STATEN-GENERAAL. Pieterskerk, Onder alle vier de basreliëfs staan toepasselijke versregels van oude dichters. Op een band aan de voorzijde leest men de woorden;/Ter gedachtenis van de verdedi ging en verlossing van Leiden, de bevestiging van Nederlands vrijheid, en ter eere van den burgemeester Pieter Adriaansz. van der Werf. MDLXXIV—MDCCCLXXIY." Onlangs is medegedeeld, dat te 's Bosch een weduw naar van 73 jaren ondertrouwd was met eene weduwe van 63 jaren. In de Pr. N. Brab. Crt. leest men nu, dat de weduwnaar zelf schijnt te hebben ingezien dat het al te aardig was, ten minste hij is er, zooals men daar zegt „uitgescheijen" en de afkondiging is gestaakt. In het D. v. Z. H. wordt aan de Leidenaars in overweging gegeven, om van nu tot den 3 dezer te vasten, ten einde bij de viering der aanstaande feesten zich te beter in de positie hunner voorvaderen op dien dag te kunnen terugdenken. De Nederlandsche Vereeniging tot beperking van openbare dronkenschap zal Dingsdag den 20. Oct. a. s. in het gebouw der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen te Rotterdam eene algemeene vergadering houden, bestaande o. a. in eene ten 7 ure te houden vergadering met corres pondenten en leden, waarna ten 8 ure eene openbare vergade ring wordt gehouden, waartoe ieder vrijen toegang heeft. Onder de voorstellen van het hoofdbestuur is o. a. het volgendeAanbieding van een nader adres ter verkrijging van wettelijke bepalingen, aan de regering, in verband met de missive van de ministers van justitie en financiën, dd. 30 Junij en 3 Julij, ter vergadering ter onderteekening aan te bieden. In het belang van het doel der vereeniging heeft het hoofdbestuur alle vereenigingen,die, al is het als nevendoel, bestrijding van misbruik van bedwelmende dranken en dronkenschap beöogen, uitgenoodigd om zich opjde openbare algemeene vergadering te doen vertegenwoordigen en wenscht daardoor zamenspreking en zamenwerking te verkrijgen, niet alleen tot de verkrijging van wettelijke bepalingen, maar ook ter bestrijding der aanleidingen en gelegenheden, die drankzucht en dronkenschap in de hand werken. De 713 hectaren van den Prins Alexanderder-polder, behoorende tot de drooggemaakte kleine plassen in Schieland, hebben bij de jl. Zaturdag te Rotterdam gehouden veiling f 721,347.06, of f 1011.06 per hectare opgebragt. Men zegt, dat Godard ook te Rotterdam eene luchtreis zal ondernemen. Jl. Dingsdag had te Schiedam een vreeselijk ongeluk plaats. Door een volgeladen molenwagen werd een kind van ongeveer drie jaren te pletter gereden. Op de thans te Boskoop geopende vruchten-tentoon stelling der Pomologische Vereeniging komen onder 280 soorten van appelen en 143 soorten van peren, 4 uit Japan aangevoerde perensoorten voor, namelijk de Mikado, de Daimyo, Sieboldi en Madame von Sieboldt. Zij onderscheiden zich door een bijzonder regelmatigen vorm en lengte van den steel. Men meldt uit Asperen dd. 29 Sept. „Sedert de laatste dagen is hier veel levendigheid in paardenhandel. Enorme sommen worden besteed en vele kooplieden komen alhier. Honderden stuks worden naar Spanje en Frankrijk verzonden en de handel blijft levendig. Voor een paard, dat verleden jaar als dekhengst werd aangeboden en niet verkocht kon worden, werd nu f 950 geboden, doch niet gegund. Een onzer wethouders, de heer F. de Jong, kocht 2 jaar geleden een paardje voor f 115; dit dier, dat nu 31 jaar oud is en altijd goed zijn kost verdiend heeft, werd nu aan een Engelschman voor f 820 verkocht." In de laatste dagen passeeren te Utrecht weder prachtige spannen paarden, meestal 3- en 4jarige merries, die door Belgische en Fransche handelaren op het platteland in die provincie worden opgekocht. Bij den paardenhouder J. zijn twee prachtige blaauwe schimmels gekocht, waarvoor f 1200 per stuk betaald werd. De meeste paarden worden naar Rotterdam gebragt, om vervolgens naar B'elgic vervoerd te worden. Op de paardenmarkt te Buren werden ongeveer 700 paarden aangevoerd. De handel was niet zeer levendig, uitgenomen die in anderhalfjarige ruins, welke van f 200 tot f 450 deden en meest door Duitsche en Belgische kooplieden gekocht werden. Beste öjarige paarden werden van f 500 tot f 800, meest voor Fransche rekening geleverd, Men meldt uit Zwolle: „Een groot aantal bakkers alhier hebben zich sedert jaren vereenigd tot een bakkersclub en hadden het monopolie van de broodprijzen. Dezer dagen, nu de graan- en meelprijzen zoo aanzienlijk zijn gedaald, heeft de bakker Hellendoorn zich aan die Vereeniging onttrokken en is onmiddellijk begonnen het roggebrood, dat 42 cent de 4 kilo kostte, te stellen op 36 cent. Deze prijsvermindering vond navolging bij andere bakkers, waarop H. opnieuw 2 cent en later nog 2 cent afsloeg, zoodat thans de 4 kilo goed roggebrood bij hem verkocht wordt voor 32 cent. Een paar bakkers hebben zijn voorbeeld gevolgd, andere verkoopen voor 34, de meesten voor 36 cent. Dat H. een groot debiet heeft gekregen, behoeft naauwelijks vermeld te worden." Een inzender in de Asser Crt. schrijft: „Als een eerlijk, proper slagtertje morgen in staat werd gesteld om een vette koe te slagten en 't vleesch daarvan naar kwaliteit verkocht voor 40, 35, 30, 25 ets., zouden dan de grootelui's dames van dezen man ook koopen? Neen als jufvrouw die en vrouw die zich haasten om naar die slagerij te gaan, kan mevrouw dies meid er niet tusschen in staan. De meid zelve ware daardoor op haar „ponteneur' getrapt en fluisterde alligt mevrouw in 't oor: „zou 't ook van een ziek beessien wezen?" En als mevrouw er van gekocht had, dan proeft ze 's middags met manlief en al de kinderen, dat er, heusch waar, een smaakje aan is. Uit is het met het slagtertje en 10 stuivers wordt weer gegeven en op nieuw gelamenteerd och, menschenkinder, wat is 't vleesch duur!" Het is bekend, dat de prijs der oesters sedert eenige jaren ontzaggelijk gestegen is; deze prijsvermeerdering is grooter dan die van eenige andere eetwaar. De buiten sporigheid der prijzen in de laatste jaren wordt verklaard deels door verarming en vernieling der oesterbanken, ten gevolge van het visschen met netten, waaraan ijzeren haken bevestigd zijn, deels aan gemeen overleg tusschen eenige maatschappijen. De Landbouw-Courant deelt het volgende uitJAustralië afkomstige middel om groot ooft te verkrijgen mede. Als een appel half volwassen is, plaatst men er een schaaltje, bakje of iets dergelijks onder, gevuld met een hoeveelheid water, met suiker verzadigd. Het onderste gedeelte van den appel moet in het water hangen zonder den bodem van het bakje aan te raken. Het dagelijks verdampende water moet door nieuw vervangen worden. Op deze manier zou men appelen van verbazende grootte en zeer fijnen smaak verkrijgen. Onder het opschrift: „Loodvergiftiging in Frankrijk," schrijft men uit Parijs: „In Frankrijk bestaat tegenwoordig de grootste behoefte aan eerlijke ketellappers. De vertinners verwoesten de levenssappen der bevolking. Zij zijn erger dan het ergste kwaad en de beste bondgenooten van von Bismarck. Hoe zoo? Door het toenemend gebruik van lood bij het ver tinnen van keukengereedschap. Lood is aanmerkelijk goed- kooper dan tin. Een mengsel van een deel tin en drie deelen lood is zeer blinkend wanneer het nieuw is, en geeft zooveel voordeel aan den ketellapper of fabriekant, dat er voor de keukenmeid, die hen een bestelling doet, een fooi overschiet. Gedurig hoort men den een of ander zeggen: Ik weet niet wat mij scheelt. De beenen zijn loom en 't is of er gewigt aan hangt; ik heb hoofdpijn, menigvuldige en langdurige aanvallen van stompheid kwellen mij; mijn bloed is te warm en vloeit toch traagik heb geen eetlust, de keel is ontstoken, mijn tanden staan los, mijn geheugen wordt minder enz., enz. Doctors, die hun patiënten zoo hooreu klagen, schrijven al die ongesteldheden toe aan vermoeijenissen, aan de met gas bezwangerde lucht, aan overmatige zorg voor bezig heden of dergelijke. Maar een dier heeren is 't gelukt de ware oorzaak dier ziekteverschijnselen te ontdekken. Tijdens zijn verblijf in 't zuiden van Frankrijk klaagde eene dame over verzwakking van het ruggemerg. Hij schreef dit toe aan overspanning in hare zaak (zij was logementhoudster), doch meende tevens bij al de leden van haar gezin in meerdere of mindere mate dezelfde kenteekens te bespeuren als zich bij haar voordeden. Eens hoorde hij die dame de blankheid van haar keukengereedschap roemen, zij ver haalde van de zorg, die zij droeg, om het altijd goed vertind te hebben. Ja, de doctor zelf moest het zien! Hij onder zocht het keukengereedschap, dat hem als een spiegel tegeublorik, maar bevond, dat het, met een witten doek gewreven, een roet-zwarte stof op dien doek achterliet. Na nog meer nasporingen gedaan te hebben in tegenwoor digheid van den ketellapper, die geroepen was om zich te verantwoorden over zijne behandeling van bet gereedschap, overtuigde hij dezen zoozeer, dat de man uitriep„Gij weet het. Van de tienduizend menschen in Parijs zou niet een op 't denkbeeld komen het keukengereedschap zóó te onderzoeken. In de fabriekstaal is zulk vergiftigend mengsel bekend onder den naam van „la claire," omdat het zoo helder blinkt. Ook in het verglaassel van aardewerk wordt somtijds lood gebruikt, dat er echter na eenige dagen door vocht of verhitting uittrekt." (Standaard.) In een koffijhuis te Amsterdam vertelde een heer, dat hij buitengewoon veel kon eten, en scheen daarin eer te stellen. Een der aanwezigen, wien dit verveelde, antwoordde hem, dat zijn hond méér at. De eerste, door die vergelijking niet gevleid, antwoordde, dat hij wel wilde wedden, dat dit het geval niet was. Dit ging aan. Er werd bepaald, dat de verliezer den maaltijd en een zekere som daarenboven zou betalendat de sterketende man het eten zou opgeven, mits zich bepalende bij zulke spijzen als menschen en honden beide eten; ook dat degeen als overwonnen zou beschouwd worden, die het eerst weigerde. De hond werd gehaalder kwam soep, groente, visch en ten laatste gebraden vleesch op tafel, waaraan beide kam pioenen zich behoorlijk tegoed deden. Toen de man bijna genoeg had gegeten, vroeg hij een roggebrood, sneed zich een flink stuk af, dat hij droog at en bood den hond een ge lijk stukmaar deze snuffelde er een weinig aan en verwij derde zich zonder het aan te raken, zoodat de man overwin naar bleef. Ziehier een naauwkeurig tabbelletje van hetgeen men bij de lijkbeschouwing gevonden heeft in de maag van den zonderlingen ijzervreter, die, naar wij in ons vorig nummer mededeelden, den 18 Sept. jl. aan de gevolgen van zijn liefhebberij in het gasthuis te Prestwich overleed. In zijn ingewanden ontdekte men1639 kleine schoen- makers-sprijkers6 groote spijkers, 4 centimeter lang; 19 van 3 c.; 8 van 2 c.; 58 van 1 c.; voorts 39 metalen oogjes, 5 koperen haken, 9 koperen knoopen, 20 stukken van gespen, een speld, 14 stukken glas, 10 steenen, drie stukken touw, een stuk leêr 3 centimeters lang, een stuk lood van 4 c. en een steekpriem, in 't geheel 1841 voor werpen, wegende te zamen 11 Engelsche ponden en 10 ons. Men leest in een Weener dagblad het volgende huwelijksaanzoek„Er zijn geen mannen meer," had ik bijna lust uit te roepen. Waarom? Ik ben een meisje van 22 jaren, een wees, goed en huishoudelijk opgevoed en bezit een vermogen van f 8000, en ben toch nog ongehuwd. Ook mijn uiterlijk is niet van dien aard, dat ik een man het leven zou kunnen onaangenaam maken. Juist het tegendeel. Of zou dit ook de schuld er van zijn? Men zegt immers: schoonheid wordt bewonderd, maar verwekt geen liefde. Ik wil echter niet bewonderd, maar bemind worden, want ik ben niet van marmer. Nu, welligt gelukt het mij op dezen, zooals ik dagelijks lees, niet ongewonen weg datgene te vinden, wat mijn hartelijke wensch iseen getrouwen liefhebbenden man. Men wordt verzocht zijne aanbiedingen, onder het motto Clara Wilhelmina, bij de expeditie van dit blad in te zenden.' Volgens de Turinger Zeitung is Riccotti Garibaldi op een Engelsche miss verliefd geraakt en heeft hij haar met hare toestemming geschaakt. Het gevolg er van was, dat zij huwden en de bruid een aanzienlijken bruidschat medekreeg, doch onder voorwaarde, dat zij onmiddellijk vertrokken, want papa wilde zijn dochter niet meer zien. Tweede Kamer. De afdeelingen der Kamer hebben benoemd tot rapporteurs over de Indische begrootingswetten voor 1875: de heeren van Loon, Nierstrasz, C. van Nispen, Mackay en Gevers Deynoet. Aan de staatsbegrooting voor 1875 is het volgende ontleend: Hoofdstuk VI (Departement van Marine) f 13,044,172 of met inbegrip van het loodswezen f 2,078,000, meer dan voor 1874. De begrooting berust op dezelfde gronden als door den minister bij de definitieve vaststelling der loopende begrooting zijn uiteengezet, zoowel omtrent de eischen die aan 's Lands zeemagt zullen worden gesteld, als omtrent hetgeen behoort te worden verrigt, ten einde haar in staat te stellen in alle opzigten aan die eischen te voldoen. De minister refereert daaraan en bepaalt zich tot aanwijzing in hoever thans aan de toen voorgenomen maatregelen uitvoering kan worden gegegeven, en in welke opzigten daarvan na rijpe over weging wordt afgeweken. In overeenstemming daarmede worden in de begrooting voor 1875 gelden aangevraagd voor den bouw van 4/5 monitors, 4 stoom-kanonneerbooten, 1 riviervaartuig, 1 tor pedovaartuig, 7/10 schroefstoomschepen lste kl. en 1/2 stoomschepen 4de kl. In afwijking van het programma van het vorig jaar worden thans in stede van gelden voor den nieuwen aanbouw van 1/2 gepant serd schip, de gelden aangevraagd voor 1/4 monitor. De Prins Hendrik zou dan aangewezen worden voor den dienst bij het auxilair escader in Indië. Zonder uitstel zal echter een begin moeten worden gemaakt met den bouw van de gepantserde schepen, die de Hendrik hier te lande zal moeten vervangen. In de wijze van aanbouw der overige schepen zullen eenige veranderingen worden gebragt. Voor het type riviervaartuigen is een project ontworpen. Het torpedo vaartuig zal zijn gelijk voor de Zweedsche en Noorsche marine is aangenomen. De stoom-kanonneerbooten, type Staunch, blijken voortdurend uitmuntende eigenschappen te bezitten. Met de opleiding en oefening van jong volk in open zee is een aanvang gemaakt. De premiën voor aanwerving zijn reeds zoo hoog, dat de minister niet verder wenscht te gaan. De werving gaat in den laatsten tijd beter. Ook bij het corps mariniers is 't incompleet, niettegen staande de gevoelige slagen in den strijd met Atsjin geleden, verminderd. De afdeeling materiëel bedraagt twee millioen meer dan voor 1874. In aanmerking genomen, dat de posten voor aanbouw en her stelling voor het loodswezen van de lilde op de Ilde afdeeling zijn overgebragt, beloopt de hoogere raming ruim f 2,150,000. Deze verhooging is noodig om aan de reeds medegedeelde plannen van aanbouw gevolg te kunnen geven en met de onderhanden zijnde werkzaamheden krachtig voort te kunnen gaan. Onder de laatste behoort de aftimmering en uitrusting van het ramtorensehip Koning der Nederlanden, waarvoor alleen f 655,000 gevorderd wordt; voorts de aftimmering en uitrusting van de schroefstoom schepen Alkmaar en Aruba, en eindelijk de voltooijing van zes stoom-kanonneerbooten bij particulieren, waarvoor f 250,000 meer noodig is, dan daarvoor op de begrooting van 1874 is uitgetrokken. Daarenboven worden de uitgaven vermeerderd door versehillende noodzakelijke werken van buitengewonen aard, zooals de oprigting van vaste kappen voor het gepantserd materiëel te Hellevoetsluis, de herstelling van het door brand vernielde ijzermagazijn te Amster dam, den aanbouw van werk-, steenkolen- en machineloodsen enz. Ofschoon het artillerie-materiëel van de marine te Atsjin zeer goed heeft voldaan, moet toch de wapening van de schepen en vaartuigen van oorlog meer in overeenstemming worden gebragt met de eischen van den tijd. Dit brengt de noodzakelijkheid mede van de aanschaffing van nieuw geschut en toebehooren, waaraan geleidelijk wordt gevolg gegeven. Het actieve personeel der zeemagt is voor het jaar 1875 geraamd op 5571 koppen, uitmakende de bemanning van 44 schepen. Onder dat aantal bodems zijn niet gerekend de diensdoende wachtschepen te Rotterdam en te Vlissingen en de kleine oefeningsvaartuigen en kanonneerbooten voor verschillende diensten bestemd, aangezien deze worden bemand door detachementen van de andere wacht schepen. Ook is onder het getal koppen niet begrepen de zeemilitie, 600 man sterk, die gedurende een gedeelte des jaars in dienst is en geoefend wordt. Het voornemen bestaat de gepantserde schepen gedurende de wintermaanden buiten dienst te stelllen en gedurende de zomer maanden in grooter getale, dan tot nu toe geschiedde, in dienst te houden, ten einde ook gecombineerde manoeuvres te verrigten en meerdere gelegenheid te geven tot oefening der zeemilitie. Het vaste personeel, dat gedurende de zomermaanden op die schepen geoefend wordt, zal dan gedurende de wintermaanden op de voor oefenings- en kruistogten in open zee bestemde schepen dienst kunnen doen. Het detachement mariniers, sterk 300 man, bij gelegenheid der 2de expeditie van Atsjin uitgezonden, blijft op verzoek der Indische regering voorloopig nog in Indië, ter versterking van het leger aldaar. Van de ligting van 1873 heeft zich voor de zeemilitie aangemeld een getal van 1588 personen, van welke werkelijk opgekomen en ingelijfd zijn 600. Van de ligting van 1874 hebben zich, na aftrek van hen die huiten oproeping blijven, 1605 personen voor de zeemilitie aangemeld, van welke krachtens de wet 600 zijn toegelaten. Bij art 94 van Hoefdstuk V der staatsbegrooting voor 1873 is eene som van f 150,000 toegestaan als bijdrage in het tekort der uitgaven voor zeewering en oevervoorziening van de calamiteuse polders in de provincie Zeeland. Volgens de werkelijke uitgaven bedraagt het tekort over dat dienstjaar f 266,814.03.1, waarvan twee derde of f 177,876.021 ten laste van het rijk komt; het artikel moet dus met f 27.876.02J worden verhoogd, en te dien einde is aan de Kamer een wetsontwerp ingediend tot wijziging van Hoofdstuk V der begrooting van 1873. Hoofdstuk VIII (Departement van Oorlog) f 22,036,000 tegen f 17,197,267 voor 1874. Onder de vermeerdering van het eindcijfer zijn volgens de memorie van toelichting aanzienlijke sommen voor buitengewone dus afloopende uitgaven begrepen, zooalsvoor de regeling en voltooijing van het vestingstelsel f 4,000,000.00, voor aan schaffing van zwaar- en vestinggeschut f 974,400.00, voor nieuwe geweren f 529,500.00, voor patroonhulzen f150,000.00, voorlaatste termijnen van nieuw gebouwd wordende kazernen, infirmeriën en stallen f 195,000.00, voor verbetering van kazernement, stallen, hospitalen, enz. f 650,000.00, te zamen f 6,498,900.00. Trekt men deze som van het eindcijfer af, dan bepalen de gewone uit gaven zich tot een bedrag van f 15,537,100.00. Op het voetspoor van hetgeen bij de ten uitvoerlegging der wet tot aanleg der spoorwegen plaats heeft gehad, namelijk om het daartoe noodige bij een afzonderlijke begrooting aan te vragen, wenscht de regering dit ook te bewerkstelligen bij de; aanvrage van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 2