1874. N°. 2. Zondag 4 Januarij. 32 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau MOLENPLEIN, N°. 168. BERM BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJ1N. HELDERSCHE EV MEIWEDIEPER COURANT „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zattjrdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30, franco per post - 1.65. Prijs der Adrertentiën Van 14 regels 60 cent, elke. regel meer 15 eeut. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS Naar Oost-lndiS: via Triest 6 Jan, 's avonds 6 u. Marseïlle 15 Jan., 's avonds 6 u. Brindisi 12 Jan., 's avonds 6 u. Curagao en Suriname, 16 Jan., 's morg. 6 u. Kaap de Goede Hoop, via Southampton: 13 Jan., 's morg. 6 u. Verrigtingen der Zeemagt in de wateren van Atsjin, van 12 Augustus tot 29 September 1873. Ten vervolge op vorige berigten deelt de Javasche Courant het volgende mede In den toestand ter n. w. kust van Atsjin kwam sedert het laatste verslag weinig verandering. De vijandelijke stemming nam eerder toe dan af; de houding der meeste onderhoorige Staatjes was dubbelzinnig. Op de oostkust werd Edi meermalen bedreigd door zijnen nabuur; het wendde zich herhaaldelijk tot den stations commandant ter oostkust om hulp. Deze werd haar in geval van aanval toegezegd en toen de toestand een drei gender aanzien kreeg en het verzoek om hulp nogmaals schriftelijk herhaald werd, ging de stations-commandant, na magtiging van den commandant der maritime middelen, er den 11 Sept. toe over om per Z. M. stoomschip Coehoorn eene compagnie infanterie uit Deli te ontbieden. Middelerwijl werd de kotta van Edibesar den volgenden dag door 50 man van de marine, uit de bemanning van Zr. Ms. stoomschepen Koopman en den Briel genomen, bezet. Op den 13den drong een Atsjinees de kotta binnen en maakte amok, waarbij een korporaal der mariniers het leven verloor en een officier en twee minderen ligt gewond werden; dienzelfden nacht werd uit de kotta geschoten op het redout, waarin de bezetting zich voor den nacht had teruggetrokken. Een salvo deed de weinige aanvallers spoedig aftrekken, een hunner, waarschijnlijk gewond, wegdragende. Den 18 Sept. werd de marine in de kotta vervangen door de den vorigen dag van Deli aangekomen compagnie infanterie, sterk 106 militairen, waaraan 31 kettinggangers waren toegevoegd. De stations-commandant oordeelde het noodig tot eene bestraffing van Edi-ketjil, dat zich steeds vijandig gezind had betoond en herhaaldelijk op onze sloepen had geschoten, over te gaan, waartoe de 21 Sept. aangewezen werd. Op dien dag vertrokken van Edi derwaarts Zr. Ms. stoom schepen Timor en Bommelerwaard, op sleep medevoerende 2 stoombarkassen en eenige gewapende sloepen van Zr. Ms, stoomschepen Koopman, Briel eu Coehoorn. Nadat voor de monding der rivier geankerd was, werden onmiddelijk de gewapende sloepen, waarin de landingsdivisie, 120 man sterk, gezeten was, verzameld, en trokken deze in twee liniën, onder !het bevel van den luit. ter zee 1ste kl. C. H. Bogaert, naar den wal, de eerste aan de beide vleugels door de stoombarkassen ondersteund. Op 1000 meter afstand van den wal gekomen, werden zij uit de n. o. zijde der kotta begroet met 2 schoten uit 3 ponders, waarvan de kogels tot bij de Timor kwamen, die daarop met de Bommelerwaard het vuur beantwoordde. Inmiddels waren de sloepen den wal tot op 1 kabellengte genaderd, op welken afstand zij een schrootvuur openden, om daarna de landingsdivisie aan wal te zetten. De gewone voorzorgen werden genomen door met eene tirailleurlinie den bosch- rand en het alang-alangveld af te zetten en daarna werd op den zuidoost kant der kotta aangetrokken en in deze door de palissadering en gracht binnengedrongen. Tegen stand werd niet geboden; de kotta was verlaten en wel, zoo als uit verschillende verschijnselen bleek, in haast. Prijs gemaakt werden 4 ijzeren 3ponders, 1 ijzeren lilla, 4 donderbussen en 1 geweer. Verkenningen hadden in alle rigtingen plaats, doch van den vijand werd niets gezien of gevonden, terwijl een paar voetpaden in het bosch te niet liepen. Nadat kotta, redout en wachthuis in asch waren gelegd, embarkeerde onze kleine magt weder in sloepen en keerde met de bovengenoemde stoomschepen naar Edi terug. Gedurende het tijdvak, waarover dit verslag loopt, werd aan de maritime middelen belangrijke versterking toege voegd. Uit Nederland arriveerden Zr. Ms. stoomschepen 4de kl. Banda en Amboina, terwijl van hier uit, behalve het in het vorige verslag reeds genoemde schroefstoomschip 2de klasse Koopman, werden gezonden Zr. Ms. rader stoomschip 3de kl. Borneo, Zr. Ms. schroefstoomschip 4de kl. Riouw en het gouvernements-stoomschip Bronbeek, welke successivelijk aan de blokkade deelnamen, waaraan echter het gouvernements-stoomschip Telegraaf door den slechten toestand zijner stoomketels ontviel. Voorts werden de ingehuurde sleepbootjes Smeroe en Ardjoeno, benevens het stoomschip van Swieten, voor verschillende diensten ter beschikking van den commandant der maritime midde len gesteld. De gezondheidstoestand aan boord der schepen was over het algemeen gunstig te noemen. Zr. Ms. stoomfregat Zeeland, kapt. ter zee J. van Gogh, dat den 14 Augustus van Penang te Edi was aangekomen, nam daar eenige levensmiddelen over van de Hertog Ber- nard en gaf de medegebragte ververschingen aan de aan wezige schepen af. Het vervolgde daarop zijne reis naar Atsjin en hield daar station van 18 Aug. tot 23 Sept., toen andermaal naar Edi werd gestoomd, waartoe de van de oostkust ontvangen berigten den commandant der mari time middelen aanleiding gaven. De Pedir-kreek werd aangedaan om zich in gemeenschap met den stations- commandant der noordkust te stellen; den 25sten werd te Edi geankerd en begonnen den kolenvoorraad aan te vullen. Zr. Ms. schroefstoomschip 1ste kl. Metalen Kruis, kapi tein ter zee H. B. Kip, dat op zijne reis naar Padang Siboga, Ayer-Bangis en Priaman had aangedaan, keerde terug over Singkel, waar het den 26 Aug. arriveerde en tot den 28sten verbleef. Vandaar werd zooveel de gele genheid het toeliet er werd veel slecht weder onder vonden langs de kust gestoomd. Voornamelijk werden de reeden van Analaboe en Boekoean onderzocht, waar zich echter geene vaartuigen vertoonden, zoodat men den 1 Sept. ter reede Atsjin terugkeerde. De nog voorhanden zijnde victualie werd van de Hertog Bernard overgenomen. Den 12 Sept., toen het commando over de maritime middelen weder aan den kapt. ter zee van Gogh, die in commissie naar Batavia was geweest en per Riouw van daar terugkeerde, was overgedragen, vertrok het Metalen Kruis naar Edi tot het aanvullen van den voorraad steen kolen. Onderweg visiteerde het de van licentiën voorziene schooner Fok Kieng en te Edi assisteerde het bij het debarkement der van Deli afgehaalde compagnie infanterie. Den 21 Sept. werd naar Atsjin teruggestoomd en den 24sten het station op de westkust weder betrokken. Aldaar werd den volgenden dag de Watergeus ontmoet, die spoedig naar Atsjin vertrok, waar het den 26sten arriveerde. Zr. Ms. schroefstoomschip 2de kl. Vice-Admiraal Koop man, kapt.-luit. ter zee B. D. van Trojen, kwam den 23sten Aug. van Batavia via Singapore te Deli aan, het kolen- schip Aurora en 2 waterpraauwen slepende, die aldaar werden achtergelaten. Het vertrok den 29sten naar Edi en deed 1 Sept. een verkenningstogt om de Noord tot Diamantspunt, waarna het naar eerstgenoemde plaats terug keerde en daar station hield. Het daar liggende kolenschip Henriette Elisabeth werd naar Penang geëxpedieerd om het restant kolen af te geven en ballast in te nemen. De landings-divisie en gewapende sloepen namen deel aan den coup de main tegen Edi-ketjil op 21 Sept. Zr. Ms. schroefstoomschip 2de kl. Citadel van Antwerpen, kapt.-luit. ter zee J. W. Binkes, werd door de komst van de Zeeland ontheven van de dienst ter reede Atsjin, alwaar het aan verscheidene schepen de blokkade had aangezegd. De gezagvoerder van de Henriette Elisabeth, die met kolen geladen den 17 Aug. ter reede Atsjin ankerde, bragt de tijding mede, dat hij onder Poeloe Bras een schoener had zien liggende Citadel daarheen gezonden, vond eene kleine als schoener getuigde praauw liggen, die echter geheel verlaten en zonder waarde was. Nadat deze naar Atsjin opgebragt was, zonk zij op den verderen togt naar de oostkust. Door het voortdurende slechte weder was er op de reede Atsjin aan geen kolen laden te denken, zoodat de com mandant besloot den 21sten naar zijn station ter noordkust terug te keeren, de Henriette Elisabeth medenemende, om te zien of zich daar eene geschiktere gelegenheid zou voor doen. Deze werd gevonden ter reede voor de Bungaloo- kreek nabij Pedir, van waar, na ook eenige andere schepen van kolen te hebben voorzien, het schip den 4den Sept. naar Edi vertrok. De Citadel van Antwerpen bleef de noordkust bekruisen, verscheidene schepen onderzoekende en successivelijk de verschillende plaatsen in de station, als: Gighen, Pedir, Murdoo, Kloempang-Doea, Telok Samoi enz. aandoende. Op de meeste van die plaatsen werden vriendschapsbetui gingen aangeboden, die echter weinig waarde schenen te hebben, daar de gevorderde bewijzen van die vriendschap steeds achterwege bleven; alleen te Gighen werden op verzoek slagtossen te koop aangeboden en vruchten verkocht. Te Murdo daarentegen werd eene bepaald vijandige houding aangenomen en op de barkas, die voor loodingen nabij het strand kwam, een geweerschot gelost, dat op gelijke wijze beantwoord werd. Zr. Ms. schroefstoomschip 2de kl. Watergeus, kapt.-luit. ter zee K. C. Bunnik, nam te Penang het restant kolen, 254 ton, in, waarbij het door de aanhoudende regens veel tegenspoed ondervond, zoodat het eerst den 16den Aug. gereed kwam en op dien datum naar Edi vertrok, waar de verdere voorraad werd aangevuld en eenige dagen wer den besteed aan het nazien der machines, die door het slepen vroeger veel hadden geleden. Den 26sten ver volgde het zijne reis naar Atsjin, waar het den volgenden dag aankwam na de in de Marossabaai liggende van licenties voorziene jonk IJeak IJew Naij te hebben gevisiteerd. Het station ter westkust werd op 1 September weder opgezocht; den 2den werden Riah en Cas verkend, doch daar geene schepen gevonden; verder werd met veel slecht weder gekruist tot den 16den en werden in dien tusschen- tijd Rigas, Analaboe, Oedjoeng-Radja en Loesoek aange daan, zonder eenig vaartuig te ontmoeten. Zr. Ms. raderstoomschip 3de kl. Borneo, kapt.-luit. ter zee Z. M. Broers, vertrok deu 27 Aug. van Batavia via Singapore naar Deli, waar het den 5 Sept. aankwam en den kolenvoorraad uit de Aurora aanvulde. Den lOden daarmede gereed komende, stoomde het langs de oost- en noordkust, de verschillende schepen tot het afgeven van pakketten, enz. aandoende, naar Atsjin, waar den 13 Sept. geankerd werd. Tijdelijk werd het daar van 1622 Sept. de station nabij Poeloe-Buroo tot kruisgebied aangewezen. De Borneo werd met eene speciale zending naar Batavia gedirigeerd, waar dat vaartuig den 7 Oct. regtstreeks arriveerde, den 30 Sept. Edi verlaten hebbende. Zr. Ms. raderstoomschip 3de kl. Timor, luit. ter zee lste kl. C. H. Bogaert, dat den 30 Julij te Edi was aan gekomen, verbleef daar tot 4 Aug., toen het om de noord west ging kruisen en gedurende een paar dagen opnemingen deed. In dien tusschentijd werd onderzocht de van licentiën voorziene toop Babal Kain, die te Joloh binnenliep en werd een met dat schip als passagier overgevoerde Chi nees, die eene licentie had tot vrijlating van de binnen de Joloh-monding liggende toop Kim teh Lie, afgewezen. Den 8sten te Edi teruggekeerd, werd die plaats in den avond van den lOden weder verlaten, om te zien, of een wangkang, die voor donker even buiten den hoek van Simpang-Olim was te zien en volgens den Briel nu onder den wal op de hoogte van Edi-ketjil lag, trachtte de blokkade te verbreken. Ten anker gekomen zijnde, scheen het niet onmogelijk, dat de wangkang naar binnen was geloopen en werd eene met geweren gewapende sloep, onder bevel van den luit. ter zee 2de kl. J. Dalen, met den Chineschen gids naar de monding der rivier gezonden. Een op den linkeroever der rivier staande Atsjinees gaf op een in zijne taal tot hem gerigte vraag geen antwoord, terwijl op den regteroever bij een vuurtje een 12tal per sonen zaten, die de sloep rustig lieten passeren en zeiden, dat geen wangkang naar binnen was geloopen. De sloep roeide nog een eind naar binnen en keerde, na zich over tuigd te hebben, dat dit waarheid was, terug, passeerde ongestoord de plaats, waar bovengenoemde personen gezeten hadden, doch waar er nu slechts een paar aanwezig waren. Naauwelijks echter was zij voorbij, of er werd een scherp schot, waarschijnlijk uit eene donderbus, op haar gelost, waarvan de kogel kort over de sloep heenvloog, doch dat door geen ander werd gevolgd. De luit. ter zee Dalen achtte het niet raadzaam een gevecht te beginnen in dit lastige vaarwater en keerde naar boord terug. Den vol genden dag, toen de Timor om de noordwest stoomde, werd het bewuste vaartuig bij de Coehoorn gevonden, ea bleek het van licentiën voorzien te zijn. Te Edi teruggekeerd, vertoefde de Timor daar tot 17 Aug., toen andermaal om de n. w. werd gestoomd, ditmaal om victualie en verversching aan Coehoorn en Siak te brengen en eenige zieken van die bodems over te nemen. Rond Diamantspunt stoomende, werd de Soerabaija op weg naar Penang ontmoet en weder de zieken aan haar afge geven, zoodat de Timor naar Edi kon terugkeeren. Den 22sten werd eene kleins praauw (sampan) onder den wal gezien en eene ongewapende sloep gezonden om te onder zoeken wat zij inhad. Bij het aan boord komen rappor teerde de officier, dat hij zich niet van zijne taak had kunnen kwijten, daar de bemanning, p. m. 14 man sterk, zich op zijn naderen wapende, een paar lila's op de sloep rigtte en zwaaijende met hare wapens eene zeer dreigende houding aannam en hem tot gevecht scheen uit te noo- digen, niettegenstaande geene provocatie van zijne zijde had plaats gehad. Inmiddels naderden eenige menschen op het strand, die de praauw den wal hielpen ophalen. Onmid delijk na ontvangst van dit bewijs van vijandelijke gezind heid, ging de Timor onder stoom en ankerde zoo digt mogelijk bij de Paduwa-ketjil, ongeveer een klein halfuur z. o. van de monding der Edi-rivier, waar men bezig was de sampan naar binnen le halen. Aangezien dit alles op Edi's grondgebied gebeurde, besloot de commandant, alvorens tot strenger maatregelen over te gaan, eerst de aan boord komst af te wachten van zekeren Brahim, commandant van de kotta te Edi en tevens vlaggeman aldaar, die om inlichtingen naar den wal was gezonden. Zija

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 1