Buitenland.
België.
Rochefort en eenige anderen, tegen eene goede belooning,
in liun plan van ontsnapping de behulpzame hand te bieden.
Dag en uur werden bepaald en tegen het afgesproken
tijdstip was het Engelsche schip zoo digt mogelijk bij de
kust genaderd, welke op die plaats verdedigd wordt door
koraalriffen. De gedeporteerden begaven zich daar te water
en bereikten onhoorbaar het schip. Zij hebben zeker meer
dan een kwartier moeten zwemmen.
Anderen beweren, dat zij zich bij dien overtogt van
bootjes bediend hebben."
Op de jl. Dingsdag te Gorinchem gehouden palm-
paardenmarkt waren ongeveer 400 stuks aan de lijn. De
buitenlandsche kooplieden waren zeer kooplustig en
hebben voor luxe-paarden f 700 a 800 besteedvoor werk
paarden betaalde men f 200 tot 400.
Het aantal slagtoffers van de Middelburgsclie lever
worst is nu reeds tot vier gestegen.
Jl. Dingsdag middag was Vlissingen weder in de
treurige gelegenheid te zien, hoe noodlottig het is dat niet
daar of te Zoutelande voldoende hulpmiddelen aanwezig
zijn om schipbreukelingen te redden. Nagenoeg vlak onder
de kust zijn 10 man op een Grieksche brik omgekomen.
De kapitein had te lang gewacht met zijn schip te ver
laten, tot hij tegen 12 ure met het schip en zijn geheele
equipage op één man na, benevens een Belgischen en een
Engelschen loods, in de diepte wegzonk. Door de Belgi
sche en Hollandsche kotters van het loodswezen was toen
nog slechts één man te redden. Ofschoon reeds herhaalde
malen er op werd gewezen, dat het hoog noodig is, dat
van rijkswege voor alles worde gezorgd, wat tot redding
van schipbreukelingen noodzakelijk is, verkeeren de hulp
middelen in zeer treurigen toestand en gelooft men, dat
het hoog tijd is dat hierin verandering kome. Het gewigt
van Vlissingen als handelsplaats, de talrijke schipbreuken
daar jaarlijks geleden, zoowel als het gevaarlijke van de
kust, eischen dit gebiedend.
Uit Vlissingen schrijft men o. a. aan het U. D.
/Langzamerhand begint in de oude Scheldestad weder
het licht der hoop te stralen en blikt weêr Vlissingen's
burgerij met vertrouwen de toekomst in, vooral door de
oprigting der naamlooze vennootschap: Maatschappij tot
exploitatie van gronden te Vlissingen. Deze vennootschap,
waarvan de zetel te Vlissingen is gevestigd, stelt zich voor
het exploiteren van de aan de Maatschappij in eigendom te
komen onroerende goederen, door bebouwing, verkoop,
verhuring als anderzins, alsmede van de door haar te ma
ken handels-inrigtingen te Vlissingen; verder hoopt zij van
de regering de concessie te bekomen tot exploitatie der
havens. Haar kapitaal, f 1,600,000, is reeds volgeteekend.
Tot directeur is benoemd de heer H. van Vollenhove, uit
Rotterdam, thans te Vlissingen gevestigd.
De weigering van Gedeputeerde Staten, om de voorge
stelde leening in 49 jaar te mogen aflossen, maar de ver-
pligting om die aflossing binnen de 32 jaar te doen plaats
hebben, viel ook al niet meê, ofschoon een gedeelte van
den gemeenteraad de reden billijkte, die Gedeputeerde
Staten hadden bewogen dit tijdsverloop aan te geven, en
wel op grond van1. dat de leening geschiedt tot dekking
van uitgaven, benoodigd tot werken waarvan het tegen
woordig geslacht nog de vruchten plukken zal, terwijl het
nageslacht genoeg zal worden gedrukt door de kosten van
onderhoud dezer werken, en 2. dat de feesten, uitsluitend
tot genoegen der Vlissingers georganiseerd, zoo een belang
rijk raontant uitmaken in de aangevraagde gelden.
Langs dien kant zullen de feesten nog langen tijd een
bitteren nasmaak geven en den 12 Mei althans zal Vlis
singen als iedereen in heel den lande feest viert zich
moeten tevreden stellen met de herinnering aan de Sept.-
dan had het eenige overeenkomst met die crayonbeelden, die, uit
weinige strepen en lijnen samengesteld, langzamerhand vorm aan
nemen en te meer leven en waarheid krijgen, naarmate men het
langer beziet."
„Vooral op eenigen afstand, niet waar doctor
„Natuurlijk, van nabij moet men ze niet bezien, maar dat is geen
gebrek, integendeel, daar is het op gemaakt, maar een beeld is
een betoog. Gij zegt het in duidelijke woorden „als er niet nu
en dan eens een nationaal feest was te vieren," zeg je geloof ik,
„was het hier niet uit te houden!" Dat gaat te ver! Wat wil je?
Roesemoeserij, volksbewegingen, meetings Me dunkt het kan wel
toe. Onze kleine steedjes zijn al aardig aan den gang, of het er
veel beter om gaat weet ik niet, maar vooral zou ik weinig heil
zien in filosofeerende en politiseerende dorpsbewoners. Uw beeld
van den ouden klok is niet onjuist, maar bevat eer een lofspraak
op onze dorpelingen, dan wat anders. Hier staat een mooie pen
dule op den schoorsteen, vindt je niet?"
Ik knikte van ja.
„Ja een mooi meubel," vervolgde doctor Haring, „ik heb haar
van eenige patiënten cadeau gekregen, toen ik hier vijf en twintig
jaar gevestigd was. Toen ik haar veertien dagen had, bleef ze stil
staan. Wel twintig maal is zij naar de stad geweest en telkens nog
slechter teruggekomen, dan zij heen ging. Nu liep zij te vlug,
dan te traag, op het laatst wou ze in het geheel niet meer loopen
en nu winden we haar maar niet eens meer op en regelen onzen
tijd naar den ouden Frieschen staartklok, die in de keuken hangt.
Mooi, hé?"
Ik kon niet laten te lachen.
„Ja, lach maar," hernam doctor Haring, „zie je dat is een
contra type. En nu je tweede beeldJaaps vrouws grootmoeder.
Alweder niet onjuist, 't Is waar, als ifaen de portretten van een
halve eeuw geleden, op sommige dorpenvoegde de doctor er met
nadruk bij, „vergelijkt met onze tegenwoordige bevolking, moet
men bekennen, dat er weinig in kleeding en opschik veranderd is,
maar is dit soms ook een kwaad
Hier ging doctor Haring recht tegenover mij zitten, tot nu toe
had hij schuins voor de tafel gezeten met zijn gezicht naar de
kachel, men kon zien, dat hij eenigzints warm werd, „God beter 't,
't was te wenschen, dat onze dames diezelfde methode volgden."
Door de ietwat driftige beweging van den ouden heer, die
tusselren twee haakjes ééne vrouw en vier huwbare maar ongehuwde
dochters heeft, had hij zijn lange pijp gebroken, wat mij onwille
keurig van lachen deed uitbarsten.
„Ja, ja," hernam hij, „terwijl hij toch ook lachen moest, „jij
hebt mooi lachen, je moet eerst maar eens getrouwd wezen!"
Wordt vervolgd.) GÉRAIID.
feesten of door in de schaduw van zijn driekleur de ver-
slagen le lezen der feestvieringen van al die gemeenten,
waar nog een duitje over was tot viering van dien illustren
dag. Want het is hier met de geldmiddellen maar bitter
gesteld; het gemeentebestuur is zoo zuinig (en ik geloof
teregt) dat het zelfs f 300 heeft geweigerd om 12 Mei
een muziekvereeniging te subsidiëeren, die een festival op
dien datum had uitgeschreven, alle andere vereenigingen
die om ondersteuning vragen, gaat het evenzoo, met de
meest mogelijke consekwentie worden alle feestlustigen
weggezonden met Ach mein lieber Augustin! alles ist weg\
De burgerij doet uit zichzelve niets, ofschoon ze op waar
dige wijze daartoe was opgewekt en zoo zal onze feestviering
zich waarschijnlijk bepalen tot het drinken van een glas
krooningslikeur in de donkere pijpeladeachtige sociëteit en
het deftig rookeu van een lange feestsigaar, als althans
particuliere vereenigingen niet het initiatief in deze
nemen."
Als er geene strenge nachtvorsten komen, kan men
in de Over-Betuwe een goed gewas in de tuinen verwachten,
want op vele plaatsen staan de erwten en andere vruchten
steeds vrij hoog boven den grond. Niettegenstaande het
weêr in den laatsten tijd guur en buijig geweest is, staan
sommige perzikenbootnen reeds in bloei. De tabakplanters
hebben hunne broeikasten weêr in orde gebragt en de werk
zaamheden op veld en akker zijn allerwegen hervat.
Bij enkele landbouwers in Ambt-Almelo, Vriezenveen,
Ubbergen en Weerseloo is sedert een paar dagen eene
ziekte onder het rundvee ontstaan, bestaande in een ster
ken doorloop, waaraan in eerstgenoemde gemeente reeds
een paar zouden zijn bezweken; welke ziekte men toeschrijft
aan het gebruik van lijnmeel, dat uit Deventer te Almelo
zou zijn ingevoerd. Naar men verneemt, wordt genoemd
meel aan en scheikundig onderzoek onderworpen.
De weilanden liggen in Friesland naar den tijd van
't jaar zeer schoon. Vooral de hooggelegene vertoouen een
heerlijk groen. Met het poten der vroege aardappelen is
men overal druk aan den gang. De vruchtboomen hebben
over het algemeen veel knop. Het boezemwater is hoog,
waardoor vele landerijen onder water staan, tot groote
schade van den landman.
Men meldt uit Warffhuizen aan de Gron. Crt., dd.
30 Maart:
„Hebben we voor ongeveer 3 weken als iets zeer bijzon
ders gemeld, dat een schaap van den landgebruiker J. P.
Buikema alhier zes lammeren had geworpen, waaronder
zich niet een zeer kleine bevond, we meenen velen geen
ondienst te doen, wanneer we nu schrijven, dat de moeder
en hare zes jongen zich in een uitmuntenden toestand ver
heugen, en reeds voor en na in 't land huppelen en dar
telen. Door de uitmuntende behandeling mede zijn het
allen dieren van behoorlijke zwaarte. Dat het iets zeldzaams
is, moge daaruit blijken, dat de oud-landbouwer Louwe
J. Boer, die zich in het 87ste jaar bevindt en zich nog
in een uitmuntend geheugen kan verblijden, zich slechts
herinnert, dat zich voot ongeveer 60 jaar op de plaats van
J. L. Torringa te Zuurdijk ook een schaap met zes lam
meren heefr bevonden, terwijl hem overigens geen voorbeeld
bekend is.
Uit het noorden des lands wordt gemeld, dat de
jongste stormen het water op onrustbarende wijze hebben
doen rijzen; op de meeste plaatsen in Friesland staat het
tot aan den spoordijk. De oeverlanden tusschen Meppel en
de naburige gemeenten Staphorst en Zwartsluis staan geheel
blank. De schipperij naar Holland ligt alom verwaaid,
de hevige orkaan belet allen zeewaarts te stevenen.
In Sempervirens, weekblad voor den tuinbouw, heeft
de heer A. E. Barnaart een en ander omtrent duinbe
planting medegedeeld. Na velerlei proefnemingen, zegt hij
tot het resultaat gekomen te zijn, dat de pinus sylvestris,
de gewone grove den, het meest voor beplanting onzer duinen
geschikt is. Hij beweert, dat de duinen door aanplanting
dier boomsoort in bosschen te herscheppen zijn. In Schot
land heeft hij in zeer vele ontginningen in een soortgelij
ken zandgrond als die onzer duinen aanplantingen van
deze boomen gezien, die uitnemend geslaagd waren.
Frans Gilson is, naar men uit Petersburg meldt, van
daar gevlugt met een partij diamanten, ter waarde van ruim
80 millioen gulden, bij zich. De diamanten waren hem
door een diamantslijper toevertrouwd.
Twee Engelsche schooljongens hebben een „zaak van
eer" uit de wereld gemaakt door te duelleren met... wind-
pistolen. Alles ging in den behoorhjken vorm, ze deden
precies „als groote menschen." Wapenen, getuigen, een
somber terrein, alles was in orde; zelfs een likeurtje als
hartsterking was niet vergeten. Een der twee helden is
vrij ernstig in het gelaat gewond. De politie heeft er
zich meê bemoeid en de vechtersbazen ingepakt.
De Berlijnsche Börsen- en Haudelszeit. schrijft het
volgende: Naar men verhaalt zal Prins von Bismarck, als
hij van zijne ziekte hersteld zal zijn, eene kleine verandering
in zijn uitwendig voorkomen ondergaan, waarover alle
carricatuur-teekenaars ten diepste verslagen zullen zijn. Hij
zal namelijk, op raad zijner geneesheeren, voortaan een
pruik dragen.
Een aantal kunstenaressen wekken te Shanghai de
verbazing van iedereen. Een twaalftal Japansche meisjes
kwamen aldaar aan om hare kunsten ten beste te geven.
Elk heeft haar bijzondere specialiteithare handen gebruiken
zij in 't geheel niet. De eene heeft een stokje tusschen de
teenen en slaat daarmeê de paukeen ander bespeelt de
Japansche citer. Een derde spint, een vierde naait, een
vijfde slaat met staal en vuursteen, een ander rijgt koperen
muntstukken, die doorboord zijn, aan een draad en knoopt
de einden dan aan elkander; en meer van dien aard.
Een meisje schrijft met de voetenweer een ander schiet
met pijl en boog naar een zeker doel en mist nooit; ook
is er eene, die eene pijp tabak stopt en naar den mond
brengt alles met de teenen. Dit merkwaardig dames
gezelschap zal ook Europa bezoeken.
Aan een bundel novellen, allerliefst geschreven, van Camille
Lemonnier, van Brussel, ontleent dr. G. Vosmaer een paar blad
zijden. Ze komen voor onder het feuilleton „Een en ander" van
het Vaderland en zijn getiteld: La Saint Nicolas du Batelier.
Ziehier wat we daar lezen
Het is Siut-Nicolaasdag. In de Schelde liggen de schepen stil
en een daarvan lag vast bij den wal aan zijn kabel, 't Was zeven
uur 's avonds. Op de Guldenvisch, zoo heette het schip, praten
zamen de oude schipper Tobias en zijn brave vrouw Nelle. Nelle
zou een verrassing toebereiden voor 't feest en zij ging naar bene
den en duwde het deurtje van de kajuit open. 't Was een klein
kamertje, van vorm als de helft van een groote ton. Een tafel
en twee stoelen stonden tegen den plankenwand, voor het vuur,
eu de tafel en de twee stoelen waren van geglad vurenhout en
glinsterden, want Nelle borstelde ze driemaal 's weeks met zeep.
sop. Een lange breede kist stond onder het luik en men zag wel
dat zij voor iemand tot bed diende, want er lag een opgevouwen
matras op, met een kussen, wollen dekens en een gewaseht doek.
Naast de kist was een wit houten koffer, met linnen, mutsen, zak
doeken, vrouwenrokken, manskleederen, die een weinig naar visch
roken. Boven den koffer hingen netten, laarzen, lederen hoofd
deksels en groote leeren handschoenen. Langs de wanden, op
planken, stonden ketels, borden; de rooster, de pan, de schuims-
spaans hingen er aan spijkers boven.
Ziedaar de kajuitnu 't figuurtje, dat door twee kaarsen, die
haar schaduwen op de zoldering deden dansen, verlicht werd.
Riekje zat bij 't vuur, een mooije vrouw. Breed van schouders,
met een gezetten hals, stevige handenzij had volle en door de
lucht gebruinde wangen, donker bruine, fluweelige oogen, een ronde
kin, een gevulden, frisch rooden mond, en de haren, zwart als
steenkool, waren tienmaal gewrongen rondom het achterhoofd, boven
den nek. Zij was bijna altijd gedrukt en in gedachten, maar als
haar Dolf bij haar was, trokken zich hare ronde wangen aan
weerszijden van haar liefelijken mond op en deed ze vrolijk haar
schitterende tanden zien.
Moeder Nelle zou koeken bakken en haar zoon Dolf was uitge
stuurd om alles te halen. Ziehier hoe hij thuis komt.
Een breedgeschouderde man met open en lachend gelaat ver
toonde zich in den rooden gloed in 't kajuitje en zijn hoofd raakte
aan den zolder.
Daar, moeder, riep hij.
Hij wierp zijn muts in een hoek en zette op de tafel eenige
peperhuizen, die hij uit zijn zak trok.
Dolf, ik wed dat je de pint melk vergeten hebt, riep moeder
Nelle uit, toen hij de pakjes op tafel had uitgestald.
Toen trok Dolf een lang gezigt, klakte met de tong en scheen
teleurgesteld alsof hij waarlijk weer uit moest om de pint melk te
gaan halen. Maar hij knipoogde naar de zij van Riekje, om haar
te doen zien dat het een grap was. Nelle, die hem niet met de
oogen had zien knippen, sloeg haar handen in elkaêr en pruttelde
Wat zullen we doen zonder de melk, Dolf? Ik zal er nog zelf
om moeten gaan. Daar heb je dan groote jongens voor, Tobias,
en dan denken ze om niets als om de liefde.
En als ik de melk van onder Riekje der stoel laat komen, zal
je me dan een zoen geven, moeder, vroeg de groote Dolf, hartelijk
lagehende en een van zijn armen om Nelle's hals slaande.
Dolf haalt de melk van onder Riekje's stoel en er is een vreugde
en gelach. Maar men moet dit geheele scènetje lezen, 't is be
minnelijk eenvoudig. En dan gaat moeder Nelle beslag maken en
koeken bakken, en als ze die met lust hebben genoten, zegt vader
Tobias
Jongen, in het hok met de krullen zal je een oude flesch met
Schiedammer vinden, die ik uit Holland heb meègebragt. Er waren
er drie, maar nu is er die eene maar. Brengt die eens hier en
zet ze op tafel.
Dolf deed zooals zijn vader had gezegd, Tobias ontkurkte de
flesch en schonk twee glazen in, een voor Dolf en een voor hem.
En men kon zien dat het echte oude Schiedammer was, want
Tobias en zijn zoon deden hun hoofd op en neer gaan en klakten
met de tong tegen het verhemelte.
O, Riekje, zei moeder Nelle, dat zal een gelukkige dag zijn
voor ons allen, over twee jaar, als wij onder den schoorsteen een
klein klompje zien staan, met knollen en rapen er in.
Ja, Riekje, een gelukkige dag voor ons allen, zei Dolf op zijn
beurt, terwijl hij de hand zijner jonge vrouw in zijn breede
vingers nam.
Riekje hief haar oogen, waarin een traan was, naar den besten
jongen op en zei hem zachtjes
Dolf je hebt een hart als een engel.
Hij ging digt bij haar zitten en legde zijn arm om haar middel.
Riekje, mijn beste, ik ben noch goed noch slecht, maar ik heb
je lief met heel mijn ziel.
En Riekje legde haar arm om hem heen en zei:
Mijn beste Dolf, als ik aan het verleden denk, dan weet ik niet
hoe ik nog den moed heb lust te hebben in 't leven.
Wat verleden is, is verleden, Riekje, mijn beste vrouwtje, ant
woordde Dolf.
O Dolf, mijn beste Dolf, er zijn oogenblikken waarin ik denk
dat het beter voor mij zou zijn daarboven te wezen, om aan God
te kunnen zeggen wat jij voor me gedaan hebt.
Riekje, ik ben bedroefd als jij bedroefd bent. Wil je dan dat
ik van avond verdriet heb over je?
ODolf, ik zou mijn leven geven om je een oogenblik van ver
driet te besparen.
Laat ine dan je mooije witte tanden zien, mijn lieveling, en kijk
eens dezen kant op al lagchend.
Riekje nam Dolfs hoofd in hare handen en kuste hem op 't;
voorhoofd. En toen, haar mond tegen zijn oor houdend, fluisterde
zij met de lippen
Dolf, mijn lieve man, zal je mijn kindje toch liefhebben
Dolf hief de hand omhoog en zei plegtig
De hemel zij mijn getuige vau wat ik je zal zeggen, Riekje ik
zal het liefhebben alsof het mijn eigen kind was.
Onze jongen heeft een gelukkige hand, zei Nelle tot haar man.
Riekje is een beste vrouwden dag waarop zij bij ons is gekomen,
heeft zij de vreugde in huis gebragt, Tobias.
Is dat niet beeldig? vraagt dr. Vosmaer, en we zeggen het hem na.
Jules Favre heeft jl. Dingsdag te Luik, een voordragt
gehouden over het internationaal regt; zijne welsprekendheid
verschafte hem buitengemeen veel succès. Heden zal hij
te Brussel optreden; mannen zoowel als vrouwen vechten
bijna om toegangsbewijzen. Niet uit winstbejag verschijnt
Jules Favre zoo in het openbaar; te naauwernood krijgt hij
zijne reiskosten vergoed.