheid. Kort daarop meldden de generaal Pourcet en de griffier zich aan. De laatste las het vonnis voor, waarbij de maarschalk ter dood ver oordeeld en de straf der degradatie over hem uitgesproken wordt. Nadat deze voorlezing geëindigd was, zeide de generaal: „Mijnheer de maarschalk! hij hebt een etmaal den tijd om revisie van uw vonnis te vragen." „Ik zal," antwoordde de maarschalk hem, „mij dien termijn niet ten nutte maken. Mogt men mij op staanden voet willen fusilleren ik ben gereed!" Ook bij het treffende tooneel met mevr. Bazaine, dat nu volgde, bleef de maar schalk zich zeiven beheerschen. De veroordeelde liet zich in den verderen loop van den avond geen enkel scherp of bitter woord ontvallen. „De leden van den Raad," zeide hij, „hebben mij naar de inspraak van hun geweten ver oordeeld. Mijn geweten verwijt mij niets. Welnu, dat men mij dan fusillere!" De maarschalk heeft zich Woens dag avond op zijnen gewonen tijd, des nachts te één ure, ter ruste begeven, na, evenals op andere avonden, de nieuwsbladen te hebben doorgeloopen. Het verzoek om gratie, door den krijgsraad aan den minister van Oorlog ingediend, luidt als volgt: „Mijnheer de minister! De krijgsraad heeft zooeven het vonnis uitgesproken over maarschalk Bazaine. Als gezworenen hebben wij de vragen beantwoord, die ons gesteld zijn, slechts gehoor gevende aan de stem van ons geweten. Wij behoeven niet terug te komen op het

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 3