B IJ VOEGSEL, behoorende tot de HELDERSCHE en NIEUWEDIEPER COURANT van Vrijdag- 13 Maart 1874, No. 31. BERM BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJIN. Verslag der verrigtingen door de zeemagt in de wateren van Atsjin van 29 sept. tot 18 Siov. 1873. Vervolg Zr. Ms. schroefstoomschip 4de kl. Bommelerwaard, luit. ter zee 1ste kl. J. H. Haakman, dat den 25sten Atsjin verlaten had ter bekruising der noordkust, deed eenige plaatsen aldaar aan. Den 3 Oct. werd de kruistogt hervat en den 5den, te Kloempang-Doea liggende, kwam de Maas en Waal daar aan met het berigt, dat 18 praauwen langs Kerti te Telok-Samoi waren aangekomen om binnen door naar Atsjin te ontsnappen. Ten einde dit te beletten, werd besloten, dat de Maas en Waal te Kroeng-Kogoea en de Bommelerwaard voor Telok-Samoi zou post vatten. Toen de koers echter daarheen was gerigt, werden al spoedig 3 vaartuigjes gezien en getracht, terwijl de Maas en Waal het voorste engageerde, de beide achterste van Kroeng- Kogoea af te snijden, doch zij wendden bijtijds den steven en liepen de kreek binnen, waarop de Bommelerwaard naar de Maas en Waal stuurde en deze zoowel met geschut vuur als met eene gewapende sloep assisteerde. Toen de praauw vernield was, vervolgde de Bommerlerwaard haren koers naar Telok-Samoi, waar de commandant de vergunning tot visschen introk en van 2 man, met een sampan genomen, vernam, dat de bovengenoemde vaartuigen van Simpang- Olim kwamen, met 8 man bemand waren en naar Pedir gingen. De uitgangen werden nu bekruist en 's nachts naar Djoelok gestoomd, ten einde den commandant der maritime middelen met den toestand bekend te maken, om daarna weder op de kust terug te keeren en den llden bij Kloem pang-Doea post te vatten. Van 1416 bezocht de com mandant Pasangan en Oedjong Radja en den 17den ging hij naar Agoem-Agoem om het rif, waarop de Bommeler waard in Sept. gestooten had, nader op te nemen. Dien zelfden dag kwamen de Citadel en Maas en Waal aldaar en werden deze op sein gevolgd om gezamenlijk bij Kloempang-Doea te ankeren. De Maas en Waal werd van daar naar Telok-Samoi gezonden en 19 Oct. stoomden de beide andere schepen naar Kroeng-Kogoea, ten einde dat plaatsje te tuchtigen, waarvan echter om de blijkbaar vredelievende gezindheid, toen de schepen daarvoor kwamen, werd afgezien. De Bommelerwaard vertrok toen naar Kloempang-Doea, bleef daar tot 22 Oct., waarna de com mandant tot den 25sten zich onledig hield met het opnemen en in kaart brengen van het rif bij Agoem-Agoem. Zr. Ms. schroefstoomschip 4de kl. Maas en Waal, luit. ter zee 1ste kl. L. C. Holtzapffel, loste 14 Sept. de Bom melerwaard voor Telok-Samoi af, nadat zij gezamenlijk eerst eene verkenning van den n.w.hoek van de baai, alwaar volgens spionnen eene nieuwe benting werd opgerigt, hadden volbragt. Van versterkingen werd van boord niets bespeurd. Alleen was daar ter plaatse eene opeenhooping van volk te zien, die bij nadering echter uit elkander ging. Den 4 Oct. ging de Maas en Waal onder stoom ter verkenning van praauwen bij Diamantspunt, die langs den wal Telok-Samoi trachtten te bereiken. De comman dant achtte het, daar zij digt onder den wal waren, niet raadzaam, haar te verjagen, vreezende, dat zij anders binnen door een der op de noordkust uitkomende kali's zouden gaan en zoo bare reis vervolgen, doch ging den volgenden morgen naar de Bommelerwaard, die bij Kloempang-Doea onder stoom lag, ten einde te trachten haar westelijker langs de kust te ontmoeten. De Maas en Waal, die bij Kroeng-Kogoea zou post vatten, ontmoette bij Agoem- Agoem eene der praauwen met 15 man, waarvan er echter slechts 3 boven het boord zigtbaar waren, die langzaam haren koers langs de kust vervolgde, ook nadat twee losse schoten gedaan wareneen scherp schot deed hen echter de praauw op liet strand zetten. Eene gewapende sloep werd er heen gezonden, die gevolgd werd door een tweede van de Bommelerwaard, die, ziende, dat de Maas en Waal aan het vuren was, naar de plaats van het gevecht was gestoomd. De praauw werd van hét strand, door de zich inmiddels daarop gesteld hebbende strandbewoners verdedigd. Terwijl de schepen het strand schoon veegden, namen de sloepen de praauw en daar zij haar niet konden afbrengen, hakten zij haar zooveel mogelijk stuk. De Maas en Waal kwam nu hier ten anker, terwijl het andere vaartuig naar Telok-Samoi terugkeerde. Den 6den trachtte eene tweede praauw tusscken het schip en den wal door te zeilen; eene gewapende sloep joeg haar echter bij de eerste op het strand. Er naar toe gestoomd zijnde, werd eene tweede sloep gezonden en had eene herhaling van het gebeurde op den vorigen dag plaats, d. w. z. de sloepen werden door een wel onder houden vuur van den wal begroet. De praauw was echter ditmaal niet te naderen, doch werd zooveel mogelijk stuk geschoten. Den 7den trachtte praauw No. 3 door te komen, doch was het zenden van eene gewapende sloep voldoende om haar terug te doen keeren en in kali Kroeng-Kogoea te verdwijnen, op hetzelfde oogenblik, dat No. 4 moeite deed om de ondiepe kali bij Agoem- Agoem in te komen. Met het schip er voor gaande liggen, kon de barkas haar twee schoten op do waterlijn goven, aftuigen en hare lilla met eenig kruid en kogels, mast en zeil medenemen. Evenals de vorige dagen werd ook nu aan wal tegenstand geboden zonder succes. Er werd nu 's avonds met donkere maan eene gewapende sloep op verkenning gestuurd zonder verder iets van praauwen te zien dan op den lOden, toen 's avonds eene praauw werd geobserveerd, die niettegenstaande het zenden der gewapende sloepen door de duisternis ontkwam. Den llden werd naar Telok-Samoi teruggekeerd, terwijl de Bommelerwaard om de doorvaart te beletten te Pasan gan post vatte. De Citadel ontmoetende, gaf deze echter de beide schepen last voor Kloempang-Doea te ankeren, waar de Maas en Waal tot den 18den verbleef, als wanneer zij Tolok-Samoi weder opzocht. Zr. Ms. schroefstoomschip 4de kl. den Brief. luit. ter zee lste kl. H. J. van Broekhuyzen, nam ook nu de dienst ter reede Edi waar en visiteerde de Engelsche toop Garbie, komende van Penang, bestemd naar Sinpan-Oliin met licentie. Onder den ballast en nog op andere plaatsen aan boord werd geld gevonden en werd zij daarom aangehouden en eene wacht op geplaatst. Met de gewapende sloepen werd deelgenomen aan den coup de main tegen Djoelok en Arakonda. Zr. Ms. schroefstoomschip 4de kl. Coehoorn, luit. ter zee lste kl. C. de Klopper, was 22 Sept. voor Edi-Ketjil gesleept. De eerste dagen toonde de bevolking hare vijan dige gezindheid door eenige schoten te lossen in de rigting van het schip; verder bleef zij echter rustig. De toop Garbie en de schoener Fair Wind, beiden van licen- tiën voorzien, werden niet toegelaten, maar naar Edi gezonden. Zr. Ms. raderstoomschip 4de kl. Admiraal van Kings- bergen, luit. ter zee lste kl. H. P. König, zette de repa- ratiën in het dok te Singapore voort. In het begin van Nov. daarmede gereed komende, keerde het naar Atsjin terug, waar 16 Nov. ter reede geankerd werd. Van 18 November tot 21 December. (Uit de Javasche Couranten van 2 en 6 Jan.) Noch in den politieken toestand van Groot-Atsjin, noch in de verhouding van dat rijk kwam eenige merkbare verandering voordat met de krijgsverrigtingen te lande een aanvang werd gemaakt. De gezindheid der bevolking ter n. kust bleef goed, evenzoo te Edi. Na de operatiën tegen Djoelok en Ara- koendoer werden van die plaatsen geene nadere berigten ontvangen; evenmin van Simpang-Olim, dat echter steeds een lastige nabuur voor Edi blijft. Ook in de houding der w. kust werd geene verandering opgemerkt. Van opgerigte versterkingen werd, behalve in de baai van Karang-Raba, door geen der schepen iets bespeurd. De gezondheidstoestand aan boord van de schepen was over het algemeen zeer gunstig. Enkele cliolera-gevallen deden zich voor aan boord dei- Schouwen en Siak, die, dienstdoende bij Poeloe-Nassie, in meerdere of mindere mate in aanraking kwamen met de aldaar gedebarkeerde militairen der landmagt. Eindelijk deden, zich ook eenige gevallen voor aan boord van ver schillende schepen na terugkeer der sloepenmagt, die van 1819 Dec. in de Atsjin-rivier ageerde. Zr. Ms. stoomfregat Zeeland, kapt. ter zee J. van Gogh, hield steeds station ter reede van Atsjin, alwaar de geza menlijke scheepsmagt tegen 23 Nov., met uitzondering van eenige schepen, die ter blokkering der o. kust bestemd bleven, werd zamengetrokken, ten einde de operatiën der landmagt, die tegen dien tijd een aanvang zouden nemen, te ondersteunen. Zr. Ms. schroefstoomschip lste kl. Metalen Kruis, kapt. ter zee H. B. Kip, vulde den kolenvoorraad aan te Singkel en verliet die plaats 9 Nov.; stoomde toen langs den Sumatra-wal tot Boeloe-Jawa en van daar tusschen de reven door naar Analaboe, welke plaats den volgenden dag werd verkend. Eene praauw, die later bleek van Troemon te komen en proclamatiën rond te brengen, werd den llden gejaagd en gevisiteerd en op het vernemen, dat zij plan had hare zending langs de kust tot Atsjin voort te zetten, gelast deze bij Sadle-eiland te staken. De kruistogt werd daarop vervolgd en den 14den Poe- loe-Rijah en 15 Nov. Patti bezocht, van welke laatste plaats uit het Metalen Kruis den 18den het noordelijk gedeeltelijk van de station bezocht om den 20sten langs de Kloewang-baai naar Atsjin te vertrekken, waar den volgenden dag geankerd werd. Zr. Ms. schroefstoomschip 2de kl. Vice-Admiraal Koop man, kapt.-luit. ter zee B. D. Trojen, hield tot 20 Nov. station te Edi, op welken datum het naar Atsjin vertrok, alwaar het den volgenden dag ten anker kwam. Gedurende dien tijd werd de Bintang-Timor, die door de Schouwen met 2 avonturiers was opgebragt, door de Semiroe gesleept, naar Deli gedirigeerd en had de stations commandant 8 Nov. een onderhoud met den Radja van Edi, waarin hij dezen aanried Tongkoe Moeda Ankasan, het ons bevriende eigenlijke Hoofd van Kerti en Passeii te ondersteunen in zijne plannen van verontrusting in het binnenland, waartoe hij zich bereid verklaarde. Hij deelde voorts nog mede, dat bij het op den 4den plaats gehad hebbende gevecht te Djoelok 2 hoeloebalangs waren gesneuveld. Zr. Ms schroefstoomschip 2de kl. Citadel van Antwerpen, kapt.-luit. ter zee J. W. Binkes, dat 5 Nov. Atsjin had verlaten, deed Oedjong-Radja en Pasangan aan, verrigtte den 7den hydrografische waarnemingen beoosten laatstge noemde plaats en den volgenden dag beoosten Sawang, alwaar na den afloop geankerd werd tot 12 Nov., in welken tusschentijd kolen werden afgegeven aan het later daar aangekomen stoomschip Maas en Waal. Van 1213 werd onder zeil en stoom gekruist en bij de Bangaloo-kreek geankerd. Den 14den had de reeds vermelde verkenningstogt tusschen Pedro-pmit en de Atsjin-rivier plaats, van welk gedeelte der kust eene schetskaart werd vervaardigd. Den volgenden dag keerde de Citadel naar hare station terug en ankerde bij de Balloo-kreek, alwaar den 17den ook het Engelsche stoomschip Mecca met kolen ten anker kwam. Nadat de voorraad daaruit was aangevuld, keerde het schip 20 Nov. ter reede Atsjin terug. Zr. Ms. schroefstoomschip 2de kl. Watergeus, kapt.-luit. ter zee K. C. Bunnik, was 26 Oct. te Tampat-Toean geankerd, verliet die plaats den 28sten weder en vatte den volgenden dag post voor Analaboe. Den 2 Nov. ging zij van daar onder stoom tot visitatie van eene praauw, die van Tampat-Toean kwam en door haar terug werd gewezen den 4den werd de Hollandsche schoener Sin Goan Hin van Singkel naar Penang gevisiteerd. Den volgenden dag werd voor Boekoean geankerd en van 6 tot 11 Nov. de kruistogt onder zeil vervolgd. Ver scheidene kruisers werden ontmoet en daarmede commu nicatie gehouden. Den 14 ging de Watergeus andermaal onder zeil en den 16den deed zij een paar schoten op eene onder den wal zeilende praauw, die het echter door de branding heen op het strand zette, waar zij aan stukken werd geslagen. Dienzelfden avond werd voor de Wylah- rivier geankerd en den 19den van daar om de noord ver trokken, ten einde den 2Usten ter reede Atsjin te ankeren. Zr. Ms. raderstoomschip Soerabaija, kapt.-luit. ter zee W. T. L. de Vriese, was 15 Nov. via de n.-o. kust naar Deli vertrokken, ten einde de door de Schouwen gemaakte krijgsgevangenen aan het civiel bestuur over te leveren en aan de schepen der o. kust victualie af te geven. Nadat aan die laatste order was voldaan, werd den 17den Deli bereikt en den 20sten die plaats weder verlaten met 2 laadschouwen, ieder met 10 ton kolen beladen, op sleep. Den 22 Nov. werd weder ter reede Atsjin geankerd. Zr. Ms. raderstoomschip 3de kl. Borneo, luit. ter zee lste kl. H. W. Walther, stoomde 7 Nov. naar de baai tusschen Pedro-punt en Batoe-Poetie en verrigte daar eenige peilingen en loodingen, die aangaven, dat op circa 1500 a 2000 meters, op de hoogte van kampong Krang Rijah, in 10 vm. water eene goede ankerplaats gevonden wordt. Den lOden werd de post bij Po.-Boeroe weder ingenomen en den 13den ter reede Atsjin geankerd, tot aanvulling van den voorraad kolen en victualie. Den 16den weder van de reede vertrokken om post te nemen tusschen Batoe-Poetie en Gighen, met order tevens het vak van de Citadel te kruisen bij het vertrek van dien bodem. Van 1719 werd voor de Bangaloo-kreek gean kerd en water van laatstgenoemd vaartuig overgenomen. Deze ankerplaats kan in den n.-o. mousson echter niet als een veilige worden aangemerkt en de hooge zeeën ver oorzaakten eenige averij aan de raderkasten. Bij de ver dere bekruising tot den 20sten, als wanneer deze bodem naar Atsjin terugkeerde, werden op de n. kust nergens versterkingen gezien dan een steenen toren met schietgaten bij Gighen. Van 21—23 Nov. werd de n. kust tot Diamantpunt op nieuw bekruist, met order voornamelijk, te Telok-Samoi op de praauwen-vaart te letten. Daar werd evenmin als bij Pasangan iets van praauwen gezien. Beide plaatsen maakten op den commandant den indruk van verlatenheid; een enkele visscher stuurde bij nadering de rivier van Telok-Samoi in en eenige visscherspraauwen werden daar opgehaald achter de kampong gezien. Zr. Ms. raderstoomschip 3de kl. Timor, luit. ter zee lste kl. C. H. Bogaert, vulde den kolenvoorraad te Edi aan en vertrok den 12den naar zijne station tusschen Simpang- Olim en Soengei-Bekas. De mondingen van deze Soengei werden evenals vroe ger weder 2 maal daags door gewapende sloepen onderzocht. Op den 14den werden eenige menschen bij Diamantpunt gezien, die, nadat eene sloep gezonden was, bleken te zijn Tongkoe Bintari Ibrahim, broeder van Tongkoe Moeda Angkasa (te Edi verblijf houdende) met eenige volgelingen. Zij kwamen van Passei en deelden mede, dat Tongkoe Moeda Late, de gezant van den Sultan van Atsjin, nu te Kerti was met 40 praauwen, die in eene ondiepe kali iets bewesten Telok-Samoi zouden liggen, en dat zijn voorne men was nu naar Simpang-Olim te gaan, ten einde vol gelingen te werven voor den oorlog tegen Nederland. Ten einde meer partij te trekken van zijne inlichtingen,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 5