BIJVOEGSEL, behoorende tot de Heldersche en Nieuwedieper Courant van Zondag- 19 April 1874, No. 47. BERIGTEN BETREFFENDE DEN OORLOG MET ATSJIN. Verslag der vcrrigtingen door de zeemagt in de wateren van Atsjin, van 31 Dcc. 1873 tot 8 Jan. 1874. (Vervolg.) Beschermd door het vuur der schepen roeiden de sloepen naar de rivier en slaagden zij na veel moeite er in, die binnen te komen. Te 11 ure ongeveer waren alle mariniers gedebarkeerd, onder bevel van den kapt. Sutherland, en begonnen zij op te rukken. Onmiddelijk door het vuur des vijands ontvangen, dat flink en met succes beantwoord werd, konden de mariniers, tengevolge van het moeijelijke terrein (slechts een smal voetpad diende hun tot weg), slechts langzaam vorderen, terwijl ook tengevolge van de geringe diepte der rivier de sloepen slechts met veel moeite en inspanning verder konden komen. Een en ander deed den kapt.-luit. van Oordt, die in last had des avonds met zijne manschappen aan boord terug te zijn, besluiten om terug te keeren alvorens de kampongs bereikt te hebben. Tegen den avond keerde de uitgezonden magt eaar boord terug met een verlies van één doode en tien gekwetsten, waaronder de adelborst 1ste kl. Schuijlenburg, die een schot in het been had gekregen. Van de geblesseerden over leed kort na aankomst aan boord nog één tengevolge van zijne bekomen wonden. Het doel van den togt was intusschen bereikt. De steenen versterking tpch en de hoofdkampongs van den vorst van Pedir waren door het vuur der schepen grootendeels vernield en verbrand. Een gelukkig granaatschot van dc Zeeland had een kruitmagazijn van den vijand in de lucht doen vliegen. Den 1 Jan. keerden de schepen naar Atsjins reede terug. Midderwijl had eene flotille gewapende sloepen, onder bevel van den luit. ter zee 2de kl. H. Nijgh, die 28 Dec. de flotille Arriëns vervangen had, op de Atsjin-rivier post gehouden en de reeds vroeger vermelde paalversperring in de rivier opgeruimd, waardoor het vaarwater aanmerkelijk verbreed werd. Tevens hadden zij eene groote praauw, die lek was, gerepareerd om als transportmiddel voor de troepen gebezigd te kunnen worden. Den 30 Dec. was ter reede gekomen het Engelsclie oorlogs-stoomscliip Thabia, commandant Wooleombe, om namens H. M. Koningin Victoria een brief aan den Sultan te overhandigen. De commandant bragt een bezoek aan den opperbevel hebber om Zijne Excellentie bekend te stellen met het doel zijner zending en vertrok 2 Jan. daaraanvolgende met zijnen bodem naar Penang. Den 3 Jan. werd de sloepen-flotille andermaal verwisseld en eene divisie van vier gewapende sloepen, onder bevel van den luit. ter zee 2de kl. H. van Broekhuijzen, op de rivier gestationeerd. Dien dag vertrok naar Padang de gouvernements- stoomer Hertog Bernard, met een transport zieken. Den 4den daaraanvolgende kwamen de stoomschepen gouverneur-generaal Mijer, Mekka en Baron Mackaij ter reede van Atsjin terug en arriveerde aldaar de Java met 2 stoombarkassen en suppletie-ammunitie van Batavia. De door de genie over de rivier geslagen brug door de bandjirs van de laatste dagen vernield zijnde, werd onder toezigt van den luit. ter zee 2de kl. van der Mandele, lsten officier van de Borneo, een gierpont daargesteld, die zeer goed voldeed. De Zeeland, meer westelijk positie willende nemen, om bij het ophanden zijnde bombardement van den kraton door de zware artillerie ook van de zeezijde hieraan een werkzaam deel te kunnen nomen, kreeg avarij aan de machine en moest dus den volgenden dag verzeilen naai de uitgekozen ankerplaats. Ingevolge order van den opper bevelhebber werd echter van de zeezijde niet gevuurd, met het oog op het gevaar, dat hieruit voor onze eigene troepen zou kunnen ontstaan. Zr. Ms. stoomschip Citadel van Antwerpen vertrok dien dag naar Gighen om het antwoord van Zijne Exc. den opperbevelhebber op den aan hem gerigten brief over te brengen. Den 5 Jan. werden de beide oevers der riviermonding bezet door mariniers, onder bevel van den luit. ter zee lste kl. J. Loots, terwijl sloepen gereed lagen om, zoo noodig, spoedig een gedeelte dier magt van den eenen oever naar den anderen te kunnen overvoeren. Den 6den daaraanvolgende kwam berigt van den com mandant der aan de riviermonding gekampeerde mariniers, dat de vijand zich in hunne nabijheid op den oostelijken oever vertoond had en een aanval in den rug van het kleine kampement in den zin scheen te hebben. In verband daarmede namen Zr. Ms. stoomschepen Watergeus, Borneo, Schouwen, Riouw en Amboina positie om den oostoever der rivier te kunnen bestrijken, terwijl de Banda en Admiraal van Kingsbergen tot dekking van den westoever werden aangewezen. Het vuur der op de rivier aanwezige stoombarkassen verdreef den vijand echter spoedig. Zr. Ms. stoomschip Citadel van Antwerpen keerde dien dag terug van zijne zending naar Gighen. Des namiddags kreeg de commandant der maritime mid delen berigt van het nemen der missigit, waaraan ook de gewapende sloepen door hun vuur hadden medegewerkt. Den 7 Jan. werd de bezetting van het bivak aan de riviermonding zooveel mogelijk versterkt met al de nog aan boord der schepen aanwezige mariniers, daar de com pagnie infanterie, die nog op den oostoever der rivier geposteerd was geweest, order had bekomen om zich bij de hoofdmagt te voegen. Reeds den vorigen dag was onze bezetting daar versterkt geworden met 4 houwitsers en ongeveer 100 man. De flotille gewapende sloepen werd op nieuw verwisseld en een transport van zes groote sloepen naar het hoofd kwartier gezonden om de gekwetsten van den vorigen dag af te halen. De gezondheidstoestand aan boord der schepen was minder gunstig. Hoewel de cholera gezegd kon worden tot staan te zijn gekomen, deden zich vele koortsgevallen bij het escader voor. Veelvuldige en vermoeijende diensten, vooral in de sloepen (zoo gewapende als transport-), werkten niet mede om in dien mingunstigen gezondheidstoestand verbétering aan te brengen. De bekruising en bewaking der oostkust bleef opgedragen aan Zr. Ms. stoomschepen Timor, Bommelerwaard, Maas en Vaal, Briel en Coehoorn, onder bevel van den luit. ter zee lste kl. C. H. Bogaert, als stations-commandant. Zr. Ms. raderstoomschip 3de kl. Timor, commandant, luit. ter zee lste kl. Bogaert, bezocht Telok-Samoi Passei en kwam 23 Dec. voor Koewala Bekas met vier gewapende sampans op sleeper, door Tongko Moeda Angkassa aange boden om de Djamboe-aijer en Bekas-mondingen te helpen bewaken. Den 28sten te Edi teruggekomen, vertrok de Timor na een verblijf aldaar van een paar dagen weder naar Koe wala Bekas. Zr. Ms. stoomschip 4de kl. Bommelerwaard, comman dant luit. ter zee lste kl. J. H. Haakman, bekruiste voor namelijk de noordelijke riviermondingen der oostkust, niet order om van tijd tot tijd zijne togten rond Diamantpunt uit te strekken. In den nacht van 6 op 7 Dec. werd eene tweemastpraauw bespeurd tusschen de noordelijke en zuidelijke monding van de Koewala Bedas. De gewapende officierssloep, onder den luit. ter zee ?de kl. van Hengel, en de gewapende jol, onder den luit. ter zae 2de kl. Vidal de Saint-Germain, roeiden onmiddelijk af op de praauw, die zich dadelijk op strand zette en een schot op de sloepen loste. De opvarenden werden echter spoedig door het vuur der sloepen verdreven, de praauw door de gedebarkeerde bemanning der sloepen te water gebragt en naar boord gesleept. Den 8 Dec. vertrok genoemd stoomschip om de noord, bezocht Kertei-Passei en Agum-Agum, alwaar het den 13den aankwam, zonder verder schepen of vaartuigen ontmoet te hebben. In het laatst van Dec. vertrok de Bommelerwaard naar Deli om kolen en victualie aan te vullen. Zr. Ms. stoomschip 4de kl. Maas en Waal, commandant luit. ter zee lste kl. L. C. Holtzapffel, bekruiste de zui delijkste station, en bragt I Dec. ter reede van Edi de Chinesche tongkang Kun Soon Guan op, daar zijne papieren niet behoorlijk afgeteekend waren. Dit vaartuig verkreeg, na een naauwkeurig onderzoek, van den stations-commandant vergunning om zijne reis naar Penang voort te zetten. De Maas en Waal kwam den 16den te Deli om steen kolen te laden en was den 21 sten weder op zijn post terug. Gedurende de maand Dec. was overigens geen enkel schip of vaartuig bespeurd. Zr. Ms. stoomschip 4de kl. den Briel, commandant luit. ter zee lste kl. H. J. van Broekhuijzen, nog steeds belast met de bewaking, van Edi, vertrok 5 Dec. naar Deli en kwam den 13den te Edi terug om aldaar zijnen post weder te aanvaarden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 5