1874. N°. 13.
Vrijdag 30 Januarij.
32 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Binnenland.
HELDERSCHE
E\ IVIEllWEDIEPER COURANT.
„Wij huldigen het goede."
Vwaehijnt Dinosdao-, DoNnr.EnAG- on Zatubdag n&raidilag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.80.
franco per poit 1.65.
Bnreti: MOLENPLEIN, N*. 163.
Priji der Advertentiën Ya« 1i regeli 60 eent,
•lke regel meer 15 cent.
Groot# letter» of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS!
Naar Oost-lndiS: yia Triêat 3 Febr. 's avonds 6 u.
Marseille 12 Febr., 's avonds 6 u.
«ra Brindiêi 9 Febr., avonds 6 u.
Curafao en Suriname, 1 Febr., morg. 6 u.
a Kaap de Goede Hoop, via Soulhampton: 3 Febr.,
's morg. 6 u.
HELDER en NIEUWEDIEP, 29 Januarrj.
In een telegram van Reuter, dd. Penang 27 Jan.,
vrordt gemeld dat aan de zijde der Hollanders bij de
inneming van den kraton 18 gekwetst en 3 gesneuveld zijn.
Met het Nederl. schip Sóderham, kapt. Visser, met
een lading hout van Maulmain naar Amsterdam bestemd,
is een gedeelte der equipagie van het afgekeurde oorlogs-
«toomschip Djambi naar hier gekomen. Genoemde gezag
voerder was wegens muiterij onder zijn volk te Kaap de
Goede Hoop binnengeloopen en had daar uit genoemde
equipagie zijne ontbrekende bemanning aangevuld.
Het accrobaten-gezelschap onder directie van gebs.
Hart, zal, naar men ons mededeelt, eerlang hier eene
voorstelling geven in 't lokaal Tivoli.
Aangenomen het beroep naar de Hollandsche gemeente
te Londen, door ds. A. D. Adema van Scheltema, pred.
te Purmer.
Door het hoofdcomité van bet Roode Kruis is in
eene jl. Dingsdag te 's Hage gehouden vergadering beslo
ten nogmaals f 20,000 beschikbaar te stellen ten behoeve
onzer troepen in Atsjin, van welk besluit aan de commissie
te Batavia per telegraaf is kennis gegeven.
Voor zoover bekend is, zijn in den loop der week
van 18 tot en met 24 dezer in de provincie Noordholland
8 runderen uithoofiïe_ïan longziekte onteigend en afgemaakt,
nl. 2 te Bloemendaal, 2 te Heemstede en 4 te Sloten.
Naar men verneemt, bestaat bij de werkende leden
De diamanten van Grootmoeder.
Vervolg.)
Max hield een oogenblik op, daarna vervolgde hij, „Ik zelf de
oudste zijner zonen, ben tegenwoordig zonder eenig vermogen en
leef van mijn klein inkomen als staats-ambtenaar. Ik neem een
ambt waar, dat ik voor goed hoop te verkrijgen, als ik uit dezen
oorlog teruggekeerd zal zijn. Als mijn oom de diamanten mijner
grootmoeder niet had medegenomen, dan zou mijn vader daar
mede alle ongelukken het hoofd hebben kunnen bieden en voor
ons onze oude bezitting hebben kunnen behouden. Gij ziet, de
verhouding is door den loop des tijds omgekeerd, mijn oom heeft
voor datgene, wat hij medegenomen heeft, dit goed gekocht, hij
heeft de waarde er van door een doelmatige bebouwing, misschien
ook door een samenloop van gunstige omstandigheden, aanmer
kelijk vergroot, in ééu woord, hij heeft alles, zooals mijn vader
en ik het eens zouden krijgen, en ik heb tegenwoordig minder
dan hem toen ten deel zou vallen."
„Dat is een tragische familie-geschiedenis," zeide Gaston na
een oogenblik van ernstig nadenken op geheel veranderden toon.
„Nu gij mij alles medegedeeld hebt, kan ik u mijne deelneming
niet onthouden, die nog verhoogd wordt door het vertrouwen,
dat gij in mij stelt. Wat wilt gij doen?"
„Heb ik u dat nog niet gezegd? Ik wil noch mijüheer d'Avelon,
noch Valentine verschrikken door het openbaar maken van mijne
betrekking tot hen. Ik wil Valentine's hand vragen, omdat mijn
hart zich tot haar getrokken gevoelt, omdat ik niet meer hopen
kan zonder haar gelukkig te wezen."
„En omdat het de eenvoudigste weg is om zich in het bezit
van haar vermogen te stellen," zeide Gaston. „Maar ik, mijn
heer, heb ook rechten op Valentine."
„Gij moogt rechten op Valentine meenen te hebben," antwoordde
Daveland, „ik verzet er mij volstrekt niet tegen. Ik zal mij
zwijgend onderwerpen, wanneer Valentine aan u de voorkeur
geeft. Ik zal dan mijnheer d'Avelon nooit laten vermoeden in
welk een nauwe betrekking wij tot elkander staan hij kan dan
tot aan zgn dood in het rustige bezit van dat, wat hij op het
oogenblik het zijne noemt, blijven. Maar ge begrijpt toch zeer
goed, dut ik voor een vreemdeling als gij, niet dezelfde toege
vendheid kan hebben als voor hem. Wanneer mijnheer d'Avelon
sterft, zoudt gij geen erfgenaam van zijn vermogen worden, nie
mand zou het worden, wien Valentine ook tot haar echtgenoot
zou kiezen. Mjjne aanspraken zijn duidelijk en gemakkelijk te
bewijzen. De brief van mijnheer d'Avelon, waarin hij zelf bekent
de diamanten meegenomen te hebben, is in mijne handenals
de vrede eenmaal weder gesloten en de betrekkingen tusschen
Franschen en Duitsohers weder als vroeger geregeld zijn, dan zal
geen rechtbank weigeren deze erfenis, die gekocht is met het geld
van mijnen vader en die dus de mijne is, dadelijk te sequestreeren."
„Het bezit van mijnheer d'Avelon is verjaard," antwoordde Gaston.
„Een bezit, dat door misdaad verkregen wordt, verjaart nooit,"
teide Daveland.
Gaston de Ribeaupierre ging naar den kant van den weg, waar
een houten bank stond, Iljj ging daarop zitten, haalde een siga
renkoker uit den zak en nam er een sigaar uit. Nadat hij die
bad ;,&angestoken en de eerste rookwolk uitgeblazen had, zeide
der rederijkerskamer „Leering en Genoegen" te Burg op
Texel, het plan om binnen eenige dagen een tooneelvoor-
stelling te geven, ten voordeele van de weduwe en kinderen
van schipper P. Visser, die op den avond van den 18 Jan.
jl. bij St. Maartenbrug, op noodlottige wijze het leven heeft
verloren. Wij juichen dit voornemen van harte toe en
hopen dat Texel's ingezetenen ook nu door algemeene
deelneming hare liefdadigheid moge toonen.
Naar aanleiding der bekende circulaire van heeren
burgemeesters, dd. 29 Dec. 1873, is ook te Terschelling
eene commissie zamengesteld tot inzameling van bijdragen
om aan Z. M. den Koning op 12 Mei een nationaal geschenk
aan te bieden. Daarvan zijn benoemd de heeren A. B.
Mentz, tot eere-voorzitterP. Altena, presidentW. Bakker
vice-presidentP. J. Wichers, secretaris, en R. Bakker,
penningmeester.
Te Schagen wapperde gisteren ter eere van de over
winning der onzen, van den toren en uit alle huizen de
nationale driekleur.
Men schrijft uit Schagen aan de Amst. Crt. als eene
bijzonderheid, dat aldaar, van 20 Dec. 1873 tot 22 Jan.
1874, dus in een tijdsverloop van 33 dagen, onder eene
bevolking van nagenoeg 3000 zielen, niemand overleden
is. Onze berigtgever behoort tot de langst gevestigden in
de gemeente en constateert dat dit in meer dan 40 jaren
het geval niet is geweest.
Voor de herkiezing van een lid voor de Provinciale
Staten in het hoofd kiesdistrict Schagen, zijn ingekomen
1024 geldige stembiljetten Jonkhr. 'mr. D. van Foreest
bekwam 605, de heer Th. J. Waller 419 stemmen, zoodat
eerstgemelde is benoemd.
Uit eene aan de Schagerbrug, door ingezetenen der
gemeente Zijpe, gehouden vergadering is eene commissie
benoemd voor de voorbereiding en leiding der feestelijk
heden te houden aan de Schagerbrug, bij gelegenheid van
het 25jarig jubilé van Z. M.
Tevens is in die vergadering besloten zich te wenden tot
onderscheidene ingezetenen der gemeente, met verzoek om,
hij met buitengewone koelbloedigheid:
„De kern van de zaak waarover wij spreken is dus deze: dat
gij er mij van wilt afhonden Valentine te huwen, door het mij
duidelijk aan te toonen, dat zij eigenlijk een arm meisje is en
niets zal erven."
„Zou dat alleen voldoende zijn om u af te schrikken?" vraagde
Max een weinig ironisch, terwijl hij op het andere einde van
de bank ging zitten.
Gaston bleef bedaard doorrooken zonder te antwoorden.
„Het doet mij leed," aldus begon Gaston na een langdurig
stilzwijgen het afgebroken gesprek weder, „dat ik al die voor u
zoo overtuigende bewijzen, waardoor gij in mijnheer d'Avelon een
bloedverwant van u ziet, een volkomen ongeloof van mijn kant
moet tegenoverstellen. Ik weet van mijn moeder dat mijnheer
d'Avelon vau geboorte een Belg is, dat zijne bloedverwanten in
België leefden, bloedverwanten met welke mijn moeder vroeger in
betrekking stond. Want de vrouw van mijnheer d'Avelon was
eene verre bloedverwant mijner moeder en het vermogen dat deze
vrouw hem heeft aangebracht, diende hem juist tot den aankoop
van la Ferme d'oeil."
„Wel mogelijk, dan heeft hij de opbrengst der diamanten
reeds vroeger opgemaakt, ons recht tegenover hem wordt daar
door noch verkleind noch veranderd.,,
„En wat dien ring betreft," vervolgde Gaston, „die bewijst in
het geheel niets, hij kan in iederen winkel, waar zulke oude
zaken van waarde verkocht worden, gekocht zijn."
„En zijn verschrikken bij het lezen van mijn naam en zijn
schrift?" zeide Max.
„Zijn verschrikken? Zijt gij zoo zeker van wat gij gezien hebt?
En een schrift van voor dertig jaar en van heden? Welk bewijs
kan op de gelijkheid daarvan gegrond worden? Blijf van nacht
hier op la Ferme d'oeil en ik zal u morgen ochtend vroeg
bewijzen brengen, dat gij u bedrogen hebt.»
„Welke bewijzen?"
„Een copie van het huwelijks-contract, met het bewijs, dat
zijn vermogen van zijne overledene vrouw en niet van de diamanten
uwer grootmoeder afkomstig is... Vervolgens alle brieven, die
mgn moeder ontving, toen d'Avelon met hare nicht in het huwelijk
zou treden, en die de uitvoerigste berichten omtrent zijn vroeger
leven, zijne betrekkingen en bloedverwanten bevatte»."
„Ik zal deze uwe bewijzeu gaarne onderzoeken," antwoordde
Max, „maar ik moet u verzoeken dit later te mogen doen, ik
heb geen verlof om voor een nacht uit mijn kwartier te Void
weg te blijven."
„Zijt ge in zulk een belangrijke zaak zulk een slaaf van uw
verlof?" vraagde Gaston een weinig spottend. „Ik moet op deze
voorwaarde aandringen, want ik moet morgen te Neufchateau zgn,
waar ik misschien verscheidene dagen, mogelijk ook wel weken
achtereen zal moeten blijven."
„Wanneer? hoe laat ongeveer zult ge deze bewijzen kunnen
brengen
„Ik zal na het diner naar Givres terugkeeren en daar met mijne
moeder spreken....,,
„En ik heb uw woord dat....?"
„Verontrust u daarover niet. Ik zal mijne moeder over de
afkomst van mijnheer d'Avelon spreken, zonder uw geheim in
ieder in zijne wijk, langs de huizen der ingezetenen eene
collecte te houden voor het aan Z. M. aan te bieden
nationaal geschenk.
De gemeenteraad te Hoorn heeft besloten den verkoop
tot amotie van de Oostpoort voorloopig te staken. Do
minister van Binnenl. Zaken had bij missive aan den raad
verzocht te willen onderzoeken, of dit gebouw als oudheid
niet diende bewaard te worden. Het gebouw dagteekent
van 1578, is nog hecht en sterk, doch zeer verwaarloosd
den omloop kan men zeer goed als botanische tuin, vooral
wat de mossoorten aangaat, gebruiken, terwijl de boven
verdieping met haar doorluchtige vensters als „duiventil"
zou kunnen gebezigd worden.
Men schrijft aan de L. C.: „Het weder is tot dnsver
zacht, schoon niet zoo zacht als de vorige winter tot dezen tijd.
De temperatuur was toen gemiddeld 10 graden hooger en
het had nog niet gevroren. Die zachte temperatuur ver
oorzaakte, hoewel de zon niet meer scheen dan dezen
winter, dat in de trekkassen reeds eene menigte gewassen
in bloei waren, waaronder meer dan gewone. De lente
heerschte er bijna in vollen tooi en buiten werd zij reeds
vroeg te gemoet gezien. Niet alzoo is het thans in de
kassen gesteld; er bloeijen wel eenige planten, doch er is
eerder schaarschte dan keur van bloemen. Hoe April en
Mei vooral toen echt winterachtig waren en al de lieftal
ligheid van eene zoo vroege lente vergalden, heugt nog
menigen tuinman en kweeker. Ook thans zijn de weilanden
groen, de knoppen van vroegbloeijende heesters en ooft-
boomen beginnen te zwellen, de Helleborus bloeit en het
sneeuwklokje daagt op, de spreeuwen zingen in de boomen
en de lijster doet zich hooren in het bosch, maar reeds
een aantal weken heeft de wind uit den zuidelijken hoek
gewaaid. Keert de wind in de beide volgende maanden
dan kan het nog ernstig genoeg winter worden. Stelt de
winter zijne kom9t uit, niet onwaarschijnlijk aanschouwt
men dan in April of Mei dorre weiden, bevroren bloesems
en verschrompeld groen.
het minit te verraden. Ik zal de oude papieren opzoeken en op
mijn weg naar Neufchateau zal ik morgen om zeven of acht uur
hier zijn om ze u verzegeld te overhandigen. Gij zult ze dan
van Void naar Givres terugzenden. Vindt ge het goed
Max meende onder de tegenwoordige omstandigheden het ver
grijp tegen de dienstwetten op zich te mogen nemen, hij kon
toch zijn oppasser met een boodschap aan Sontheim alleen naar
Void terugzenden, om daar geen onrust over zijn wegblijven te
doen ontstaan. Gaston nam verder nog op zioh te zullen zorgen
dat mijnheer d'Avelon hem uitnoodigde den nacht over te blijven.
Mijnheer d'Avelon was een hartstochtelijk schaakspeler; het zou
voldoende zijn na het diner zich als het ware eenige woorden
omtrent dat spel te laten ontvallen om hem tot een partij met
Max te verleiden. Dan kon men er zeker van zijn, dat hg zijn
gast zoolang zou houden, totdat hij hem uitnoodigen moest den
nacht over te blijven.
De jonge lieden keerden naar la Ferme d'oeil terug. Mijnheer
d'Avelon, die juist uit de stallen kwam, liep hun te gemoet.
Hij scheen in hunne gelaatstrekken te willen lezen en Max zeide
daarom dadelijk om hem gerust te stellen
„Wij zijn het er volkomen over eens, mijnheer d'Avelon, dat
vele dingen niet de moeite waard zjjn er een moeielijken loop om
te maken, waarvan men het einde niet kent en daar de grot der
Jonkvrouw ook tot deze dingen behoort, geven wij er de voorkeur
aan samen vreedzaam naar huis terug te keeren."
„O! dat is zeer wijs en zeer prijzenswaardig gehandeld," riep
mijnheer d'Avelon uit, klaarblijkelijk van een groote zorg ontslagen.
„Daarenboven zal de tijd voor het diner niet ver meer verwijderd
zijn en doen wij dus het best naar huis te gaan en ook de
dames niet langer in onzekerheid te laten, zoodat haar maal
bedorven werd door het te lange wachten op uwe terugkomst."
Toen zij op het terras aankwamen, ontmoetten lij de beide
dames, die arm in arm in een levendig gesprek gewikkeld, op
en neer gingen.
„Onze gasten zijn het er volkomen over eent," riep mijnheer
d'Avelon haar lachend toe, „dat het beter is, dat zij hun uitstapje
niet doen.»
„Inderdaad," zeide Gaston, „daarover is bg ons niet het minste
verschil in meening."
Valentine zag onderzoekend in de gelaatstrekken van beide
jonge mannen, zg zag gelukkig niets van eene toornige opgewon
denheid. Maar datgene, wat zij bij Gaston in diens oogen en
in de rimpels op zijn voorhoofd las, scheen voor haar niet zeer
geruststellend te zijn. Zij was klaarblijkelijk niet zoo spoedig
gerustgesteld als haar vader en teer verstrooid. Terwijl men nu
op het terras heen en weder liep en Gaston met Miss Ellen sprak,
begon mgnheer d'Avelon met Max over diens paard te spreken,
dat hij zooeven in den stal gezien had; hij begon de manier,
waarop de Duitschers hun paarden behandelen te roemen en in
tegenstelling daarvan anecdoten te verhalen over de behandeling
van de paarden door de Franschen bij bet leger, en daarmede
was voor hem een onuitputtelijk onderwerp gevonden. Hjj hield
dan ook uiet op voor er esn knecht kwam om omtrent de een
of andere saak zijne beveleD te ontvangen; terwijl deze bij hem
stond, zeide Max tot Valentine:
„Er ligt een wolk van zorg op uw voorhoofd, jufvrouw Valentine 1