1874. N°. 51.
Woensdag 29 April.
32 Jaargang.
Binnenland.
I1ELDERSCIIE
EN VIEUWEDIEPER COURANT
„Wij huldigen het goede."
Verschijat Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Ibonnememtiprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Uitgever A. ABAKKER Cz.
Bureau: M O L E N V L E IN, Si0. 163.
Prijj der Adverto »ti en Vtn 14 regel» 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS
Naar Oost-lndië: via Triest 12 Mei 's avonds G u.
utik Marseille 7 Mei, 's avonds G u.
u u Brindisi 4 Mei, 's avonds G u.
Curafao en Suriname, 1 Mei, 's morg. 6 u.
u Kaap de Goede Hoop, via Southampton1 Mei,
's morg. 6 u.
In een onzer dagbladen adverteerde dezer dagen een
handelaar, dat hij de door hem geaccepteerde wissels niet
zoude betalen aan het kassierskantoor, waar zij gedomic.i-
leerd waren, want dat kantoor, een der oudste uit de
hoofdstad, was gesloten, en de kassier.... voortvlugtig. 't
Was in dezelfde courant, die onder de nieuwstijdingen de
arrestatie van Clement Duvernois en Wolff te Parijs meldde,
en op de laatste pagina de oproeping van de commissarissen
der Overijsselsche Bank bevatte, waarbij den aandeelhouders
de verpletterende tijding van de déconfiture dier jeugdige
inrigting werd kenbaar gemaakt? 't Was één of twee
dagen voor het berigt, dat eene andere eveneens geaccre
diteerde kassiersfirma te Amsterdam hare betalingen ge
staakt had.
Dit is histoire contemporaine, de allerlaatste pagina in
het dagboek van hem, die de finantiëeie geschiedenis van
ons land schrijft. Welke rampen in die weinige woorden!
Hoeveel moeijelijk verdiend geld, hoeveel bespaarde pen
ningen van den ouderdom, hoeveel geld van weduwen, die
„fatsoenlijk rond kunnen komen", hoeveel geluk en wel
vaart is er vernietigd, verloren geraakt, voordat deze korte
berigten, en die drooge advertentiën onder de oogen kwamen
van de slagtoffers!
En de geregtigheid? Welke? de aardsche zooals men
pleegt te zeggen, de geregtigheid in toga en bef, de justitie
van gezegeld papier, en geregistreerde inventarissen? Deze
doet iets, zij benoemt een curator in den boedel, laat vele
stukken opmaken van inventarissen af tot rangregelingen
toe, geconstateerd op de meest wettige, meest geregistreerde
manier, dat er niets meer is, en dat het geld van velen is
weggemaakt door enkelen. Dat is iets; maar 't is zeer
weinig; veel minder dan de geloovigen in de almagt
van gezegeld papier wel meenen. En die andere gereg
tigheid, die hier hare vertegenwoordigster heeft in de
publieke opinie? Die doet nog minder. Als zij boos
wordt op de Jan Jansens, dan brengt zij 't misschien tot
nijdigheid en kwaadaardigheid; tot heilige verontwaardiging,
die zich in daden uit, brengt zij 't nimmer. De groote
massa der slagtoffers zwijgt en lijdt in stilte, en zij, die in
andere zaken de openbare meening leiden, schijnen
waarom niet gezegd, wat ieder denkt in de finantiëeie
geschiedenis van de laatste jaren een stilzwijgen te bewaren,
dat noch voor hunne onpartijdigheid, noch voor de reinheid
van eigen geweten pleit. De kwaal is te algemeen, en te
velen vreezen zich te hooren toeroepende te fabulam
narras
't Is niet noodig te herinneren, dat wij geene bepaalde
personen op het oog hebben, en dat het gebeurde te Zwolle
en te Amsterdam slechts aanleiding is tot dit artikel, niet
de voorbeelden daartoe levert. De vraag, of liet niet nuttig
en noodig is, dat de organen van de openbare meening de
finantiëeie handelingen van een aantal beursmannen ernstig
onderzoeken, en de resultaten van dat onderzoek duidelijk
met het noemen van namen en het aanwijzen van bewijs
stukken openbaar maakt, vordert evenwel gezette overwe
ging. De kwaal is ernstig, en de pligt van de pers om
op te treden als handhaafster, als wreekster, zoo noodig,
der geschondene moraliteit, is onbetwistbaar. Maar dit is
thans niet ons doel. Al schijnt ook de korte mededeeling
van de commissarissen der Overijsselsche Bank te wijzen
op handelingen der directie, waarvoor het woord zwende-
larij veel te zwak is, dan toch mogen wij zonder nader
bewijs een dergelijk oordeel niet vellen, veel min in
gelijken zin spreken over die beide andere feiten, waarop
wij wezen, wier oorzaken, voor ons althans, nog geheel in
't duister liggen; gruwelijke onregtvaardigheid zoude liet
zijn de onschuldigen op eene lijn te stellen met de schul
digen, want deze laatsten zijn zeer schuldig. Schuldig aan
onwetendheid en onverstand, aan ontrouw en aan oneer
lijkheid.
Want wij zijn goedgeloovig en niet geneigd kwaad te
denken van onze medemenschen, maar toeval en onschuld
hebben niet alles kunnen veroorzaken, wat men ons heeft
laten doorleven. Alle noodlijdende Amerikaansche spoor
wegen, die dagelijks vermeerderen, zijn niet door onschul
dige en onnoozele bankiers aan de beurs gebragt. Dat is
niet wel mogelijk. Daar zijn er onder, die zoo weinig
waarborgen voor de geldléeners aanbieden, dat minstens
een laakbaar gebrek aan onderzoek, waarschijnlijk eene
vrijwillige blindheid voor het gemis van realiteit, alleen
verklaren kunnen, hoe er personen gevonden zijn, die hun
naam hebben geleend om het geld van lipt publiek te ver
ruilen tegen zulk waardeloos papier. En al die brieven,
die circulaires, die prospectussen, die de post hij honderden
bezorgde, waarvan menig slagtoffer eene collectie bezit,
uitgaande van de emitteiiten dier verdachte leeningen en
van makelaars, die die emittenten blindelings naschreven
en napraatten, zijn niet allen ingegeven door onschuldig
geloof in Amerikaansche praatjes en naïve bewondering
voor broeder Jonathan. Welk eene groote plaats men ook
aan de goede trouw, vooral der diï mir.ores, moge inrui
men, het is bepaald onmogelijk te gelooven, dat zij, die
zoo goed hebben weten te zorgen voor hunne eigene finan-
tiën, zoo buitengewoon kinderlijk vertrouwend zijn geweest,
waar het de belangen van anderen gold. Maken wij ons
niet belagchelijk, indien wij veinzen te gelooven, dat direc
teuren van banken 't meervoud moge verhinderen, dat
wij persoonlijk schijnen opgerigt om wissel- en crediet-
operatiën te ondernemen, om te disconteren en te arbitra-
geren, in volle onschuld en zonder te bemerken, dat zij
tegen de statuten hunner vennootschap handelden, het geld
der aandeelhouders hebben gestoken in effecten-speculatiën?
Dat hoofden van groote kassiershuizen hunne eigene kas
verwarden met de hij hen gedeponeerde fondsen, en ban-
kiers-operatiën, om geen erger woord to bezigen, dreven,
tegen de wet en tegen de bedoeling der deposanten, met
de hun toevertrouwde gelden?
Dit alles is gebeurd, dit alles zijn feiten, en van tijd tot
tijd komt de val van deze of gene firma ons toeroepen,
dat wij niet in den verleden tijd mogen spreken, maar
belmoren te zeggen: dit alles gebeurt; en wat zijn de
gevolgen? niets, niets en nog eens niets!
Kunnen wij daarmede volstaan Is 't genoeg te zeggen:
tliere is something rotten, en moet er niets gedaan worden
om de ziekte te genezen? Of is 't benoemen van eenige
curators, en 't signaleeren van eenige personen in 't
Politieblad iets? Immers neen! Personen en geld, wat weg
is, blijft weg. Niemand wordt voorzigtig. 't Lot van velen
drijft anderen niet tot 't vragen van rekenschap, terwijl
liet tijd is. De pers zwijgt bijna geheel. Vergaderingen van
aandeelhouders zijn even zoetsappig en met even onbe
grijpelijke en nietszeggende verslagen tevreden, als vóór
de rampen, die zoovele even goedgeloovige aandeelhouders
in andere zaken hebben geruïneerd.
Maar wat blijft er zoo over van de oud-HolIandsche
eerlijkheid en van den scherpzigtigen oud-Hollandschen koop
mansgeest? Zijn dat alleen dingen om opgezet en afgestoft
te worden in een museum van oudheden? Is het jagen
naar geld, genot en bezit nu zóó de erkende wet der
maatschappij geworden, dat men niet meer vragen mag
naar de middelen, die den rijkdom deden verkrijgen, dat
die slaagt, slechts bewonderd mag worden, ook al staat 't
gebouw van zijne fortuin op de ruïnes van anderer welvaart,
en dat hij die valt met zachtheid behandeld en beklaagd
moet worden, ook al viel bij door eigen schuld, anderen
medeslepende, wier schuld alleen daarin bestaat, dat ze hem
vertrouwden
Is dat zoo, mag dat alles? Welnu dan, men moet huilen
met de wolven, die in 't boscli zijndan mannen zonder
geweten, dan is het onze beurt! Wat onze voorgangers
vertoonden is maar kinderspel, was maar eene proefneming
om te zien, wat in Nederland 't publiek toelaat en de
regter aanziet. De middelen om rijk te worden zijn nog
niet uitgeput. Wat gij gezien hebt zijn slechts kleinig
heden. Wij kunnen zelf maatschappijen oprigten en met het
geld verdwijnen, wij behoeven nog juist niet de wetende
of onwetende handlangers van slimmere Amerikanen te
zijn; het assurantie-wezen is een nog niet ontgonnen tak;
't is niet moeijelijk een schip met zand zoo hoog te assu
reren, als voerde liet eene lading specerijen, en een oud
schip met zand zinkt ligt; wij kunnen nog wel een bank
oprigten en speculeeren met 't kapitaalgelukt het, dan
zijn wij groote lieeren hier, mislukt het, dan zullen wij wel
zorgen rijke mannen over de grenzen te zijn buiten 't
bereik van 't Politieblad; waartoe is de wereld vol dupes,
en verweet reeds de Latijnsche dichter haar, dat zij bedrogen
wil zijn, als 't niet is, opdat wij slimme lui„decipiatur
ergo" zullen zeggen, en....
Maar welk eene schromelijke overdrijving! Eilieve,
waarom overdrijving? Dit zult gij, lezer en lijdend fondsen
houder, want op de een of andere manier zult gij dat
toch wel zijn, toch wel met ons eens zijn, dat alles
wat wij hebben zien gebeuren, niet een gevolg is van een
toeval, dat Nederland in 't algemeen tot slagtoffer uitkoos
en zeer enkele Nederlanders begunstigde. Gij zult wel
toegeven, dat er hier of daar, dat er ergens schuld is.
Schuld van goedgeloovigheid en onverstandige begeerlijk
heid bij de groote meerderheid, die 't gouden kalf der
acht procent renten en tien procent dividenden hebben
aangebeden. Maar ook een ernstige schuld bij de priesters
van dat kalf, die van dat altaar geleefd hebben, schuld
van ligtzinnighcid zeker, van opzettelijke verzwijging van
de waarheid waarschijnlijk. En nu is de mindere schuld
van de dupes geboet, de mindere schuld heeft tranen en
angst gekost, is met verlies van welvaart betaald. Maar
de meerdere, de grootere schuld, wat is daarmede gebeurd?
Laat ons aannemen, dat bijna iedereen ter goeder trouw
is geweest, dat J van hen, die speculeerden met het geld
van het publiek, rein van handen en rein van geweten
zijn. Laat ons verder gaan, laat ons aannemen, dat slechts
één enkele van allen, aan wiens handen het bespaarde
Nederlandsche kapitaal is toevertrouwd, misbruik heeft
gemaakt van zijn naam, van zijn crediet, van ons vertrou
wen en onze ligtzinnigheidslechts één enkele! En wat is
er met dien eenen gebeurd? Er is een curator in zijn
boedel benoemd; en toen? Hij heeft eene buitenplaats
gekocht; en toen? Wat heeft 't publiek gedaan? Wat de
pers? Wat de regter? Heeft niemand iets gedaan? Maar
dan is Nederland, een heerlijk land, 't idéaal van een
land, een land uit duizenden, zoo als er geen tweede meer
is, nergens op de wereldmaar niet voor lieden, die ge
looven aan regt en geregtigheid, niet voor ons, maar
voor.... anderen. (j)
HELDER en NIEUWEDIEP, 28 April.
Uit een jl. Maandag te Singapore aangeboden en inden
namiddag bij het departement van Koloniën ontvangen
telegram van den luitenant-generaal van Swieten, gedag-
teekend Atsjin 22 dezer, blijkt het volgende
Te Gighen, is onder een saluut van 21 schoten, de
Nederlandsche vlag geheschen. Het is een belangrijk feit,
dat zeer vermoedelijk op anderen gunstige gevolgen hebben zal.
Pedir, tot dusver zoo vijandig gezind, heeft een aanbod
van toenadering gedaan. Het gerucht, dat van dien Staat
vele hulptroepen in Atsjin zijn, is onwaar.
De mailboot Madura, van Batavia naar hier, arriveerde
jl. Zondag morgen te Aden en de mailboot Celebes, van
hier naar Batavia, is den 25 dezer van Southampton ver
trokken.
De mailboot Borneo is heden morgen alhier van
Batavia aangekomen.
De ramschepen Buffel en Schorpioen zullen naar wij
vernemen Zaturdag a. s. van hier naar Vlissingen vertrekken.
Naar wij vernemen worden aan de Binnenhaven de
noodige toebereidselen gemaakt tot versiering van dat
deel der gemeente op het a. s. krooningsfeest. Er zullen
twee eerepoorten worden opgerigt, aan ieder der uiteinden
één. Wij twijfelen niet of al de ingezetenen zullen door
't uitsteken van vlaggen, door versiering, en bij avond
door verlichting van hunne woningen, bijdragen om, het
feestelijk aanzien der gemeente te bevorderen. Evenals in
April 1872 zou men dit ook kunnen doen door't verlichten
der kamers terwijl de jalousiën worden opengelaten.
De bewoners der Hoofdgracht zullen de Laan illumi
neren, terwijl die van het Molenplein Bengaalsch vuur
zullen afsteken.
Voorzeker stelt men er nu reeds prijs op, ook voor het
aanbrengen der versieringen, te weten welken weg de
optogt zal volgen. Wij hebben van goederhand vernomen,
dat de route dezelfde zal zijn als bij 't' vorige feest, met
uitzondering van 't stations-terrein, in plaats waarvan nu
de Koningstraat zal worden gepasseerd. Uitgaande van
's rijks werf zal deze weg gevolgd worden: Hoofdgracht,
Kanaalweg, Dijkstraat, Langestraat, Middenstraat, Dijk-
straat, Kerkgracht, Koningstraat, Spoorstraat, Westgracht,
Nieuwstad, Bassingracht, Binnenhaven, Zuidstraat, Weststraat
en Hoofdgracht.
De gondelvaart zal des avonds aanvangen 'in de gracht
van 's rijks werf aan 't Havenplein, verder de genoemde
gracht, de maritieme Binnenhaven, de koopvaarders-
Binnenhaven en het Heldersch kanaal passeeren, en terug
van 't Westplein aan 't Molenplein ontbonden worden.
De optogt zal geopend worden door een ruiter-eerewacht
en door verscheidene feestwagens opgeluisterd worden,
waaronder één aan den landbouw gewijd, één aan nijverheid
in het algemeen, twee aan de visscherij, twee aan fabriek
wezen, twee aan het zeewezen. Tal van corporatiën heb
ben zich tot deelneming verbonden, meest alle versierd
met banieren en verdere attributen, enkele groepen zullen,
te oordeelen naar de inlichtingen die men ons heeft gegeven,
zeer luisterrijk zijn.
I Ook ten aanzien van de gondelvaart zijn maatregelen
genomen om die zoo goed mogelijk te doen gelukken,
i De schoolfeesten zullen op 13 Mei plaats hebben. De
leerlingen der openbare en van bijzondere scholen zullen
op 't Havenplein bijeenkomen en gezamenlijk eenige feest
liederen uitvoeren. 'Daarna zullen zij, onder de leiding
der onderwijzers en van leden der feestcommissie een optogt