1874. N°. 117.
Woensdag 30 September.
32 Jaargang.
Uitg-ever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Binnenland.
HELDERSUHE
NIEUWEDIEPER COURANT
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingbdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal ƒ1.30.
J 1 franco per post - 1.65.
Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte "berekend.
Eiken Donderdag: vertrekt de mail naar Oost-Indië
vla Brindlai.
Laatste ligiing 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 29 September.
Wij vernemen dat het vertrek van Zr. Ms. schroef-
stoomschip Cur89ao is bepaald op Maandag 5 October.
Het etat-major van genoemden bodem is zameDgesteld
als volgtJ. A. Vandeyelde, kapt. ter zee, kommandant
A- J. iW'Hekens, luit. ter zee 1ste kl., lste officier; J. D.
A. N,ederburg, W. A. Buijtendijk, O. Kreet de Virieu, en
Ar- W. Laman Trip, luits. ter zee 2de kl.O. H. Kuijck,
C. T. de Ruijter de Wildt, R. Betz, H. Rudolph, L. A.
T. I. F. van Oijen, jhr. G. S. Boreel, P. O. W. Vandevelde,
J. M. M. Pfeill en W. B. J. van Eijk, adelborsten lste kl.;
dr. D. Hellema, off. van gez. lste kl.; dr. G. A. Haremaker,
off. van gez. 2de kl.J. H. C. ten Hove, off. van adm.
lste kl.; J. F. de Meester en H. A. Engeringh, scheepsklerken.
Naar men verneemt zal Zr. Ms. schroefstoomschip
lste kl. Leeuwarden, 1 Nov. a. s. in dienst worden gesteld.
De kapt.-luit. ter zee H. van Goens, kommandant
van Zr. Ms. schroefstoomschip Prinses Maria, is, naar men
verzekert, benoemd tot adjudant van Z. K. H. Prins Alexander,
om die betrekking te aanvaarden wanneer genoemde bodem
de voorgenomen reis heeft volbragt.
De adeljborsten van het Koninklijk Instituut voor de
Marine (natuurlijk except één) hebben dezer dagen hun
vorigen kommandant, den kapt. ter zee K. F. R. Andrau,
als souvenir een paar prachtige coupes aangeboden.
I.) Men had haar verkocht.
eene oorspronkelijke novelle, door AE.
Zij was jong en schoon, een naauwelijks ontloken rozenknop, en
de man, die met haar voor Gods .altaar trad, telde zeventig jaren.
„Wat een ongelijk paar!" hootÖfe men nier en ginds fluisteren.
De oude man stond daar, statig en onbewegelijk, koud en stijf
als eene rot», om wier kruin de sneeuw zich voor eeuwig gelegerd
heeft; zij verhief zich naast hem, even stijf, even onbewegelijk,
ofschoon er ,?ene lentezon in hare lokken glinsterde.
De predikant deed de gewone vragen; de oude man boog zich
deftig pn langzaam, ten volle bewust, naar het scheen, welk eene
gunst ,het van ,hem was deze vragen te willen beantwoorden zij
boog haastig en ligt, alsof het haar de moeite niet waardig was
dieper te buigengeen zweem van den blos, welke eener bruid zoo
liefelijk staat, verscheen op haar gelaat, dat wit eu koud als eene
lelie [in stille schoonheid praalde, en toen zij ouder het ruischen
(jpr orgeltoouen paar de consistoriekamer wederkeerden, zagen hare
zwarte oogen fier in het rond, als wilde zij ieder uitdagen, die
het wagen durfde hare keus niet de regte te noemen.
In de kerkekamer werd het pas getrouwde paar door een kring
van vrienden en belangstellenden omringd; hij beantwoordt statig
en ernstig de gelukwenschen, die hem geschonken werden en buigt
verscheidene malen zeer hooghartig; zij buigt even als daar straks
toen zij een belofte voor het leven aflegde, naauwelijks merkbaar,
en ziet onverschillig in het rond; daar nadert haar de predikant
en houdt eene even sierlijke toespraak, als hij daar straks in de
kerk een preek gehouden had, hij gebruikt zeer nette bewoordingen
en vermijdt alles wat aanstoot zou kunnen geven, hij schijnt de
waarheid van Talleyrands gezegde te bevestigen, dat de woorden
er slechts zijn om de gedachten te verbergen. Misschien denkt zij
eveneens, want hare oogen zijn strak op hem gevestigd en als hij
zwijgt dankt zij hem met een glimlach, die als een bliksemschicht
langs dreigende wolkeu over haar gelaat vliegt.
Nu treedt haar echtgenoot haar op zijde en biedt haar zijn arm,
de toppen van den wit glacé handschoen leggen zich luchtig op
dén mouw van zijn fijnen zwartlakenschen rok, alsof zij vreezen dien
aan te raken en zich te bezoedelen, zij stappen statig voorwaarts
die man en die vrouw, zoo even aan elkander gekluisterd en een
der heeren in den kring der vrienden en belangstellenden ziet hen
weltevreden achterna. Het is een oud heer, lang en trotsch van
houding, met gelaatstrekken, welke op die der bruid gelijken, maar
zonder hare fierheid en hare trotsche minachting; zij is hem rakelings
voorbij gegaan zonder op hem te letten, naar het schijnt. Zeer
beleefd, maar met iets houterigs in zijne bewegingen, dat aan een
pop van Jan Klaassen doet denken, helpt de grijsaard zijn bruid
in het rijtuig, zij zinkt achteloos neder op het purper fluweel der
trouwkoets, zonder op de prachtige paarden te letten, wier tuigen
met zilver zijn beslagen; en van dit uur af behoort dit alles haar
toch toe, want paarden en rijtuig zijn de bruidsgeschenken haar9
echtgenoots, om niet van de schitterende corbeille de noces te
spreken, die zoo veel geld gekost heeft als menig arm huishouden
voor altijd van gebrek zou bevrijden. Baron Eddistone, de pas
gehuwde man, zet zich zwijgend tegenover haar en daar ook zij zwijgt
rijden zij in een niet veel goeds belovende stilte naar de ouderlijke
woning der jonge vrouw, waar zij nog even een ontbijt zullen
nuttigen om dan de huwelijksreis te ondernemen, en God alleen
weet, waar die reis op uitloopt! of zij niet zullen verzinken in de
koude diepte der levenszee, of zij niet zullen stranden op een
rotsklip, of zij niet zullen verbrijzelen op een onherbergzaam strand,
want ach! hoe weinigen van die daar kalm heenreizen, bereiken
Sedert lang heeft geen week zulke gunstige resul-
j taten opgeleverd als de voorgaande, wat betreft de Noordzee-
j visscherij. Er werden namelijk bij afslag verkocht bet
kolossale aantal van circa 46,000 tongen, 2600 roggen,
82 groote tarbotten, alsmede eenige honderden kleinere,
circa 200 wigtjes kleine schol en ongeveer 50 wigtjes
scharren. Eenige schuiten, die vóór Terschelling vischten,
ontdekten daar een bijzonder gunstigen vischgrond, zoodat
zij in één streek 800 tongen per schuit vingen.:
Ook de kantvisscherij begint te verbeteren, daar er meer
en een mooi soort scholletjes gevangen worden.
Niettegenstaande den grooten aanvoer, ondergingen de
prijzen betrekkelijk slechts geringe daling.
Jl. Zaturdag avond heeft het onderzoek plaats gehad
omtrent de gemaakte vorderingen van hen, die zich hadden
aangemeld voor het genieten van onderwijs aan de Industrie
school alhier. Van de 65 aspiranten werden 54 toegelaten.
Van de leerlingen van de vorige jaren zijn 65 teruggekomen,
zoodat het aantal leerlingen, waarmede de lessen op 1 Oct.
zullen aanvangen, 119 bedraagt. De gewone localen zijn
voor dit getal te klein, zoodat, in afwachting van 't gebruik
der nieuwe localen in de Oostslootstraat, een deel der lessen
in de school aan de Hoofdgracht zal gegeven worden.
De werkzaamheden tot het afbrengen van de König
Wilhelm worden nog steeds met ijver voortgezet. Van het
staken der werkzaamheden tot het voorjaar is voor alsnog
niets bekend.
Aan een berigt van den kommandant van het leger
in Oost-Indië, dd. 11 Aug. jl., ontleent de Staatscourant
het navolgende omtrent den gezondheidstoestand en de voeding
der troepen in Atsjin
„Blijkens het rapport van den chef der expeditionaire
geneeskundige dienst in Atsjin, dd. 28 Julij jl., kunnen
het liefelijke land, waar vrede en geluk den scepter voeren
Even beleefd en even houterig helpt de echtgenoot zijn vrouw
uit het rijtuigzij stapt langzaam binnen, er is iets langzaams in
ieder harer bewegingen alsof de rustigste rust haar bezielt, zij
gaat het voorhuis door, rijk met bloemen gesierd bloemen
bekooren immers bij een bruiloft en klimt de kleine wenteltrap
alleen op, want haar gemaal is beneden gebleven, waar zicli de
heeren, die hen in andere rijtuigen gevolgd zijn bij hem voegen.
Op het portaal gekomen blijft de jonge vrouw staan, haalt zwaar
adem en drukt de hand op de borst, alsof zij daar pijn lijdt; zij
merkt niet op, dat zij eenige oranjebloesems wreedaardig verplettert;
zonder een oog te slaan op de geknakte bloemen, werpt zij het
sclioone hoofd in den nek eu opent een der talrijke deuren, die
op den corridor uitkomen.
Het is een slaapvertrek waar zij binnentreedt; keurig is de kamer
gemeubeld eu van allerlei gemakken voorzien, de lentezon glinstert
even als in de kerk liier in dit vertrek en vangt de binnentredende
in een breeden straal, die hare prachtig gekleede gestalte als een
stroom van goud omhult. Vol bewondering blijven de oogen dei-
ziekelijke vrouw in dien lagen gemakkelijken stoel bij het raam
gelegen op haar gevestigd, de bruid zelve slaat blijkbaar even
weinig acht op dezen tooi als een marmeren Madonna zou kunnen
doen, welke de geloovigen met schatten gesierd hebben.
Hare kleeding zou bij zulk eene Madonna echter niet achterstaan,
het sleepkleed dat zij draagt is van kostbaar satijn met echte kanten
belegd en daalt in breede zware plooijen langs hare ranke gestalte,
een kanten sluijer omhult baar ten halve en daaronder glinsteren
prachtige diamanten als een diadeem in hare goudkleurige lokken,
dezelfde soort van edeHteenen versieren haar hals, borst en armen,
die met zwanendons in witheid en zachtheid kunnen wedijveren.
Nu ijlt zij op de bleeke zieke gedaante toe en zonder zich om haar
toilet te bekommeren knielt zij bij haar neder, vat de slappe door
schijnende liand en brengt die aan hare lippen en nu ook ont
spannen zich hare gelaatstrekken, een zachtere aandoening dan die
van daareven als de uitdrukking van haar gelaat iets anders
dan strakheid aantoonde bezielt haar wezen, in hare donkere
oogen ligt een straal van welwillendheid en liefde. „Moeder
zegt zij met eene heldere liefelijke stem: „Moeder! thans ben ik
een getrouwde vrouw." „En niet volgens mijn wensch," zegt
de zieke treurig. „O, wat bewoog je toch om dezen ouden man
tot gade te nemen, het wil er bij mij niet in Hortense, dat je uit
trots en zucht naar rijkdom zoo handeldet, de wereld moge dit
denken, ik ken je van een geheel andere zijde, ik weet dat mijn
eigenzinnig kind te edel, veel te edel denkt om zulke lage beweeg
redenen bij één harer handelingen te laten gelden, te minder dan
bij haar huwelijk. Hoe dikwijls, en hoe kort geleden nog, hebben
we samen over den dag gesproken als je aan den arm van een
jongen beminden man naar het huwelijksaltaar zoudt gaan; ben je
dat vergeten Hortense? Ik heb toen wel eens gedacht:hier
werd de stem der moeder zachter„dat je hart een teeder
geheim voor mij verborg, dat je reeds den meester gevonden hadt,
voor wien elke vrouw zwak is als hare tijd komt." De jonge
vrouw klemde de lippen vast op elkander onder het hooren dezer
woorden en hare vingers verplukten het kostbare bouquet, dat zij
in de linkerhand hield; zij zag hare moeder strak aan en zeide
eindelijk haastig met een half gesmoorde stem„Laat ons nimmermeer
van deze dingen spreken, moeder, ik ben nu gehuwd eu als zoodanig
past het mij niet meer dergelijke herinneringen voor oogen te
houden." De zieke vrouw trok zich gekwetst terug. „Ook al
trotsch tegen je eigen moeder," murmelde zij, maar wat zij verder
wilde zeggen bleef haar in de keel steken, want Hortense sloeg
omtrent den gezondheidstoestand betere berigten gegeven
worden. Cholera komt zeer zeldzaam voor, buikaandoe
ningen worden minder; koortsen zijn evenwel stationair;
uit de garnizoenen van het strand kwamen enkele patiënten
met pernicieuse koortsen.
Opmerkelijk is het, dat na een paar dagen regen de
koortsen meestal toenemen in aantal en hevigheid, doch is
de bodem weder goed droog, dan vermindert het aantal
merkbaar. Het sterfte-cijfer is veel lager dan over de
maand Junij.
Ook de voeding van den troep is goed te noemen, wanneer
men bedenkt, dat, blijkens het rapport van den chef der
expeditionaire intendance in Atsjin, het aantal rations, dat
dagelijks aan de troepen en daartoe behoorende personen
wordt verstrekt, ruim 5000 bedraagt en die voeding nog
zoo gevariëerd kan worden. Nu en dan wordt gort, in
stede van hard brood, tweemalen per week aardappelen
met ingemaakte groenten van superieure kwaliteit, eens
per week groene erwtensoep met spek en eens per week
boonen verstrekt.
De proeven om versche groenten en vruchten van Padang
te laten komen zijn nog niet goed geslaagdook was de
hoeveelheid niet groot genoeg. De intendant te Atsjin
acht het dan ook wenschelijk, door te blijven gaan met het
zenden uit Nederland, via Padang, van groenten in potten,
per stoomschepen. Ook van Batavia wordt beproefd inge
maakte groenten naar Atsjin te zenden, waarmede reeds
op flinke schaal een begin is gemaakt.
Er is op de begrooting van Binnenl. Zaken o. a.
f 35000 uitgetrokken voor de kosten van droogmaking
van een deel der Leegmeerplassen in Noordholland. De
civiel-ingenieur Wierel heeft voor die droogmaking concessie
aangevraagd.
beide armen om haren hals, kuste haar lang en innig en fluisterde
zoo bewogen, dat men de tranen in hare stem kon hooren ruischen.
„Mama! mijne mama! mijn liefste leven! wees niet boos op
uwe Hortense nu zij zoo spoedig henengaat? Denkt gij niet, dat
mij het hart breekt bij bet denkbeeld u zoo spoedig te moeten
verlaten, uw lief gezigt niet meer te zien, u niet meer te kunnen
verzorgen in uw zwakken toestand, aan vreemde handen uwe
oppassing te moeten overlaten, die mij zoo dierbaar was? Maar
de vrouw moet haren man volgen." De moeder weende. „Ik
twijfel niet aan je liefde, mijn kind," zegt zij „maar ge zijt me een
raadsel. Aan de eene zijde die groote teederheid voor mij, aan den
anderen kant die onbuigzame trots, die alles trotserende eigenzinnigheid
ik weet wel dat ik je altijd bedorven heb, maar ge waart zoo zacht
en goed voor mij, dat ik niet kon gelooven, dat mijn opvoeding
je kwaad deed; ik kan het nog niet gelooven in spijt van deze treurige
uitkomst, ieder, je eigen vader zegt mij dat je trots en eerzucht
je tot dit huwelijk gevoerd hebben." „En mijn vader zal het
toeli wel weten," zegt Hortense met een toornige flikkering in
hare zwarte oogen, dat echter door hare moeder niet opgemerkt
wordt als deze vervolgt: „'t Is misschien niet goed van mij nu je
gehuwd zijt zoo tot je te spreken, maar ik heb het vóór je huwelijk
ook reeds gedaan; toeu je mij je verloving bekend maaktet kon
ik mijne ooien haast niet gelooven en nu is alles mij nog een
raadsel, en als ik mij voorstel, dat je morgen hier niet meer zijn
zult, dat ik misschien nooit mijn dierbaar kind weder zal zien,
dan zou ik wel wenscken, dat de dood mij wegnam voor ik van
je scheidde, want ook mijn hart breekt." „Ik geloof dat hier
een vrolijk gesprek gehouden wordt," zegt een stem aan de deur
en de man met de trotsche houding, die het bruidspaar zoo ver
genoegd nakeek, treedt de kamer binnen. Oogenblikkelijk glijdt
het masker van koele, onverschillige, uitdagende fierheid weder
over het gelaat der jonge vrouw, zij staat statig naast hare moeder
en vestigt hare oogen zoo strak op hem, dat hij de zijnen afwendt
en op luchtigen toon zegt: „Neem mij niet kwalijk, dat ik zoo
ongeroepen binnenkom, maar de bruid is zoo lang onzigtbaar
gebleveu, dat ik wel besluiten moest om haar te gaan opzoeken,
een zeker iemand" met een schalksclien blik „wacht beneden
op je met het grootste ongeduld." „Gij wilt zeggen, papa, dat
het dejeuner mij roept," zegt Hortense zeer koel, „ik kom dadelijk."
Dit zeggende wendt zij haren vader den rug toe en buigt zich
weder tot hare moeder. Hij weet niets meer te zeggen en verlaat
het vertrek. „Altijd dezelfde koelheid voor je vader, Hortense,"
klaagt de moeder treurig, „wonderlijk meisje, hoe vreemd zijn je
handelingen." „Mijn hart is zeker zoo klein," zegt Hortense,
„dat er alleen plaats voor u in is, liefste moederen nu zegen en
kus mij, en vergeet dat ik daar straks mij zelve den bruidskrans
heb opgezet, in plaats van dit aan uwe dierbare handen over te laten."
Zonder tranen, maar zeer bleek ontvangt Hortense haar moeders
zegening terwijl zij voor haar nederknielt; nu stort zij al de
teederheid van haar hart waar ijs en vuur te zamen in heerschen
in deze laatste omhelzing uit, geeft hare moeder de liefste namen,
de gloeijendste kussen en onder die vereeniging valt één traan op
haar moeders hand, die meer zegt en zwaarder weegt dan het
hartstogtelijk schreijen der zieke, toen staat zij op, herneemt hare
vorige kalmte, liefkoost het beminde gelaat, dat zoo droevig tot
haar opziet en met de woorden: „Houd u nu kalm, moedertje,
God sterke en zegene u," gaat zij heen. De zon vangt haar
weder in zijn breeden straal, maar zij glijdt er door henen en
laat een ledige ruimte achter, slechts door zonnestofjes gevuld, die
voor de betraande oogen der zieke als zilveren sterretjes in wonder
lijke gedaante en vorm schitteren.