Buitenland. Welligt had men de XXII Moekim bedoeld, die ten zuiden van den kraton gelegen, steeds voorgesteld zijn als de heftigste tegenstanders van ons gezag. Naar hun gebied zijn de Atsjinezen vermoedelijk afge trokken; hun hoofdplaats Roedop ligt eenige uren zuid waarts aan den voet van den lioogen berg Ja Moeria. Het hoofd der XXII Moekim, Panglima Poelim, schijnt de leider der oorlogspartij te zijn, en welligt zal ook zijn Bterkte moeten worden ten onder gebragt. Nu de kraton bemagtigd is, zal de opperbevelhebber wel allereerst pogingen in het werk stellen om zooveel mogelijk de Moekims ten westen en oosten van de Atsjin-rivier tot onderwerping te brengen, ten einde de gemeenschap met de zee open te houden. Tevens zal hij trachten metterdaad te toonen, dat het ons gouvernement ernst is met de toe zegging, dat Atsjin zijn eigen bestuur en instellingen zal behouden. In alle Oostersche rijken zijn pretendenten naar den troon; het zal dan.ook wel gelukken in Atsjin onder ons protectoraat een anderen Sultan aan de regering te helpen, die een gedeelte der bevolking op zijn hand heeft en die, zijn verheffing aan ons te danken hebbende, een getrouw bondgenoot kan worden. Eene particuliere correspondentie van 't Handelsblad deelt in eene beschrijving van den toestand te Carthagena na de overgave o. a. 't volgende mede: De grootste verwoesting is in 't artilleriepark; het bestond uit 2 ruime binnenplaatsen, door breede zuilengangen omringd; den 5 Jan. vloog een granaat door een der vensters de werkplaats binnen, waarin vele mannen en vrouwen zich onledig hielden met het vullen van granaten, en deed een kleinen voorraad kruid ontploffen, die verder honderden granaten en duizenden kruidbussen aanstakvijf mijlen in 't rond werd de slag gehoord, meer dan 140 zware gewelven en de daarop rustende bovenverdieping werden zoo heftig in de lucht geslingerd, dat de plaats, waar zij zich bevonden, niet meer te herkennen valt; de puinhoopsn bedekten een uitgestrektheid grooter dan den „Dam"het aantal omgekomen personen wordt zeer ver schillend opgegeven en zal wel nooit met juistheid bekend worden; 400 dooden en doodelijk gekwetsten schijnt niet ver van de waarheid te zijn. Daags na de ramp werden karren vol ligchamen begraven, zoo gruwelijk verminkt, dat doctor Solez niet in staat was zelfs te gissen hoevelen zich in iedere kar bevonden en ten minste 40 of 50 liggen tot op heden onder de puinhoopen bedolven; opgravingen zijn zeer weinig gedaan, 48 uren na het onheil werd een zwaar gekwetste ondekt en er bestaat veel hoop zijn leven te reddende man gelooft, dat hij ten minste 8 dagen in zijn akelig verblijf onder het puin, geklemd tusschen balken, heeft doorgebragt. In het uitgestrekte Hospital Militar, uit welks vensters meerdere witte vlaggen gestoken zijn, vond ik 54 gewonden en doctor Solez schat het geheele aantal dooden gedurende de beschieting op 200 en dat der zwaar gewonden op 600 zonder inbegrip der slagtoffers in het park; vele lijken echter zijn buiten zjjn voorkennis onmiddelijk begraven en het werkelijk totaal moet veel grooter zijn. d'oeil verwijderd zou hebben, dadelijk alles op één kaart gezet, namelijk, op de stilzwijgendheid van Gaston, en daarenboven nog, terwijl hij voor zijn eigen belang zorgde, rekende hij vast op de inwendige holheid van dergelijke verbindtenissen in Frankrijk. Ook lag de vrees, dat hij zich nog in een ander opzicht verrekend had, namelijk dat Gaston, ook wanneer het bleek dat Valentine geen erfdochter was, zijne aanspraken op haar zou handhaven, genoegzaam voor de hand om den slaap ten eenenmale uit zijne oogen te verdrijven. Maar wat eenmaal gebeurd was, kon niet wederom ongedaan gemaakt worden; hij wist ook niet, wat hij anders had kunnen doen. Zijne verhouding tot de bewoners van la Ferme d'oeil was niet zoodanig, dat hij, er zeker op had kunnen rekenen, tijd te hebben om een anderen weg in te slaanzeer zeker zou hij geen tijd gehad hebben tot lange en omslachtige maatregelen. Zoo trachtte hij die zorg van zich af te wentelen en zich aan de her inneringen en beelden zijner kindschheid over te geven, die dien dag, toen hij met Gaston sprak, zoo frisch en levendig voor hem geetaan hadden. Zijne oogen sluitende zag hij het schoone, met xjjn hoogen spits boven een krans van lindeboomen uitstekende vaderlijk huis voor zich, met de breede gracht er om en den ouden verweerden met wapens versierden toren, waartegen hij als knaap opgeklommen was, om daarboven op een der schilddragende leeuwen te rijdenhij zag het uitstek aan den hoek van het huis, door welks venster hij van zijn verhevene plaats af zijn moeder voor het raam kou zien zitten, die hij dan riep, opdat zij zijne vlugheid zon bewonderen; hij zag zijue witte duiven om den toren heen en weer vliegen, terwijl zij in het heldere zonlicht met hunne vleugels sloegen. En dan het eikenbosch met de mooie hoog opgeschotene eiken achter het weiland, dat mooie bosch, waarin hij voor het eerst op eekhoorns en lijsters gejaagd had. Dit alles, de geheele heerlijkheid, die eens als zijn zeker en onschend baar eigendom gegolden had, was nu verdwenenvreemde menschen waren gekomen om het af te breken, nieuw te bouwen en om en om te keerea. Met de bezitting was ook de trots en de klank van den ouden naam verdwenen, en dat alles, hoe ontelbare malen had hy\ als de schuld hiervan, het den boozen, wilden oom hooren wijten, die misdadig aan het oude huis de middelen ontnomen had zich voor verval te bewaren. Als een gedrocht, gelijk aan de andere wangedrochten in de verhalen van tante, als een wezen, waarvoor hjj een zekere bygeloovige vrees had, wiens naam hij niet gaarne uispreekt, maar slechts aanduidt, alzoo had hij zich eenmaal zjjn oom voorgesteld. Nooit was de gedachte bij hem opgekomen, dat het mogelijk kon wezen, dien oom eens te zien. De dioomen van Max, toen hij nog knaap was, hadden dien oom hjj de antipoden gezocht, zijn vervloekt aanzijn verbergende in nog onontdekte landen aan gene zijde van alle zeeën. En nu lag hij vreedzaam onder zijn gastvrij dak, met een gevoel van hartelijke welwillendheid voor den man, wien hij het geheel en al vergaf, dat hij eenmaal zich zeiven geholpen had en door ijverifjen arbeid zijn misdadig begin reeds lang verzoend had. Hij lag vreedzaam onder zijn dak, en datzelfde dak beschermde het geheele geluk van Max, die, nu stil de oogen sluitende, hoopte den slaap te zullen vatten, en zijne overdenkingen daarmede besloothoe won derlijk het leven soms met onze lotgevallen speelt. (Wordt vervolgd.) Te 's Hage is jl. Donderdag aanbesteed het bouwen van de funderingswerken van twee doorgangen met kaai muren en den onderbouw van twee draaibruggen in het open havenfront te Amsterdam. Minste inschrijvers de hh. Gebr. Schoonenburg, te Amsterdam, voor f 3,179,000. Bij de laatste operatie tegen den kraton te Atsjin is, naar men aan de Middelb. Crt. uit Vlissingen meldt, de 1ste luit, bij het korps mariniers J. P. Smith door een kogel aan den linkerarm gewond. De wond is niet gevaarlijk. De kogel is uit den arm verwijderd. Het Prov. hof van Groningen heeft B. v. d. H., stelmaker te Sappemeer, wegens gebrek asn overtuigend bewijs vrijgesproken van den hem ten laste gelegden moord op zijne dochter Johanna. De man is terstond in vrijheid gesteld; het Openbaar Ministerie had levenslange tucht huisstraf geëischt. Naar men uit Yeddo, onder dagteekening van den 14 dezer aan de Kölnische Zeitung meldt, is aldaar een moordaanslag gepleegd op Iwakoera, den tweeden president van den Japanschen staatsraad, ook in Europa welbekend als het hoofd van het jongste Japansche gezantschap. De heer Iwakoera was slechts ligt gekwetst. Een jong doctor, die zich sinds korten strijd in het Strand te Londen gevestigd had en verlangde meer patiënten te hebben, lag op zekeren nacht te bed en dacht, er over na dat men hem in geen drie dagen had geroepen. Op eens wordt er (het was 's nachts twee uren) aan de bel geluid. Hij- trekt zijn kamerjapon aan, vliegt naar beneden en opent de deur. Een persoon, in schitterende livrei gekleed, treedt binnen en zegt: Doctor, ik kom u halen vanwege lord Wartmouth;die ernstig ziek is. Men kan denken hoe goed hij ontvangen werd. Een lord ziek! die zal mij zeker zeer goed betalen, dacht hij. En in plaats van zijn dagelijksche kleeding trekt hij zijn besten rok aan, slaat een goede overjas om, neemt zijn zilveren inktkoker meê, steekt zijn gouden horologie met ketting bij zich en volgt, zich in de handen wrijvende bij de gedachte aan de vorstelijke belooning die hem wacht, den knecht die hem door verscheidene gangen en straten leidt. Op een ruim plein gekomen, waar het doodstil was en schijn noch schaduw van een agent van politie was te bespeuren, hield de knecht stil. Is het hier? vraagt de doctor. Ja, het is hier dat gij mij alles zult geven wat gij van waarde bij u hebt, horologie, zilveren inktkoker, paletöt en geld, was het ant woord. De doctor, die door een revolver met den dood bedreigd werd, indien hij niet alles goedschiks gaf, moest wel gehoorzamen en kon daarna naar huis terugkecren om na te denken over den schurkenstreek, waarvan hij het slagtoffer was geworden. (V.) Benoemingen, enz. De Minister van Oorlog brengt ter kennis van belanghebbenden, dat op den 1 Oct. van dit jaar wederom jongelieden zullen worden toegelaten om bij het garnizoens-kospitaal te Amsterdam te worden opgeleid tot officier van gezondheid voor de dienst hier te lande en in de koloniën, en tot militaire apotheker hier- te lande. De aan te nemen jongelieden moeten op t den dag der toelating den ouderdom van zeventien jaren hebben bereikt en niet ouder zijn dan twintig jaren. Het volgende getal plaatsen wordt ter aanvulling opengesteld als voor officieren v. gez. hier te lande 16, die in Oost-Indië 26, die in West-Indië 1 en apothekers hier te lande 8. Nadere bijzonder heden omtrent de over te leggen bescheiden en het af te leggen examen worden vermeld in de Staatscourant van heden. België. Een vreeselijke moord houdt op dit oogenblik te Brussel de bevolking, justitie en politie bezig. De chef van het hulpstation in de rue de la Loi, Charles Theophile van Hoye, is in het kolenmagazijn vermoord gevonden, 's Middags, na het vertrek van den trein van tweeën, is hij niet meer gezien; bij het vertrek der volgende treinen stapten de reizigers dan ook zonder plaatskaartje in den waggon. Toen men den chef nu ook den volgenden morgen niet zag, gaven de conducteurs daarvan aan hunne chefs kennis. Men stelde daarop een onderzoek in en ontdekte weldra het verminkte lijk van den beambte op de bovengenoemde plaats, waar men door het geblaf van zijn hondje was heengevoerd. Het lijk was vreeselijk verminkt en had 19 wonden. Diefstal is -de oorzaak van het misdrijf; want het gouden horologie en de gouden ketting van den verslagene, die naauwelijks 30 jaar oud was, en uit Gent geboortig, waren verdwenen, even als 1500 frs. die zich in de kas bevonden, waarvan bij de sleutel steeds bij zich droeg. Nu werd die sleutel eveneens vermist; waarschijnlijk.is de moord dus gepleegd door iemand die den overledene go.ed kende en ook op de hoogte was der localiteit. Justitie en politie doen ijverig onderzoek. - Frankrijk. Een correspondent van het Journal des Débaits deelt aau dat blad de volgende bijzonderheden mede over den tegenwoordigen toestand van Carthagena: „Niets ijzingwekkender dan die toestand; men ontwaart niets dan een klomp puinhoopen. Er zijn huizen, die er goed uitzien en ongeschonden schijnen; men opent de deur, men komt binnen en men ontwaart niets dan ruïnen. De verdiepingen zijn in elkaér gestort; de ingevallen daken laten juist licht genoeg door om het afschuwelijke van dat schouwspel te doen begrijpen. In de stad zelve kan men onmogelijk blijven; zóó verpestend is de stank der lijken, die onder de puinhoopen begraven liggen. De vroegere bewoners, die naar de stad komen om hunne eigendommen te herstellen, brengen er slechts eenige uren van don dag door; in de omstreken overnachten zij.' Om alles wat bedorven, gebroken en vernield is te herstellen, daartoe schieten menschenhanden te kort; de loonen zijn dan ook buitensporig hoog. De opstandelingen hebben de particuliere woningen niet of niet geheel geplunderd: de regtvaardigheid, zelfs tegenover die lieden, gebiedt dit te erkennen. Daarentegen zijn de staatseigendommen geheel geplunderd." Duitschland. Te Mühlberg aan de Elbe is onlangs een geheel huis gezin aangetast door de trichinenziekte, tengevolge van het eten van varkensvleesch, waarin deze gevaarlijke wormen aanwezig waren. Eerst drie weken na het gebruik van het vleesch riep men geneeskundige hulp in. Voor het hoofd des gezins en zijne echtgenoote kwam die hulp te laat; beiden stierven kort na elkander onder de smarte lijkste pijnen. Toen het lijk der vrouw geopend werd, bleek het inwendig als bezaaid met trichinen de onderhuid, de ribben, de spieren, alles was er door aangetastzoo snel hadden de insecten zich in het ligchaam voortgeplant. Drie kinderen van 13, 11 en 9 jaar lijden nog aan de vreeselijke ziekte; en hoewel hun toestand zeer gevaarlijk is, hoopt men toch hen in 't leven te behouden. De onge- lukkigen leveren een treurig schouwspel op. In de vorige week had te Baden eene bijeenkomst plaats van eigenaars van logementen in Duitschland en Zwitserland. Het doel daarvan was: 1. niet meer toe té laten, dat bij het vertrek van reizigers aan dezen fooijen werden gevraagd2. met het oog op de omstandigheid dat de maanden Mei, Junij en Oct. de aangenaamste maanden om te reizen zijn, en om den reislust in die maanden aan te wakkeren, dien tijd de prijzen in de hotels met 20 pCt. minder te stellen dan in de maanden Julij, Aug. en Sept. Natuurlijk moet dit plan ook nog goedgekeurd worden door de eigenaars van logementen, welke niet op de ver gadering tegenwoordig waren; voor het reizende publiek zou dit een aangename verrassing wezen. Denemarken. Een nog al belangrijke diefstal in de Nationale Back heeft te Kopenhagen veel sensatie verwekt. Een onder geschikt beambte, belast met het aftellen van bankbilletten, heeft het door zijn chefs in hem gesteld onbepaald ver trouwen en het toezigt van de contrèle weten te verschalken door zich gedurende tien jaren de bankbilletten toe te eigenen, welke afgekeurd en bestemd waren, om verbrand te worden. Meer dan 100,000 kroonen heeft hij aldus gestolen. Gelukkig voor de Bank was de man zeer zuinig en potte meerendeels het geld, zoodat zij nu gemakkelijk 't ont- stolene voor een groot deel terug erlangt. De dief bezat drie groote eigendommen en vele soliede papieren. Hij was voornemens, om 't volgend jaar na een nieuw auto- da-fé van bankbilletten zijn ontslag te nemen, om een „eer- j vollen" ouden dag te hebben van de vruchten van 't gestolen geld. Een toeval bragt dezer dagen gelukkig alles aan het licht. De beroemde reiziger dr. David Livingstone. De treurmare van Livingstone's dood, te regt door velen betwijfeld, is door een officieël berigt bevestigd. Wel een treurige mare, die de geheele wereld met smart vervullen zal. Na zóóveel ontberingen en gevaren, met zulk een schat van wondere wetenschap en ondervinding toegerust, moest de held dan toch nog bezwijken, ongezien en onge hoord, betrekkelijk digt bij huis! Schooner voorbeeld van moed en volharding, zelfverloochening, liefde voor de wetenschap en voor de menschbeid, leverde deze eeuw niet op. Edeler martelaar stierf nimmer voor edeler zaak. Livingstone leed op zijn reis van de Bembazee naar Unyanyembe veel aan dyssenterie, een van de kwaadaar digste en gevaarlijkste Afrikaansche ziekten, die den Europeaan kunnen teisteren. Herhaaldelijk was hij daardoor aangetast, maar telkens behield zijn krachtig gestel de overhand. De oorzaak van zijn laatste ziekte, die zijn dood heeft veroorzaakt, is daarvan het gevolg, dat hij vier dagen lang in het water geloopen heeft. Zijn lijk is door zijn bedienden met zout gebalsemd en zal over Zanzibar naar Engeland worden gevoerd. Zijn leven was drieëndertig jareh lang een tijdperk van moeite en zorgen; maar hij had het eenmaal gekozen eri streed daarom met onbezweken moed en met een vast karakter tegen het ongezonde klimaat en de listige negerstammen, die hij op zijn togten bezocht. Livingstone heeft in alle opzigten zich zelf gevormd en is wat men in één woord noemt: een autodidact; hij heeft, toen hij nog arbeider was, zijn ligchaam gehard, zich door eigen energie weten te verheffen uit den lagen kring, waarin hij geboren was en verkeerde, en zich zelf de noodige kennis van het Latijn, de medische en theologische wetenschap weten eigen te maken. Zijn voedsel was sober en bestond voornamelijk uit het harde brood van den Afrikaanschen zendeling, maar hij droeg het bewustzijn in zich om, dat dé levenstaak, die hij had gekozen, hem hooge en moeijelijke pligten had opgelegd. In het jaar 1817 te Blautyde aan. de Clyde geboren, ging hij op drieëntwintigjarigen leeftijd! in 1840 naar Port Natal, waar hij zich aansloot bij Moffat, die een geestverwant van den hoopvollen jongen man was en hem later zijn dochter tot vrouw gaf, welke hem op zijne reizen moedig vergezelde, totdat in het jaar 1862 een te vroege dood hem van dien steun voor altijd beroofde. Van 1840 tot het einde van 1855, toen hij voor de eerste maal naar Europa terugkeerde, was hij werkzaam voor de Missionary Society te Kuruman, Mabodson en andere plaatsen van Zuid-Afrikahij werd toen geheel vertrouwd met taal, zeden en godsdienst der inboorlingen, trok Afrika door van de Indische tot de Atlantische zee, en werd daarvoor met de Victoria-medaille bekroond door het Geographisch.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 2