Benoemingen, enz. Frankrijk. Duitschland. Spanje. Anerika. 150,000 gulden te worden in vrijheid gesteld. Men ziet met de meeste belangstelling nadere tijding te gernoet. Dr. S. Hoven, te 's Hage, heeft volgens het Dbld., een merkwaardige heelkundige operatie verrigt. Eene patiënte namelijk, nu reeds bijna volkomen genezen, is door genoemden medicus met een neus, een bovenlip en een linker ooglid begiftigd. Te Utrecht heeft eene Rotterdamsche dame, die sinds eene maand haren man verloren had, dezen goed en wel weergevonden in gezelschap van eene juffer, met wie hij een bovenhuis bewoonde. Het gelukkige echtpaar is naar Rotterdam teruggekeerd en de juffer troosteloos. De Middelb. Crt. berigl, dat den 22 dezer te Vlis- singen verwacht wordt het Nederl. stoomschip Tromp, (in der tijd in de Roode Zee gestrand, maar sedert hersteld), om van daar uit voortaan regtstreeks op Indië te varen. Dit zal het eerste schip zijn dat van de prachtige inrig- tingen te Vlissingen het volledig gebruik maakt waartoe zij eigenlijk bestemd zijn. Jl. Zondag avond is de heer Eijcken, fabrikant te Geldrop, het slagtoffer van het te Tilburg aldaar onlangs voorgevallene spoorwegongeluk, 11a een hevig lijden bezweken. Zijn nichtje mej. Langemeijer, is herstellende. (Vad.) Jacob Wolff, de ex-mede-directeur der Overijsselsche Bank, is jl. Zondag per laatsten trein te Zwolle gearriveerd en naar het huis van arrest overgebragt. Een overgroote menigte volks was aan het station om den beruchten specu lant te zien. Benoemd tot rector der Latijnsche school te Arnhem de heer dr. T. J. Halbertsma, rector van het gymnasium te Haarlem. Tot leerling-apotheker is o. a. toegelaten mej. Waiboer, van Wieringervvaard. De 2de luit. plaats.-adj. P. J. A. H. Jansen, is als zoodanig van Geertruidenberg naar den Helder overgeplaatst. De benoemde adelborsten 1ste kl. L. A. T. J, F. van Oijen, jhr. G. S. Boreel, P. C. W. Vandevelde, J. M. M. Pfeill en W. B. J. van Eijk worden met den 6 Sept. a. s. geplaatst aan boord van het schroefstoomschip Curacao. Oost-Indjë. Ingetrokken de tijdelijke detachering bij het departement der Marine in Ned.-Indie van den off. van gez. 1ste kl. bij de Kon. Ned. Marine H. L. Koning. Getetacheerd bij het departement der Marine in Ned.-Indie de dirig. off. van gez. bij de Kon. Ned. Marine dr. F. J. van Leent. Buitenland. Het plan bestaat om den tamboer-majoor af te schaffen. La Belgique militaire roept dat „uitstekend" ras van landsdienaren het volgende ten afscheid toe. „Deze monu mentale mensch, met hoogverheven fantasie, beschouwde zich, evenals de Keizer van China, als de zoon van de zon, als de neef van de maan. Overal waar hij zich vertoonde, wekte hij bewondering en maakte hij diepen indruk. In de hótels waren de bedden te kort voor deze boven-menschelijk lange ledematen en in den schouwburg riep het publiek, dat achter hem zat„zitten zitten!" omdat men meende, dat hij stond, terwijl toch de bank kraakte onder het gewigt van zijn ligchaam. Als hij over het veld ging, beefden de hazen een uur in den omtrek en als hij hoestte, vlogen de eenden een mijl in het rond verschrikt op. Men moet hem gezien hebben, dezen beminnelijken en geestigen tamboer-majoor, met zijn vasten en afgemeten tred, met zijn koenen heerschersblik, hoe hij met onovertrefbare juistheid en daarbij met nooit vóór hem bereikte bevalligheid zijn grooten staf zwaait als symbool van zijn despotisch gezag. Te Brugge was er een die, als de troep de stadspoort binnentrok, zijn stok hoog in de lucht wierp en dien aan de andere zijde van de poort dood bedaard weer opving. Schitterend van goud, rijk gegalonneerd, met de ten hemel reikende pluim, hield de tamboer-majoor zich voor god Mars in eigen persoon, als hij daar koen en trotsch door de straten schreed en naauw merkbaar zijn blikken naar de vensters liet opstijgen Daar wachten hem, ver voorover gebogen, de keukenmeiden en de kindermeiden een enkel lonkje van hem bedekte haar wangen met donker rood en als hij dan zijn stok in de hoogte zwaaide, werden ze waanzinnig van liefde. „Ach wat een mooije man!" Spoedig zal hij nu afdalen in het schimmenrijk: edele en heldhaftige tamboer-majoor, moge de aarde u licht wezen!" L'Indépendance heeft het volgende berigt uit Spa ontvangen: „Mevrouw Bazaine is met haren neef, den heer de Ruil, den 16 dezer hier aangekomen. De heer Bazaine is te Keulen. Zij hebben hunnen weg over Milaan, Como, den St. Gothard en Arenenberg genomen." Als een bewijs voor de kracht der gewoonte mag het volgende gelden. De hond van een bakker te Brugge, die gewoon is dagelijks voor een karretje met brood te loopen, kan zich volstrekt niet gewennen aan- de rust, die zijn meester hem des Zondags vergunt. Op dien dag maakt hij, alleen en zonder kar achter zich, de gewone dagelijksche tournée en blijft voor de woning van al de klanten een oogenblik staan. De bakker heeft reeds beproefd den hond des Zondags vast te leggen of opgesloten te houden, doch is daarvan op verzoek zijner buren terug gekomen, daar het dier dan onophoudelijk jankt en huilt. Mevrouw Bazaine heeft aan den minister van Binnenl. Zaken een brief geschreven, waarin zij een verhaal geeft van de ontvlugting. „Zoek geen medepligtigen," schrijft zij, „want zij zijn er niet. Mijn neef, de heer Alvarez de Ruil, en ik hebben de taak alleen volbragt. Daar er geen uitzigt was op ver andering van behandeling van den gevangen maarschalk en deze zijn leven dreigde te verkorten, besloot ik hem tot vlugten over te halen. Ik vroeg de hulp van mijn neef en wij besloten niemand te compromitteeren. Ten einde geen onschuldigen in de gevangenis te laten zuchten, deel ik u alle bijzonderheden mede. Den 29 Julij verlieten wij Spa en kwamen 2 Aug. in Genua, waar wij van de compagnie Pecrano Danovaro een pleizierstoomboot huurden, om, zoo 't heette, een togtje in de Middellandsche Zee te maken. Zaturdag 8 Aug., des morgens ten vijf ure, verlieten wij Genua en kwamen in den loop van den voor middag te Porto Maurizio aan't slechte weder noodzaakte ons daar te overnachten. Den volgenden ochtend, ten 9 ure, voeren wij naar San Remo, waar wij den dag bleven. Tegen 3 uur gaven wij den kapitein bevel naar de Golf St. Juan te voeren, daar wij, zooals ik zeide, van een aan de kust liggende villa een bediende wilden afhalen. De kapi tein wist niets van onze plannen. De maarschalk was door woorden, met sympathetischen inkt in mijne brieven ge schreven, onderrigt dat hij zijne toebereidselen moest maken zoodra hij een stoomboot in de Golf van St. Juan zag. Tegen half acht verlieten wij met een der booten de stoomboot en lieten ons in de nabijheid van Lacruisette aan land zetten, ten einde zelfs niet eens de matrozen te compro mitteeren. Wij gingen te voet verder en huurden een boot om een roeitogtje te doen. Daar het weder onstuimig was en wij beiden slecht roeiden, kwamen wij eerst tegen 10 uur aan den voet van het fort. Daar zagen wij den maarschalk met behulp van een touw naar beneden dalen. Om hem een teeken te geven waar wij ons bevonden, staken wij een lucifer aan, 't geen op gelijke wijze door den maarschalk beantwoord werd. Eenige oogenblikken later sprong hij in zee om onze boot te bereiken. Mijn neef moest hem bij't inklimmen behulpzaam zijn, daar hij kwetsuren had ontvangen en geheel uitgeput was. Nu zochten wij de boot van de stoomboot, die ons zou wachten waar wij haar verlaten hadden, weder op. Tegen 1 uur 's nachts hadden wij de stoomboot weder bereikt en den 10 Aug. om 11 uur des morgens stapten wij te Genua aan wal." Mevrouw Bazaine onderteekent zichLa Marec'nale Bazaine. Aan de Sémaphore, een dagblad van Marseille, worden nog de volgende bijzonderheden ontleend aangaande de ontvlugting van Bazaine „In de eerste week van Aug. vervoegden zich een heer en eene dame, de eerste van welke zich hertog liet noemen, terwijl hij zijne gezellin als zijne vrouw voorstelde, te Genua aan de kantoren van eene reederij, om eene stoomboot te huren, ten einde een pleiziertogtje naar Marseille te maken en onderweg eenige havens aan te doen. Er werd bepaald, dat men de stoomboot gedurende zes dagen ter beschikking zou hebben, en de prijs, 1000 frank per dag, werd vooruitbetaald. Den 8 dezer vertrok de stoomboot, de Barone-Ricazoli, uit Genua en zette koers naar Cannes. De hertog en de hertogin hadden den kapitein gezegd, dat zij voornemens waren zich te Nizza een poos op te houden, maar zij wenschten vooraf te Cannes, waar zij eene villa bezaten aan wal te gaan, om een hunner bedienden bij zich aan boord te nemen en zich van geld te voorzien. De kapitein achtte het wegens het weder meer geraden in de golf St. Juan aan wal te gaan dan te Cannes. Toen de hertog en de hertogin aan boord terugkwamen, waren zij vergezeld van een bediende, die twee valiezen droeg en op bevel van den kapitein naar de kajuit tweede klasse werd gebragt. De kapitein werd uitgenoodigd dadelijk het anker te ligten en naar Genua terug te stoomen, daar zij te Cannes een telegram gevonden hadden, dat hen nood zaakte terstond naar Napels te vertrekken, waar eene zuster der hertogin gevaarlijk ziek lag. Maandag avond kwam de stoomboot te Genua aan, en de hertog en de hertogin haastten zich afscheid te nemen van den kapitein en met hunne bedienden aan wal te gaan. Dingsdag vertrokken de drie reizigers per spoor uit Genua. De hertog en de hertogin waren de heer Alvarez de Rulle en mevrouw Bazaine. De bediende was de gevangene van het eiland St. Marguérite. Gedurende zijn verblijf aan boord had Bazaine de rol van bediende goed gespeeld. Menschen, die van phenomenen houden, kunnen zich thans te Parijs verlustigen in het schouwspel van een Rus sische dame van 25 jaren, die een langen witten baard heeft. Bij een juwelier in de Rue de la Paix bewondert men thans een broche, bestaande uit één enkelen diamant, die eene waarde van een half millioen francs vertegenwoordigt. Bazaine heeft jl. Zaturdag een bezoek afgelegd bij den gouverneur der vesting te Keulen, generaal Kummer, die in den namiddag dit bezoek beantwoordde. Mevrouw Bazaine en haar neef, Alvarez de Ruil, zijn jl. Zondag morgen naar Spa vertrokken, oin de kinderen af te halen. Bazaine vertoeft inmiddels nog te Keulen. Onlangs viel een vermakelijke scène voor in een Keizerlijken-Koninklijken postwagen in Duitschland. In een hoek zat eene dame met een hondje op haar schoot en tegenover haar een groote, dikke pachter. Juist was deze bezig op zijn gemak een pijp te stoppen en aan te steken toen de dame op eens opstoof en uitriep: „Ik kan de rook niet verdragen in een Duitschen Keizerlijken post wagen mag niet gerookt wordenZij zeide dat met bijzonderen klem, en het hondje bromde er bij. De buurman stak onmiddellijk zijn pijp weg, maar riep een oogenblik later den -postillon en gebood met krachtige stem halt te houden. „Ben ik hier in een Duitschen keizerlijken postwagen of in een hondenhok?" vroeg de man, wijzende op het schoothondje der dame, en hij jeischte dat het dier verwijderd zou worden. Of de vrouw al smeekte en haar reisgenooten den man het harde van zijn eisch onder het oog bragten, niets hielp. „In een Duitschen keizerlijken post wagen," zeide hij, „mogen geen honden zijn; ik kan den reuk niet verdragen." De dame verklaarde niet van haar hondje te kunnen scheiden, waarop zij den raad kreeg, met den hond het rijtuig te verlaten, doch eene wandeling langs den landweg lachte haar ook niet toe. Zij kreeg echter eensklaps een verzoenende gedachtemet fluweelzachte stem vroeg zij aan den norschen buurman„Zoudt ge niet uw eisch intrekken, mijnheer, als ik u toestond te rooken? De man trok een zeer ernstig gezigt, terwijl de overige passagiers het uitproestten van lagchen, en zeide toen„Ja, ziet u, dat is iets andersEn hij haalde tabak en lucifer te voorschijn, de postillon beklom den bok weer, en de reis werd voortgezet, zonder dat iemand van een onaangenamen reuk in onmagt viel. In het begin van October zal te Keulen vergaderen het „eerste Duitsche Kellners-congres." Het Spaansche gouvernement is thans officiëel erkend door Italië, Engeland, Frankrijk en waarschijnlijk ook door Duitschland, hoewel 't niet uitdrukkelijk wordt gemeld. Rusland en Oostenrijk zouden spoedig volgen, hoewel Rusland niet zeer met de nieuwe republiek is ingenomen. België heeft de Spaansche regering erkend op dezelfde wijze als de andere mogendheden dit hebben gedaan, en over de erkenning door de Nederlandsche regering wordt nog onderhandeld. Verscheidene bladeu spreken nog steeds van voorwaarden van financiëelen aard, welke door sommige mogendheden aan Spanje zouden gesteld zijn. Bij de Duitsche kolonisten, van het stadje St. Leopoldo (Brazilië) tot ongeveer twintig uren noordwaarts, in ver uit elkander gelegen woningen verspreid, heeft zich reeds geruimen tijd zekere Maurer opgehouden, die, wegens onzedelijkheid en frauduleuze handelingen, reeds uit eenige andere plaatsen verjaagd, zich bij de kolonisten had neder gezet en met eene ter slechter faam bekend staande somnambule getrouwd was. Die persoon had eene nieuwe, zoo het heet godsdienstige secte, eenigermate in den geest der Mormonen, opgerigt en zich bij haar als priester opge worpen. Daar zijn aanhang niet spoedig genoeg ver meerderde, nam hij het zonderling, maar probaat middel bij de hand, de rondom wonende Duitschers en anderen door allerlei gewelddadigheden te noodzaken zich bij de zijnen aan te sluiten. Of de openbare autoriteit dit niet wilde zien, dan wel of niemand uit vrees voor hem durfde klagen, genoeg: hij regeerde als een echt dwingeland. Eerst toen een jongeling van 17 jaar, kleermaker van beroep, verklaard had niet langer tot de secte te willen behooren en daarvoor 's avonds op den openbaren weg was doodge schoten, begreep de politie dat het tijd werd om aan die willekeurige handelingen een einde te maken. Maurer ging daarop met zijn bende nog veel ruwer te werk en bedreigde allen met moord en brand die tegen hem in verzet kwamen. In dat opzigt hield hij zijn woord. In den nacht van 12 Junij bijv. deed hij met de zijnen een aanval op de boerenhoeve van den kolonist Martin Cassel en stak, terwijl daar alles te bed lag, het huis van buiten in brand. Alleen de zoon, een jongeling van 16 jaar, ontsnapte, met een kogel in den schouder en een in het been, naar een nabij gelegen woud, en 's morgens was er van de bezitting niets meer over dan een brandende puinhoop, waaruit later de verkoolde lijken van vader, moeder en vier kinderen werden opgedolven. Ofschoon een militaire magt den bewoners dier streek te hulp snelde, gelukte het hem evenwel nog dertien andere boerenwoningen, benevens het établissement van zekeren Jacob Schmitt, aan de vlammen prijs te geven. Zekere vrouw Hoffmeister met hare beide kinderen werden gedood; de inspecteur Lehn en zijn buurman de heer Philipp Kley konden slechts met veel moeite ontsnappen, toen ook hunne huizen in brand werden gestokentwee broeders van Maurer, die niet tot zijne secte behoorden, werden op den weg vermoord gevonden; kortom, de profeet-rooverkapitein, rigtte zulk eene verwoesting aan en bedreef zulke gruwelen, dat alles in de omstreken de vlugt nam en allo weerbare personen in de verder gelegen plaatsen naar de wapens grepen. Veertien dagen na den aanval op de hoeve van Martin Cassel verklaarde de politie den dader en de zijnen nog niet op het spoor te kunnen komen. Eerst bij de afzending van dit berigt, den 5 Julij, vernam men te Rio Janeiro dat men zijne schuilplaats had ontdekt. Hij bevond zich toen in een boerenhuizing, waarop de gewapende magt een aanval had gedaan, doch met een verlies van 5 dooden en 53 gekwetsten was teruggeslagen, waarom men eene voldoende versterking met een paar veldstukken heeft doen aanrukken. Uittreksel uit het Verslag; van den toestand der provincie Noordholland, gedaan aan de Provinciale Staten van dat gewest door de Gedeputeerde Staten, in de Zomervergadering van het jaar 1874. Bevolking der provincie op 31 December 1873: 294267 mann., 316723 vrouw, totaal 610.990 zielen, vermeerderd gedurende 1873 met 8451. Het zeer uitgebreid verslag betreffende den toestand dezer provincie in het vorige jaar vangt ook nu weder aan met een overzigt van de voornaamste besluiten, omtrent aangelegenheden van provinciaal bestuur genomen. Dit deel van 't verslag bevat 0. a. mededeeling van de navolgende beslissingende vernietigiug der verkiezing van een lid van het dagelijksch bestuur der banne Enkhuizen en Westeinde; de indeeling der gemeenten aan het IJ tengevolge van Holland's doorgraving; dekking der kosten voor 't onderhoud van den Hondsbossche en Duinen tot Pettenweigering tot goedkeuring van de heffing der plaatselijke directe belasting te Haarlembemer kingen ten aanzien eener geldleening ten behoeve der gemeente Krommenie; goedkeuring van 't besluit van Hoofdingelanden van den Anna Paulowna-Polder tot het aangaan eener geldleening ten behoeve der stichting van een tweede stoomgemaal; voorstel aan de Prov. Staten" gedaan tot afwijzende beschikking op een adres door de afd. Hoorn der Holl. Maatschappij van Landbouw, inhou dende 't verzoek tot geheele of gedeeltelijke beperking van het rijden met voertuigen, bespannen met honden; en op een adres van een ingezetene te Landsmeer, die eene politie-verordening wilde vastgesteld zien op het houden van eenden en zwanen; ver volgingen wegens overtreding van provinciale verordeningen door de arrondissments-regtbank te Hoorn 3, door 't kanton- geregt te Enkhuizen 3, te Medemblik 1, te Edam 4 en te Pur-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 2