Benoemingen, enz.
Buitenland.
Fraokrijk.
delaren boden liooge prijzen; voor kalfkoeijen werd zelfs
f 300 betaald, terwijl voor het melkvee f 250, voor bet
vare vee tot f200 betaald werd; ook voor de vette varkens
werden goede prijzen bedongen, men betaalde van 50 tot
55 cent per kilogram.
Op de gisteren te Utrecht gehouden paardenmarkt
waren 468 paarden aangebragt; de handel in alle soorten
was voor het buitenland zeer levendig en de prijzen buiten
gewoon hoog. De beste paarden werden meest voor
Fransche rekening aangekocht; voor enkele paarden werd
zelfs tot f 900 besteed. De handel voor het binnenland
was van weinig beteekenis.
Te Oosterhout figureerde in den optogt o. a. de
Arke Noach's, in welke de patriarch van dien naam met
zijn zoons, gekleed met costumes van mos, klimop, riet
en gras, verder omgeven door hokken met zeer vele dieren.
De Middelb. Crt. levert een duidelijk met bewijzen
gestaafd betoog, dat het ongeval aan het Russisch stoom-
jagt overkomen in geen verband staat met de diepte en de
bruikbaarheid der Vlissingsche haven, 't Eenige 'twelk het
zou kunnen verklaren is het feit, dat aan boord twee
Nederlandsche loodsen zich bevonden, een jonge, die het
schip reeds met volkomen goed gevolg had binnengeloodsd,
en een andere, die men hem ter meerdere voorzorg had
toegevoegd.
Het blad meldt intusschen gelukkig, dat het ongeval het
vertrouwen op de voortreffelijkheid der Vlissingsche haven
zóó weinig heeft kunnen schokken, dat de keizerlijke rei
ziger stellig voornemens is den 20 dezer in den avond
Gravesend te verlaten en in den nacht, omstreeks 4 ure,
weder in de Vlissingsche haven binnen te vallen, ten einde
vandaar over Rosendaal zijne reis voort te zetten. De
particuliere spoorwegrijtuigen des Keizers blijven tot dat
einde te Vlissingen wachten.
Van het instructie-bataillon te Kampen zullen heden
naar de onderscheidene regementen infanterie vertrekken
38 korporaals-titulair, om als korporaal effectief aldaar op
te treden.
De kassier en effectenhandelaar J. VV., te Kampen,
heeft zijn betalingen gestaakt. Naar men zegt, moet er
een belangrijk te kort zijn.
De Prov. Gr. Cr;, deelt mede, dat, naar zij uit zeer
goede bron heeft vernomen, het nationaal geschenk aan
Z. M. den Koning tot een bedrag van f 194,000 is
geklommen.
Te Meppel werd jl. Vrijdag de groote botermarkt
gehouden, wegens het krooniugsfeest in Holland tot dien
tijd uitgesteld. De aanvoer bedroeg p. m. 20,000 kilogram,
meest puike soort, die tegen f 48 tot f 56 per kwart vat
gretig van de hand ging. De handel was belangrijk, de
kooplust groot.
Onder den titel „van een dak," leest men in het
Handelsblad betreffende het zilveren Krooningsfeest te
Amsterdam o. a. het volgende:
„Het was een uitgekozen plaatsje. Hoog niet droog,
niet gemakkelijk, maar alleraangenaamst, vooral voor iemand
die den optogt reeds van een stoep voorbij had zien trekken.
Amsterdam breidde zich aan onze voeten uit. We hadden
den Dam onder ons. Links zag men op de Nieuwe kerk,
waarachter regts de Ronde Luthersche kerk verrees. Op
den achtergrond breidden zich de groene velden van het
Over-IJsche uit, tusschen welke men hier en daar de
bruinroode dorpen van Noordholland zag. Op het IJ zagen
wij vele schepen zeilen, en van de Oude Kerk tot de
Mozes en Aaronskerk toe, zag men een halven cirkel van
masten en ra's met vlaggen overdekt, boven de daken der
huizen uitkomen.
We zaten op den nok van een hoog huis, en waren
omringd door windwijzers, vlaogen, ventilatietoestellen,
schoorsteenen en goten. Het dak was nat, wij waren nat,
het papier waarop wij onze aanteekeningen nederschreven
was nat, het broodje dat we ten laatste magtig werden
was nat, en toch hadden we regt veel genoegen, want
een aardiger, levendiger schouwspel d m wij voor oogen
hadden, kan men zich al niet voorstellen. De daken van
alle huizen op den Dam waren overdekt met menschen.
Op het gebouw van de factorij van den Rijnspoorweg
stonden wel 50 geduldige menschen, regtop als standbeelden
op het puntige dak, dus bewijzende dat ze niet veel van
duizeligheid wisten.
Ook de andere daken, platten en goten waren zwart
van de menschen. In de goot van het kostershuis der
Nieuwe kerk stonden een paar dienstmeisjes in nette
katoenen japonnen, hetgeen vrolijker stond, dan al die
zwartjassen en hoeden op de daken. Bij een volgende
gelegenheid moest men, dunkt ons, al de daken van den
Dam met dienstmeisjes stoffeeren. Dat kleedt nog meer
dan vlaggen en wimpels.
De ramen waren uit de vensters genomen, om in alle
vertrekken zooveel mogelijk menschen het uitzigt te geven.
Overal zag men vi olijke lagchende gezigten. De Dam
was gedeeltelijk afgezet, en op de vrijgelaten ruimte
tusschen Nieuwendijk en Kal verstraat speelden vier honden
drie uren lang krijgertje. Op het plein voor het paleis-
liepen eenige autoriteiten, schuttersofficieren en genoodigden
met hunne dames, heen en weder. De miniatuur-fonteintjes
stortten waterdroppelen in het bassin om het monument,
en de wolken, niet in miniatuur, stortten droppelen op
toeschouwers en optogt, want de optogt was reeds aanwezig,
al toonde hij zich nog niet op den Dam. Geduldig wachtte
hij in de Kalverstraat, totdat het déjeuner van den Keizer
en den Koning en de Koningin zou zijn afgeloopen.
Wanneer Keizer en Sire op het balkon komen konden,
zou men eerst voor het paleis defileeren, want men wilde
den Keizer aller Russen zoo gaarne eens toonen, hoe
men in Nedeiland een souverein eert, hoe vurig de Neder
landers aan 's lands onafhankelijkheid en 's lands door
luchtige vrijheden gehecht zijnmeer dan een half uur
wachtte de stoet.
Soms speelde de muziek een deuntje. Soms speelden
de kerkklokken, en als ze sloegen merkten wij op het dak,
dat ze niet allen gelijk gingen. Als de Dam had gesproken,
begon de Oude kerk eerst, en nog later droeg de wind
de klank van andere kerkklokken tot ons. Een bediende
komt op het dak om mij een broodje te brengen en een
glas sherry, en een andere bediende, die denkt dat we er
niets van zien, zoekt achter een schoorsteenkap een glurend
dienstmeisje, dat boven op de lijst van den gevel staat.
Het blozende deerntje was natuurlijk verontwaardigd,
maar ze was tevens duizelig op haar gevaarlijk standpunt,
en keek beurtelings bedeesd, angstig, smeekend, guitig en
toornig om zich heen. Doch naar beneden ziende in haar
verwarring ziet ze de diepte onder zich, wordt duizelig en
springt op het plat van het dakjuist in de armen van
den ondeugenden kellner, die discreet gebruik maakte van
de gebeurtenis. Het was een fatsoenlijk geestig Jan Steentje
op de daken, en wij deden aldoor alsof we er niets van
zagen, hetgeen wel eenigzins verdienstelijk was.
Terwijl verschillende menschen dus den tijd passeerden,
hoorden we voortdurend den regen droppelen op het plat
en het gesuis en gemurmel der groote menigte aan onze
voeten, die zich vooral op den Nieuwendijk verdrong, dat
het een lust was om te zien voor hen, die buiten het
gedrang waren.
Onder den titel „Een inooi verslag," leest men in
„Vooruit," Weekblad voor School en Huis, o. a. het
volgende:
„Uit welke personen zoo'n schoolcommissie al bestaan
kan, zal u duidelijk worden uit het volgende
Daar was in een onzer noordelijke provincies een gemeente
bestuur, dat weinig voor 't onderwijs deed. De Raad bestond
uit de aanzienlijkste, d. i. de rijkste ingezetenen. Ongelukkig
hadden bij het grootste gedeelte der leden stoffelijke welvaart
en helderheid van geest geen gelijken tred gehouden, en
daardoor was de Raad eenparig van gevoelen, dat alles
naar eed en pligt ging, als men maar tot wachtwoord
hield zuinig, zuinigDeze gemeenteraad benoemde eene
schoolcommissie; een der leden was geneesheer de anderen
waren, zoomaar per fas en nefas, benoemd, „wat deed het
er ook toe," zei een wethouder„een schoolcommissie is
toch maar een wassen nen«, ze kan niets en doet ook
niets." De geneesheer was van deze commissie de secre
taris, en de betrekking van president, was na gehouden
stemming ten deel gevallen aan een winkelier en tapper.
Nu wilde 't geval eens, dat de geneesheer geen bouw
stoffen genoeg had voor zijn jaarverslag, en daar diende
toch wel eens weer een verslag te worden ingezonden:
want dit was reeds in geen twee jaar geschied. De com
missie besloot daarom, om onder den verschen indruk van
een schoolbezoek, 't verslag op te maken, en dus de vier
openbare scholen in de gemeente in twee dagen te bezoeken,
daar alles eens goed na te gaan en hun opzienerschap
eere aan te doen. Zoo werden dan achtereenvolgens de
scholen van meester A, B en C bezocht, en 't resultaat
van 't geen men zag en hoorde werd door den geneesheer
in punten neêrgeschreven. Juist echter toen men naar
meester D. zou gaan, werd de dokter bij een kraamvrouw
geroepen en 't verslag of liever de punten over D's school
werden toen opgemaakt door den heer Kees Lichtpunt,
winkelier, tapper, kerkvoogd, lil van den gemeenteraad
en president van de schoolcommissie. Deze man zond
zijne bevinding op deze school per brief aan den genees
heer, van wien hij een uur af woonde. Die brief kwam
door slofheid van den arts, in handen van diens zoontje,
werd door dezen gebezigd als omslag om zijn rekenboek
en wordt nu door ons aan de vergetelheid ontrukt.
De brief volgt woordelijk.
de 18 feeberwarij 1873.
Wel warde dokter!
Hier hebt u volges U verlangen 't verlag van de school
van meester D. Ik zendt u dat op u versoek teegen mijn
sin an, want het is u bekent dat ik Meester D niet horen
of zien mach, om redenswil.
len was hij er voor een jaar of 8 teegen, dat ik zijn
zuster kreeg, ofschoon zij minder bezad dan ik,
2cn komt meester d. nooit bij mij in de winkel dat hij
toch wel verpligd is, aangezien ik oover hem gesteld bin.
Maar ter zake;
Ik laat de vakken volgen zooals U ze hebt voorge-
schreefen
het lezen slegt, zoodat het wel scheen, dat de kin
deren geen goede stemorganen hadden, zoo zagt en langzaam
laazen zij.
het schrijven Geen enkel superber schoon schrift,
't was wel te lezenmaar nergens mooiheid of knappe
Trekletters.
het rekenen zeer zwak, geen enkel leerling heb ik
gevonden, die een som maakte uit de reegel van drieën,
en dan ze maakten niet veel sommen, maar moesten
opzeggen hoe ze gedaan moesten worden, ik kon dat
niet naavolgen, maar geloof niet dat ze de reegel van
drieën kennen.
beginselen der vormleer maatig.
die der nederlandsche taal Gemeen, 't Was nergens
een flink opzeggen van Taalreegels.
aardrijkskunde matig doch in 't korte van neederland,
van Sina en andere werelddeelen wisten ze, geloof ik, niets.
geschiedenis slegt; want het werd niet in tijdvakken
afgehandelt
kennis van de natuur slordig,
i het zingen slegt en ook veels te zacht.
Ziehier het verslach met diepe toegenegenheid
U dienaar en vriend
Kees Lichtpunt.
prezident der plaat schoolcomm.
Het onweder, dat jl. Zondag ook over andere landen
dan Nederland losbrak, geeft aan de Pall Mali Gazette
aanleiding tot de volgende mededeeling:
Eene donderbui is zulk een ongewoon verschijnsel in
het begin der maand Mei, dat de enkele slagen welke nu
gehoord werden, in sommige buurten het vermoeden deden
ontstaan, dat zij niet echt waren, maar nagemaakt door
eigenaars van parapluie-winkels en huurkoetsen. Het is niet
onmogelijk, dat in deze dagen van politieke en economische
ontwikkeling door belanghebbenden zulke kunstmiddelen
worden uitgedacht en toegepast ten behoeve van hunne
industrie en zij zouden zelfs niet nieuw wezen.
Pepys verhaalt in zijn dagboek, met hoeveel succes
tweehonderd jaar geleden de donder werd nagebootst om
den wijn goedkooper te maken. Den 21 Aug. 1666 ver
telde hem de heer Batelier, dat hij met eenige andere
heeren zich te Bordeaux bevond, waar zij in een restauratie
een koop wilden sluiten omtrent te leveren wijn. Zij hadden
een man gehuurd, die op zeer bedriegelijke wijze den
donder kon nabootsen (met behulp van een plank van
dennenhout), alsmede het geluid van regen en hagel.
Terwijl zij aan het onderhandelen waren, hoorde men de
bui en de koopers uitten het vermoeden, dat dit weêr
ongunstig op den oogst moest werken. De verkooper was
eerlijk genoeg, dit ook te gelooven en hij gaf zijn wijn
twee pistolen goedkooper per vat.
De Schlesische Zeitung bevat in haar feuilleton de
volgende advertentie op de cremotie van lijken
„Morgen namiddag ten 3 ure verbrand ik mijne schoon
moeder. August Vuurhaas."
Te Goshen in den Staat Massachusetts, zijn drie
reservoirs gesprongen, waardoor drie dorpen bijna geheel
verwoest en belangrijke fabrieken, machineriën en woningen
vernield zijn. Er zijn 60 dooden en de verliezen zijn enorm.
Met 25 Mei a. s. worden geplaatst: aan boord van het schroef-
stoomschip Pontianak: de luits. ter zee 2de kl. A. F. J. Frackers,
G. A. van der Mieden en L. G. Kakebeeke, eerstgenoemde als
oudste offcier, de adelborst 1ste kl. V. A. Palm, de off. van gez.
2de kl. P. C. Buijze en de olf. van adm. 3de kl. H. J. van der
Meer; aan boord van liet wachtschip te Hellevoetsluis de luit.
ter zee 2de kl. W. A Kok; aan boord van het ramsckip Buffel de
luit. ter zee 2de kl. J. J. Kraakman.
Oost-Indië. Verleend: een tweejarig verlof naar Nederland,
wegens ziekte, aan den kommandeur bij het vak der scheepsbouw
in Neêrl.-Indië, werkzaam gesteld bij de exploitatie van het bosch
van Parengen (Rembang), II. Cannegieter. Benoemd bij de dienst
der kustverlichting, tot 2den gezagvoerder, de op verzoek uit Zr.
Ms. zeedienst ontslagen 2de stuurman V. C. D. Westdijk, thans
met de waarneming dier betrekking belast.
Het proces-Clément-Duvernois ter zake van de Banque
territoriale d' Espagne, bij welk geding ook, gelijk men
weet, Nederlanders betrokken zijn, zal binnen een maand
voor de correctionnele regtbank te Parijs behandeld worden.
Bij _de instructie dezer zaak is gebleken, dat de bank,
wier aandeelen thans vijf francs genoteerd staan, ofschoon
zij, volgens den regter-rapporteur geen vijf centimes waard
zijn, en de Maatschappij door haar vertegenwoordigd is
opgerigt geworden zonder dat één penning in kas was.
Krachtens de Spaansche statuten moest, naar het schijnt,
gestort worden slechts het vierde gedeelte van het opge-
eischte kapitaal, dat zelf niet meer dan het vierde van
het nominale kapitaal vertegenwoordigde. Van de 50 mil-
lioen kapitaal was men dus verpligt ongeveer 3^ millioen
te storten. Doch in werkelijkheid werd geen storting
gedaan, en de aandeelen, welke desniettemin ter Parijsche
beurze verhandeld werden, vertegenwoordigden niet een
chdteau en Espagne, maar, wat op hetzelfde neêrkomt, een
capital en Espagne. Heden wordt, op regterlijk gezag,
het mobilair van de kantoren der genoemde bank verkocht.
Daarbij komen voor: niet minder dan 10 fraaije pendules,
zoo in marmer als brons, maar hetgeen vooral de aandacht
trektvier kolossale brandkisten, waarvan twee nog wel
met dubbele deuren.
De maarschalk Bazaine heeft in zijne gevangenis op
het eiland St. Marguérite een bezoek ontvangen van een
zijner vrienden, blijkbaar een Engelschman, die daartoe van
de Fransche regering verlof ontvangen had. Hoe hij den
maarschalk en de zijnen gevonden heeft, wordt medegedeeld
in een brief aan de Londensche Daily Telegraph, waarin
o. a. het volgende voorkomt.
Van Cannes uit kan men het eiland spoedig met een
zeilbootje bereiken. Aldaar aangekomen, voert een trap
tot de omstreeks 200 voet hoog gelegen vesting, die op
eene over de zee hangende rots ligt en eene bezetting van
125 man bevat. Het bevel over de vesting en het bewaken
der gevangenen is aan den heer Marchez, een Corsikaan,
toevertrouwd, die mij beleefd ontving en tot den maarschalk
liet voeren, terwijl mijne begeleiders, die zonder verlof
van de regering gekomen waren, buiten het fort moesten
blijven.
De maarschalk ontving mij met groote hartelijkheid.
Ik vond zijn voorkomen onveranderd en ook zijne manieren
waren dezelfde als in de dagen zijner magt en vrijheid.
Vóór ik tot hem ging, had ik den directeur gevraagd, of
ik den gevangene de jongste nummers van eenige couranten
mogt medebrengen. Het werd mij geweigerd en ik moest
de medegebragte nummers achterlaten. Dit ter loops-
De kamer van Bazaine is klein, maar net en aangenaam
ingerigt. Aan den muur hangt een portret van den Paus
met Latijnsche autograaf. Een levendig knaapje van acht
en een ander van drie jaren met een vijfjarig meisje speelden
in de kamer. Wij spraken een tijd lang onder het leven,
dat de kinderen maakten, en gingen toen op het met
steenen geplaveide plein, waarvan een gedeelte voor Bazaine's
gebruik is afgeschoten. Men heeft van daar het uitzigt op
de zee; eene poging echter om aldaar een tuintje aan te
leggen was mislukt.
Te ontvlugten zou, naar men meenen moest, niet moeije-
lijk zijn; want de muur zou geene onoverkomelijke
bezwaren opleveren, en booten, die een vlugteling konden
opnemen, zijn er in menigte. Maar eene poging tot ont
vlugten schijnt het laatste te zijn, waaraan Bazaine denkt.