Benoeming-en, enz. Engeland. Amerika. men teregt toonde gelijkelijk Roomscli en Protestant het vaderland te beminnen en den Koning te eeren. Ook in Vlissingen waar de komst van den Russischen Keizer tot buitengewoone feestelijkheden had aanleiding gegeven, had men met ongunstig weder te kampen. De illuminatie van de schepen op de reede en het ontstoken vuurwerk leden er eenigszins onder; toch was het schouwspel buitengewoon sclioou. Tengevolge van het ongeval aan het keizerlijke jagt over komen kon het jagt de Valk niet binnenstoomen, zoodat de Prinsen van Oranje en Hendrik, die den Keizer hadden vergezeld, hun logies misten. De Kroonprins heeft den nacht doorgebragt ten huize van den burgemeester, den heer Winkelman; Prins Hendrik ten huize van den hoofd ingenieur Simon. Z. M. beeft aan den president der Fransche republiek, maarschalk Mac Mahou, het grootkruis der orde van de Eikenkroon geschonken. Tot koininandeur der orde van den Nederl. Leeuw zijn benoemd de ministers: van Justitie, den heer de Vriesvan Oorlog, generaal Weitzel; van Binnenl, Zaken, den heer Geertsema; tot ridder den minister van Financiën, den heer van Deldeutot grootkruis dei- orde van de Eikenkroon den minister van Koloniën, den heer Fransen van de Putte. Tot ridder 3de klasse van de orde van den Gouden Leeuw van Nassau zijn benoemd de heerenmr. H. L. M. Luden, komman- dant der eerewachl, inr. Herman J. van Lennep en mr. F. Th. Westerwoudt, voorzitter en penningmeester der feestcommissie; en tot ridder der orde van de Eikenkroon dc heerenC. D. van der Vliet, ondcr-kommandant der eerewacht, P. C. vanBeeck Volenhoven en jhr. J. A. Hoeufft, secretarissen der feestcommissie. Buitenland. L'Echo du Parlement, 1'Indépendance en de andere groote Belgische bladen deelen correspondentiën uit Am sterdam mede omtrent de viering van het krooningsfeest aldaar en elders in Nederland, waarin niet enkel met veel ingenomenheid verslag van de allerwege plaats hebbende feesten en manifestatiën wordt gegeven, maar ook uitvoe rige overzigten van de vijf-en-twintigjarige regering des Konings worden geleverd en hulde toegebragt wordt zoo wel aan de loyale wijze, waarop Willem III de in 1849 door hem bezworen verpligtingen is nagekomen, en aan zijne persoonlijke daden bij de gebeurtenissen van verschil lenden aard, die gedurende zijne regering zijn voorgevallen, als aan de dankbaarheid, die het Nederlandsche volk zijn Vorst daarvoor toedraagt en aan de hechtheid van den band, die in Nederland dynastie en natie met elkander verbindt en door de viering van dit heugelijk jubilé zoo mogelijk nog sterker bevestigd en nauwer aangehaald wordt. In de zitting van het Britsche Hoogerhuis van jl. Dings- dag gaf lord Carnarvon te kennen tot welke slotsom de overwegingen der regering hadden geleid over de ten aanzien der Westkust van Afrika te volgen politiek. De regering was gekomen tot het besluit dat de Britsche bezittingen niet moesten worden opgegeven, en zij was daartoe niet gekomen door de eischen in aanmerking te nemen van het handelsbelang, maar die van de zedelijke verpligtingen, welke Engeland jegens de inlandsche bevolking van het protectoraat op zich genomen had. De inlanders hadden door verloop van jaren geleerd op Engeland te vertrouwen, en konden niet op eigene beenen staan; trok dus Engeland de hand van hen af, dan zouden zij onmisbaar in de magt der Ashantijnen vallen, en alle gruwelen, welke Engeland thans met zoo vele offers meende te hebben uitgeroeid, zouden met een verdubbelde kracht terugkeeren. Aan gaande het bestuur had de regering tot eene vereeniging van de bezittingen ter Goudkust met Lagos besloten, en zou de gouverneur hetzij te Accra, hetzij te Elmina ge vestigd worden; ter wille der gezondheid van de Europesche ambtenaren zou er echter eeuige mijlen landwaarts in, op de gezonde hooge landen, eene nederzetting worden gebouwd, waarin die Europeanen zich gedurende de zomermaanden kouden ophouden, en welke door eenen spoorweg met de eigenlijke residentie in betrekking zou worden gebragt. Het bestuur zou zoo veel mogelijk worden ingerigt op den voet van dat der Straits Settleménts, met weinige doch goed bezoldigde Europesche ambtenaren, terwijl voor politie en krijgsdienst uitsluitend van inboorlingen zou worden gebruik gemaakt. Verder lag het in de bedoeling der regering goede wegen, ter ontwikkeling van den koop handel, aan de Kust aan te leggen en den invoer van ammunitie en wapenen streng te verbieden. De lords Grey en Kimberley gaven terstond hunne goedkeuring van het hoofddenkbeeld der regering, behoud van de Britsche bezittingen ter Kuste, te kennen. Aan gaande de onderdeelen van het ontwikkelde plan ver klaarden zij zich niet te kunnen uitlaten, doch aanvankelijk verhieven beiden eene waarschuwende stem tegen l.et verbod van invoer van ammunitie en wapenen, als kunnende toch niet behoorlijk worden gehandhaafd en derhalve tot niets anders zullende leiden dan lot een uitgebreiden sluikhandel. Ook in de Times, in welk blad voor weinige weken op de wenschelijkheid van het prijs geven der Britsche be zittingen ter Kuste na de jongste tuchtiging van Ashantijn gewezen was geworden, wordt thans goedkeurend over het plan der regering gesproken. Wij gelooven, zegt het blad, dat deze voorstellen op eene gunstige overweging aanspraak hebben. Hetzij onze vestiging ter Kuste een blijvend karakter hebbe of niet, wanneer wij onze bezittingen be houden, behooren wij haar met eene vaste hand te besturen en het door den minister van Koloniën ontwikkelde stelsel schijnt wel berekend te zijn om ons een krachtig bestuur te verschaften. De hertog en hertogin van Edinburg hebben uitzigt oudeis te worden. Betreffende de bezoeken door Keizers en Koningen aan Engeland gebragt, zegt de Times„Een bezoek van een llussischen Keizer is geene nieuwheid, want dat van lieden is het vierde. Het schijnt zelfs of iedere Keizer zich bijna gehouden acht het voorbeeld van Peter den Groote te volgen. De ex-Keizer Napoleon was de eerste regerende vorst van Frankrijk, die ooit het aanbod deed dit land te bezoeken. Nooit kwam een Keizer van Oostenrijk hier en sedert Karei V bezocht ons geen Duitsch Keizer, evenmin als een Koning van Spanje sedert Filips. De Sultan en de de Sliah waren de eerste van hunne geslachten, die zoover westelijk togen. Vergelijkenderwijze is Rusland dus een oude gast die dikwijls komt. De Londensche Daily News wijdt in haar nummer van 11 Mei een artikel aan het zilveren krooningsfeest, dat Nederland dezer dagen viert. Het blad doet uitkomen, dat het feest, 't welk tevens als het ware een feest is van de invoering van Nederlands Grondwet, een tijdperk van vrede en welvaart voor den geest roept. Het gaat daarna de roemrijke geschiedenis van Nederland na en doet de vele hagchelijke oogenblikken, welke het in verloop van tijden beleefd heeft, uitkomen. Ten slotte zegt genoemd blad: „Nederland is ongetwijfeld wel geregtigd om trotsch te wezen op zijne vijf-en- twintig jaren van voorspoed en van echt constitutioneel bewind. Het is in dien tijd zoo gelukkig geweest van slechts zelden ter spraak te komen, en wanneer men zijn naam hoorde noemen, was het gewoon lijk als dien van den baanbreker in eene beweging op het gebied van staatkunde of onderwijs, welke andere natiën waarschijnlijk in een later tijd maar al te gaarne zouden navolgen. Alle Staten en volken moeten Nederland wegens dezen verjaardag gelukwenschen. Reeds zeiden wij, dat Nederland nu en dan eene kleine paniek beleefd heeft ter zake van zijne onafhankelijkheid, die door eenen af anderen te magtigen nabuur bedreigd werd. Wij kunnen niet gelooven, dat er groot gevaar van deze soort bestaat. De staatkunde van Europa, moet wel tot een zeer wetteloozen en ruwen toestand teruggekeerd zijn voordat veroverings- of annexatie-zucht een zoo eendragtig, vreedzaam en wel varend land bedreigen zullen. Sir Walter Scott zegt, van zijn eigen land sprekende: Het land waar de bedelaar even bereid is om te vechten voor zijn schamel maal, als de edelman voor zijn slot, behoeft voor invasie niet zeer beducht te zijn. Er zijn, dunkt ons, niet veel bedelaars in Nederland, maar die, welke er zijn, zouden waarschijnlijk even hardnekkig op hunne nationale onafhankelijkheid gesteld blijken te wezen als de rijkste kooplieden van de Amsterdamsche beurs. Nederland is een der weinige landen, die, van het allereerste begin van hun leven als zelfstandige natie af, de vrijheid van spreken begrepen en van het constitutionalisme eene afschaduwing gegeven hebben. Elke beroering van Europa's aangelegenheden, die eene zoo edelaardig veroverde en zoo heilzaam gehandhaafde onaf hankelijkheid bedreigen zou, zou metterdaad eene schande en evenzeer eene ramp voor de beschaving zijn." De Keizer van Rusland is jl. Woensdag te Windsor aangekomen. De geheele stad was met vlaggen getooid en een ontzaggelijke massa volks begroette hem. Op het koninklijk kasteel werd een familie-diner gegeven. Er is zelden zulk eene barbaarschheid berigt als hetgeen men in de dagbiadqn las aangaande het gevecht van twee mannen te Tenton in Staffordshire, die, na zich te buiten gegaan te zijn in sterken drank, besloten om hunnen twist te beslechten door een tweegevecht met hunne tanden. Omringd van hunne gezellen, beten zij elkander, tot dat de onderlip van een hunner door zijn tegenpartij volkomen afgebeten was. -- De Engelsche touristen zullen dezen zomer gelegen heid hebben om iets zeldzaams bij te wonen, uithoofde van de viering der duizendste verjaring van de republiek in IJsland. In 874 vormden de magnaten van IJsland, ten gevolge der gruwelijke dwingelandij van Harold Harfager, eene republiek. Dezen zomer zal de Koning van Denemarken afstand doen van alle aanspraak of gezag in IJsland en den IJslanders oen vrije constitutie verleenen. Het is dus niet onwaarschijnlijk dat de heer Cook een uitstapje in orde brengt. Diiitschlaiid. In de half officiële Provincial-Correspondenz wordt, onder het opschrift, Engelands stelling ten opzigte der Europesche mogendheden, eene beschouwing gelezen over de onlangs door de lords Russell en Derby in het Britsche Hoogerhuis gehouden redevoeringen, waarvan het slot als volgt luidt: „De verklaringen der beide Britsche staatslieden stemmen hierin overeen, dat beiden Frankrijk beschouwen als den krater, waarin het gevaar van oorlog smeult. Met deze feitelijke beoordeeling van den stand van zaken komt dan ook overeen hetgeen lord Derby over eene evenlueele tussehenkomst van Engeland tot handhaving van den vrede gezegd heeft. Tegenover de vroegere terughouding der Britsche ministers is het nadrukkelijke beroep op de in den laatsten tijd gesloten tractaten en op hunne verbindende kracht van liet grootste gewigt. De tractaten, op welke lord Derby zinspeelde, zijn blijkbaar die betrekkelijk de neutraliteit van Luxemburg en van België; de vooruit aangekondigde krachtige hand- I having dezer tractaten kati in werkelijkheid een der meest afdoende waarborgen van den vrede worden. Sedert wij meester zijn van Metz en Straatsburg, zal het aan Frankrijk zeer moeijelijk vallen tegen Duitscliland aanvallender wijze te werk te gaan: een onverhoedsche aanval kan thans alleen over Luxemburg of over België beproefd worden. In het geval dus thans de op oorlog zinnende partij in Frankrijk zich met de zinsbegoocheling mogt vleijen, dat het in de gegeven omstandigheid gerus- telijk tot schending der neutraliteit van Luxemburg of België zou kunnen overgaan, is het van het hoogste gewigt, dat Engeland reeds bij voorraad zijn vast besluit verkondigt, om voor zijn deel voor de handhaving van die tractaten in te staan. Door het afleggen dezer verklaring heeft Engeland zich feitelijk aangesloten aan de vredespolitiek, welke sedert de laatste jaren het oogmerk uitmaakt van het gemeenschap pelijke streven der met het Duitsche rijk bevriende mogend heden. Door het uitlokken dezer verklaring heeft lord Russell zich verdienstelijk gemaakt jegens de beveiliging van den vrede van Europa." De Kolnische Zeitung eindigt een hoofdartikel, getiteld Het 25jarig jubilé van den Koning der Nederlanden, met deze woorden „Wij, die betere buren zijn dan waarvoor men ons houdt, feliciteren van harte." De Augsb. Allg. Ztg. geeft de volgende opheldering van het berigt betreffende een grootvorst van Rusland, die dezer dagen huisarrest heeft gekregen Een geheel personeele aangelegenheid is sedert een week het onderwerp van alle gesprekken in de hoofdstad. Een jongmensch uit de allerhoogste kringen is gearresteerd wegens een vergrijp tegen den eigendom. Daar hij uit zijn eigen middelen de uitgaven niet bestrijden kon, die zijne maitresse, eene Fransche, hem veroorzaakte, sloeg hij de hand aan de diamanten zijner moeder, die eerst onlangs, toen zij naar het buitenland op reis zoude gaan den diefstal ontdekte. Zij gaf het onmiddelijk bij de politie aan, die weldra den schuldige ontdekt had en daarvan rapport aan den Keizer deed. Deze gelastte do instructie te vervolgen en hem den uitslag mede te deelen. De publieke opinie is zeer tegen den dader ingenomen, die reeds meermalen aanleiding tot schandalen gegeven heeft. Zoo herinnert men zich, dat toen de expeditie naar Khiwa zou vertrekken dezelfde persoon een lid der Britsche legatie een slag gaf' en daarvoor een geducht pak slaag kreeg. Geheel Petersburg was er over in opschudding en vorst Gortschakoff en de Engelsche gezant hadden veel moeite om de zaak te smoren. Aangaande de uitgebreidheid der overstroomingen in Louisiana wordt aan de Times uit Philadelphia, onder dagteekening van 24 April berigt, dat de lage landen langs de Mississippi, de Roode Rivier en de Öuachita geheel onder water staan, alsmede dat niet minder dan 2 millioen acres benoorden de Roode Rivier zijn overstroomd. Onge veer J millioen acres hiervan was met katoei beplant; bezuiden de Roode Rivier stonden omtrent i millioen met suikerriet beplante acres onder water. Uit <Ie destijds van het tooneel van de ramp ontvangen berigten bleek dat het getal slagtoffere, die van alles beroofd waren en gebrek leden, reeds 25,000 bedroeg, en vermoedelijk wel spoedig tot f 50,000 klimmen zou, naardien men nog in geene twee maanden een genoegzamen val van het water ver wachtte, welke het hervatten van den veldarbeid veroor loven zou. Verslag van liet Krooningsfeest te Amsterdam. [Vervolg.) Nadat Z. M. de Koning met Z. M. den Keizer van Rusland, HIT. KK. en KK. HH. de Nederlandsche Prinsen, den groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach en de Russische Grootvorsten jl. Woensdag namiddag in het paleis op den Dam waren aangekomen gebruikten de vorstelijke personen aldaar het dejeuner. Ten ongeveer 1} ure stelde zich de historisch-allegorische optogt, aan welken omstreeks tien duizend personen deel namen, in beweging. Hij werd gevormd uit historische groepen, uit gedeco reerden met het Indische Kruis, onderscheidene dragers van het Zilveren Kruis, de vier Amsterdamsche sectien der vereeniging „het Metalen Kruis," dragers der Citadel-medaille, en verschillende corporatiën, handwerkers-vereenigingen, ambachten enz., afgewisseld door wagens met de borstbeelden der Nederlandsche Koningen en allegorische voorstellingen van Nederlands krijgsroem, kunst, weten schap en verschillende takken van nijverheid. Van het balkon van het Paleis woonde Z. M. de Koning, in gezelschap van de Prinsen van Zijn Huis en van Hl). Keizerlijken gast gedurende meer dan een uur het défilé bij van dezen stoet. De vorstelijke personen werden aanhoudend met de grootste geestdrift door de voorbijtrekkenden en het ontelbare getal belangstellenden en nieuwsgierigen begroet en toegejuicht. Ten 4 ure vertrok Z. M. de Keizer van Rusland met HH. KK. HH. de Grootvorsten en gevolg, door Z. K. II. den Prins van Oranje met HD. gevolg vergezeld, met een extra-trein langs den Rijnspoorweg om zich over Utrecht, 's Hertogenboseh en Tilburg naar Vlissingen te begeven, alwaar Z. K. H. de Prins van Oranje de vorételijke bezoekers uitgeleide zou doen naar het kei zerlijk stoomjagt Livadia, waarmede de reis naar Engeland zou worden voortgezet. Ten 6 ure had in het Paleis voor Volksvlijt het feestbanket plaats, hetwelk aan de leden van het Koninklijk Huis door den gemeenteraad van de hoofdstad werd aangeboden. De burgemeester stelde aan den feestdisch een dronk in op Z. M., op H. M. de Koningin, Z. K. H. de Prins van Oranje en het Huis van Oranje, waarop Z. M. de Koning in hartelijke bewoordingen antwoordde en een feestdronk instelde op den bloei en de welvaart, op de ontwikkeling en het welzijn van Neêrlands hoofdstad. Nadat deze koninklijke woorden met een algemeen gejuich waren 'T begroet geworden, eindigde de maaltijd omstreeks 9| ure. Het slechte weder was Dingsdag te Amsterdam niet het minst voor de groote menigte vreemdelingen hoogst onaangenaam. Het i verblijf op de straat was op den duur niet houdbaar en om onder dak te komen, was geen geringe onderneming. De voornaamste koffijhuizen, hotels, restaurants, enz., waren stampvol.In verscheidene dier inrigtingen werden de deuren gesloten als het vol was; eerst wanneer vertrekkendeu ruimte maakten, liet men nieuwe gasten binnen. Dat was een goede maatregel, ten einde hen, die binnen waren, behoorlijk te kunnen bedienen; maar 't viel niet in dén smaak van hen die op het trottoir file moesten maken. Tragisch- comische tooneelen deden zich daarbij voor. Ieder oogenblik klonk eene klagende stem van buiten, biddende dat men althans een broodje en een glas bier of een kop koffij door het raam zou reiken, maar er werd niet aan voldaan. Ten laatste zal wel ieder gelegen- heid hebben gevonden zich te laven, maar men zal zich hebben moeten behelpen, want in het ééne etablissement'was al het vleesch- - lang voor den avond verslonden, en in het andere was er wel nog vleesch, maar hadden kok en keukenmeid het werk gestaakt.. Niet minder lastig is het voor velen geweest om logement te vinden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 2