die aan boord niet geheel begrepen werden, bragt de Timor hem naar Edi over. Van daar werd den 17den weder vertrokken, nadat het Hoofd zich op nieuw had inge scheept Koeala-Bekas werd onderzocht en den volgenden dag vergezeld van de Bronbeek en de gewapende boot no. 12 naar Passei gestevend, ten einde Ibrahim af te zetten en nader berigten in te winnen. Den 19den kwam hij weder aan boord, na Kertie bezocht te hebben en berigtte, dat Tjoet Laté daar sedert 6 dagen met 2 praauwen en 40 man was aangekomen. De vorst van die plaats had geen kennis van den brief van den Sultan willen nemen vóór het eindigen der Poeasa, doch verklaart in geen geval partij voor Atsjin te zullen trekken. Het berigt der 40 praauwen scheen zeer onzekernu heette het, dat er slechts 20 waren en Laté over land reisde uit vrees voor de oorlogschepen. De Timor stoomde daarop weder digt langs de kust voorbij de Koeala's Manplan Belang Lentjang, beiden in verbinding met Telok-Samoi en Kroeng Kogoea, zonder iets te bespeuren en vertrok dienzelfden dag met Ibrahim naar Edi, waar hij 20 Nov. aankwam's avonds van dien dag werd deze plaats weder verlaten met bestemming naar Atsjin, doch bij Simpang-Olim werd de Argus ontmoet met order om de station over te nemen en te blijven. De Timor stoomde daarop naar Passei, zette de inlandsche ooten af en keerde den 21sten te Edi terug, op welken turn de commandant de station overnam. Den 23sten werd bij Simpang-Olim geankerd en den 24sten, na Koeala-Bekas onderzocht te hebben, Diamant- punt gerond, 's nachts op en neder gehouden, daarna langs Telok-Samoi en Agoem-Agoem geloopen en den 25sten voor Passei geankerd. Eene 2 mast praauw, verdacht van opium smokkelen, werd onder weg aangehouden en onderzocht, doch in orde bevonden. Het liet zich aanzien, dat zij door slecht weder hare reis naar Singapore niet kon vervolgen en werd later op sleep naar Edi medegenomen, 's Middags kwam Tong koe Bintam Ibrahim aan boord en berigtte, dat Tjoet Laté nog steeds te Kerti was, alwaar het Hoofd tot tweemaal toe geweigerd had den brief van den Sultan aan te nemen en eerst per brief raad wilde vragen aan Toengkoe Moeda Angkasa. Deze brief werd werkelijk 27 Nov. ontvangen en alstoen besloot de commandant tot beter onderzoek dier zaak Tongkoe Bintara naar Edi mede te nemen; hetgeen dien zelfden dag geschiedde. De brief behelsde betuigingen van trouw, deelde mede, dat Laté geene oorlogzuchtige plannen had en zelfs met den Sultan overhoop lag. Yoorzigtigheid werd bij al deze tegenstrijdige berigten aanbevolen. De brief van den Sultan, die Tongkoe Tji Moeliam (het Hoofd van Kerti) voor de derde maal geweigerd had aan te nemen, en om welke reden hij als vijand van Atsjin zoude beschouwd worden, behelsde den wensch van den Sultan, dat de onderhoorige Staatjes in vrede zouden leven; van een directen aanval van Laté met bondgenooten op Edi was geen sprake. Waarheen deze nu vertrok, was onbekend. Den 28 Nov. vertrok de Timor om de n.-w. tot aflos sing der Bommelerwaard, die station op de noordkust zou innemen. Zr. Ms. raderstoomschip 3de kl. Sumatra, luit. ter zee lste kl. Dijserinck, was 16 Nov. van zijne dienstreis naar Edi teruggekeerd, had onderweg de verschillende schepen aangedaan en met de Bommelerwaard het rif, waarop beide schepen gestooten hadden, de Sumatra op zijnen togt naar Deli, bepaald. Dit vaartuig, opgeroepen zijnde voor andere diensten in den Archipel, werd aan de maritieme middelen onttrokken en vertrok 25 Nov. naar Singapore. Bij Tamian werd echter het transportschip Alexander ontmoet, waar aan boord zich de opperbevelhebber bevond, die de Sumatra order gaf het transportschip Sumatra te convooijeren of te slepen, daar dit vaartuig een mankement aan de machine had. Zulks geschiedde en den 29sten werd de reede Atsjin bereikt. Den 1 Dec. vertrok nu de Sumatra andermaal ter opvol ging harer bestemming. Zr. Ms. schroefstoomschip 4de kl. Schouwen, luit. ter zee lste kl. C. P. van der Star, verliet 13 Nov. Atsjin om de w. kust te bekruisen en ankerde den volgenden dag in de Karang Babebaai, waar tot den 17den verblijf werd gehouden en de tijd benuttigd werd met de baai goed te verkennen en op te nemen. Op het strand stond, niet tegenstaande den aflandigen wind en kalme zee, nog al branding met uitzondering tusschen de kali en de hooge klip. Tal van gewapende lieden patrouilleerden gedurig langs hetzelve en hier en daar werden in het kreupelhout ver borgen vaste posten opgemerkt., die geregeld werden afge lost. Ook kon men duidelijk zien, dat er op eene open vlakte naast het plateau voortdurend met geweer geëxer ceerd werd. Bepaalde versterkingen kon de commandant niet ontdekken; wel was er een wal benoorden, de kali, doch aangezien hij zonder geschut of schietgaten was en er somtijds gewapende menschen werden gezien, maar er ook nu en dan vee graasde, hield hij het niet voor eene versterking. Op de sloepen, die, met de loodingen belast, digt onder den wal kwamen, werd slechts eens met een enkel geweer gevuurd bij het n. gedeelde der baai en zonder letsel te veroorzaken. Den 15den des namiddags te 4 uur echter werd de' Schouwen op zijne ankerplaats, waar hij reeds gedurende den nacht gelegen had, plotseling met geschutvuur, waar schijnlijk met een 8- of 12 ponder beschoten van den lin keroever der rivier. Deze wal of onregelmatige hoogte was wel verdacht voorgekomen, doch geschut was zelfs uit het tuig niet te zien geweest. Geen der kogels bereikte het op 5j kabel lengte gelegen schip. Het vuur werd dadelijk met het M.kanon a 30 pond beantwoord. Na 2 kogels en 4 gra naten op de versterking geschoten te hebben, die allen goed doel troffen, en niet meer terug gevuurd wordende, werd dit gestaakt. Den 17den met de opname gereed zijnde, werd de benting op korteren afstand nogmaals beschoten zonder dat de vijand het vuur beantwoordde, en daarna stoomde de Schouwen naar Siddo-punt, doch toen zij den 20sten onder stoom wilde gaan om de z. te bekrui sen, werd averij aan de machine gekregen, zoodat de togt tot den 21 sten onder zeil moest worden vervolgd; daarna werd bezuiden Bigas gestoomd en van daar terug naar Atsjin, waar de Schouwen den 24sten het anker liet vallen zonder andere schepen of vaartuigen te zien dan eenige kleine praauwtjes digt onder den wal. Zr. Ms. schroefstoomschip 4de kl. Biouw, luit. ter zee lste kl. W. Steffens, dat 15 Nov. ter reede Atsjin kwam, had, na kolen geladen te hebben, den lOden Singkel ver laten. De commandant was dienzelfden middag geankerd bij Poeloe-Doewa, waar hij de Atsjinesche vlag zag waaijen en waar eenige inlandsche vaartuigen onder Nederlandsche en Troemonsche vlaggen lagen. Deze werden door hem onderzocht en in orde bevonden. Aan de order om de vlag neêr te halen, werd niet alleen onmiddelijk voldaan, maar de Kadja kwam den volgenden morgen aan boörd, vergezeld van baginda Itam, die met brieven van de Hoofden van Soesoe en Laboean Hadji voor den resident van Tapanoli naar Sibogha op weg was. Verder kwam mede zekere Toankoe Batoe Barra, afkom stig van de plaats van laatstgenoemden naam op de Oost kust, doch sedert jaren in het gebied van Datoe-Oessim gevestigd. Hij deelde mede, dat verscheidene Hoofden van de Staatjes, tusschen Tampat, Toean en Troemon gelegen, zich aan het Nederlandsche gezag wenschten te onderwerpen. Den 13den Nov. was de Biouw weder vertrokken om de n. stoomende, de kust tot 1| kabellengte naderende en op aanwijzing van een medegenomen djoeragan Sinaboe aandoende. Wat den commandant hiervoor aangewezen werd, was eene vlakte, waarin uit het tuig slechts 4 a 5 huizen te zien waren zonder eenige versterking en gelegen op een landtong, gevormd door de monden eener uitge breide lagune, waarvan de monding door het opgeworpen zand der zee geheel gesloten is. De bevolking, in het geheel een lOtal menschen, stond op het strand het schip te bekijken. De reis werd daarna op dezelfde wijze tot Tampat-Toean vervolgd en de zeker heid verkregen, dat tusschen Troemon en Laboean-Hadje geen enkele kampong ligt, die niet op 3 kabellengten dooi de schepen te naderen is. Versterkingen zag de commandant alleen op laatstge noemde plaats, doch onbeduidend; er zijn daar slechts 2 stukjes aanwezig. Den 17den ging de Biouw van de reede Atsjin onder stoom ter verkenning van een om de n. w. gezien stoom schip, dat echter bleek de Java te zijn. Zr. Ms. schroefstoomschip 4de kl. Banda, luit. ter zee lste kl. C. E. T. van Woelderen, verliet 5 Nov. Singkel, stoomde digt onder den wal tot PJ.-Troemoen en stak van daar over naar P3.-Doewa, tusschen welke plaats en P°.-Caijoo ten anker werd gekomen. Bij laatstgenoemd eiland werden eenige praauwen gevisiteerd, die te Troemon te huis behoorden. Den 8sten werd een gids aan boord genomen en Sinaboe bezocht, waar men echter tot dezelfde ontdekking kwam als de Biouw, volgens den gids ligt de kampong een uur landwaarts in. 's Avonds werd voor Toeboegan geankerd en den volgenden dag de reis, zoo digt mogelijk onder den wal houdend, vervolgd en op de hoogte van Mukkoe de Argus aangetroffen met orders van den commandant der maritieme middelen. Dientengevolge wendde de Banda den steven om de z. ten einde orders ook aan de overige schepen over te brengen. Den lOden werd daartoe Singkel aangedaan, waar de Biouw ontmoet werd; daarna werd naar het kruisveld terugge keerd en den llden voor Soesoe geankerd, alwaar de reede werd opgelood. Den 16den werd deze plaats verlaten en 17 Nov. ter reede Atsjin geankerd, om gedurende den 18den een togt naar de w. kust te doen, met orders voor de Schouwen. Zr. Ms. schroefstoomschip 4de kl. Amboina, luit. ter zee lste kl. jhr. A. F. Meijer, was 13 Nov. met de gidsen van Penang ter reede Atsjin gearriveerd, opbrengende de Penang, die zij herhaaldelijk op hare togten ontmoet had. Dit vaartuig werd den 18den door de Semiroe naar Penang gesleept, hare bestemming door slecht weder niet kunnende bereiken. Van 21 tot 23 Nov. maakte de Am boina eenen kruistogt langs de n. en o. kust tot aan Edi, inet order vooral op de hoogte van Telok-Samoi op de praauwenvaart te letten. Geene schepen of vaartuigen werden op dien togt gezien, dan alleen de Penang buiten de blokkade-linie. Zr. Ms. schroefstoomschip 4de kl. Bommelerwaard, luit. ter zee lste kl. J. H. Haakman, 28 Oct. te Telok-Samoi aangekomen, bewerkstelligde tusschen 1 en 4 Nov. eenige herstellingen aan de machine en stoomde den 5den ter ver kenning langs de kust, ankerde bij de kampong Pallada, tusschen Pasangan en Oedong-Badja gelegen. Den 6den arriveerde aldaar ook de Citadel en werd de Bommelerwaard met depêches gezonden naar de Maas en Waal, om daarna bij Telok-Samoi post te vatten. Den 13den de Sumatra aldaar passerende, werd onder stoom gegaan en met dit vaartuig zamen het rif bij Agoem- Agoem opgenomen, daarna victualie uit de Soerabaija bij Kloempang-Doea overgenomen en den 17den naar Edi vertrokken, alwaar de commandant van 1921 de station van den commandant van de Koopman overnam. Van 22-28 Nov. gekruist tusschen Edi en Diamant-punt, met order zich voornamelijk voor de n. riviermondingen op te houdendaarna afgelost door de Timor en naar de n. kust vertrokken, na den kolenvoorraad uit dien van dat vaar tuig te hebben aangevuld. Zr. Ms. schroefstoomschip 4de.kl. Maas en Waal, luit, ter zee lste kl. L. C. Holtzapffel, hield tot 23 Oct. station te Telok-Samoi. In dien tusschentijd maakte eene enkele praauw van het nachtelijk duister gebruik om digt onder den wal uit een der o. kali's die van Telok-Samoi binnen te loopen, doch waagde geen enkele het langs den n. w, hoek der baai om de w. te gaan. Den 23sten werd het w. gedeelte van de station bekruist en daarna tot 1 Nov. benuttigd tot het repareren der ketels. Op 8 Nov. zocht de Maas en Waal de Citadel op, nam, deze bij Sawang vindende, uit haren voorraad eenige kolen over en vertrok den lOden naar Deli ter verdere aanvulling en victualering. Den 22sten te Edi teruggekeerd, werd den 23sten de station bij Tamian betrokken. Zr. Ms. schroefstoomschip 4de kl. den Briel, luit. ter zee lste kl. H. J. van Broekhuijzen, deed steeds wacht- scliipsdienst te Edi, intusschen ketels en distilleertoestel reparerende. In de eerste helft van Nov. waren geene vaartuigen de rivier in- of uitgegaan. Zr. Ms. schroefstoomschip 4de kl. Coehoorn, luit. ter zee lste kl. C. de Klopper, vertrok 30 Oct. met de gewa pende boot 110. 26 op sleep naar Edi, om de Timor voor de Soengei-Bekas af te lossen. Zij nam op 4 en 6 Nov. deel aan den coup de main tegen Djoelok en Arakoendoer en betrok tot den 8sten weder haren vorigen post, keerde daarna naar Edi terug en bewerkstelligde daar eene belang rijke herstelling aan machines en ketel, die haar tot 28 Nov. bezig hield. Den daaraan volgenden dag vatte zij post voor Simpang-Olim. Zr. Ms. raderstoomschip 4de kl. Admiraal van Kinsber- gen, luit. ter zee lste kl. H. P, König, verving 22 Nov. de Hertog Bernard, in station bij Poeloe—Boeroe, waar zij tot den 28sten bleef, om daarna het eskader voor Atsjin te rejoigneren. Het gouvernements-stoomschip Hertog Bernard, militair commandant luit. ter zee lste kl. jhr. C. C. Six, kwam 4 Nov. met de Eindhoven, te Penang aan, alwaar de ver dere kolenvoorraad uit dat schip werd aangevuld. Den 9den hiermede, zoowel als met aanvulling van den voor raad victualie en water gereed zijnde, werd slagtvee gela den en den llden de terugreis aanvaard, om den 13den Atsjins reede te bereiken. Na het vee overgescheept te hebben op de Ardjoeno, die het op de schepen zou rond brengen, werd den 14den post bij Poeloe-Boeroe ingeno men en aldaar station gehouden tot den 22sten. Het gouvernements-stoomschip Siak, militair commandant luit. ter zee lste kl. P. E. Winkelman, keerde 4 Nov. van Biouw via Singapore, Bengkalis en Deli naar Edi terug, waar het den llden aankwam. Den 12den werd het op post voor Simpang-Olim gezonden en van daar vertrok het 20 Nov. met de stoomwaterpraauw op sleep naar Atsjin, waar het den volgenden dag arriveerde. Het gouvernements-stoomschip Bronbeek, militair com mandant luit. ter zee lste kl. J. P. Mercier, kwam 30 Oct. ter reede met de gewapende boot no. 12de Engelsche schoener Algerine, van Penang naar Edi bestemd, was onder weg afgewezen en naar Deli vertrokken; kolen werden ingenomen en daarna werd den volgenden dag met de gewapende boot weder vertrokken en bij Tamiang geankerd gevonden de Engelsche jonk Knie Soon Cheng Lie, met lading, waaronder opium voor Langkat en Lamiang. Naar Edi opgebragt, werd zij door den stations-comman dant in beslag genomen en den 2den door de Bronbeek zelve naar Deli gesleept, tevens eenige officieren medene mende, die voor hetprijsgeregt aldaar moesten gehoord worden. Victualie, kolen en water werden ingenomen en 11 Nov. te Edi teruggekeerd. Van 1217 werd de post op nieuw gekruist, doch niets van praauwen geziendaarna de Timor, gewapende boot no. 12 slepende, vergezeld naar de n. kust om te trachten de praauwen van Tongkoe Tjoet Laté te onderscheppen bij Telok-Samoi. Nadat bij onderzoek niets van de praauwen bespeurd was, vervolgde de Bronbeek de reis tot Atsjin, waar zij 20 Nov. ter reede het anker liet vallen. Onder weg was aan eene Engelsche brik de blokkade aangezegd en de schoener Penang ontmoet, die door de Semiroe wegens slecht weder losgelaten, hare reis onder zeil vervolgde. Het gouvernements-stoomschip Argus, gezagvoerder J. A. de Jongh, deed advies-diensten en sleepte de gewa pende boot no. 26 van Edi naar Atsjin. Den 14 Dec. vertrok zij met depêches naar Penang, met verdere orders wegens haren lekken toestand naar Batavia door te gaan, alwaar zij 30 Dec. arriveerde. Het gouvernements-stoomschip Boni, gezagvoerder P. van der Leeuw, doet voortdurend sleepdienst te Deli. De gewapende booten nos. 12 en 26 deden dienst ter oostkust en werden daarna naar Groot-Atsjin gesleept om bij de verdere operatiën aldaar benuttigd te worden. De ingehuurde vaartuigen zijn nog steeds ter beschik king van den commandant der maritieme middelen. Stoomdrukkerij van A. A. Bakker Cz. Nieuwediep.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 6