1873 N°.157. Woensdag 31 December. 31 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. BEH1GTEN BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJIN. HELDERSUHE EN \SEUWED1EPER COURANT. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinqsdag-, Donderdag-en Zatukdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per ]»o»t - 1.65. Prijs der Adwertentiën Van 14 regels 60 cent, ül'kt! regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. VERTEERT) AGEN DUB BRIEVENMAILS Naar Oost-lndië: via Triest 6 Jan, 's avonds 6 u. „nu Starseille 1 Jan,, 's avonds 6 u. y vu Brindisi 12 Jan., 's avonds 6 u. v Curagao en Suriname, 1 Jan., 's morg. 6 u. v Kaap de Goede Hoop, via Sonthampton3 Jan., 's morg. 6 u. Terugblik. Het jaar 1873 spoedt ten einde, om welhaast tot de geschiedenis te behooren. Een nieuwe tijdkring gaat zich voor ons openen, achter een dichten sluier verbergende wat hij ons baren zal. Alvorens de oude zich sluit toeven wij gaarne een oogenblik, om tegenover het onbekende, dat ons wacht, terug te zien op het bekende, dat achter ons ligt, om dankbaar ons te herinneren wat het afgeloopen jaar ons geschonken, om weemoedig te herdenken wat liet ons ontnomen heeft, om uit het verledene met al zijne ondervinding van genoten zegen, van genoten bijstand en troost bij droevige slagen, vertrouwen te putten voor het toekomende. Niemand zoo ongevoelig, die niet aan den avond des jaars zijne gedachten terugvoert over de ver vlogen maanden, waarin zooveel geschied is, zoovele hoop volle verwachtingen, bij den aanvang gekoesterd, vervuld of teleurgesteld zijn; die niet peinst over hetgeen hij met ijver en inspanning getracht, gewerkt en voleindigd, of met lauwheid verzuimd en mismoedig gestaakt heeft. Ieder voor zich vindt ruime stof tot overdenking, al bepaalt hij zich tot het beperkt gebied van zijn eigen ik, of tot zijne naaste omgeving. Maar het verdient zijne aandacht ook, wat het jaar 1873 voor het vaderland is geweest, ons kort overzicht daarvan moge zijne herinneringen verleven digen en aanvullen. Yan den oorlog tegen Atchin geroerd behoeven wij kwalijk te gewagen. Onbetwistbaar was hij de belang rijkste aangelegenheid voor Nederland, welke aller harten in spanning hieldbelangrijk omdat onze positie als kolo niale mogendheid, ons overwicht op de Oostindische volken er bij op het spel stond. Juist tot handhaving van dat overwicht tegen een roofstaat, die het miskende, was hij ondernomen, en te grievender en bedenkelijker was het daarom, dat onze eerste poging tot bestraffing van het weerspannige land in een nederlaag, in een aftocht moest eindigen. Geene moeite, geene offers werden gespaard om eene tweede expeditie zoo geducht te doen zijn, dat een beter uitslag mocht gehoopt worden, en op het oogenblik wagen onze dapperen hun leven om de eer onzer vlag te handhaven. Met te meer belangstelling zien wij de be richten aangaande de krijgsverrichtingen in het verre Oosten te gemoet, omdat het onze broeders, onze vrienden zijn die daar krijg voeren tegen een hardnekkigen vijand, terwijl de cholera in hunne gelederen rondsluipt. Het ondernemen van dezen oorlog gaf in onze Verte genwoordiging aanleiding tot heftige aanvallen tegen de regeering door hen, die zelfs dan, als eensgezind handelen noodig is, hunne driften het zwijgen niet opleggen, en die alle voorwendsels aangrijpen om het bestuur in de oogen des volks verdacht te maken en den zetel te doen ruimen. Niet alleen tegen heü, ook tegen de clerikale partijen, die in ons vaderland meer en meer het hoofd opsteken en zich als staatkundige fractiën in de Tweede Kamer, inzon derheid ter bestrijding der onderwijswet, doen gelden, had het ministerie aanhoudend te kampen; en toen de Juni- verkiezingen de oppositie in de Kamer versterkt en de meerderheid aan de liberale leden ontnomen hadden, ver zocht het kabinet, dat zijne voorstellen omtrent eene nieuwe rechterlijke organisatie en de afschaffing der plaatsvervan ging en nummerverwisseling had zien afwijzen, den Koning om ontslag. Den heer van Lynden werd de vorming van een nieuw bewind opgedragen, maar al ras bleek het, dat zij, die eenstemmig in het afkeuren waren, het volstrekt niet eens konden worden over een te volgen regeerings- programma, en de oude ministers namen, op 's Konings wensch, hunne taak weder op; alleen de minister van oorlog werd vervangen. Dat die van marine sedert door de afstemming zijner begrooting genoopt werd zijn ontslag te nemen, ligt nog in ieders geheugen. Uitgenomen met Atsjin, bleven onze betrekkingen met andere mogendheden van vriendschappelijken aard. Met België werd een tractaat gesloten, dat tot uitwissching strekte der laatste sporen van vroegere verdeeldheid, een gezantschap uit Japan, dat de Enropesche Hoven bezocht, vertoefde ook eenigen tijd in ons land. Onze middelen van gemeenschap, zoowel binnenslands als met andere Rijken en de Koloniën, breidden zich ten bate van handel en verkeer op verblijdende wijze uit. De werken te Amsterdam en te Rotterdam tot voltooiing van het eerste staatsspoorwegnet werden krachtig voortgezet, als eerste schrede tot aanvulling van dat net werd tot den aanleg van spoorwegen van Arnhem naar Nijmegen en van Zevenbergen naar Zwaluwe besloten. De te Vlissingen, in verband met de staatsspoorwegen, aangelegde kolossale havenwerken werden, in 's Konings tegenwoordigheid op feestelijke wijze ingewijd, de aanleg van een droog dok aldaar werd echter door de Eerste Kamer verworpen. De door de Hollandsche Spoorwegmaatschappij aangelegd wor dende Oosterspoorweg, tot verbinding van Amsterdam met Noordduitschland, naderde zijne voltooiing. In Friesland, Groningen en een deel van Noordbraband heerschte eene levendige beweging voor den aanleg van buurtspoorwegen, maar kwamen, in weerwil van vele inschrijvingen van ge meenten en particulieren, de noodige gelden nog niet bijeen. De jonge Rotterdamsche Stoomvaartmaatschappij op Noord- Amerika breidde hare onderneming uit, de Kon. Stoom bootmaatschappij bekwam voldoende vergrooting van kapi taal om ook hare booten naar de nieuwe wereld te zenden. Eene stoomvaartmaatschappij „Java„ voor de dienst door het Suez-kanaal op Oost-lndië verrees naast de maat schappij „Nederland," die een harer prachtige schepen de „Prins Hendrik," in de Roode-zee moest verliezen, terwijl ook eene Engelsche onderneming stoomschepen tusschen Nederland en Java in de vaart bracht. Terwijl wij Java noemen, mogen wij niet vergeten, dat de spoorweg tusschen Batavia en Buitenzorg geopend werd, dat Midden-Java, inzonderheid Demak, door hongersnood geteisterd werd, en dat op de Indische begrooting de noodige gelden werden toegestaan voor de verbetering der haven te Sainarang en tot beveiliging van Batavia tegen over stroomingen. De zeer hooge prijzen der koffie mochten als geen gering voordeel voor onze financiën aangemerkt worden, te meer naarmate de oorlog tegen Atsjin een duchtige bres in de Indische miljoenen dreigt te schieten. In Suriname eindigde het staatstoezicht over de vrijver klaarde slaven, welke gebeurtenis plechtig gevierd werd en, ook door den door het moederland heldelijk aange- moedigden aanvoer van vrije arbeiders, geene nadeelige gevolgen voor die kolonie had. 1873 mocht, hoeveel zorg de Atsjineesche oorlog ook verwekte, wel een feestjaar genoemd worden. Wij meldden reeds de inwijding der werken te Vlissingen, ook bij die van het monument te Brielle en bij de steenlegging van het monument te Alkmaar was de Koning tegenwoordig, wiens bezoek aan de drie noordelijke provinciën een blijde zegetocht, eene aaneenschakeling van feestelijkheid was. Alkmaar, Hoorn en Monnickendam wijdden luisterrijke feesten aan de herdenking der groote gebeurtenissen van drie eeuwen geleden, Delft vierde het 25jarig bestaan van het studentencorps, geheel Nederland den vijfentwintigsten verjaardag van de afkondiging der grondwet, en het was reeds ernstig bedacht op eene feestelijke viering van 's Ko nings 25jarige regeering in het volgende jaar. Tegenover deze uitingen van vreugde en blijdschap deden zich ook luide klachten over rampen en verliezen hooren. Al te roekeloos hadden velen hunne bezittingen toever trouwd aan buitenlandsche geldleeners en ondernemingen van twijfelachtige eerlijkheid, en het staken der rentebe talingen door Spanje en Amerikaansche spoorwegmaat schappijen en de waarde vermindering harer schuldbrieven baarde voor hen gedeeltelijk of geheel verlies van welvaart. Erger nog, dat ook Nederlandsche firma's haren tot hiertoe eerlijken naam te schande maakten en door hare snoode handelingen ellende over velen brachten. De cholera kwam ons in het laatst des jaars verontrusten, gelukkig dat het koele jaargetijde medewerkte om 'het aantal harer slacht offers niet groot te maken. Een weinig warme zomer en een nat najaar kenmerkten zich evenwel door zware onwe- ders, waardoor tal van rampen werden veroorzaakt. In weerwil van het min gunstige weder mocht de oogst bevre digend geacht worden. De opgenoemde ongunstige omstandigheden mochten hier en daar ongunstig op den handwerkstand terugwerken, over het algemeen vonden de arbeidende klassen door de voortdurende uitbreiding der aan de spoorwegen liggende steden en den sterken aanbouw van woningen op het wel varende platteland, werk en brood bij stijgende loonen. Tusschen de sigarenmakers en hunne patroons ontstond eene- langdurige verdeeldheid, welke tot staking van het werk en wederzijdsche schade leidde, maar ten laatste bijgelegd werd. Het heerschend gebrek aan predikanten en onderwijzers, gevolg van de geringheid der bezoldigingen, had de gelukkige uitwerking, dat men alom bedacht werd op eene verbetering hunner inkomsten. Het kleine, schier onopgemerkte kerkgenootschap der oud-roomschen verkreeg eene nieuwe en verhoogde betee- kenis door het ontstaan van dergelijke gemeenten in Duitsch- land, aan welker bisschop en priesters het de wijding, en alzoo eene organisatie aan de Duitsche oud-catholieke Kerk verleende. Om niet te uitvoerig te worden willen wij nog aanstippen, dat de Amsterdamsche Kanaalmaatschappij kon overgaan tot den verkoop van drooggemaakte gronden in het IJ dat, al bleef eene beslissing ten aanzien van ons vesting stelsel wederom .uit, ijverig werd voortgegaan met de versterking der Utrechtsche linie; en dat de noodige aan stalten werden gemaakt pm te Leiden nieuwe gehouwen voor de .academie en het muzeüm van natuurlijke historie op te richten. Wij eindigen ons overzicht met de optelling der namen van een aantal verdienstelijke of bekende personen, die in het afgeloopen jaar overleden zijnde letterkundigen Hacke van Mijnden, van Limburg Brouwer (oud-lid der Tweede Kamer), Helyetius van den Bergli en Burlage, de wis- en natuurkundigen Beima, Iloek en Vpnema, de violoncellist Bekker, de zanger de (Jhavonnes Vrugt, de teekenaar de Vries, de schilder Dubourcq, de journalist Lion, de waterbouwkundige Brunings, de hoofdingenieur bij den aanleg der staatsspoorwegen Kool, de hoofdingenieur bij den scheepsbouw Turk, de oud-roomsche aartsbisschop Loos, de inspecteur van het lager onderwijs Nassau, de luit.-geuls. Kohier (gesneuveld te Atsjin), Doormau (lid van het hoog militair gerechtshof) en Kroësen (voormalig commandant van het leger in O. I.), de gepens. schouten bij nacht van Braam Houckgeest, Jolly en Collot d' Escury, de oud-gouv.- genl. van N. Indië Paliud, de ond-gouvemeur van Suri name van Lansberge, de diplomaat Lightenvelt, de leden van den Hoogen Raad Crans en Huguenin, het lid der Tweede Kamer Taets van Amerongen, het oud-lid Schiffer van Blejswijk, de oud-commissaris des Konings in Limburg van Meeuwen. Zondag namiddag ontvingen wij uit den Haag het vol gende telegram, dat we voor ons bureau hebben aangeplakt: „Een Regerings-telegrain van Buitenzorg meldt de ont vangst van een telegram van den generaal van Swieten uit Singkel (westkust van Sumatra), den 26 dezer aan geboden, inhoudende Bivak was betrokken op den regter oever der Atchin- rivier tegenover de kampong Djawa, niet ver van den kraton. Een bataillon, op den linker oever in de kampong Djawa gelegerd, had door eene houten brug gemeenschap met den hoofdtroep. Zoowel onder de koelies als onder de troepen waren vele zieken, die in veld-ambulances werden verpleegd, om de hospitaalschepen niet te besmetten. Het dientengevolge ondervonden gebrek aan koelies was oorzaak, dat de zamentrekking in het bivak drie dagen had geduurd. Wegens de cholera, die echter verminderde, moesten de troepen rust hebben. Daardoor versterken wij ons, zegt van Swieten, terwijl de benden van den vijand, wien levens middelen ontbreken, zullen verloopen. Er was nog geen aanraking met den Sultan." Volgens do beschrijving van het aanstaande oorlogstooneel is de kraton des Sultans niet de voornaamste versterking die daar te vinden is, maar moet dit het verblijf zijn van Simpang Olim, Hoofd der XXII Moekins, die meer zuid waarts naar het binnenland en hooger gelegen zijn dan de monding der Atsjin-rivier, waaraan men den kraton des- Sultans vindt. Yan dit verblijf' schijnen ook vrij vertrouw bare beschrijvingen voorhanden te zijn, naar welke plans zijn vervaardigd, die alleen aan kapiteins en hoogere officieren werden uitgereikt. Volgens deze kaartjes is weinig veran dering gekomen in den staat van verval, waarin de kraton, zooals vroeger gezegd werd, verkeert. Alhoewel de thans beschikbare gegevens veel meer waarde hebben dan die der vorige expeditie, is het er toch nog verre van af dat men zeggen kan, genoegzaam met 's vijands land en hulpbronnen bekend te zijn. Wij kunnen en moeten nog op menige verrassing voorbereid blijven. Nu de naaste familiebetrekkingen hier te lande van de twee, volgens het jongste regeringstelegram uit Penang, bij de expeditie tegen Atsjin overleden officieren met die treurige tijding zijn bekend gemaakt, kan worden medege deeld, dat de overledenen genaamd waren W. H. Voorman (kapt. der infanterie, gedetacheerd van het Nederlandsche bij het Indische leger), en J. H. Sorber (paardenarts), en dat de eerste aan zijne wonden, de tweede aan de cholera is overleden. In de Penang Gazette leest men: Het berigt dat de peperplantaadjes langs de Westkust van Sumatra verbrand zijn, wordt tegengesproken. Het toevallig verbranden van twee of drie plantaadjes, heeft naar men onderstelt tot het berigt aanleiding gegeven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1873 | | pagina 1