1874. N°. 24. Woensdag 25 Februarij. 32 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BERM BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJIN. HELDERSCHE E\ NIEUWEDIEPER COURANT ,,wij huldigen het goede," Vmekijnt Dinghdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementipriji per kwartaal 1.80. J franco per poat - i.65. Bureau: MOLENPLEIN, N*. 163. Pry. der Adrerte* tiën t»a 14 regelt S0 cent, elke regel meer IS cent.. Groote lettert of vignetten worden ntar plaatsruimte berekend. VERTREKDAGEN DER ItRIEVENMAILS 1 Naar Ooit-lndif: via Triêst 3 Maart 's avonds 6 u. Marseille 26Febi-., 's avonds 6 u. Brindisi 9 Maart, 's avonds 6 n. Curafao en Suriname, 1 Maart, 's niorg. 6 u. Kaap de Goede Hoop, via Southampton3 Maart, morg. 6 u. Terrigtlugen der Zeemagt in de wateren van Atsjin, van 2# September tot 18 November 1873. Vervolg.) Land trachtte nu de zijnen voorwaarts te doen trekken, doch zij weken voor den aanrukkenden vijand, totdat het den luit. 1ste kl. Ie Comte, die inmiddels van de Kim Tek Lie aan wal was gekomen, gelukte, zijne divisie tot staan te krijgen en er mede voorwaarts te rukken. Land was intusschen, steeds door Hes gevolgd, verpligt terug te trekken en ontliep een slag van een der voorvechters, doordat deze juist met twee andere vijanden voor het gelid werd doodgeschoten. Le Comte trok nu met zijne divisie de versterking om en vereenigde zich met de divisie Coehoorn, die intusschen den hoofdingang was binnengetrokken, waarna ook de manschappen der Timor daar post vatten. Dit alles geschiedde in den tijd van slechts weinige minutener was achter de palissadering uit geschut en geweer gevuurd, welk vuur beantwoord werd. Nadat de noodige voorzorgen genomen waren om te beletten, dat de vijand de onzen van den rivierkant kon aanvallen, en geen vijand meer in de nabijheid bespeurd werd, trok de gezamenlijke gedebarkeerde magt, sterk 8 officieren en 114 geweerdragenden, naar het zuidoostelijk gedeelte van de kampong. Deze zag er welvarend uit, telde vele klapper- en vruchtboomen, had in zuidweste lijke rigting maïstuinen en andere aanplanten, die tot aan den hoschrand liepen, terwijl de zuidoostelijke zijde doör eene weide, waarin sappies graasden, werd uitgemaakt. De diamanten van Grootmoeder. (Vervolg.) Valentine wendde zich af; zij stond op het punt in onmacht te vallen; eèn gevoel van namelooze ellende over den dood van Max, over het lot van haar vader en dat van haar zelf beving haar. Zij greep met hare hand naar de leuning van een nabe staanden stoel. Bleek als een doode stond zij daar; zij viel op den stoel neder, haar vader wilde haar te hulp komen.... maar pn richtte zij zieh op met een merg en beeu door dringenden kreet, een kreet zoo doordringend, zoo uit den grond van het hart voortkomende, dat niemand kon zeggen of hij dood of leven, hel of zaligheid beteekende; het waren geen woorden, het was een luide zenuwachtige aandoening. Tegelijk vloog zij eenige schreden voorwaarts, opende hare armen en sloeg die met eene krampachtige hevigheid om de schouders van een haar tegemoet ijlenden man. Vervolgens ineenzinkende, werd zij door den krachtigen arm van dezen man omvat, terwijl hij de onmach tige aan zijn hart drukte en tegelijk ten hoogste verschrikt en verwonderd om zich heen zag. Het was Max Daveland, en niemand anders dan hij, die over het terras komende, haastig de deur van den salon binnentrad, het eerst door Valentine's brekend oog gezien wordende. „Daveland!" riepen vou Sontheim en mijnheer d'Avelon, beiden als uit één mond, en bok Merwig riep het, die uit een ander ge deelte van het huis komende weder binnentrad, met verscheidene menachen achter zieh, die hij wilde laten verhooren. Hij zoml ze echter weder heen. „Zijt. gij het, of is het uw schim?" vervolgde von Sontheim. „Wat duivel waar zijt ge geweest? Weet dan, dat wij, terwijl gij uwe morgenwandeling deedt, juist op het punt zijp een dozijn dood vonnissen uit te spreken en la Ferme d'oeil met den grond gelijk te maken, omdat wij deze hoeve voor het moordhol hielden, waariu gij overvallen en om het leven gebracht waart." „Rechtvaardige Godriep Max, bleek wordende uit. „Dat is toch geen ernst, von Sontheim?" „Ik beu in dienst hier, luitenant von Daveland, en in dienst, dit weet gij, ben ik niet gewoon te schertsen, gij zult u over nw verdwjjnen bij de compagnie moeten verantwoorden." „Als gij werkeljjk meendet, dat ik vermoord was, dan vind ik de wijze, waarop gij nu uwe vreugde te kennen geeft zeer origi neel, overste von Sontheim," antwoordde Max en zich over Valen tine buigende, die hij zachtjes in een fauteuil had neergezet, riep l>ij nit: „Valentine is dat waar? is dat mogelijk? O, zeg mij dan ook, dat gij mij het leed, dat ik n veroorzaakt heb, vergeeft! O mijn God, in welk een toestand heb ik u gebracht." „Mijnheer d'Avelon was zwijgend, met wijd geopende oogen en zwaar ademhalende langzaam tot Max genaderd. Deze plot selinge wederverschijning deed hem misschien niet minder ver- Zij werd onderzocht en in brand gestokengeldswaarde werd niet gevonden; de geweren werden verbrijzeld en de daar staande stukken vernageld en weggesleept. Terwijl men biermede nog bezig was, langzamerhand naar den hoofdingang terugtrekkende, kondigde de aehterwacht (divisie Koopman) den oprukkenden vijand aan. Onder luid geschreeuw kwam hij aanloopen, nu links, dan regts uitwijkende en voorover buigende om zich minder aan het vuur bloot te stellen. De divisiën Timor en Coehoorn, stelden zich op tegen een daar staand versterkt huis, terwijl die der Koopman, wat vooruitgeschoven, den linkervleugel uit maakte. Een snelvuur deed een der voorvechters op eenige passen van het front nedervallen, terwijl 3 andere tegen den linkervleugel der divisie Koopman hunnen dood vonden. Een van hen vatte het geweer van den reeds gewonden matroos Hes aan, die dit losliet en hem met zijne handen aangreep en onschadelijk maakte. De vijand trok af en wij telden 4 geblesseerden, waarvan 3 met klewangwonden. De verwoesting werd nu voort gezet door het versterkt huis en do missigit in brand te steken, het pepermagazijn te ruimen en evenals de| Penang Beauty aan do vlammen prijs te geven. De vernagelde stukken, wier vervoer te veel oponthoud zou geven, werdén in de diepe rivier gesmeten. Successivelijk werd geëm barkeerd omstreeks 12A uur. Behalve de reeds genoemden waren er nog 2 gekwetsten bijgekomen, allen van de Koopman. Het verlies van den vijand werd uit Edi opge geven aan dooden 22 te bedragen, met een veel grooter aantal gekwetsten. Den 6 Nov. werd met gelijk doel een togt binnen de monding der Arakoendoer-rivier gemaakt en werden de aldaar staande huizen verwoest. Behalve 3 vlugtende inlanders werd geen vijand gezien. Men scheen op de komst voorbereid, want ook in de huizen werd niets gevonden. De gezondheidstoestand der schepelingen was gedurende het tijdvak, waarover dit verslag loopt, zeer gunstig. Zr. Ms. stoomfregat Zeeland, kapt. ter zee J. van Gogh. Nadat de zaken ter oostkust geregeld waren, verliet dit schip op 19 Oct. Edi en nam de terugreis naar Atsjin aan. Tegen zonsondergang werd op de hoogte van Telok Samoi een praauwtje van den wal afgesneden en door de stoombarkas opgebragt. Hoewel het vaartuig geheel ledig stommen, dan de wijze, waarop zijn dochter hem ontving. Hij strekte zijne beide sidderende handen naar Max uit, legde ze op diens schouders en zeide met een bevende stem „De hemel geeft u ons weder, mij en zooals ik zie, nog meer aan mijne dochter." Valentine had hare oogen opgeslagen, een stroom van tranen vloeide daaruit, zij kon niet anders, zij legde hare beide armen weder om den hals van den jongen man, die voor haar knielde en haar betraand gelaat aan zijn horst verborg. Een zoo overweldigend gevoel, dat geen acht meer slaat op alles wat ons omgeeft, op de meeningen van anderen, ja, op niets ter wereld, zulk een gevoel heeft iets dat ons met zekeren eerbied vervult. Wie waagt het zich daar nog te verzetten, wie denkt aan wederstand? Het is als het ware, het neerschieten van een bliksemstraal, waarin zich de lang opgehoopte brandstof van een zedelijk onweer ontlast. Zelfs zij, die het niet begrijpeD, verstom men er toch voor, evenals de leeuw terugwijkt voor den aanblik van het menschelijk oog, dat hij niet begrijpt. Misschien zou ook mijnheer d'Avelon het als een toornigen leeuw opgenomen hebben, wanneer hij op een andere wijze bemerkt had, wat zijne dochter voor den vreemden officier gevoelde. Deze wijze, waarop zich Valentine's gevoel openbaarde, maakte dat hij zweeg. Hjj zag zwijgend en ernstig op de rondom hem staandeu neder, die hem niets anders overlieten te doen, dan wat nu een maal zoo was, als een onveranderlijk noodlot aan te nemen. Ook de kameraden van Max von Daveland stonden zwijgend en getroffen in het rond; zij verborgen hunne inwendige aandoening onder een verlegen lachje. Von Sontheim zeide eindelijk, gevoelende dat het beter was, dat hij zijn verblijf bekortte, tot Merwig: „Ga, en zend onze manschappen naar Void terug, luitenant Merwig; wij zijn allen hier niet meer noodig; ga, ik zal u zoo spoedig mogelijk volgen, zoodra ik mijnheer d'Avelon om ver schooning verzocht heb, dat wij, door onzen plicht gedrongen, ons in zijn huis in iets gemengd hebben, dat bij nader onderzoek een familie-aangelegenheid bleek te zijn." Terwijl Merwig ging, zeide d'Avelon, met een ernstig lachje hem antwoordende op de buiging, die von Sontheim bij de laatste woorden voor hem gemaakt had: „De onrust en angst, die gij over ons gebracht hebt, mijnheer de overste, kunnen ons niet zoo blind maken, dat we u voor dit alles verantwoordelijk zouden stellen. En al was dat zoo, dan hebben wij nu, zooals gij ziet, een ons beiden zoo nabestaanden middelaar in uwen kameraad hier," mijnheer d'Avelon zag met half lachend, waarin een eigenaardige mengeling van berusting, ironie en gevoel lag op Max en Valentine, „dat er van een vijandschap niet langer sprake kan zijn." „Voorzeker niet bij de edele en grootmoedige manier, waarop gij de zaak opneemt, mijnheer d'Avelon," antwoordde von Sont heim, hem getroffen de hand reikende. „Neem mij niet kwalijk wanneer ik u daarover mijn oprechte bewondering betuig; ook dank ik u Was, deed het voorbij drijvefi van eenige door de duisternis i niet te herkennen voorwerpen Vermoeden, dat de zaak niet geheel zuiver, en hunne bewering, dat zij lieden van Edi afkomstig zouden zijn te betwijfelen was, te meer daar zij ongeveer 60 dollars aan gemunt geld, benevens gouden en zilveren sieraden bij zich hadden. Zij werden dan ook krijgsgevangen gemaakt te zijn en het vaartuig indeti grond gehakt. Later, 29 Oct., werden zij door de Sumatra naar Deli overgevoerd ter uitlevering aan het civiel bestuur aldaar. Vervolgens werd de reis kruisende langs de kust voort» gezet en het gedeelte tusschen Pedro-punt en Poeloe Toean, doch voornamelijk bij Koewala Gighen, en de rivier verkend. Ondanks het meest naauwkeurig onderzoek werd geene enkele versterking Van eenig belang gezien dan eene op de oostzijde der rivier eii hier en daar staketsels. Oök op een togt, die de Zeeland 2526 Oct. langs de kust maakte met het doel de ligging van verschillende punten op de kaart te verifiëren en zoo fioodig te verbeteren, werden geene nieuwe versterkingen van het schip of uit het tuig waargenomen. Zr. Ms. schroefstoomschip 1ste kl. Metalen Kruis, kapt. ter zee H. B. Kip, hield gedurende de afwezigheid van de Zeeland station te Atsjin. Op den 15 Oct., toen een stoomschip ander Poeloe Bras werd gezien, ging de com mandant onder stoom, doch keerde, na het voor de Schouwen verkend te hebben, ter reede terug. Den 24stèn vertrok het naar de westkust met order om, kruisende langs de kust, den kolenvoorraad te Singkel te gaan aanvullen. Den volgenden dag werden Poeloe Riah, Poeloe Casse en Boekit Kwali verkend en nadat de commandant zich overtuigd had, dat daar geene vaartuigen lagen, ook de binrienbaai van Rigas met hetzelfde resultaat. Dienzelfden dag wérd tevens de brik Mary gevisiteerd, die op reis van Singkel naar Pinang en geladen met gambir en rotan was. Den 26sten werd de baai van Brooboen en Arialaboe onderzocht, doch ook daar werden geene vaartuigen aangetroffen, waarop het Metalen Kruis den volgenden dag te Tampat-Toean ankerde, in de nabijheid Zr. Ms. stoomschepen Riouw en Watergeus aantreffende. Aan eerstgenoemden bodefii wérden nadere bevelen betreffende dat rijkje en dat van Troemon gegeven. Den 28sten van Tampat-Toeah vertrokken, werd den Max had Valentine weder zachtjes op haren stoel nedergezet; hij was opgesprongen en de beide handen van mijnheer d'Avelon grijpende, riep hij uitO, von Sontheim beneem mij het genoegen niet de eerste te zijn, die dezen edelen, dierbaren man dankt...." d'Avelon belette Max verder te spreken, terwijl hij hem aan zijn borst drukte. „Waarvoor zoudt gij mij danken?" zeide hij, „ik heb daareven maar al te duidelijk gezien, dat mij niets anders overblijft dan mij te schikken in den uitslag van het spel, van dat schaakspel, waarin ik u de koningin ontnam, maar gij mij daarvoor mijn dochter ontroofdet." „Om haar als eene koningin op mijne handen te dragen," zeide Max getroffen, terwijl hij de hand van Valentine vatte, die ook nader trad om haar vader te omhelzen. „Waar gij den geheelen nacht geweest zijt, zeide nu de overste, „zullen wij op dit oogenblik moeielijk van u te weten kunnen komen en mijne vragen als overste zullen nog bezwaarlijker met de passende eerbiedige opmerkzaamheid aangehoord en door u beantwoord worden, Davelanddaarom zullen wij uw verhoor uitstellen tot gij weder te Void u aanmeldt, iets wat ik hoop dat heden avond geschiéden zal. Tot zoolang dus vaarwel!» Hij reikte d'Avelon tot afscheid de hand en haastte zieh den staat van beleg, waarin la Ferme d'oeil verkeerde, door het aftrek ken zijner manschappen te doen ophouden. Deze stonden, door Hartig bijeenverzameld, in den tuin reeds gereed om af te trekken. Merwig was, toen de overste hij hem kwam, juist bezig Hartig mede te deeleu wat er binnen in den salon gebeurd was. „Een zonderlinge geschiedenis." zeide Hartig droogjes. En gjj hebt niet vernomen waar deze zwerver den geheelen nacht geweest is? Wat geeft dat veel te denken. Waar is een verliefd mensch, als zijn troep hem des nachts kwijt raakt? Willen de heeren mij een genoegen doen..,, ja? Laat mij het dan aan de blonde Nicaise vertellen, als wij teruggekomen zijn." „Denkt gij, dat de blonde Nicaise het raadsel kan oplossen?" „Neen, daarom niet. Ik denk aan 't spreekwoord: voorbeelden trekken." „Tot nu toe werd de blonde Nicaise nog niet sterk tot u getrok ken," zeide Merwig lachende. „Laten wij liever oprukken, Hartig, dan nog langer te luisteren naar Merwig's flauwe woordspelingen, zeide von Sontheim. „Geeft acht! Geweer op schouder! rechtsom! marsch!" kom mandeerde Hartig nu op een bewonderenswaardigen militairen toon, en het duurde niet lang of de laatste Pruissische uniform was van la Ferme d'oeil verdwenen. De laatste behalve één, die op dat oogenblik naast den stoel van Valentine in den salon stond. Max had met zjjn ééne hand de hand van Valentine gevat, die luisterend naar hem opzag, ter wijl hij met de andere op de leuning van haar stoel leunde, en haar al de avonturen van den verloopen nacht verhaalde, zijn vertrek uit de grot, zjjn ontmoeting met Gaston, de verkla ring die hij hem gegeven had, van de vrees zonder reden, die

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 1