1874. N° 26.
Zondag 1 Maart.
32 Jaargang.
BEKENDMAKING.
NATIONALE MILITIE.
AANBESTEDING.
BEKENDMAKING.
Uitg-ever A. A. BAKKER Cz.
Wetsontwerp op het ïïooger Onderwijs.
HELDERSCHE
ËV VIËIIWËDIËPËR COURANT
„Wij huldigen het goede.
Vericliynt Dingbdag-, Donderdag-en Ziturdag namiddag.
A-bonnementsprija per kwartaal1.30.
frauco per po«t - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N'. 163.
Prijs der Ad verte ntiën Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER
brengen ter openbare kennis, dat de Militieraad van het derde district
in Noordholland, de eerste zitting zal houden te ALKMAAR,
en wel zoover deze gemeente betreft op DONDERDAG den
TWAALFDEN MAART 1874, des voormiddags tien ure.
In deze zitting wordt uitspraak gedaan omtrent:
De verschenen Vrijwilligers voor de Militie;
De Lotelingen die redenen tot vrijstelling hebben ingediend.
De Lotelingen in de artt. 66 en 56 der wet op de Nationale
Militie bedoeld;
Alle overige Lotelingen.
Volgens artikel 88, in verband met artikel 91 der bedoelde wet,
MOETEN voor die zitting verschijnen:
1. De Vrijwilligers voor de Militie;
2. De Loteling die vrijstelling verlangt wegens ziekelijke gesteld
heid of gebreken, of gemis van de gevorderde lengte.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester,
den 26 Februarij 1874. L. VERHEY, Secretaris.
Op Vrijdag den 13 Maart 1871, des avonds ten
zeven ure, zal, aan het Raadhuis der gemeente Helder, in
het openbaar, alleen bij inschrijving, worden aanbesteed:
Het doen verwen van eenige Gemeente-
Gebouwen, met bijlevering van de daartoe
noodlg zijnde materialen.
Het bestek en de voorwaarden van aanbesteding liggen
van heden af ter lezing aan de Secretarie der gemeente.
Nadere inlichtingen zijn te bekomen bij den Gemeente-
Bouwmeester, den Heer A. E. J. GBAAT, door wien op
Woensdag den 11 Maart a. s., des voormiddags ten 10 ure,
aanwijzing in loco zal worden gedaan, te beginnen aan het
Weeshuis.
Helder, den 27 Februarij 1874.
Burgemeester en Wethouders dier gemeente,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
L. VERHEY, Secretaris.
■w—
Eene voordragt over den Tulpenhandel.
In een dezer dagen te Utrecht gehouden bijeenkomst van „Nuttige
Kennis" hield prof. Fruin eene voordragt over den Tulpenhandel,
dien spreker opnieuw tot een onderwerp van onderzoek had gemaakt.
Het Utrechtsch Dagblad geeft van deze interessante lezing het
volgend verslag:
De eerste vraag, die bij het hespreken van den Tulpenhandel
gewoonlijk gedaan wordt, zeide spreker, is deze: hoe kon onzen
vaderen zulk een dwaasheid zoo op eens op het lijf vallen, eene
dwaasheid, die zoo geheel in strijd is met de oud-Hollandsche
degelijkheid?
Zou 't echter wel zoo zijn, vraagde spreker, dat die dwaasheid
zoo geheel in strijd is met het oud-Nederlandsch karakter? Zijn
antwoord op die vraag luidde ontkennend. Hij toonde aan, hoe
reeds door de oudste geschiedschrijvers de zucht tot spel als een
karaktertrek der oude Germanen, waarvan de Nederlanders afstammen,
werd aangegeven, zoodat ze huis en hof, vrouw en kind, ja dikwijls
zich zeiven als inzet op één worp steldenDie karaktertrek is
vooral hij de Nederlanders in hooge mate ontwikkeld. Spreker
zou daar tal van voorbeelden uit vroegeren en lateren tijd voor
kunnen aanvoeren, maar wilde zich bepalen tot den tijd vóór den
Tulpenhandel, dus tot den aanvang van de 17de eeuw en bewees
tiu met aanhaling van plakaten van de Staten-Generaal, hoe reeds
te dier tijd de autoriteiten te velde moesten trekken tegen de
speculatie en speelzucht met allerlei actiën, waaronder vooral die
van de Oost- en West-Indische Compagnie en van eene vereenigde
maatschappij tot het uitoefenen der walvischvangst in de Noorde
lijke IJszee.
Aldus aangetoond hebbende, dat spel en speoulatie volstrekt niet
vreemd waren aan den Nederlandschen volksgeest, rees de vraag,
hoe men tot onderwerp zulk een voorwerp kon kiezen als de tulp,
een bloem op zich zelve niet van zoo groote waarde en die door
haar broos en vergankelijk karakter eigenlijk zoo weinig geschikt was
om een handels-artikel te zijn.
Ook dit is niet zoo vreemd als het oppervlakkig beschouwd wel
schijnt. In de eerste helft van de 17de eeuw waren door de
kolossale winsten in den handel, vooral op Oost-Indië, behaald,
enorme fortuinen ontstaan, die de zucht tot, ja de behoefte aan
weelde algemeen maakten. Al wat een artikel van weelde was, al
wat men gaarne had of zag, konde men zich aanschaffen zonder te
vragen naar den prijs, die er voor besteed moest worden. Nu is
de tulp, ofschoon die hier te lande met succes gekweekt wordt,
oorspronkelijk geeue inheemsche bloem. Haar vaderland is Azië,
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente ANNA
PAULOWNA maken bekend, dat de jaarlijksche aanneming van
leerlingen op de openbare lagere scholen in deze gemeente zal
plaats hebben op den 1 April a. s.
Belanghebbende ouders of voogden, die hunne kindereu of
pupillen op gemelden datum de school wenschen te doen bezoeken,
worden uitgenoodigd daarvan vóór den 12 Maart e. k. opgave
te doen aan den betrokken Hoofdonderwijzer.
Anna Paulowna, den 27 Februarij 1874.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C. E. PERK, Burgemeester.
A. J. DE JONGH, Secretaris.
De regeering heeft bij de Tweede Kamer een wetsont
werp ingediend tot regeling van het hooger onderwijs, een
onderwerp dat sints langen tijd eene nieuwe regeling
behoefde, beheerscbt als het nog wordt door het koninglijk
besluit van 2 Augustus 1815. Reeds in 1849, 1868 en
1869 werden dergelijke wetsontwerpen aangeboden, maar
zij bleven niets dan ontwerpen. Ten aanzien van het
laatste werd een voorloopig verslag uitgebracht, dat door
den minister met vrucht voor het tegenwoordige ontwerp
is geraadpleegd. Nu de omvang van het middelbaar en
lager onderwijs door de wet was aangewezen, bleef er nog
een ruim veld voor het hooger onderwijs over, maar de
regeering oordeelde het beter, niet alles wat daartoe betrek
king had in eene algemeene wet op te nemen en ditmaal
bet meest noodzakelijke te regelen, bet universitair en het
gymnasiaal onderwijs.
In hoofdtrekken bevat het ontwerp bet volgende: De
gymnasia zijn gemeentelijke inrichtingen, met of zonder
Rijks-subsidie; waar daartoe behoefte bestaat kunnen ook
Rijks-gymnasia gevestigd worden. De cursus duurt 7 jaren,
of korter, zoodanig dat de studiejaren van een kortereu
overeenstemmen met die van een zevenjarigen cursus.
Athenea zijn eveneens gemeentelijke instellingen, aan bet
bestuur waarvan bij koninglijk besluit bet recht kan worden
verleend tot het toekennen van wetenschappelijke titels.
Rijks-universiteiten bestaan te Leiden, Utrecht en Gro
ningen de hoogleeraren daaraan zijn verdeeld in de facul
teiten der rechtsgeleerdheid, geneeskunde, wis- en natuur
kunde, wijsbegeerte en letteren, en godsdienstwetenschap.
De hoogleeraren worden benoemd uit eene voordracht van
waaruit zij even voor dien tijd werd overgebragt. Spreker deelde
tal van bijzonderheden mede omtrent die overbrenging, die met
zulken goeden uitslag plaats had, dat men hier te lande eene
eindelooze reeks van variëteiten had die met de zonderlingste en
willekeurigste namen werden aangeduid, terwijl men in het vaderland
der tulpen slechts twee soorten, de roode en de geele, kende. De
tulp viel zoozeer in den smaak dat bijv. de Parijzenaars aan dames
en maitresses een tulp als blijk van hulde aanboden, die dan als
aandenken op de linkerborst gestoken werd. En waarom ook niet
even goed de tulp als de diamant, die, ofschoon minder verganke
lijk, ook in zich zelve geen eigenlijke waarde heeft?
Dat men dus ook hier te lande veel smaak in tulpen kreeg en
daarvoor aanzienlijke sommen ging besteden, lag voor de hand.
Nu verdient het opmerking dat op de tulpenteelt, en de speculatie
in tulpen zich inzonderheid personen uit de mindere standen toe
legden met name handwerkslieden en dienstboden en vooral wevers.
Ook dit verschijnsel is gemakkelijk verklaarbaar, 't Was toch
geen wonder, dat in dien tijd, toen de Indische handel in korten
tijd velen rijk maakte, de mindere standen begeerig werden ook op
hunne beurt zich in korten tijd en met weinig moeite een groot
vermogen te verschaffen. De weg, die daartoe den aanzienlijken
open stond, was echter voor hen gesloten; voor den handel op
Indië ontbraken hun de middelen. Wat was nu natuurlijker dan
dat zij gebruik maakten van de gelegenheid om, door het kweeken
van bloemen, die bij een weinig zorg hunnerzijds enorme prijzen
konden opbrengen, dat doel te bereiken Omtrent die prijzen trad
spreker in vele dikwijls zeer vermakelijke details, en al kon men,
volgens hem, niet alles aannemen, wat daaromtrent verhaald wordt,
zooveel is uit de relazen van tijdgenooten en latere schrijvers
officieel geconstateerd, dat prijzen van f 3000 voor een enkelen bol,
geen zeldzaamheid waren, en dat voor een zeer bijzondere soort,
„de admiraal van Enkhuizen" genaamd, over de f 5000 en meer
besteed werd.
De ontzaggelijke hoogte dier prijzen valt te meer in 't oog,
wanneer men die vergelijkt met de waarde van andere nuttige
artikelen, zoodat uit een pamflet, waarvan spreker mededeeling
deed, bieek, dat men een schuit vol van de kostelijkste eetwaren
kon hebben voor den prijs waarvoor een enkele, niet eens bij uitstek
gezochte bol werd verkooht!
De handel werd vooral gedreven in bepaalde herbergen, en de
kweekers en handelaars vereenigden zich tot college's, die aan bij
zondere regelen onderworpen waren. De tusschenkomst van den
regter werd hij de koop-contracten uitgesloten, en dezen bewezen
in hunnen vorm, hoe ernstig de tulpenhandel werd opgevat. Spr,
den senaat der universiteit; zij genieten geene college-gelden,
maar eene jaarwedde van minstens f 4000, na vijfjarige
dienst tot f 5000 en na tienjarige tot f 6000 klimmende;
het maximum kan echter reeds bij de benoeming toegekend
worden. De hoogleeraren in de geneeskunde en in de
rechtsgeleerdheid oefenen geen practijk uit. Op zeventig
jarigen leeftijd worden de hoogleeraren ontslagen. Privaat
docenten worden aan de universiteiten toegelaten. Aan
elke universiteit kunnen 6 beurzen, elk van f 800, van
Rijkswege aan onvermogende studenten verleend worden;
zoodanig begiftigde studenten zijn vrijgesteld van de beta
ling van f 150 'sjaars, voor het bijwonen der academische
lessen (voor het bijwonen van enkele lessen wordt f 30
betaald). De senaat van elke universiteit kan een weten-
schappelijken titel verleenen aan belanghebbenden, die ten
overstaan van een of meer der faculteiten met goed gevolg
een openbaar examen hebben afgelegd. Tot dat examen
worden echter alleen toegelaten zij, die vroeger bij een
Staatsexamen blijk hebben gegeven van genoegzame voor
bereiding tot het genieten van hooger onderwijs aan eene
Rijks-universiteit. De wetenschappelijke titels geven geenerlei
bevoegdheid tot het uitoefenen van een beroep of bedrijf,
noch tot het bekleeden van een openbaar ambt of bedie
ning. Later zal beslist worden in hoever het bezit van
een academischen graad het afleggen van de voor eenige
betrekking gevorderde examens kan vervangen. Het beheer
van elke universiteit wordt gevoerd door drie curatoren.
Het toezicht op de openbare en bijzondere scholen van
hooger onderwijs, de Rijks-universiteiten uitgezonderd, is
opgedragen aan een of meer inspecteurs. De gelden, tot
nog toe jaarlijks beschikbaar gesteld ten behoeve van het
onderwijs in de godgeleerdheid aan de Rijks-hoogeschoien,
strekken voortaan ten behoeve der kweekschool of kweek
scholen tot opleiding van leeraren voor het hervormd kerk
genootschap, indien en zoolang dergelijke kweekscholen
aanwezig zijn. Evenzoo blijven de kweekscholen of semi
naria van andere kerkgenootschappen in het genot der
thans van Rijkswege genoten wordende ondersteuning.
Het hoofdkenmerk van het wetsontwerp is wel hierin
gelegen, dat men het hooger onderwijs zoo zuiver weten
schappelijk als maar mogelijk en daarom losgemaakt wil
hebben van de opleiding tot bepaalde bedieningen en beroe
pen. Het moet niet strekken om de maatschappij advo
caten, artsen, leeraren, predikanten, enz. te leveren en is
dus niet daartoe ingericht, maar moet de gelegenheid aan
bieden tot degelijke, vrije, wetenschappelijke beoefening
van rechtsgeleerdheid, geneeskunde, wis- en natuurkunde,
wijsbegeerte, letterkunde, godsdienstwetenschap. De weten
schap, om haar zelfs wille, door niets in hare vlucht belem-
deelde in bijzonderheden mede hoe de handel, „met de borden"
of „in het ootje" gedreven werd, en toonde .het verschil in gevol
gen aan, die heide koopen hadden, voornamelijk neerkomende op
verschil in de betaling van den wijnkoop; wij zouden zeggen: de
godspeiming, een zeker percent dat hij eiken koop contant moest
geofferd worden aan het college, waarin de handel plaats had, en
daar dadelijk in wijn of bier verteerd werd. De koop zelf, zoowel
als de verkoop geschiedde op tijd, en de speculatie was daarop
gebaseerd, dat de verkooper trachtte te verkoopen tegen hoogen
prijs, in de hoop van de te leveren waar, tegen den tijd van leve
ring voor lagen prijs te kunnen inkoopen.
Het spreekt van zelf, dat de gemakkelijke wijze, waarop met
dezen handel groote sommen verdiend werden, de weelde onder
de tot dusver behoeftige personen, die zich daaraan overgaven,
ontzettend deed toenemen. De dartelheid werd groot en menig
pamflettist en prulpoëet dier dagen verhief zijne waarschuwende
stem tegen de dwaasheid, die dikwijls aan de zonderlingste oor
zaken, bijv. aan een kort te voren geheersckt hebbende pest, waar
door kwade dampen in de lucht gekomen waren, of het zamenvalleu
van een schrikkeljaar met Paschen op 23 Maart, in verband met
de nieuwe tijdrekening, werden toegeschreven. Uit de geschriften
van tijdgenooten en nazaten deelde Spr. verscheidene staaltjes mede
hoe menschen, tot dusver in hun huizen naauwelijks dun bier of
meel en brij kunnende bekostigen, nu met wijn alleen niet tevreden
waren, maar dien heet gemaakt en met suiker, of wel minstens
Spaanschen wijn verlangden, en in calèchen rondreden. Vermakelijk
was vooral een achtregelig liedje, waarin de tot paardenrijders
bevorderde wevers en snijders als gevolg van de crisis in den tul
penhandel, geschilderd werden als weer terug te keeren tot het
„schrale houten paard"
„en spelend pof pof pof, al naar der wevers aard."
De crisis. Die kon niet uitblijven. Waaruit ontstond zij? Dat
is moeijelijk te zeggen; het eenige wat men kan aannemen is dat
sommige van de verstandig6ten begonnen in te zien, dat de geheele
speculatie toch eigenlijk dwaasheid was en zich daarom terugtrok
ken, waarop als gewoonlijk, de anderen volgden. De crisis brak uit
te Haarlem met Amsterdam wel den voornaamsten zetel van
den handel. Op zekeren avond, werd in het college van
floristen aldaar een hol verkocht voor f 1250. De kooper trok
f 2,50 trekgeld. Een ander bood hem twee rijksdaalders als hij
nog eens dezelfde som bood. Hij kocht echter de volgende bol
voor f 1100. Wederom werden hem 3 rijksdaalders trekgeld aan
geboden als hij denzelfden prijs wilde besteden. De volgende bol
werd zijn eigendom voor f 1000. En zoo daalde ook elders de