Benoemingen, enz.
Frankrijk.
Engeland
Duitschland.
Oostenrijk.
Rusland
de lengte had van ruim een half decimeter. Ze waren op
het strand gevonden.
Bij laag water ziet men op onze stranden en op de
zandplaten nabij Schiermonnikoog zeehonden. Liggen er
een menigte van die dieren te slapen, dan houdt een ander
de wacht. Yan daar dat het moeijelijk is ze te krijgen.
Men schrijft uit Assen, dat eenige particulieren aldaar
het plan hebben, voor eigene rekening te laten slagten,
ten einde goedkooper vleesch te hebben en niet van de
slagers afhankelijk te zijn. Zoo deze laatsten de vleesch-
prijzen niet spoedig in overeenstemming brengen met de
lagere prijzen van het vee, laat het zegt de Zwolsche
Courant zich aanzien, dat men het plan van Assens
ingezetenen ook elders in practijk zal brengen.
Het transport van vette varkens naar Holland begint
te Meppel op nieuw te herleven. Wekelijks vertrekken
per beurtschepen op Holland meer dan 400 stuks, alle in
de omliggende gemeente Ruinerwold, de Wijk, Havelte,
Zuidwolde enz. opgekocht, en zulks tegen den prijs van
50 a 56 cent per kilogram. Het mesten van varkens
neemt in deze wijduitgestrekte landbouwgemeenten dan ook
hand over hand toe.
De bekende natuuronderzoeker, dr. Hooker, heeft in
de biologische afdeeling van het wetenschappelijk congres
te Belfast een hoogst belangrijke lezing gehouden over de
insecten-vangers onder de planten. Eenige groote mannen
op het gebied der wetenschap, zooals Darwin, Hooker,
Melichamp uit Amerika e. a., hebben onderzoekingen gedaan
met de Dionasa (vliegenvangertje), Drosera (zonnedauw),
Sarracenia, Darlingtonia enz. De onderzoekingen deden
zien, dat, als een vlieg of een stukje vleesch op een open
blad dezer planten gelegd wordt, de kleppen zich onmiddellijk
sluiten, een slijmachtig zuur over het voorwerp uitge
stort en dit geheel opgelost en geabsorbeerd wordt. Opent
zich het blad weder, dan is de oppervlakte droog en voor
een tweeden maaltijd toebereid. Wordt er een stukje van
een of ander mineraal op gelegd, dan sluit zich het blad
wel, maar er wordt geen poging gedaan om het te verorberen
het blad opent zich daarentegen weder en schudt het voor
werp af. Kaas wordt slechts zeer moeijelijk verteerd en is
niet zonder gevaar voor de plant. Dr. Hooker deelde nog
verscheidene proeven mede, die iedereen gemakkelijk zelfs
kan doen. Alleen voor de proef van dr. Burdon Sanderson
heeft men eenige aparaten noodig; maar de door hem gedane
waarnemingen zijn dan ook verwonderlijk. Volgens dezen
geleerde zijn er planten, die vleesch opnemen en geheel
verteren niet alleen, maar die ook spierkracht ontwikkelen
en een soort van zenuwstelsel bezitten, dat deze werkdadigheid
regelt.
Een appelboom in den riddergoedstuin te Stolpe in
Pommeren (zoo leest men in het Rhein. Wochenschrift
van 17 Julij jl.) heeft niet minder dan 47 scheffel appels,
goede ,/Sommer-Verdorfer,, opgeleverd. En daar 1 scheffel
gelijk bijna 55 kop is, gaf deze boom 2585 kop of meer
dan 25| mud appels. Nu is die boom zóó groot, dat elke
hoofdtak een statigen boom zou kunnen uitmaken; zelfs
Alexander von Humboldt schonk er al zijne aandacht aan
en achtte hem eene afbeelding waard.
De ouderdom van dezen kolossalen boom, die nog volmaakt
gezond is, is niet juist bekend, maar bedraagt toch minstens
meer dan 200 jaren, iets wat bij vruchtboomen zelden
voorkomt.
De trouwe lezers der romans van Gustave Aimard
zullen zeker met leedwezen vernemen, dat „de Zwarte
Arend," de laatste krijger van den Irokeezenstam, niet
meer is. Zijn uiteinde was niet roemvoleen wagen van
een kermistroep vermorselde den grooten krijgsman, toen
hij na een buitengewoon groote hoeveelheid „vuurwater"
gebruikt te hebben, in een goot zijn roes lag uit te slapen.
China heeft van Denemarken het in 1863 gebouwde
gepantserde schip Danmark gekocht.
Guiseppe Garibaldi, de kluizenaar op Caprera, heeft
onder den titel I Mille, De Duizend van Marsale, een
nieuw werk geschreven, dat, hoezeer ook een der roemvolste
bladzijden in de geschiedenis der wedergeboorte van het
„jonge Italië" behandelende, moet uitmunten door gebrek
aan letterkundige waarde. De beste vrienden van den
generaal zochten hem te bewegen om met de pen de glorie
niet te verduisteren door het zwaard verworven en van de
uitgave af te zien, doch te vergeefs.
Een geschiedenis mag I Mille eigenlijk niet genoemd
worden; het werk zou een roman kunnen heeten, ware
de auteur er zelf niet de held van. Het geheele werk,
van de eerste tot de laatste bladzijde, verraadt een geweldigen
toorn. Als inleiding neemt de schrijver de verdediging
op zich der zoogenaamde internationale, en zulks terwijl
„de Duizend van Marsala" een der edelste deelen der
Italiaansche jongelingschap van het jaar 1860 uitmaakte;
berooid en arm trokken zij vrijwillig op om een rijk te
bemagtigen en om daarna berooid en arm te blijven; als
leeuwen vochten die Duizend, maar toch ook zoo, dat
zelfs hun gezworen vijanden het nimmer waagden, die
strijders van handelingen, welke onmenscheüjke wreedheid
verraden, te beschuldigen. En toch wordt door den auteur
van I Mille, bij het inleiden van den lezer in de onsterfe
lijke daden dier edele dapperen, gesympathiseerd met de
al te beruchte ellendelingen, die de beschaafde wereld van
ontzetting deden ijzen door gruweldaden, schaars te vinden
in de jaarboeken der menschheid. Gelijk de inleiding, zoo
het geheele boek of met andere woorden, aan die inleiding
beantwoordt het boek. Een gloeijende haat tegen eiken
scepter en tegen alle kroonen schemert door eiken regel.
In een derden brief uit 's Hage, dien we, zegt het D. v. Zh. en 's Gr.,
in den Figaro aantreffen, komt de geestige chroniqueur van dat blad,
Albert Millaud, weêr langzamerhand opzijn dreef. De twee vorige brieven
uit 's Hage en Amsterdam waren blijkbaar geschreven in een Nurksche
stemming, misschien ten gevolge vau onmatig gebruik van Maas
water hij had ook de Rotte-stad bezocht maar in den derden
brief komt de humorist weêr boven, die uit de nietigste voorwerpen
en de meest onbeteekenende ontmoetingen koddige scènes te voorschijn
weet te roepen. Zoo had de Franschman, met zijn vriend door de
Korte Poten wandelende, een alleraardigst verlakt linnen reistaschje
zien hangen, en omdat zij juist zoo iets noodig hadden voor een
uitstapje naar Amsterdam, kochten zij het voor eeu gulden, met
plan om het bij hun vertrek naar Parijs in hun hotel achter te laten.
Zoo geschiedde het dan ook, maar toen zij goed en wel in den
waggon zaten, kwam daar tot hun groote verbazing een besteller
aanloopen met het taschje in de hand. Dat hebben de heeren
laten liggen, riep de man, die blijkbaar in het zweet zijns aan-
schijns van het. hotel was komen aandraven, ofschoon hij verzekerde
met rijtuig gekomen te zijn.
Wij betaalden hem rijtuig en fooi, zoo verhaalt de chroniqueur
verder en gaven hem het taschje op den koop toe, of de man ons
niet begrepen had, of dat hij ook al niet veel zin in het taschje
had, dit is nog een open kwestie; maar te Rotterdam uitstappende,
riep een reiziger, die achter ons den waggon verliet: „Heeren,
je laat daar iets liggen." Het was de tasch. Inwendig razend
van spijt, dankten wij den gedienstigen heer zeer beleefd.
Die tasch begon ons nu toch geweldig den keel uit te hangen.
Op de boot gekomen namen wij het moedig besluit om ze in de
Maas te werpen en zonder spijt, zonder wroeging, lieten wij het
ding over boord glijden. Edoch, naauwelijks was de misdaad
volbragt, of we hoorden een geschreeuw, alsof er drie kinderen
over boord waren gevallende kapitein geeft zijn bevelen, de equipage
is in rep en roer, de boot stopt en een jong scheepsmaatje ik
zie hem nog grijpt een langen haak en vischt de tasch weêr op.
Met een allerhatelijkst lachje geeft hij ons dat verwding terug.
Weêr een halve gulden fooi.
De woede dreigde ons te overmeesteren. In het spoor grepen
we het monster en moffelden het tusschen 't hout en 't leer van
de bank. Daarop gingen we zitteu en waren regt in onzen schik
het ding eindelijk kwijt te wezen. Wij dachten er niet meer aan.
Te Èschen, op de Belgische grens, houdt de trein stil en we
stapten uit voor de verpligte revue langs de douane. De heeren
keken ter naauwernood naar onze koffers, smeerden er een krijtstreep
op en we hadden juist het eerste stuk van onzen roastbeef naar
den mond gebragt, toen daar plotseling de douane-beambte naar
binnen schiet.
Van wien is die zak? schreeuwt de man. Een rilling bevangt
ons. Wij zien om en daar houdt de man die vervltasch in
de hoogte. Ze grijnst ons met haar glimmende huid aan als
Mephistophelis. We hielden ons echter goed, zwegen als in.... en
dachten: laten ze de tasch nu maar in beslag nemen, dan zijn we
er af.
Maar jawel, een reiziger van Rotterdam had besloten ons onge
lukkig te maken. Hij wees den beambte op ons en nu moesten
we den man eerst overtuigen, dat er niets in de tasch verborgen
was en daarmee niet tevreden, verzocht dat heer, die ons voor
spitsboeven aanzag, een zeer naauwkeurige inspectie van onze koffers,
waaraan we ons onderwerpen moesten.
Intusschen werd het sein tot vertrek gegeven, mijn vriend deed
ijlings de koffers weêr digt, en ik snelde naar het buffet, om nog
wat eetwaar maglig te worden, stopte dat in de ongelukstasch,
die nu ten minste ergens voor diende en daarmee in de eenc hand
en een flesch in de andere, werd ik hals over kop in den waggon
geduwd, die reeds in beweging was. Mijn vriend was woedend.
Ik wilde hem wat calmeeren en- ontkurkte daartoe de flesch, maar
daar greep hij plotseling de tasch en vóór ik zijn arm kon tegen
houden, had hij onzen vijand met zijn kostbaren inhoud uit het
raam en op de rails geslingerd.
En toen kwam er een olifant met een langen snuit, en die
„Men vindt, zoo leest men in een andere correspondentie, dat
ik streng ben voor de populaire zeden des lands en toch heb ik
niet verhaald wat ik op de kermis te Rotterdam heb gezien, die
eenige dagen geleden geëindigd is. Zoo mijn correspondenten er
op staan, zal ik, in het latijn de saturnaliën beschrijven, die men
er zien kan. „Dat zijn altemaal dingen, waarop men niet letten
moet," zegt mijn correspondent. Intusschen, wanneer men reist,
reist men om te zien wat men in zijn eigen land niet ziet, en ik
zweer bij het hoofd van Erasmus, dat ik in de slechtste voorsteden
van Parijs niets gezien heb, wat met de kermis te Rotterdam
gelijk komt. Men zegt, dat de kermissen het volgende jaar afge
schaft zullen worden. Des te beter. Ik zal de Hollanders er het
volgende jaar meê geluk wenschen."
Bij de dd. schutterij te Wormerveer is eervol ontslag verleend
aan den 2den luit. J. A. Laan.
Bij Kon. besluit van 30 Aug. is o. a. de ontvanger der loods
gelden te Maassluis P. Brouwer, onder eervol ontslag uit die
betrekking, benoemd tot adjunct-commissaris der loodsen te Rotterdam.
Zr. Ms. adjudant in buitengewone dienst de kapt. ter zee J. F.
Koopman is, op zijn gedaan verzoek, ter zake van langdurige dienst,
met ingang van 16 Sept. op pensioen gesteld ad f 1800 's jaars.
De off. van gez. 2de kl. S. F. Kruyt, behoorende tot de rol van
het wachtschip alhier en gedetacheerd aan boord van het oefenings
vaartuig Ternate, wordt met den 30 dezer op non-activiteit gesteld.
Buitenland.
Een Engelsche dame, die onlangs te Parijs een bezoek
bragt aan het atelier van Gustave Doré, geeft daarvan de
volgende beschrijving. Het is een vierkante zaal van reus
achtige afmetingen, verlicht door een boogvenster en hoog
genoeg om een plaats te verleenen aan de verbazend groote
doeken, waarop de kunstenaar gewoon is zijn geniale
gedachten uit te werken. In het midden der zaal bevindt
zich een vierkante, beweegbare estrade op raderen, die
naar verlangen hooger of lager kan worden gemaakt. Daar
bevindt zich Doré, als hij aan een der kolossale schilderijen
werkt, die onder zijn vlug penseel zoo snel in het leven
worden geroepen. Een tafel, overdekt met penseelen van
allerlei afmetingen, een andere bezaaid met boeken, papieren,
brieven, visitekaartjes en teekeningen, eenige stoelen en
een sofa maken het meubelair uit. Geen oude wapen
rustingen of antieke meubelen, geen ledenpoppen of bont
kleurige draperiën, evenmin als de schilderachtige wanorde,
die men gewoonlijk in een atelier aantreft. De voet dreigt
uit te glijden op den gepolijsten parketvloer, die door geen
tapijt wordt ontsierd. Reusachtig groote groene gordijnen,
bestemd om de afgewerkte stukken aan de blikken der
bezoekers te onttrekken, hangen langs de wandenoverigens
ontbrak alle versiering, zoodat men een ernstigen, maar
grootscher. indruk bekwam.
De Fransche bladen verhalen een ijzingwekkend
avontuur, een luchtreiziger overkomen, wiens tegen
woordigheid van geest en behendigheid het leven redden
van een mensch, dat door de talrijke toeschouwers van het
luchtdrama reeds als verloren was beschouwd. Bij het
loslaten van een ballon te Oranje (Vaucluse) geraakte een
der mannen, die daarbij assisteerden, met den voet in de
touwen verward en werd meegesleurd, het hoofd naar om
laag, een der voeten vastgeklemd en het andere been vrij
in de lucht hangende.
De luchtreiziger was op zijn trapeze gesprongen, die
onder den ballon hing en waarop hij in het luchtruim zijn
behendigheid zou toonen. Op gevaar van zelf in den val
van den altijd nog hangenden man tnedegesleurd te worden
gaat hij regt op de trapeze staan, met het hoofd tegen de
lendenen van den man die in zulk eene hagchelijke positie
verkeert. Terwijl hij dezen toeroept om den voet niet
los te werken, maar zich zooveel mogelijk op te trekken
aan het touw der trapéze, dat hij in den val gegrepen
heeft, spant de luchtkunstenaar al zijn krachten in om den
ballon, die gelukkig zijn grootste hoogte had bereikt, door
krachtige schokken naar omlaag te drukken.
Na ongeloofelijke inspanning ziet hij zijn opoffering ein
delijk bekroond, met de streelende zelfvoldoening een
menschenleven van een wissen dood te hebben gered. Toen
de ballon toch eenmaal aan 't dalen was, dank zij de sterke
schokken van den koenen luchtreiziger en het zware gewigt
van de twee in de trapéze hangende mannen, was de aarde
spoedig bereikt en de redding volbragt.
Jl. Zaturdag morgen had te Parijs de lijkplegtigheid
plaats van madame Naraschkine in de parochiekerk te Sint
Thomas Aquinus. Een lijkwagen van de zevende, de
minste, klasse vervoerde het stoffelijk overschot. Madame
Naraschkine had zich reeds voor geruimen tijd uit de
schitterende hofwereld teruggetrokken, al wat zij bezat
onder de armen verdeeld en was tot eene strenge geestelijke
orde toegetreden. Eene ontelbare menigte bedekte de
straten en pleinen, waar de lijkstoet passeerdevooral lieden
uit het volk, dat de overleden Prinses la bonne maman
noemde, wilden haar de laatste eer bewijzen. De gezanten
van Duitschland en Rusland hadden hunne attachés gezonden
om de plegtigheid bij te wonen. Verscheidene maires, wet
houders, hooggeplaatste personen en meer dan 5000 armen
volgden het lijk naar het kerkhof.
Er dreigen nieuwe werkstakingen te Durham en in
Yorkshire te ontstaan, waar de patroons hebben besloten de
loonen met 15 a 20 pCt. te verminderen.
Bij gelegenheid van het nationale feest ter herinnering
aan den slag bij Sédan is gisteren morgen te Berlijn eene
groote parade gehouden. De Keizer werd bij zijne komst
met geestdrift ontvangen, 's Namiddags te 4 uren had een
„parade-diner" van 260 personen plaats.
Bij het station te Stuivenberg heeft een ramp en tevens
een misdaad plaats gehad. Een jongmensch, zekeren Petrus
Lemmens, 22 jaren oud, zijn door een goederentrein de
beide beenen afgesneden. Hij verklaarde, toen hij weêr was
bijgekomen, dat een drietal kerels hem hadden aangevallen.
Ze hadden hem een slag op het hoofd gegeven, waardoor
hij bedwelmd was, en hem toen op den spoorweg geworpen.
Eerst toen de trein hem over de beenen reed kwam hij
een oogenblik tot zich zelf, slaakte een kreet en had nog
de magt zich tot op ongeveer 50 meter van den weg voort
te slepen.
De misdadigers hebben Lemmens zijn beurs afgenomen.
De politie doet onderzoek.
In 't verslag der internationale sanitaire conferentie te Wee-
nen wordt o. a. gezegd, dat uit het resumé van de besluiten
der conferentie omtrent het wetenschappelijk gedeelte der
cholera-kwestie blijkt, dat wij in de laatste jaren niet
gewonnen hebben aan positieve kennis omtrent den aard
en de verbreidingswijze der cholera en dat veel van hetgeen
daaromtrent nog aangenomen wordt, geenzins als bewezen
is aan te merken. Onze wetenschap bepaalt zich eigenlijk
alleen tot deze twee punten: 1. de cholera ontstaat in
Britsch-Indië, komt zij in andere landen voor, dan is zij
daar ingebragt; 2. de cholera verbreidt zich door het
menschelijk verkeer.
In de conferentie is aangenomen een voorstel tot het
instellen eener internationale sanitaire commissie, welke
haar zetel te Weenen zal hebben en belast zal zijn met
de studie van besmettelijke ziekten. Haar werkkring zal
een zuiver wetenschappelijke zijn; zij zal over weten
schappelijke vraagstukken geraadpleegd kunnen worden.
Bestudeering der cholera uit het oogpunt van aetiologie en
prophylaxis is bovenal haar taak.
De groote wapenschouwing over de Oostzee-vloot, die
den 22 Aug. ten gevolge der ongunstige weersgesteldheid
geen voortgang had kunnen hebben, is den 25sten op de
reede van Kroonstad gehouden, welke bij die gelegenheid
een indrukwekkend schouwspel opleverde. De 40 bodems
sterke vloot was in drie liniën geschaard, waarvan de
eerste uit monitors en torenschepen, de tweede uit stoom-
vaartuigen van groot charter, de derde uit kleinere bodems
(jagten, kanonneerbooten, enz.) bestond. Het keizerlijke
escader, dat te 1 ure des middags verscheen, bestond uit
het keizerlijke jagt Alexandrie, de rijks-stoombooten Newa,
Onega en Strelna, gevolgd door een aantal particuliere
stoombooten, die zich bij het vertrek van het escader uit
Petersburg daaraan hadden aangesloten. De Keizer werd
vergezeld door zijne zoons Wladimir en Sergius, door zijne
broeders Constantijn, Nikolaas en Michael, door zijn neef
Prins Alexander der Nederlanden, door den groothertog
en de groothertogin van Mecklenburg met hunne twee
zoons enz., waarbij zich later nog andere leden der keizer
lijke familie voegden. Behalve door de reeds genoemde
schepen was de reede bedekt met van alle zijden derwaarts
gestevende particuliere vaartuigen van allerlei grootte; al