Benoemingen, enz. Frankrijk. Engeland. band niet die van den Keizer en Z. K. H. zai waarschijnlijk van deze gelegenheid gebruik maken om iets van Middel burg en Zeeland te zien. De Koning zelf is voornemens Donderdag avond ongeveer half twaalf ure met Prins Hendrik uit Rotterdam te vertrekken per extra-trein naar Vlissingen, alwaar Z. M. tegen 4 ure zal aankomen. Omstreeks 6 ure wordt de Keizer van Rusland verwacht, en tegen 8 ure of half negen gaan de vorstelijke personen per extra-trein weder weg. Tot Roosendaal zullen de Koning en de Prinsen den Keizer vergezellen, die verder naar Brussel gaat. 't Is te hopen, dat men nu te Vlissingen de etikette wat beter zal in acht nemen. Het Huldeblijk der Zeeuwen bestaat uit eene monumen tale, allegorische voorstelling in massief zilver, uitdrukkende hoe Zeeland, strijdende met de zee, tot bloei is gekomen, vooral onder de 25jarige regering van Willem III. Uit den aan de wateren ontwoekerden grond verheffen zich eenige sierlijk gegroepeerde waterplanten, die een kolossale nautiles of zeeschelp dragen. Deze, versierd met het koninklijk wapen met tenanten en devies, omgeven door vredepalmen, alles en haut relief, vertoont aan de eene zijde 's Konings aankomst te Zijpe, op 21 Mei 1862, bij Zr. Ms. bezoek aan Zeeland, naar eene schilderij van den heer J. F. Schütz te Middelburg, den Koning door eenige Zeeuwen indertijd ter herinnering aangebodenaan de andere zijde, de plegtige opening der havenwerken te Vlissingen, door Z. M. den Koning, op 8 Sept. 1873. Deze voorstellingen zijn zeer artistiek uitgevoerd in niélle gravure, eene oude kunst, door Florentijnsche goudsmeden, het eerst toegepast. Tusschen de plantengroep verheft zich de Zeeuwsche leeuw uit de wateren, met de spreuk van Zeeland's wapen: Luctor et emergo op eene breede jarretière. Het geheel rust op een massief zilveren voetstuk, geor- neerd met eenige door een drietand van elkander gescheiden medaillons, waarop zijn uitgedrukt de voornaamste bronnen van Zeeland's bestaan en welvaart, op dezelfde wijze als de schelp, terwijl het randschrift: „Aan Koning Willem III, de Zeeuwen" in breede letteren is aangebragt. Ter zijde van dit voetstuk stellen twee dolfijnen de hoofdrivieren: „de Ooster- en Westerschelde," voor, omringd door schilden, vermeldende de namen der streken, welke door ieder harer besproeid worden. De juist aangebragte schakeeringen van goud, niellé en artistique, en de verschillende nuances van zilver, maken een zeer schoon geheel. Het zilveren monument, hoog 92 en aan het voetstuk breed 62 centimeters, is geplaatst op eene ebbenhouten tafel, sierlijk bewerkt en omgeven door lauwerkransen; aan de eene zijde de Koninklijke kroon, aan de andere zijde het wapen van Zeeland. Op de onderzijde van dit tafeltje rust een album, gebonden in blaauw, met zilveren slot en hoeken; op de bovenzijde bevindt zich Zeelands wapen, en haut relief, mede van zilver. Dit album bevat de namen van 15,000 Zeeuwen, aanbieders van het geschenk, alphabetisch gerangschikt, naar de 112 verschillende gemeenten der provincie, ieder met eene keurig bewerkte afbeelding van haar wapen. Het titelblad heeft tot opschrift: „Aan Zijne Majesteit Willem III, Koning der Nederlanden, de Zeeuwen." Yan zeer vele plaatsen in Gelderland, komen er gunstige berigten omtrent het vooruitzigt van kersen en andere boomvruchten. De boomen hebben lang zooveel niet geleden van de vorst als men algemeen had gevreesd. De Zw. Crt. spreekt tegen dat de pastoor te Wijhe door het ongeluk krankzinnig zou zijn. De man is thans zeer kalm, doch uiterst treurig gestemd, en evenzoo zijn bejaarde moeder. Het Zondagsblad van 't N. v. d. D. bevat de volgende ontboezeming, naar aanleiding der ridder-benoeming op 12 Mei jl. „Maar, mijne heeren leden van het kabinet, telt dan de Nederlandsche journalistiek niet één man, waardig om het ridderkruis te schenken bij een gelegenheid als.deze Staat de pers in Nederland op zulk een laag standpunt, dat gij geen vertegenwoordiger vinden kondt, die door opvoeding en talenten in aanmerking kon komen voor zoodanige onder scheiding? Wij willen het den ministers vragen, of er tegenwoordig niet velen gevonden worden, die hun krachten wijden aan de pers en die door opvoeding als anderzins hun gelijken zijn. Of acht gij de taak van den journalist zoo onbeteekenend, hebt gij zoo weinig begrip van wat er geëischt wordt van hen, die de zware taak op zich nemen -om te trachten het publiek voor te lichten, de openbare meening te leiden, strijd te voeren tegen misbruiken of onregt? Wij weten, dat er onder u zijn, die er zich open lijk op beroemen boven het oordeel van de pers verheven te zijn, maar toch haar hulp niet versmaden, ja inroepen, waar hun belang dit medebrengt. HelaasNog een vraag. Is geen uwer ooit in aanraking gekomen met een journalist, een slecht diplomaat, maar een eerlijk man, wien geen belooning, van welken aard ook, kon bewegen tegen zijne overtuiging te handelen en die den lande in belangrijke internationale aangelegenheden zeer gewigtige diensten bewees, diensten die alleen bewezen werden, omdat het 't belang van het land gold en waarvoor belooning werd gevraagd noch gegeven? Indien gij zoodanig journalist kent en wij gelooven het was er dan geen aanleiding om bij deze gelegenheid een man te eeren, die in den vreemde de Nederlandsche vlag omhoog houdt en bij zooveel onjuistheden als in den vreemde over Nederland worden verkondigd, invloedrijke buitenlandsche bladen de waarheid doet hooren?" Of rekent ge dit geen verdienste? O kortzigtige diplomaten! Zie, mijne heeren! in Frankrijk, Engeland, Duitschland, ja, in Rusland, is men u in deze ver vooruit. De vertegenwoordigers der pers worden er niet meer genegeerd, en dat is de reden, dat zeer ver dienstelijke mannen het zich tot een eer rekenen hun krachten te wijden aan den invloedrijken en daardoor gewigtigen werkkring van den journalist. Uw pligt, uwe staatkundige beginselen brengen mede, om de pers te eeren en daardoor zooveel in u is mede te werken, dat talentvolle mannen die loopbaan kiezen. Het kan u niet onbekend zijn hoeveel van de pers afhangt, hoeveel deze heeft bijgedragen om den geest van vooruitgang levendig te houden en hoeveel bekwaamheid, ijver en volharding noodig is om den strijd voor waarheid en verlichting op waardige wijze voort te zetten. Het valt niet te ontkennen, dat in latere jaren een juister begrip om trent den werkkring en de roeping der pers is ontstaan. Bij menige gelegenheid is dit gebleken en wij vleijen ons, dat de hoofdstad, waar 't bestuur zoo gaarne achteraan komt, ook eenmaal een breeder opvatting zal krijgen van hetgeen men der pers verschuldigd is. 't Zal dan zijn, als het raderwerk van het stedelijk bestuur in overeenstemming wordt gebragt met den geest des tijds, als men zich daar bewust wordt, dat het Amsterdam van onze dagen niet meer als in vroeger eeuwen iedereen de wet steltals Amsterdam niet meer, tot groot nadeel voor zijne belangen, met alle mogelijke autoriteiten, waarmede het in aanraking komt, overhoop ligt; als men niet meer teert op vroegere glorie, maar van eigen kracht bewust, ontwaakt tot een nieuw leven." (Uit de rubriek Benoemingen, hieronder volgende, blijkt, dat van de wenk des senrijvers van 't bovenstaande is gebruik gemaakt.) Ten opzigte der koude, in deze maand zou vinnig, schijnt het dan ook te Napels het jaargetijde geheel uit zijn verband is, want in een brief aan de Times zegt de schrijver, dat hij op 11 Mei des ochtends ten 9 ure te naauwernood kon zien te schrijven van vvege den donkeren hemel, terwijl de regen bij stroomen viel en de thermometer lager stond dan gedurende den winterook had men te Napels Londensche misten. De winter schijnt Polen niet te kunnen verlaten men heeft nog aanhoudend sneeuw en 3 a 4 graden vorst (Réaumur). Omtrent het vergaan van het stoomschip le Nil, waarop o. a. de Japanners waren, die de tentoonstelling te Weenen hebben bijgewoond, wordt het volgende gemeld In den nacht van 20 op 21 Maart stootte het vaartuig op de rotsen van kaap Idyonhet licht van den vuurtoren was door de duisternis niet zigtbaar, schoon men er slechts 10 mijlen van daan was. Door achteruit te stoomen kwam het schip van de rotsen los, maar de voorsteven van het schip, dat van onderscheidene waterdigte beschotten was voorzien, was verpletterd en de machine beschadigd. De zeilen werden terstond bijgezet en de kapitein gaf last, zich van de reddinggordels te voorzien. Na een half uur bezweken plotseling de beschotten voor de geweldige drukking van het water, en voor men de booten kon uitzetten, zonk het vaartuig. Van de 93 personen, die zich aan boord bevonden, hebben slechts vier, twee matrozen, de scheepsbakker en een passagier, door zwemmen en doordien zij zoo gelukkig waren een boot te vinden, hun leven gered. Volgens een te New-York ontvangen berigt is Rochefort te San Francisco aangekomen. In Amerika geschiedt dagelijks iets nieuws, Thans verhaalt de New-York Times dat er in den Staat Lowa een huwelijk gesloten is per telegraaf. Te Keokuk was de geestelijke, te Bonaparte waren de aanstaande echtelingen beiden in het telegraafbureau. De vragen en antwoorden en de verklaring, dat zij gehuwd waren, geschiedden per telegraaf. Tot ridder der Orde van den Nederl. Leeuw zijn benoemd de heerenBichon van IJsselmonde, president van de regtbank te Botterdam, Holïman, wethouder aldaar, en rar. H. II. Tels, een der hoofdredacteuren van de N. Bott. Crt; tot officier der Orde van de Eikenkroon de heer L. Pincoffs, president der Botterdamsche feestcommissie. Benoemd tot hulponderwijzer te Hypolitushoef op Wieringen de heer P. Asjes, thans alhier. De luit. ter zee 1ste kl. J. W. Visser wordt met den 1 Junij a. s. geplaatst in de rol van het wachtschip alhier. Aan den luit. ter zee 1ste kl. J. L. Duker, dienende aan boord van het wachtschip te Hellevoetsluis, wordt met den 1 Junij a. s. opgedragen de betrekking van adj. van den directeur en commandant der marine te Hellevoetsluis, benevens die van off. van politie bij 's Bijks werf aldaar, terwijl te zijner vervanging met dat tijdstip wordt geplaatst aan boord van genoemd wachtschip, de luit,, ter zee 1ste kl. F. K. Engelbrecht. De luits. ter zee 2de kl. P. Heijning, H. J. Kleijnhens, A. O. Feith en B. J. G. Volck, de beide eersten aan boord van het ram- schip Buffel en het wachtschip te Hellevoetsluis en de beide laatsten aan boord van den monitor Krokodil, de off. van gez. 2de kl M. Steensma en J. A. G. Hulst, aan boord van de monitors Heiligerlee en Krokodil, en de off. van adm. 3de kl. P. K. S. Metman en F. J. Olivier, aan boord van den monitor Heiligerlee en het wachtschip te Amsterdam, worden met den laatsten dezer maand op non-acti viteit gesteld en met den 1 Junij a. s. vervangen door de luits. ter zee 2de kl. jhr, F. G. M. van der Wijck, L. Dupper J. L. Hordijk en J. van Scheers, de off. van gez. 1ste kl. N. C. Slegt en W. F. Meijboom, den off. van adm. 2de kl, J. Gallas, en dien der 3de kl. J. A. M. Korpershoek van der Kooij, welke laatste met laatstg. datum op het wachtschip te Hellevoetsluis vervangen wordt door den off. van adm. 3de kl. J. C. van Keijn. Voorts wordt met den laatsten dezer op non-activiteit gesteld de adelborst 1ste kl. D. A. Kraijenhoff van de Leur, aan boord van het wachtschip te Willemsoord. Buitenland. Geheel Parijs spreekt van een tweegevecht, dat zou plaats hebben tusschen prins Metternich, voormalig gezant van Oostenrijk bij de Fransche Regering, en den hertog de Montebello, die vroeger imperialist was en ook eene bediening onder het Keizerrijk had en sedert eenigen tijd tot de legitimisten is overgegaan. De aanleiding tot den twist was de gemalin van Prins Metternich. Op eene soirée bij de gravin Pourtalès ontmoetten de hertog en de prinses elkander. De Montebello groet haar eerbiedig. De prinses neemt eene stijve houding aan en blijft bewegingloos. De Montebello wenscht te weten, waarom zij den groet niet beantwoordt. „Ik groet dezulken niet, die met alle winden meêdraaijen," zegt ze. Den volgenden dag zendt de hertog aan prins Metternich, die het voor zijne gemalin moet opnemen, zijne getuigen. De pistool zal nu het pleit beslechten. Tot opheldering dezer zaak dient, dat Prinses Metternich kennis droeg van een geheimen brief, door den hertog de Montebello in 1870, na den val des Keizers, geschreven eu waarin hij zich ongunstig over de Keizerlijke regering uitliet. In den Franschen Economiste wordt een geschied kundig overzigt medegedeeld van den wijnbouw in Frankrijk, waaraan de volgende cijfers ontleend zijn. Het eerste officieële cijfer van de uitgebreidheid en opbrengst van dezen gewigtigen tak van nijverheid dagteekent van 1788, toen het uit eene op last van het ministerie van finantiën verrigte opneming bleek dat 1,567,700 hectaren voor den wijnbouw waren bestemd, en de opbrengst in dat saizoen 26 millioen hectoliters bedroeg. Gedurende de geheele eerste helft der negentiende eeuw bleef de productiviteit der Fransche wijngaarden ongeveer op dezelfde hoogte. De gemiddelde opbrengst bedroeg jaarlijks 30 millioen hectoliters; met uitzondering van het bijzonder ongunstige jaar 1830, waarin zij slechts de helft bereikte, was de meest gunstige oogst toch slechts 10 millioen boven dit gemiddelde cijfer, terwijl ongunstige jaren slechts ongeveer 10 millioen daaronder leverden. In het jaar 1849 vertobnde zich het eerst het oïdium aan den wijnstok en had een zeer ongunstigen invloed op de opbrengst, welke te meer afstak nadat de jaren 1847 en 1848 bijzonder rijke oogsten, beide van 50 millioen hectoliters, van eene beteelde oppervlakte van 2,180,000 hectaren hadden geleverd. In 1852 bedroeg die opbrengst slechts 28, in 1853 slechts 22 en in 1854 niet meer dan 10 millioen hectoliters. Sedert het ontdekken van middelen tot bestrijding van het bedoelde kwaad steeg de opbrengst der wijngaarden echter weldra, om zich, nadat de oogsten van 1855 en 1856 eene hoeveelheid van 15 en 21 millioen hectoliter geleverd hadden, in 1858 tot het hooge cijfer van 53 millioen te verheffen. Sedert dat jaar tot in 1873 bedroeg de gemid delde jaarlijksche opbrengst van den wijnoogst 49 millioen hectoliters, waaronder in 1869 werd bereikt het hoogste cijfer van 70 millioen, terwijl het ongunstigste jaar van dit zestienjarig tijdvak niet langer daalde dan tot liet cijfer van 29 millioen (in 1859). De uitgestrektheid der wijn gaarden onderging intusschen sedert 1830 geen noemens waardige vermeerdering. Op den oogst van 1873 had een ongunstigen invloed de nieuwe vijand van den wijnstok, phylloxera, een insect, hetwelk de wortels aantast en de plant sterven doet; de opbrengst bedroeg in dat jaar slechts bijna 36 millioen hectoliters. Voor den oogst van 1874 stonden aanvankelijk de verwachtingen zeer gunstig, doch de zware vorst, die in het laatst van April de wijnbou- wende streken teisterde, heeft zeer veel nadeel aangerigt, en doet hoogstens eenen matigen wijnoogst voor het najaar verwachten. Den 7 Junij a. s. zal te Argenteuil een wedstrijd met pleizier-stoomjagten gehouden worden. Nog slechts eenmaal is dit geschied, en wel bij gelegenheid der ten toonstelling in 1867. Men rekent op minstens twintig deelnemers. Een feest in het kristallen paleis van Sydenham staat op het programma van elke ontvangst van buitenlandsche vorsten in Engeland, en dit teregt, zegt het Hld. Indrukwekkend toch in de hoogste mate is een feest als men Zaturdag den Keizer aanbood in het grootste glazen gebouw ter wereld, waar Z. M. het grootste orchest hoorde en de grootste menigte van gegoede menschen zag. Dertigduizend men- schen, die elk f 3 entrée betaald hadden, vulden het ont zaggelijke paleis, door het midden waarvan, met roode koorden afgeschut en met Turksche tapijten belegd, een doorgang was gelaten voor den Keizer, de Prinsen en Prinsessen. Toen de Keizer ten zes ure binnenkwam, gaf de heer Manus, de orchest-directeur, het signaal en een koor van 4.500 zangers en zangeressen, begeleid door het orchest van het Crystal Palace en elf militaire kapellen, hieven met kracht den populairen marsch aan van het Russische Presbajenski-regement. Doch overstemd werden koor en orchest door het gejuich dier duizenden, dat zich telkens en telkens luider verhief. De Keizer boog links en regts, blijkbaar verrast door die warme ontvangst, en de Engelsche hurrahs klonken hierop krachtiger dan ooit. Een der zijzalen, die door de vensters en van het balkon een prachtig uitzigt geven op het schoone Engelsche land schap, dat men van Sydenham Palace aanschouwt, en dat tevens het geheele paleis overziet, was voor den Keizer in een rozentuin herschapen. Honderden verrukkelijke stam rozen, door de beroemde bloemisten Paul ingezonden, dwongen den Keizer den uitroep af, dat hij iets dergelijks nooit had aanschouwd, en deze hulde aan de Engelsche bloemisten we spreken bij ervaring is volkomen verdiend. Met witte en blaauwe zijde waren de statie- vertrekken voor de doorluchtige bezoekers omhangen. Stand beelden en uitgezochte schilderijen prijkten langs de wanden. Toen de Keizer tusschen de Prinses van Wales en de hertogin van Edinburgh, omgeven door de Prinsen en een honderdtal van Engelands voornaamste edelen met hunne vrouwen, zich in de loge of het balkon van dit zijvertrek vertoonde, stonden de 30,000 bezoekers van het paleis allen op en bleven staan, terwijl het koor, de twaalf muziek korpsen en het groote orgel de Russische hymne aanhieven. De volgende Engelsche woorden, die weinig fraai zijn, doch goed schenen te klinken, werden op de wijze der hymne gezongen: „God save the noble Czar! „Long may he live, in power, „In happiness, in peace, to reign „Dread of his enemies, „Faith's sure defender, „God save the Czar!" De Keizer was zoo bijzonder ingenomen met deze grootsche hulde, dat hij onmiddelijk een telegram zond aan Koningin Victoria en aan de Keizerin van Rusland, om zijne bewondering en dankbaarheid uit te drukken. De Keizer kreeg antwoord op beide telegrammen, terwijl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 2