1874. N°. 18. Woensdag 11 Febraarij. 32 Jaargang. Liberalisme en Godsdienst, Uitgever A. A. BAKKER Cz. HELDERSCHE EN MEliWEDIËPER COURANT. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Bureau: 3 O L E P L E I lï, K". 163. Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS t Naar Oost-lndië: via Triest 17 Febr. 's avonds 6 u. „nu Marseille 12Febi\, 's avonds 6 u. u u Brindisi 23 Febr., 's avonds 6 u. Curafao en Suriname, 16 Febr., 's morg. 6 u. Kaap de Goede Hoop, via Southampton13 Febr., 's morg. 6 u. Gelijk de openbare school een steen des aanstoots is voor de kerkelijk-staatkundige partijen, zoo ook het libe ralisme, het laatste als stelsel, waarvan genoemde school een der uitvloeisels is. Er worden dan ook geene woorden gevonden, zwart genoeg om het liberalisme te brandmerken, dat, volgens de Tijd, hier even als elders, doctrinaire en aan het christendom vijandig is, ja, in menig opzicht hier nog boozer dan elders zou zijn. Het stelt, mogen wij dat blad gelooven, de gansche maatschappij aan groote gevaren bloot, die elke godsdienst en daarbij de orde en den eigen dom bedreigen. Men wil het oude, traditioneel", positieve christendom uitdelgen met de staatsmacht. De geest van het moderne ongeloof doordringt het volk, en dit zendt mannen naar de Kamer om de postulaten van dat onge loof in het staatsleven te verwezenlijken. Om tegen deze gevaren een dam op te werpen, wenscht de Tijd samen werking van de verschillende aan het liberalisme vijandige partijen in en buiten het Parlement. Het Nederlandsche volk is van oudsher zeer gevoelig op het punt van zijne beurs en van zijne godsdienst, op het laatste wel het allermeest; waar het eenigen toeleg vermoedt om zijn geloof te belagen is het zeer wantrouwend en spoedig in onrustige en opgewonden stemming te brengen de Aprilbeweging in 1853 mocht daarvan een blijk De diamanten van Grootmoeder. (Vervolg.) Yalentine was gekleed op haar bed gaan liggen om zoo den morgen af te wachten. In weerwil van hare opgewondenheid en van den storm in haar binnenste, sloot toch eindelijk een sluime ring hare vermoeide oogleden. Toen zij ontwaakte zag zij in het westen, want daarheen zag haar venster uit, de weerkaatsing van het morgenrood. Aan de andere zijde van het huis over het Maasdal kondigde de zon juist door hare eerste stralen hare opkomst aan. Valentine stond op, maakte zich spoedig voor haren tocht gereed en ging onhoorbaar den corridor langs. Hier stond zij even stil, moest zij gaan, zelf gaan? Kon zij haar vader niet roepen en hem verzoeken in haar plaats te gaan? Was het niet passender en beter, waDneer hij dat deed? Maar mocht zij hem nogmaals in zijn nachtrust storen, en wat nog erger was, mocht zij hem opdragen, zich bij den Duitschen officier te ver ontschuldigen over datgene, wat dezen nacht had plaats gehad. Neen, dat was voor haar vader al te vernederend, vooral ook daar de uitnoodiging om te blijven van hem was uitgegaanzij wilde niet van hem vorderen ook dat nog op zich te moeten nemen. Zij stelde zich voor oogen, hoeveel verdriet hem dezen nacht hare verklaring tegenover Gaston gedaan had, hoeveel kommer zij hem nog veroorzaken moest, als hij vernam, dat haar besluit onherroepelijk was, dat hij alle hoop op een verbindtenis, die hem zoo ter harte scheen te gaan, moest opgeven. Hij moest nu ten minste rust hebben, de arme vader, en zij zelve zoude gaan. Yalentine ging verder met een eigenaardig gevoel van spanning en angst voor de ont moeting met Max, voor alles wat het volgende uur haar brengen zou; schuw alsof zij een misdaad beging; verbaasd over zich zelve, dat zij zonder aarzelen of bedenken iets deed, wat zij den vorigen dag nog voor geheel en al onmogelijk gehouden zou hebben, verbaasd over haar stoutmoedigheid, en toch weder voort getrokken als het ware door een onweerstaanbare en door haar zelf niet begrepene macht. Zoo sloop zij het huis uit en sloeg, buiten gekomen, weder den zelfden weg in, dien zij des nachts met Max gegaan was. Het was de kortste, en daar de schemering hem reeds een weinig verlichtte, bood hij ook geen moeielijkheden meer aan. Valentine legde hem dus snel, zonder zich ergens op te houden, af. Boven bij de opene plaats bleef zij slechts een oogenhlik staan om adem te scheppen en omdat zij geboeid werd door het prachtig gezicht op de gloeiende zonneschijf, die juist hoven de kam van de hoogten der Vogesen, aan gene zijde van het Maasdal door de met gou den en purperen streepen gekleurde dichte en zware wolken heen brak. Op la Ferme d'oeil schitterden de vensters van de boven verdieping door den rooden gloed. Aan genen kant der insnijding, ter linkerzijde, kleurden de stralen der zon een juist opstijgende rookwolk licht rood; in de fabriek begon men zeker juist weder met het nooit rustende werk. La Ferme d'oeil lag echter nog in de diepste schaduw, de tuin was stil en als het ware uitge storven, slechts in de stallen hoorde men het hinneken van een paard; boven in het rivierdal begonnen de hanen te kraaien. Valentine keerde zich om en vervolgde haar snelle wandeling door het vochtig hout, aan welks takken ed bladeren, nu door het licht in diamanten veranderde druppels hingen. Hoe kort vond zij den weg, die haar dien nacht zoo eindeloos lang had heoten. Het geeft door deze geaardheid gelegenheid aan behendige lieden om, tot staatkundige of welke oogmerken dan ook, op zijnen geloofsijver te speculeeren, ten einde het voor of tegen iets in te nemen; en nu is er wel geen gemakkelijker middel om het liberalisme in discrediet te brengen, dan door het kortweg te verwijten, dat het de godsdienst vijandig is. Komen wij met kracht op tegen de gegrondheid van dit verwijt, dan moeten wij evenwel toegeven, dat er van libe rale zijde eenige aanleiding toe gegeven schijnt te zijn. Er wordt in geschriften van quasi-liberale zijde uitgegaan, door sommige woordvoerders die zich onder de liberalen scharen, meermalen met minachting van de godsdienst en hare bedienaren gesproken, de spot gedreven niet alleen met symbolen en gebruiken, wier beteekenis den spotters onbekend is, maar zelfs met het geloof en het onbeperkt vertrouwen in een hoogste wezen, dat alles met liefde en wijsheid bestuurt en door Jezus als onze vader in de heme len geopenbaard is. Wij keuren dergelijke minachting en spot, die verbittering zaait en het liberalisme in de oogen des volks benadeelt, ten sterkste af, maar houden vol, dat zij geene vruchten van het liberalisme zijn en daaraan geens zins ten kwade toegerekend mogen worden. Indien het liberalisme onmisbaar moest leiden tot vernietiging van het godsdienstig gevoel, tot ongeloof, dan zou het zich zelve veroordeeld en in Nederland onmogelijk gemaakt hebben. Maar wat door enkele marktschreeuwers, al is het onder liberale vlag, verkondigd wordt mag daarom nog niet als de ware liberale leer aangemerkt wordenelke partij heeft hare schurken en hare dweepers, hare valsche broeders en overdrijvers, hare aanhangers zoowel ter kwader als ter goeder trouw, die haar tot oneer en tot eere strekken. En nu ligt het in den aard der zaak, dat zich bij de liberalen of vrijzinnigen voegen de libertijnen op staatkundig en zedelijk, de ongeloovigen -op godsdienstig gebied, een euvel dat gewis te betreuren maar niet te vermijden is; evenals toegeschenen. De druppels, die op haar hoed, hals en schouders vielen, waren als het ware een zegen, dien deze morgenwereld, welke Valentine nog nimmer aanschouwd had, bij haar ontwaken in al hare schoonheid ten toon spreidende natuur, over haar uitschudde. Zij werd bedaard en ernstig; haar hart begon rustiger te slaan; zij ademde ruimer. De vrees voor de ontmoeting met den Duitscher week, en slechts in een zekere spanning legde zij het overige van den weg af en kwam alzoo spoedig aan den voet der hoogte, waarover men in het binnenste der grot kwam. Valentine zag, dat Max de deur niet gesloten had; misschien had hij de oude deur, die eenmaal binnen in den ingang aangebracht was, zonder dat men wist door wien en waartoe, niet meer kunnen bewegen. Valentine riep, terwijl zij in den ingang der grot bleef staan, eerst zacht, daarna luider en al luider. Niemand scheen haar te hooren, ten minste zij vernam geen antwoord. Sliep haar beschermeling zoo vast, uitgestrekt op de eene of andere vlakke plaats in de rotsen? Was hij zoover naar binnen gegaanValentine zag in, dat zij zelve naar binnen moest gaan om hem hare tegen woordigheid kenbaar te maken. Zij ging dus de grot binnen en trad, toen zij eenige schreden gedaan hebbende op de plaats kwam waar de grot wijder werd, ter zijde, om het morgenlicht binnen te laten, dat door have gestalte afgesloten werd. Maar hoe zij hare oogen ook inspande, zij zag niemand, en op haar .angstig geroep werd haar evenmin antwoord gegeven. In de grootste spanning ging zij steeds verder, zoo ver eindelijk als zij gaan kon om niet in de geheel en al duistere streek te komen, waar de afgrond was, vervolgens keerde zij naar den ingang, naar het licht terug. Getroffen, zag zij van hier terug op de zich naar beneden uit strekkende smalle spleet, waardoor een voetpad liep, dat de kronke lingen volgde eener beek, die ongeveer honderd schreden beneden den ingang van de grot uit de rotsen te voorschijn kwam en waar schijnlijk de afvloeiing was van het onderaardsche water dat in den achtergrond der grot gevonden werd. Ter rechter- en ter linker zijde verhieven de bergwanden zich zoo steil in de hoogte, alsof zij vroeger bij elkander behoord hadden en zich tengevolge van een twist zoo trotscli in de hoogte verheven hadden. Een valk schoot er luid schreeuwende juist over heen, een menschelijk wezen echter was nergens te zien. Het was zonderling. Valentine had Max voldoende gewaar schuwd zich niet te ver in de grot te wagen. Het was niet denkbaar, dat hij op die waarschuwing geen acht had geslagen en dat hij teD gevolge zijner onvoorzichtigheid een gruwzamen en verschrikkelijken dood had gevonden. Valentine wierp deze gedachte dus verre van zich af. Neen, het kon niet anders of hij was ongeduldig geworden en was bij het begin der morgenschemering vertrokken, om alleen naar Void terug te keeren. Ook dat was onvoorzichtig, ten hoogste onvoorzichtig van hem. Hoe zou hij alleen den weg uit dit diep in de bergen verscholen liggende hoekje kunnen vinden? Hoe kon hij als Duitscher zoo iets wagen in dit vreemde land, terwijl hij niet wist welke menschen hij ont moeten zou. Daarbij kwam nog een zeker gevoel van vernedering, alsof er voor haar iets bijzonder kwetsends in zijn heengaan gelegen was; zij had hem toch gezegd, dat zij waarschijnlijk zelve zoude komen om hem te geleiden. Dit alles maakte, dat Valentine over de onvoorzichtigheid en lichtzinnigheid van den Duitscher bijna toornig zich bij de kerkelijk-rechtzinnigen aansluiten de schijnhei ligen, die voor de godsdienst even onverschillig zijn nis de grootste libertijnen, maar zich van de godsdienst als een masker bedienen ter bereiking hunner onedele oogmerken. Evenmin als het uitwendig vertoon, het gekwezel en gefe mel van sommigen ons minachtend mogen maken voor waarachtige vroomheid, evenmin mag de verachting der godsdienst door sommigen den liberalen verweten of beweerd worden, dat het liberalisme tot vernietiging van het gods dienstig geloof voert en de vernietiging van alle godsdienst bedoelt. Het liberalisme is eene richting op staatkundig gebied, welke voor het godsdienstig gevoel volkomen ruimte en vrijheid laat. Het beschouwt de godsdienst als eene zaak des gemoeds, ten eenenmale vreemd aan alle staat kundige overtuiging. Het predikt verdraagzaamheid ten opzichte van elke godsdienstige richting en kent aan elke, welker beginselen niet tegen de wetten der zedelijkheid strijden, recht van bestaan toe; het laadt daardoor eenigen schijn op zich van onverschilligheid, maar alleen in het oog van ij veraars, die, geen acht gevende op de eischen der samenleving van velerlei kerkgenootschappen in ons land, voor het hunne den voorrang vorderen en meenen, dat zij de christenen bij uitnemendheid zijn. Bij vrijgevig heid verruimt het ook den blik en kan daardoor leiden tot mindere opprijsstelling van voor de min nadenkende menigte zoo gewichtige vormen, tot mindere vasthoudendheid aan de, in den loop der tijden gevormde, voor velen het wezen der godsdienst uitmakende, geloofsbegrippen en geloofsre- gels. Het weert het godsdienstonderwijs van de openbare, voor de kinderen van alle staatsburgers toegankelijke school, omdat het niet mogelijk is dit onderwijs zoo te geven, dat allen er vrede mede hebben en geenen er aanstoot aan nemenen laat derhalve de zorg voor dit onderwijs over aan de Kerk en aan de ouders der leerlingen. Het schuwt alle bemoeiing, alle inmenging van den Staat waar het de werd, in weerwil van al haar ongerustheid. Maar misschien had hij haar in zijn ongeduld ook vroeger ver wacht en was, verontrust over datgene, wat er bij mijnheer d'Avelon kon zijn voorgevallen, weggegaan om naar la Ferme d'oeil terug te keeren; het kon dus zijn, dat hij het voetpad door de rotsspleet gevolgd was. Langs dezen weg kwam men met een bocht om den voet der bergwand heen op den straatweg van la Ferme d'oeil naar Givres. Max had dan denzelfden weg ingeslagen, waarlangs Valentine hem dezen nacht eerst naar de grot der jonkvrouw had willen brengen, totdat zij het beter vond den korteren maar moeielijker weg door den tuin en over de hoogte te nemen. Zoo moest het zijn. Valentine stelde zich door deze gedachte gerust en keerde nu haastig langs denzelfden weg weder naar huis terug. Toen zij hij la Ferme d'oeil kwam, zag zij naar alle kanten uit of zij nog niets van Max ontdekte, of een geopende deur of een opengeslagen luik niet verried dat men uit den slaap gewekt was, dat er iemand was aangekomen, wien zij nu met een ware verrukking en met inwendig genoegen gezien zou hebben; zoo knagend was hare bezorgdheid over zijn raadselachtig verdwijnen geworden op den eenzamen nu met moeite atgelegden weg. Toen zij bevond, dat Max nog niet op la Ferme d'oeil was aangekomen, had zij besloten niets meer te ontzien, hare inwendige bezorgd heid voor den Duitscher openhartig te bekennen en haar vader te bewegen te laten inspannen en met haar naar Void te rijden, om zelf te zien of hij daar veilig en behouden was aangekomen. Waarom zou zij ook aarzelen daarop aan te dringen.... zij had Gaston's aanmerkingen niet meer te vreezen en wat Ellen betrof, het oordeel van Ellen was haar van nu af nog onverschilliger zij verachtte haar. Toen Valentine den tuin van la Ferme d'oeil betrad, zag zij er de eerste sporen van het ontwaken der bewoners. De knecht, die de paarden moest voeren, ging juist door den tuin naar de stallen. Valentine vroeg hem naar den Duitscher; hij had niemand gezien. Het paard van den vreemdeling stond nog rustig in den stal. Zij liep het huis om over het terras naar de salon, waarvan zij de deur had opengelaten. De deur stond nog op een kier, juist zooals zij, toen zij wegging, haar had laten staan; de'geslo- tene luiken weerden nog iedere lichtstraal uit de kamer. Zij zag nergens een teeken dat de verlorene teruggekeerd was; alzoo kon het niet anders of hij moest alleen den weg naar Void op gegaan zijn. Valentine opende de luiken en ging vervolgens op een der fau teuils zitten. Vermoeid door hare wandeling, maar nog meer door hare ongerustheid en bezorgdheid, rustte zij een poos met het bleeke gelaat in de kussens, even alsof zij behoefte aan rust had. Zij zou wel hebben willen slapen en droomen en in den droom alles vergeten, alles, den Duitscher, het verschrikkelijk tooneel van dien nacht, het bestaan van Gaston en van haar zelf het aller liefst, en toch kon zij niets vergeten; wanneer zij de oogen sloot, stond alles haar nog des te levendiger voor den geest. Het was dan ook de angst, die maakte, dat zij na eenige oogenblikken weder in een koortsachtige opgewondenheid opsprong. Als hij nu toch ware omgekomen, omgekomen op de gruw zaamste en ongehoordste wijze, omgekomen, gedeeltelijk door haar schuld! O mijn God! had zij dit schrikbeeld, dit vreeselijkste van allen slechts vergeten, slechts dit voor altijd van zich geworpen. Waarom keerde het telkens zoo hardnekkig terug?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 1