Vrijdag 3 April. 32 Jaargang. 1874. N". 40. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN, N*. 163. Het Bosch Saudraie. HELDERSCHE EV VIEl'WEDIEl'ER COURANT. ,Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- ob Zaturdag namiddag. Abonnemeattprijs per kwartaalf 1.30. fraaco per post - 1.65. Prijs der Ad verten ti ën Yan 14 regels 60 cent, elke regel ineer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. VER TliftÏCDA.G MN DER BRIEVENMAILS: Naar Oost-lndü: via Triest 14 April 's avonds 6 u. Marseille 9 April, 's avonds 6 u. Brindisi 6 April, 's avonds 6 u. Curafao en Suriname, 16 April, 's morg. 6 u. Kaap de Goede Hoop, via Southampton: 13 April, 's morg. 6 u. Binnenland. HELDER en NIEUWEDIEP, 2 April. Jl. Dingsdag avond werd in Tivoli de vijfde of laatste volksvoordragt in dit saizoen gehouden. De heer B. H. Polak bepaalde zijn talrijk gehoor bij het zeewezen, schetste eerst in korte maar levendige trekken de heldendaden van Neêrlands dapperen ter zee in vroeger en later tijd, verhaalde daarop eene episode uit het leven van Jan Pietersz. Koen en eindigde met te wijzen op de heldendaden van onze sloeperlieden en loodsen ter bevrijding van schipbreukelingen uit dreigeiide doodsgevaren. De heer J. W. van der Wal Cz., die daarop het woord voerde, leverde een proeve van de zoo hooggeroemde Amerikaansche vrijheid. De heer T. Mooy hield met zijne hoorders eene beschouwing van het Ganzenbord en léerde dit kennen als eene zinnebeeldige voorstelling van het menschelijk leven. Ten slotte werd door het Israëlitisch collegie Eendragt baart genoegen ten tooneele gevoerd het blijspel Uit Indië terug," dat niet weinig bijdroeg om het genoegen van dezen avond te ver- hoogen. Blijkens de talrijke opkomst van 't publiek telkenmale en de groote aandacht aan de verschillende werkzaamheden gewijd, worden deze voordragten door het publiek zeer gewaardeerd. Jl. Maandag is de eerste versche grasboter voor dit saizoen Z. M. den Koning ten geschenke aangeboden door den bouwman J. Lievaart, te Delft. Bedankt' voor het beroep naar Delden door ds. M. A. Venke, pred. te Koedijk. Door den heer H. F. Best, commies ter Provinciale griffie, werd gisteren den dag herdacht, waarop hij voor 40 jaren zijne aanstelling als ambtenaar ontving. Een hoofdstuk uit „Drie en Negentig," de nieuwe roman van Victor Hugo. (Slot.) De sergeant begon weder. „Maar spreek, vrouw. Hebt gij een woning?" „Die had ik." „Waar?" „Te Azé." „Waarom ben je dan niet in je huis?" „Zii hebben het verbrand." „Wie?" „Dat weet ik niet. In een gevecht." „Van waar kom je nu?" „Van ginds." „Waar moet je heen?" „Ik weet het niet." „Ter zake, wie ben je?" „Ik weet het niet." „Je weet niet wie gij zijt?" „Wij zijn menschen en zoeken een goed heenkomen." „Tot welke partij behoor je dan?" „Dat weet ik niet." „Tot de blaanwen? Tot de witten? Tot wie behoor je?" „Ik behoor aan mijne kinderen." Er volgde een stilte. De marketentster zeide: „Ik heb nooit kinderen gehad. Ik had geen tijd." De sergeant begon op nieuw. „Maar je ouders! kom vrouwtje, zeg me wie je ouders waren. Ik heet Kadoub, ben sergeant, woon in de straat Cherche-Midi, daar woonden ook mijn vader en moeder, ik kan van mijne ouders spreken. Zeg ons dus ook iets van de uwen. Zeg ons wie en wat je ouders waren." „Zij heetten Fléchard. Meer weet ik niet." „Nou ja, de Eléehards zijn de Eléchards, zoo als de Eadoubs de Eadoubs. Maar dan toch hun beroep. Wat was 't ambacht van je vader? Wat deed hij voor den kost? Of wat doet hij nog? Wat hebben die Fléchardjes zoo al bij de hand gehad?" „Mijn vader was landbouwer; maar hij was ziekelijk en kon niet werken ten gevolge van de stokslagen welke de slotheer, zijn meester en de onze, hem had laten geven, en dat uit pure goed heid, omdat mijn vader een konijn zich had toegeëigend, op welk feit anders de doodstraf stond; maar de slotheer heeft hem het leven geschonken en gezegd: geef hem maar honderd stokslagen; daarvan is vader nu kreupel gebleven." „En dan?" „Mijn grootvader was hugenoot. Heerom heeft hem naar de galei gestuurd. Ik was nog een klein kind." Aan bet provinciaal bestuur van Noordholland is jl. Dingsdag aanbesteed het bouwen van eene school en onder- wijzerswoning op het eiland Marken. Minste inschrijver de heer J. op 't Land, te Edam, voor f 32,990. Op Vrijdag a. s. zal voor het Prov. geregtshof in Noordholland, teregt staan Cornelis Schoonewil, oud 30 jaren, wonende te Oudorp, van beroep timmerman, ter zake van valschheid in vijf onderhandsche geschriften en het des bewust gebruik maken daarvan en het opzettelijk in brand steken van brandstoffen, die derwijze waren geplaatst, om den brand op een gebouw te doen overgaan, waarbij te voorzien was dat eenig menschenleven in gevaar kon worden gebragt. Ten laste van den beschuldigde blijkt, dat hij op den weg tusschen Sint-Pancras en Alkmaar vijfmaal valschelijk heeft vervaardigd briefjes en die heeft onderteekend met den naam van H. Wiellings te Oterleek en zich daarop vijfmaal door A. D. Cohen te Alkmaar lood en gereedschap heeft doen geven, hetwelk hij ten eigen bate heeft verkocht. Wijders dat hij in den avond van 7 Dee. jl. in het te Oudorp gelegen gebouw met houten voorpui en rieten dak, No. 17, bewoond door vijf gezin nen en het gezin van hem (beklaagde), en wel in het woonvertrek van het door hem en zijn gezin bewoonde gedeelte, terwijl zijn gezin tijdelijk afwezig was, opzettelijk met eenige waslucifers den brand gestoken heeft in een op zijn bed liggend laken, hetwelk zich bevond in eene in het vertrek aanwezige houten bedstede, ten einde de brand zich aan de bedstede en zoodoende verder aan de woning zou mededeelen, om op deze wijze de woning met zijn inboe del te doen verbranden, en zulks met het gevolg, dat het laken in vlam geraakt is en zoo wel een groot gedeelte van dit laken als een stuk van het bed is verbrand, terwijl het daarbij te voorzien was, dat indien de brand voortgang had gehad en alzoo de woning in brand geraakt was, het leven der bewoners van dat gebouw in gevaar zou hebben verkeerd. Als verdediger is den beschuldigde toegevoegd de advocaat mr L. H. Kuhn jr. Te Hoorn is een beambte van het huis van correctie in hechtenis genomen, als verdacht van het maken van valsche handteekeningen, het verduisteren van brieven enz. Dit maakt te dier stede algemeen een pijnlijken indruk, daar bedoelde persoon tot dusverre zeer gunstig bekend stond. De Doryanthes xcelsa in den Hortus Botanicus te Amsterdam heeft thans een bloemenstengel van vier meters, gekroond met 60 purperen bloemknoppen, waarvan de eersten zich openen. Deze plantsoort, in het jaar 1800 uit Nieuw-Holland (Port-Jackson) in Europa ingevoerd, werd in 1814 voor het eerst in Engeland in bloei gezien, daarna te Petersburg in 1853, en het laatst in Frankrijk, waar zij, op dé internationale tentoonstelling te Parijs met bewondering bezigtigd werd. Thans bloeit zij voor het eerst in Nederland, en werd, zooveel wij hebben kunnen nagaan, in België en Duitschland nooit in bloei gezien. Op den 14 en 15 dezer zal te Amsterdam weder een vergadering van moderne predikanten plaats hebben, ditmaal zonder gemeenteleden. O. a. zullen de voorstellen der Synode van Febr. jl. en het nieuwe wetsontwerp op het hooger onderwijs ten aanzien van godsdienstwetenschap en theologie besproken worden. Naar het N. v. d. D. verneemt, is door een 24tal invloedrijke ingezetenen van Amsterdam een schrijven aan de Torbecke-commissie te 's Hage gerigt, waarin zij hun leedwezen te kennen geven over de wijze waarop het ver zoek dier commissie tot plaatsing van het standbeeld van Thorbecke door den gemeenteraad te 's Hage is bejegend. Zij verklaren zich in die missive tevens gaarne bereid om, indien de Thorbecke-commissie zulks verlangt, stappen te doen ten einde een verzoek dier commissie, om te Amsterdam de plaatsing van Thorbecke's stanbeeld te verkrijgen, te steunen. Naar het Vad. verneemt, is bij den Raad van State ingekomen een wetsontwerp tot afschaffing van de zeep belasting. Het ekwivalent zal gevonden worden in een verhooging van de belasting op het gedistelleerd. Te Utrecht is een nuttige inrigting tot stand gekomen nl. een kosthuis voor den ongehuwden werkman, of voor winkelbedienden en dergelijken. Tegen betaling f 1.25 per week vindt men daar goed logies in een eigen vertrek met afgesloten kast en toebehooren. Yoor een paar dagen werd aan 't station te 's Bosch een pakje vermist, bevattende 120 geborduurde vrouwen kragen en drie rollen oranjelint. Dank der activiteit van de politie, werd de dader jl. Zaturdag gearresteerd. Hij had onder den naam van Johannes van Zon, wonende te Amsterdam, een gedeelte van het goed verkocht aan den „En dan?" „De vader van mijn man had zout gesmokkeld. De Koning heeft hem laten ophangen." „En wat heeft je man gedaan?" „In de laatste dagen, gevochten." „Voor wien?" „Voor den Koning." „En dan?" „Wel, voor zijn heer.» „En dan?" „Wel, voor Heeroom." „Duizend bommen en granaten!" vloekte een grenadier. De vrouw sprong doodelijk ontsteld op. „Ge ziet het, vrouwtje!" zeide de marketentster, „wij zijn van Parijs." „Jezus, mijn Heiland!" riep de vrouw, de handen vouwende. „Kom, geen femelarijhernam de sergeant. De marketentster zette zich naast de vrouw en haalde het oudste zoontje, dat haar liet begaan, op haren schoot. Kinderen vatten even gaauw moed als zij bang worden; zonder dat men weet waarom. Zij schijnen, als ware het, naar een inwendige stem te luisteren. „Wel, goed vrouwtje, hier uit het land, ik moet bekennen dat je knappe dreumels hebt, dat is ten minste wat. Men hoeft niet te vragen hoe oud ze zijn. Dié groote is vier jaar, zijn broertje drie. Maar dat kleine spinnetje dat daar zuigt, dat kan er wat aan doen, zou 'k denken. Kijk me dat beestje! Wil je wel ereis je moeder zoo niet opvreten, zeg! Kijk ereis, vrouw! niet bang wezen, hoor! Je moest bij ons in 't bataillon dienst nemen en doen zoo als ik. Mijn naam is Houzarde; maar dat is een spot naam en toch heet ik liever Houzarde dan mamzei Bicorneaudat was mijn moeder. Ik ben eantinière hier, dat is: ik geef ze te drinken wanneer ze mekaar platschieten en neersabelendat dondert niet. We hebben zoo wat één voet; je kunt mijn schoenen krijgen. Ik was den lOden Augustus er bijWesterman heb ik uit mijn vaatje getapt. Dat ging er op los. Ik heb Lodewijk zestien, ik meen Louis Capet een hoofd kleiner zien maken. Hij wilde niet. Luister: den 13den Januarij liet hij nog kastanjes braden en had pret met zijn huishouen, en toen zaten zij toch al lang gevangen Toen ze hem met geweld op de wipplank legden, had hij geen rok of schoenen meer aan; alleen in zijn hemd, met een witpiké- vest, en grijze zijden kousen. Dat heb ik gezien. De fiacre, waarin ze hem overbragten, was groen geschilderd. Dus, komaan! neem bij ons dienst; al de jongens van 't bataillon zijn fiksche kerels; je zult marketentster nommer twee wezen; ik zal je alles Den lOden Aug. 1792 werden de Tuilerien door het Parijsche graauw ingenomen en 10000 Zwitsers, die het paleis voor Lodewijk XVI verdedigden, bijna allen wreedaardig vermoord. Vert. leeren wat je er van weten moet. Och! 't is zeer eenvoudig; een veldflesch, een belletje; men loopt midden in 't gewoel, in 't pele- tonsvuur, in de kanonnen, in 't rumoer, en roept aldoor: wie wil drinken, jongens! Dat is alles. Ik schenk aan ieder in, och ja; aan de witten, aan de blaauwen, hoewel ik tot de blaauwen behoor ja, en een goede blaauwe ook, dat verzeker ik je. Maar drinken kunnen ze allen bij me. En de geblesseerdendie hebben fameus dorst. Och, als ze sterven dan is 't partijliedje uit. Kijk! de lui die sterven, moesten mekaar de hand geven. Hoe aartsgek dat vechten! kom met ons meê. Ga ik schoot, dan erf je mijn post. Kijk! ik zie er zoo uit; maar ik ben een goed mensch en een dappere kerel. Wees niet bang." Toen de marketentster had geëindigd, mompelde de vrouw: „Onze buurvrouw heette Marie-Jeanne en onze dienstmeid Marie-Claude." Intusschen beknorde sergeant Kadoub den grenadier. „Houd je mond. Je hebt de vrouw bang gemaakt, men vloekt niet in presentie van dames. „Ja maar," hernam de grenadier, ,,'t is een ware radbrakerij voor een fatsoenlijk man, zulke apen van boeren te zien, waarvan de vader door een baas of slotheer, zooais ze hem noemen, lam gegeeseld, de grootvader door den pastoor naar de galeijen gestuurd en de vader door den Koning opgehangen werd, en die dan, duizend duivels! nog vechten en nog den kam opsteken en zich laten kapot hakken voor den baas, den pastoor en den Koning. De sergeant schreeuwde: „Stilte in 't gelid!" „Sergeant," zeide de grenadier, „ik ben stil; maar dat neemt niet weg dat het toch verdord verdrietig is te zien, dat een mooi wijfje als we hier hebben, zich aan niet meer of minder bloot geeft dan uit liefde voor hare onderdrukkers zich te laten wurgen." „Grenadier/' zeide de sergeant, „we zijn hier niet in de club van de piekeniers dus geen speeches, als je blieft.» En hij vervolgde, zich tot de vrouw keerende: „En wat deed je man, vrouwtje? Wat is er van hem geworden „Niets, hij is vermoord." „Waar?" „In de haag." „Wanneer? „Drie dagen geleden." „Door wien?" „Dat weet ik niet." „Wat! Je zoudt niet weten wie je man vermoord heeft?» „Neen." „Was 't een blaauwe of een witte?" „Een geweerschot." „En voor drie dagen, zegt ge?» „Ja." „Naar welken kant?" „Omstreeks Ernée. Daar viel mijn man. Dat is ai."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 1