Binnenland. Benoeming-en, enz. STATE1Y-GE1YERAAL. Helaas! Een lievig onweder broeide aan de lucht. Rusland en Oostenrijk waren vernederd geworden, Pruisen hief fierder dan ooit het hoofd, en volgens de leer der natuurlijke grenzen behoorde toch de linker Rijnoever aan Frankrijk. Op het verwaten Pruisen moest de Keizer zich voor de ondervonden teleurstelling wreken. Eene over winning zou het op wapenroem beluste volk weder ver zoenen met den weinig geliefden keizerlijken regeeringsvorm en de dynastie op hechter grondslag vestigen. Eene aan leiding tot oorlogsverklaring werd gemakkelijk gevonden, en het ministerie met een luchtig gemoed, zeide 01 li- vier het Wetgevend Lichaam en de Senaat juichten den oorlog toe: nooit was de krijg meer nationaal geweest en eenstemmiger gewild. „Naar Berlijnwas de kreet, men was immers gereed, geen knoop mankeerde er, vol gens den minister van oorlog, aan een slopkous. De uitkomst heeft geleerd, dat de Fransche krijgsmacht op papier compleet was, maar in werkelijkheid veel te wen- schen overliet. Aan het effectief ontbrak veel, omdat de voor het koopen der plaatsvervangers bestemde gelden door de verkwistingen van het Hof verslonden waren; aan het materieel nog meer, omdat de dartelheid en spil zucht der hoogsten navolging vond in lagere kringen, en de eerlijkheid er bij verloren ging. Het Fransche leger was slecht uitgerust en werd slecht aangevoerd, door on doelmatige beschikkingen, ook door de bemoeiing van den Keizer, die het veldheers-talent van zijnen oom meende te bezitten, met het opperbevel. De gevolgen van dit alles zijn bekend en liggen nog versch in het geheugen wogen de kampioenen in dapper heid tegen elkander op, in beleid en tucht overtroffen de Duitschers de Franschen, die telkens geslagen werden, hunne gewesten door de vreemdelingen zagen overheeren en hunne sterkste vestingen, de een na den ander, teu laatste zelfs het heilige Parijs en het onwinbare Metz met het daarin opgesloten Rijnleger in handen des vijands moesten overleveren. Maar reeds lang vóór het hiertoe kwam was het lot van het Keizerrijk beslist, toen het Fransche leger de verschrikkelijke nederlaag te Sédan leed en de Keizer zich krijgsgevangen gaf. Op het bericht hiervan, werd in de hoofdstad de republiek afgekondigd, en het land onderwierp zich zonder protest aan deze ver andering. Geen stem werd gehoord tot verdediging van den gevallen Vorst en van zijne vernietigde stichting. Zij was niet vastgeworteld in de gehechtheid des volks, maar geboren door eedbreuk, bevestigd door geweld, verguld door verkwistende praal en uitwendigen glans; maar in wendig was zij verrot, zoozeer, dat zij zelfs zonder gekraak ineenstortte. Aan Frankrijk liet het Keizerrijk eene allernoodlottigste erfenis achtereen verwoede krijg, waardoor het geluk en de welvaart van duizenden verloren ging, die menschen- levens en schatten verslond, en niet geëindigd kon worden dan door den afstand van twee rijke en nijvere provinciën en de betaling eener ontzaggelijke oorlogsvergoeding, tot waarborg waarvoor de vijandelijke bezetting nog lang zou moeten geduld worden, en tot kwijting waarvan de belas tingen over eene reeks van jaren tot schromelijke hoogte zouden moeten worden opgevoerd. Met den vloek des volks beladen zocht de gevallen Keizer, na het eindigen zijner gevangenschap, een toevluchtsoord in Engeland. Dat alles is te nauwernood drie jaren geleden wat zien wij thans gebeuren? HELDER en NIEUWEDIEP, 24 Maart. De mailboot Holland is den 20 dezer van Penang naar hier vertrokken en de mailboot Madura zou den 26 dezer de reis van Batavia derwaarts aanvaarden. Wanneer wij, Noordzeebewoners, ons op reis begeven, zoo imponeren ons zoowel de hemelhooge bergen als de vruchtbare dalen, die wij in andere landen aantreffen en kunnen ons niet genoeg in het aanschouwen daarvan ver zadigen. Hetzelfde zoude plaats hebben, wanneer die bergbewoners eens onze Noordzee konden zien, zoo als zij zich in de vorige week voor den toeschouwer aanbood. Terwijl den eenen dag de golven, opgestuwd door een harden noordwestenwind, bruischend de steenen beukten en geen schepeling het waagde de beschermende haven te verlaten, lag den volgenden morgen de zee kalm en rustig en had met zijne spiegelgladde oppervlakte een voorkomen of niets in staat zoude kunnen zijn haar uit hare kalme rust te brengen. Het vormde waarlijk nu een schoon panorama, toen schuit op schuit de haven verlatende, hare zeilen ontvouwde, om de ruimte doorklievende die plaatsen te bereiken, waar de visscherman vermoedde beug en net met succes te kunnen nederwerpen. De aanblik was het penseel van een Pleyzier waardig, hoe het getal schuiten, afgewisseld door sloepen, loggers, stoombooten, enz..zich hoe langer zoo meer uitbreidde, om zachtjes aan geheel uit het oog te verdwijnen. Slechts enkele dagen der week was het den visscherman vergund zijn geluk te beproeven. Door de Urker- en Enkhuizer vloot werd alhier ter afslag aangebragt: 1525 schelvisschen van f 60 a 70 per 100 stuks; 200 kabel- jaauwen a f 1; 1560 roggen tegen 55 a 70 cents; 128 wigtjes kleine schol tegen f 4 h 6.50. 1 Bom van Schevenipgen bragt aan 220 tongen, 4 tarbotten en eeltige partijtjes schol, besommende f 120. 4 Maassche sloepen, die circa f 2400 besomden, kwamen met 550 kabeljaauwen, 106 lengen, 13 heilbotten en 2053 schelvisschen aan. De vangst was over het algemeen schraal te noemen. Groote schol schijnt langs de geheele kust niet te vinden te zijn. Schelvisch zal met het zachter wordende weder wel spoedig in grooter aantal de kust naderen. De haring vangst was onbeduidend; de schraalte wordt echter eenig- zins vergoed door de hooge prijzen, die de sloepen voor de haring als aas besteden. Het contingent door deze gemeente te leveren aan de ligtiug der Nationale Militie voor 1874 is door Gedep. Staten dezer provincie bepaald op 57 man. Jl. Zondag morgen is drijvende in zee gevonden een onderschip, denkelijk van het in het begin van het vorige jaar alhier gestrande schip Time is Money. Ook is weder als uit den grond gerezen het onderschip van de in 1871 gestrande bark ManuelitaA, welke geheel onder het zand bedolven heeft gelegen, en nu tengevolge van den NW. storm te voorschijn is gekomen. In plaats van met het verwachte hoogtij jl. Vrijdag te kunnen worden afgebragt, is het stoomschip König Wilhelm I, naar de duinen geschoven en ligt nu gemakshalve op zijde. De eerste kievitseieren zijn jl. Zondag aan Z. M. den Koning aangeboden door den heer H. Lensing Sr. te 's Hage. De kolonel Kempees, kommandant van het instructie- bataillon, heeft om gezondheidsredenen non-activiteit aan gevraagd. Een zoogenoemde blazer, bemand met een schipper en iijn beiden zonen, is in den storm van jl. Donderdag nacht, nabij Vlieland, uiteen geslagen. Schipper T. de Waard, van 't Vlie, is er in geslaagd den vader en zijn jongsten zoon te redden, maar de oudste is verdronken. De stoomsleepboot Magnet was in de gelegenheid den redder en de geredden jl. Vrijdag te Harlingen behouden binnen te brengen. Op het programma der feestviering bij gelegenheid van de eerste steenlegging voor het gesticht van ouden van dagen te Egmond aan Zee, door Z. K. H. Prins Hendrik, op Dingsdag 24 Maart, komt het volgende voor: 12 ure, aankomst van Z. K. H. in het receptielokaal; muziek. 12J uur, opening van het feestterrein. 1 uur, komst van Z. K. H. op het terrein; eerstesteenlegging, toespraken enz. Terugkeer van Z. K. H. naar het receptie lokaal, bezoek aan het van Speijks-monument en collation, Z. K. H. aangeboden. 7 ure, vertrek van Z. K. H. Prins Hendrik. Jl. Zaturdag is te Zaandam aanbesteed het bouwen van een post- en telegraafkantoor met directeurs-woning. Minste inschrijvers de heeren D. Verlaan en Zoon aldaar, voor f 26.380. Jl. Woensdag stond voor de correctionele kamer der arr.-regtb. te Amsterdam teregt zekere G. E., ter zake dat zij, als kinderjufvrouw, dienende bij niet minder dan vier familiën in die stad, een aantal voorwerpen zou hebben ontvreemd, te zamen een zeer aanzienlijke hoeveelheid goederen vormende. Daaronder bevonden zich o. a. ver schillende gekleurde porseleinen borden, schalen en schotel tjes uit de woning van den bankier Fuld; verscheidene parapluies, een gouden dameshorologie, een juchtlederen damestasch, een gedeelte groen ledikantgordijn, een aantal dameshemden en broeken, fijne baptisten zakdoeken, kinder- kleederen, hoofdzakelijk uit het magazijn van een agent in het manufactuurvak, waarbij zij in dienst was. Haar moeder en twee harer zusters stonden mede teregt en wel ter zake van medepligtigheid aan die diefstallen, door deze, wetende dat zij gestolen waren, te verbergen en te helen. G. F. erkende hare schuld en trachtte die geheel op zich te laden; de moeder en de zuster ontkenden alle mede wetenschap en gaven alleen toe dat zij, na de arrestatie der eerste beklaagde, om haar te sparen het goed hadden verborgen. Vroeger wisten zij niet dat een en ander door diefstal verkregen was. De substituut-officier van justitie mr. II. J. Kist achtte echter aller schuld bewezen en rekwireerde tegen de eerste beklaagde een veroordeeling tot een cellulaire gevangenisstraf van 1 jaar, tegen de tweede en derde een dito van 6 maanden en tegen de vierde een dito van 1 maand. Heden uitspraak. Te Amsterdam is men druk bezig met de nieuwe telegraafleiding voor de brandweer. Het programma der in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam te houden tentoonstelling van honden is ver schenen. Zij zal geopend zijn Zaturdag 11 April, van 12 tot 5 uur, en Zondag 12 April, van 10 tot 4. Zij staat onder directie van de afdeeling Amsterdam der HollaiKLche Maatschappij van Landbouw. Ieder, die wenscht in te zenden, moet daarvan schriftelijk en vrachtvrij aangifte doen, vóór of op 6 April a. s., aan het adres der commissie voor deze tentoonstelling in het Paleis voor Volksvlijt. De kruideniersbedienden Ie Amsterdam verzoeken bij eene circulaire van hunne patroons sluiting der winkels op Zondag. Men meldt aan de N. Rott. Crt. uit Warffum: „In den Westpolder, onder de gemeente Ulrum, zijn zestien polderwerkers verdronken. Men was bezig dien polder in te dijken, en ofschoon de nieuwe dijk nog niet zwaar genoeg was om tegen stormgetij bestand te zijn, waren er reeds verscheidene polderkeeten geplaatst. Toen nu de storm uit 't NW. opstak, vergezeld van een stormvloed, werd de polder overstroomd en kwamen de genoemde werklieden in het water om. Jl. Zaturdag namiddag heeft zich te Breda een oppasser aan de Koninklijke Militaire Academie in een der vroegere vestinggrachten verdronken. Men vond een briefje in zijne kapotjas, waarin hij o. a. melding maakte van zijn voornemen om zich te verdrinken, uit schaamte over een schuld van ongeveer f 171 De ongelukkige laat eene weduwe en een kind achter. Te Eindhoven hebben twee bedelaarsters, van wie de eene maar een arm bezit, erg gevochten. De eenarmige won den strijd met glans. Te Boxtel is jl. Zondag de wisselwachter van Gulpen door een trein overreden. Den ongelukkige is het beeD, dat verbrijzeld was, beneden de knie afgezet. Het badhotel te Domburg, dat weinige jaren geleden gesticht werd en aan die badplaats een goede toekomst beloofde, is jl. Zaturdag met de uitgestrekte terreinen voor f 13,200 verkocht. Te Dalfsen is de boerderij van den landbouwer Dammen door brand totaal vernield. Ruim 20 koeijen, 3 paarden, kalveren, pluimgedierte werden een prooi der vlammen. Alleen het gebouw was tegen brandschade verzekerd. Te Harlingen krijgt men, als er kapitaal genoeg komt, een doelmatig badhuis aan zee. Het departement Groningen van de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering van Nijverheid heeft bepaald, dat van zijnentwege tot het bestuur der gemeente het verzoek zal worden gerigt, om zich tot de regering te wenden met den wensch, dat spoedig door eene wet de oprigting en exploitatie van slagthuizen in ons land moge lijk gemaakt worde, hebbende de ondervinding voldoende bewezen dat zonder zoodanige algemeene slagthuizen het vereischte toezigt op slagtvee en vleesch onvoldoende is en zal blijven. 't Feest van den 12 Mei a. s. heeft een leger van bekend een onbekende poëten in dichterlijken gloed ontstoken. Schier dagelijks worden we overstelpt met aanbiedingen van feestliedjes, volksliedjes en Meiliedjes op de wijze van Wien Neêrlandsch bloed," Waar is Keesje," „In de Nes daar moeten wij roezen," Hel je niet gehoord van de Zilvervloot en andere melodiën, welke men hoopt dat door het Neder landsche volk op dien gedenkwaardigen dag gezongen zullen worden. Te midden van dien hoop Mei-litteratuur trok een lied vooral de aandacht en wel het feestgedicht van den heer Hartman, hoofdonderwijzer te Capelle op den IJssel. Wij laten er hier een paar fragmenten van volgen, om onze lezers te doen zien, in welke mate de geest van Vondel, Tollens en Bilderdijk onze hedendaagsche poëten nog bezielt. Men oordeele: Wij vieren nu verheugd in Nederland een feest, Zooals 't in jaren nimmer is gevierd geweest; Want vijfentwintig jaar regeert nu Willem Drie Nederland, 't Vaderland! tralala! tralala! Leve Koning Willem Drie En daarom is ook elk nu op dit feestgetij Versierd met de Oranjekleur en daarbij zoo blij Want vijfentwintig jaar regeert enz. Ja vrolijk jub'len wij, ter eer van Willem Drie! En ook ter eer van Neêrlands Koningin Sophie Den Kroonprins zij ook nu de hulde toegebragt, Met zijn broer broer Alexander, ook door ons geacht! Prins Hendrik d'eenige broer van Neêrlands dierbren.Vorst. Ook hem zing ik ter eer met onbeklemde borst! En voor des Konings zus, groothertogin Sophie, Heeft, woont z'in Duitschland ook, een ieder sympathie! Al telt ook 's Konings oom Prins Ered'rik menig jaar, Zoo wensch ik toch, dat God hem nog voor Neerland spaar! Het ga Prinses Marie, getrouwd met Prins von Wied Steeds goeddat zij slechts voorspoed en geluk geniet Prinses Marianne, die zooveel reeds ondervond, Zij blijve menig jaartje frisch nog en gezond. Verniblkracht van de Carlisten. Uit het door de Spaansche regering opgemaakt verslag over den toestand der openbare werken in 1873 blijkt, dat de Car listen in den loop van dat jaar niet minder dan 12 groote spoorwegbruggen, 67 stations en op verschillende plaatsen de spoorwegbanen hebben vernield, eenige kunstwerken op de groote wegen onbruikbaar gemaakt en de telegraaftoe stellen verbroken hebben. Volgens tijdingen uit Puebla heeft het gemeen de Protestantsche kerk aldaar aangevallen en den predikant gesteenigd. Benoemd tot rector-magnificus aan de hoogeschool te Utrecht, voor het academiejaar 1874/75, de hoogleeraar H. P. G. Quack. Benoemd tot notaris binnen het arr. Groningen, ter standplaat» Groningen, mr. P. L. de Gavere, candidaat-notaris, thans griffier bij het kantongeregt te Zaandam, uit welke betrekking hem eervol ontslag is verleend; een en ander in te gaan met 15 April a. s. Tot hulponderwijzeres aan de jongejufvrouwenschool te Brielle, is benoemd mej. J. Bokma, alhier, die deze betrekking heeft aan genomen De vice-admiraal O. A. Uhlenbeck adjudant des Konings in buitengewone dienst, is met den 15 Jan. jl. eervol ontheven van de betrekking van comrn. der zeemagt en chef van het depart. der marine in O.-Indië, onder dankbetuiging voor zijne diensten. De luit. ter zee 1ste kl. E. L. Ehnle, dienende als 1ste off. aan boord van het raderstoomschip Valk, wordt met den 1 April a. s. in die betrekking vervangen door den luit. ter zee lste kl. W. J. A. Noltheuius. Blijkens besluit, voorkomende in de Staatscourant van jl. Zatur dag, heeft Z. M. bewilliging verleend op de acte van oprigting van de naamlooze vennootschapMaatschappij tot exploitatie van gronden te Vlissingen, te vestigen te Vlissingen. Het doel der vennootschap is het exploiteeren van de aan de Maatschappij in eigendom op te komen onroerende goederen, zoo door bebouwing, verkoop, verhuring als anderzins, alsmede van de door haar te maken handelsterreinen en inrigtingen te Vlissingen. De Maatschappij stelt zich verder voor om bij de regering de noodige stappen te doen om van haar te bekomen de concessie tot exploitatie der havens te Vlissingen. Het kapitaal der Maatschappij is gesteld op f 1,600,000, gesplitst in aandeelen, ieder groot f 500. Tot directeur wordt benoemd de heer H. van Vollenhoven. Tweede Haiuer. Zitting van Zaturdag 21 Maart. Na aanneming met 40 stemmen tegen 8 van het wetsontwerp tot overbrenging van enkele bevoegdheden der arrondissements-regtbanken bij de kantonregters, had de interpellatie van den heer Idserda over de spoorwegen plaats. De heer Geertsema heeft geantwoord, dat met een consortium bankiers onderhandeld is over den aanleg van spoorwegen ook in Noordholland en West-Friesland en de aansluiting Almelo-Zwolle. Hij hoopte spoedig een ontwerp tot concessie-verleening aan den Raad van State in te dienen en aan de Kamer vóór het zomerreces het wetsontwerp. Zooveel mogelijk spoed zou hij betrachten, terwijl hij ook zeer gezind was om den aaideg van buurtspoorwegen te bevorderen. Overigens zou hij geen voordragt indienen, als hij

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 2