Binnenland. en muffe zolders de kostbare voorwerpen opgestapeld en tot hun bederf weggestopt worden; tegen het misbruiken smakeloos vervormen en noodeloos nederwerpen van voor kunst en geschiedenis belangrijke bouwwerken, de regee ring zou van haren verkeerden weg hebben moeten terug- keeren en haar beter voorbeeld zou gunstig gewerkt hebben op lagere besturen. Niet alleen door verzuim en karigheid, ook door het huldigen van afschuwelijken wansmaak heeft de regeering zich bezondigd. Of wat spreekt anders dan wansmaak uit de schandelijke verknoeiing van de z. g. Loterijzaal, uit de misselijke gebouwen voor den Hoogen Raad en de departe menten van Financiën en Koloniën in de residentie. Wat uit zoo menig ander nieuw gesticht gebouw? 't Kan wel niet anders, als de zorg voor den bouw en het onderhoud van monumentale gebouwen wordt toevertrouwd aan de ingenieurs van den waterstaat, een corps terecht geroemd op het gebied waartoe het behoort, maar waaraan artistieke zin vreemd is. De gemeentebesturen maken het niet beter's Graven- hage bouwt op den Grootekerkstoren een nieuwe spits, volkomen in tegenspraak met hetgeen haar draagtHaarlem, Leiden, Utrecht, Delft en andere steden breken hare fraaiste poorten af, zonder de mogelijkheid te overwegen of haar behoud niet in overeenstemming te brengen is met de eischen van het hedendaagsch verkeer, of zij niet op pleinen en in plantsoenen te sparen zouden zijn en alzoo een uit- Btekend effect zouden teweegbrengen. Eikenhouten betim meringen en tapijtwerken worden te gelde gemaakt om in den vreemde geschat en bewonderd te worden. Zoo is het ook gegaan met het timmerwerk uit de kerk te Sneek, dat hoort het Nederlanders! thans het kasteel van den baron de la Rousselière bij Luik versiert, met de prachtige oxaal uit de St. Janskerk te 's Herto genbosch, welke thans het voortreffelijkste pronkstuk uit maakt van het South-Kensington Muzeüm te Londen, dat het, ons ten schande, met f 10800 heeft betaald. Ja, het was in lateren stijl gebouwd dan de kerk en het belette het vrije doorzicht; maar zijn dan niet de kerken als de St. Jan gewrochten waaraan de eeuwen bouwen en elk haren stempel geven, en wordt in de beste kerken van Engeland het doorzicht niet eveneens door oxalen belem merd? De afbraak van dit edel kunstwerk kostte het kerkbestuur f 2000, en de verkoop bracht f 1200 op; maar het heeft alsnu ruim gezicht door de kerk en de heidensche renaissance er uit verbannen. Andere kerkbe sturen, zooals te Abbekerk, Bloemendaal, Hasselt en Zeven huizen, betoonen even weinig eerbied voor de geschilderde glasramen en verkoopen die, gelijk andere de koperen kroo- nen, dat te Gouda de koorbanken, en de pastoor der S. Ser- vaaskerk te Maastricht, een 25 jaren geleden, 4 relikwiën- kasten te gelde maakten, laatstgenoemde kunstwerken sedert door het Belgische gouvernement uit de collectie van Prins Soltikow te Parijs aangekocht. De catholieke kerkbesturen zijn in dit opzicht maar weinig beter dan de protestantsche, die de blootgekomen muurschilderingen weder onbarmhartig Men herinnere zich, dat het Oude Hof te Delft, waarin de beroemde Zwijger het leven liet; tot artillerie-kazerne dient. oordeel der haren daarover, de kritiek der wereld als het bekend werd.... niets had haar teruggehouden.... zij had aan niemand anders, aan haar vader zelfs niet, het iu veiligheid brengen van Max willen toevertrouwen; slechts zichzelve had zij vertrouwd en zij had nergens anders aan gedacht, dan dat hij in gevaar verkeerde. Max voelde zijn hart van vreugde kloppen, terwijl hij aan deze gedachten den vrijen loop liet. Hij was op dit oogenblik in het gevoel van zijn geluk bereid geweest alle diamanten van grootmoeder er voor te geven, wanneer hij de dwaasheid niet begaan had, zich zoo openhartig aan Gaston te verklaren. Wat hem daartoe aangedreven had, de hoop, dat Gaston daardoor van Valentine zou afzien, was nu ook geen reden meer voor hem. Want hij had de liefde van Valentine in zulk eene mate gewon nen, dat zij niet geaarzeld had, die aan hem, ja, aan de geheele wereld te verraden. Waartoe had hij dan nog zulk een middel noodig om Gaston te verwijderen? ach, alle dergelijke middelen schenen hem op dit oogenblik zoo kleingeestig en zoo verachtelijk toe, als hij zelf; want hij, hij was toeh immers ook een soort van slang, dien mijnheer d'Avelon aan zijn borst gekoesterd had. Deze gedachten, nu eenmaal bij hein opgerezen, lieten hem niet met rust. Hij had den goeden naam, ja bijna het geheele bestaan van mijnheer d'Avelon in Gaston's handen gesteld; dat moest hij op de eene of andere wijze wederom goed makenhij moest her riepen, wat hij gezegd had; hij moest aan Gaston verklaren, dat hij zijne bewering terugnam; dat hij ingezien had, dat zij een dwaling was. Max sprong op en kleedde zich haastig aan. Hij had op de ronde tafel, midden in de kamer, schrijfmaterialen zien liggen; hij had besloten Gaston een schriftelijke verklaring te geven, dat hij gedwaald had; die hier achter te laten, en ver volgens bij de eerste schemering het slot Givres te verlaten, waarin hij dan verder niets meer te doen had en waar hij zich toch eigenlijk zeer onvoorzichtig had laten binnen lokken, was zijn vast voor nemen. Bewijzen of brieven over de afkomst van mijnheer d'Avelon uit België of Frankrijk konden er toch niet zijn en wanneer Gaston, waarom had hij daar niet eerder aan gedacht P.voor gaf die bewijzen te bezitten, lag het vermoeden dan niet voor de hand, dat deze mijnheer Bibeaupierre hem slechts naar het slot Givres had willen lokken? Wezenlijk, het was beter zoo spoe dig mogelijk terug te keeren. Hij had het licht aangestoken en schreef haastig de verklaring ter neder, die hij hier wilde achterlaten. Zij moest volkomen alle gevaar wegnemen, waarin hij mijnheer d'Avelon door zijne onvoor zichtige openhartigheid gebracht had. Hij schreef: „Ik ben zeer getroffen, ja diep beschaamd door iets, dat mij nu juist is te binnen geschoten. De mijnen hebben mij herhaaldelijk verhaald, dat de persoon, dien ik meende teruggevon den te hebben, als jongeling, door onvoorzichtigheid met een jachtge weer, de twee onderste leden van de pink der linkerhand verloren had. De heer, van wien wij spraken, bezit een geheel en al onge schonden linkerhand. Ik ondervind thans eerst ten volle hoe ver de verbeelding, wanneer zij eens een valsche richting inslaat, iemand van den rechten weg kau doen afwijken. Daar ik dus uwe documenten geheel en al ontberen kan, blijft mij niets anders over dan u voor uwe gastvrije ontvangst in dezen nacht mijn dank te betuigen. M. Daveland." Wordt vervolgd.) onder de witkalk verborgen hebben. Het hofje van Heyt- huysen te Haarlem verkocht het portret van den stichter, door Frans Hals geschilderd, aan het muzeüm te Brussel, portretten van beroemde Nederlanders zijn eveneens naar buitenlandscbe musea verhuisd, waar wij ook de zilveren bekers en halssieraden van onze oude gilden, rederijkers kamers en schutterijen te zoeken hebben, werwaarts onlangs ook de prachtige beker welke onze zegepraal te Ghattam vereeuwigt dreigde gezonden te worden. Scheepsvrachten antiquiteiten, die eenmaal onze openbare gebouwen en onze woningen versierden, verhuizen jaarlijks naar den vreemde, om daar van ons gebrek aan liefde voor het schoone, van onze liefde voor het goud te getuigen. Waar zooveel verdwijnt, inzonderheid door de achteloos heid en het onverstand der zoogenaamd meer beschaafden, is het te verwonderen dat daar bij de menigte de zin voor kunst en geschiedenis geheel verloren gaat, dat er bij alle standen „eene onbegrensde verdraagzaamheid voor al wat leelijk is" ontstaat? Dat zoo velen, zonder zich te ergeren, de mislukte monumenten van 1813 in den Haag en van 183031 te Amsterdam, de standbeelden van de Ruiter te Vlissingeu en van Koning Willem II in de hof stad passeeren, dat het zoogenaamde „enseignement de la rue„ in Frankrijk door schoone gebouwen en wandel plaatsen zoo krachtig medewerkend tot beschaving van den smaak meer en meer gaat ontbreken? Reeds in het artikel „Eereschulden", in ons nummer van 18 December 1872, wezen wij op den bedenkelijken, onverscboonbaren toestand onzer musea. Om niet te wijd- loopig te worden zullen wij daarop ditmaal niet terug komen. Slechts een enkel woord over het prentkabinet op het Trippenhuis te Amsterdam. Deze collectie is wat het aantal zeldzame meesterstukken, daar aanwezig, betreft, een der beste ter wereld en kan op eene waarde van twee miljoen gulden geschat worden. Welnu, deze schat is toevertrouwd aan de eerlijkheid van een ambtenaar op eene bezoldiging van f 900, en tot aanvulling dezer kost bare verzameling wordt geen cent uitgegeven, de prenten zijn zelfs niet eens opgezet. Van dergelijke laakbare zuinigheid geeft de heer de Stuers meerdere voorbeelden: de conservateur der schilderij-ver- zameling op het Paviljoen te Haarlem geniet f 400'sjaars, voor het onderhoud der verzameling op het Mauritshuis is niet meer dan f 800 uitgetrokken. Acht jaren geleden werd op laatstgenoemd bedrag f 14 bezuinigd! Aan de commissie der Academie van Wetenschappen, welke van 1860 tot 1870 voor de opsporing en het behoud van overblijfsels der vaderlandsche kunst uit vroeger tijden heeft trachten te ijveren, werd jaarlijkshonderd gulden toegelegd; al verhoogde de Academie dit cijfer later tot f 300, niemand zal het der commissie misduiden, dat zij, bij zoo geringe ondersteuning, ten laatste hare taak als geëindigd moest beschouwen. Noodzakelijke zuinigheid is goed, maar als het onze nationale eer betreft, laat ons dan geen kruideniersgeest toonen; wij zijn een rijk volk, veel te rijk en van te goeden huize om de kunst zoo stief moederlijk te behandelen. Wij schamen ons voor dergelijke misplaatste zuinigheid, en lezen wij bij de Stuers, dat de eenige jaren geleden ingevoerde, maar vervolgens weder afgeschafte verandering der patroontasschen den lande f 80000 gekost heeft, dan roepen wij vol verontwaardiging wraak over dergelijke verkwisting en eischen wij, dat ons fatsoen beter opgehouden worde, dat de kunst hier te lande niet de uitgehongerde persoon vertoont, die in van Breughels „vette keuken" te gast kwam maar de deur gewezen werd. „De kunst en eerbied voor onze historie zijn erg ziek, maar, Goddank! nog niet dood" zegt onze meermalen aangehaalde schrijver. Mochten zij tot herstel en tot nieuw, krachtig leven geraken! Één der middelen daartoe zou zeker zijn de oprichting van een nationaal muzeüm van oudheden, hetwelk voor Nederland zou kunnen wezen wat het Kensington-Muzeüm voor Engeland, het Germaansche Muzeüm te Neurenberg voor Duitschland, het Musée de Cluny voor Frankrijk, het Muzeüm für Kunst und Industrie voor Oostenrijk is. Reeds in 1863 zou de groote zaal van het Binnenhof te 's Gravenhage daartoe bestemd worden, maar het archief van het departement van Binnenlandsche Zaken kwam plaats nemen in die zaal, en de bij het Rijk voorhanden oudheden werden naar de zolders van dat departement overgebracht. De Stuers beschrijft hoe hij ze daar vond! Het Koninglijk Oudheidkundig Genootschap te Amsterdam bracht uit eigen middelen reeds eene zeer belangrijke collectie bijeen, maar worstelt steeds met het bezwaar om een geschikt gebouw te bekomen, waar het haar tot nut en genoegen van het algemeen kan ten toon stellen. Reeds meermalen scheen er uitzicht, dat het, met ondersteuning der regeering, het doel zijner wenschen zou bereiken, maar telkens volgde teleurstelling. Zelf heeft het f 20000 in geld bijeengebracht, als fonds tot aankoop of bouw van een muzeüm, en elke som welke daaraan door belangstellenden wordt toegevoegd, brengt het een stap nader tot de vervulling van een nationalen wensch. Tot bevordering van zijn loffelijk voornemen strekt de verspreiding der flink gestelde brochure, waarvan wij in den aanvang van dit artikel gewag maakten„Regeerings- en Volkszaak. De stem eens roependen in de woestijn?" Amsterdam, C. M. van Gogh. 1874. HELDER en NIEUWEDIEP, 17 Februarij. Jl. Zaturdag avond had in het Koninklijk Instituut het jaarlijksch assaut plaats der adelborsten. De daarvoor ingerigte zaal was regt smaakvol gedecoreerd. Twee prachtige tropheeën waren aangebragt, waarvan één geheel met Indische wapens en verder alle attributen op de scheep vaart onzer O. I. bezittingen betrekking hebbende. Het portret van van Swieten en een schild, waarop Atsjin 1874, kroonde het geheel; tot in de kleinste bijzonderheden, was hier alles vereenigd. Het stafmuziekkorps der Marine, onder directie van den kapelmeester Weckesser, luisterde dit feest met uitvoeringen op. Groot was het aantal geinviteerden, die getuigen waren van de vaardigheid in het behandelen der wapenen bij de adelborsten. Éen luisterrijk bal besloot dit assaut, dat bij alle aanwezigen voorzeker een hoogst aangenamen indruk heeft achtergelaten. Het aantal ingeschrevenen voor de ligting der Nationale Militie van 1874 bedraagt: voor de gemeente Helder 184, Texel 60, Terschelling 36, Wieringen 25, Vlieland 8. Het schoone vriezend weêr, dat ons in de afgeloopen week eenige dagen herinnerde dat de natuur zich toch niet geheel misrekende en gelegenheid gaf de zich hier bevindende ijskelders te vullen, heeft ons al te spoedig verlaten. De ingevallen dooi ging nu en dan over tot harde zuidwesten wind en noodzaakte onze Urker— en Enkhuizer visschers tot gedwongen rust, die anders op rog en kabel- jaauw jagt makende, goede prijzen konden bedingen met het oog op de weldra beginnende vasten. Ook voor de sloepen was de sterke zuidwest zeer nadeelig daar 1. het visschen zeer bemoeijelijkt wordt en 2. door het harde zeilen de kabeljaauw veelal sterft. Zes sloepen kwamen alhier met hunne vangst aan, ze bestond uit3570 kabeljaauwen, 220 lengen, 22 ijlbotten en 2300 schel visschen. De besomming waste zamen f4900. Enkele schokkers bragten nog aan 850 roggen, van 59 tot 76 cents per stuk; 100 schel visschen en 250 kabeljaauwen a f 1.75. De schelvisch heeft zich in de diepte terugge trokken, en die hier werden aangebragt waren meestal klein en mager. Dit laatste kan ook gezegd worden van de kabeljaauwen. De haringtrekkerij levert, een enkel geval uitgezonderd, nog weinig of niets op; aan debiet zou het anders niet ontbreken daar reeds eenige Belgische sloepen om deze visch als aas zijn aangekomen. De Staatscourant heeft het laatste telegram van Reuter's Agentschap, betreffende Atsjin, tegengesproken. Aan den heer H. Schmidt, te Hannover, is als minste inschrijver gegund de levering van honderd remonte- paarden, ten dienste van het reg. rijdende artillerie, voor f 543 per stuk. De ontvangsten der „Nederl. Zendingsvereeniging" bedroegen in het jaar 1873 de som van f 26,980,56 tegen f 28,757,28 in 1872, dus minder in 1873 dan in 1872 f 1776,72. De stuivers-collecte klom tot f 5694,90 of f 644,41 meer dan in 1872. Uit vele plaatsen van ons land leest men berigten van ijsongelukken die meestal met een natpak afliepen. Door de heeren C. W. Bruinvis, S. C. Coster en mr. J. van der Drift, is aan den gemeenteraaad te Alkmaar het verzoek gerigt, om, op het voorbeeld van andere plaatsen, ook aldaar aan de hoogere burgerschool eene landbouwschool te verbinden. Als een bijzonderheid wordt berigt, dat de koe van Jan J. Bakker, aan de Stroet, gemeente St. Maarten, welk dier op 14 Febr. 1873 vier kalveren ter wéreld bragt, thans nog zoowel als de kalveren in uitmuntenden welstand zich bij denzelfden eigenaar bevinden. Men verzekert dat eene onlangs te Hoorn overleden dame aan eene kaartlegster, die haar als zoodanig eenige diensten bewezen had, een legaat van f 500 vermaakt heeft. Te Hellevoetsluis zijn via Londen van de Kaapstad aangekomen, afkomstig van het oorlogstoomschip Djambi, 3 marine-ofBcieren, 2 machinisten, 10 onderofficieren, 7 vuurstokers, 6 matrozen, 1 korporaal en 17 mariniers. Te Gouda heeft jl. Vrijdag eene verkiezing plaats gehad van een lid voor de Tweede Kamer. Er werden 2589 geldige stemmen uitgebragt. Daarvan verkreeg de heer van der Loeff (lib.J 985, de heer Bichon (anti-rev.) 911 en de heer van der Heim (cons.) 686 stemmen. Er moet alzoo eene herstemming plaats hebben tusschen de heeren van der Loeff en Bichon. Dezer dagen is te Gorinchem het logement „de Hooi wagen" bijna geheel afgebrand. De oorzaak schijnt te zijn dat men den bevroren gasmeter met vuur heeft willen ontdooiien. Te Deventer en Omstreken neemt het gebruik van pulp (afval van beetwortels^ tot voedsel voor melk- en kalfkoeijen zeer toe. Men beweert, dat dit voedsel het melkgeven en den groei der beesten zeer bevordert. De longziekte onder het rundvee blijft in de provincie Friesland bij voortduring haar offers eischen. In de afge loopen maand Jan. openbaarde die ziekte zich bij 13 vee houders. Aan die ziekte stierven 8 runderen en werden 177 afgemaakt. Te Groningen overleed dezer dagen in 57jarigen ouderdom dr. D. Chantepie de Saussaye, hoogleeraar in de godgeleerdheid aan de Academie aldaar. Jaarlijksche algemeeue vergadering der Neder- landsche Nationale Werklieden-Vereeniging onder de zinspreuk: „Door orde en spaarzaamheid tot welvaart," gevestigd te Helder. Wie op jl. Zaturdag 14 dezer een bezoek had gebragt aan de zaal Musis Sacrum, had daar een aantal werklieden bijeengevonden, onderscheidenen met hunne vrouwen, 't Ware leden van boven genoemde vereeniging, die sectie's gewijze naar de verschillende vakverdeelingen werden geplaatst. Ginds, op 't orchest, zetelt het hoofdbestuur, regts daarvan de commissie van toezigt, links is de tafel bestemd voor de begunstigers, doch er is niemand hunner tegenwoordig. Nog is er een tafel voor verslaggevers, die hier ruime stof tot openbare vermelding vinden. De president, de heer L. Hartog Jr., opent de vergadering, heet de aanwezigen welkom en zegt een geregeld verslag toe van de verrigtingen van 't bestuur en den staat der vereeniging over de beide jaren van bestaan. Hij bespreekt verder de arbeiders-kwestie, den strijd tusschen kapitaal en arbeid. Onderscheidene middelen, van verschillende zijde geopperd tot oplossing van dit vraagstuk, worden door spreker herinnerd en de meening wordt geuit dat de werkman zelve werkzaam moet zijn aan de verbetering zijner maatschappelijke positie. Wel erkent hij dat de medewerking der hoogere standen zeer weldadig kan zijn en dat zamenwerking der onderscheidene standen zeker 't meest gewenscht is te achten. Hij

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 2